Historisch Archief 1877-1940
s?^.
K'. 14f4
DE AMSTERDAMMER
A°. 1906.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
VOOR NEDEKMM)
O zi cL e r redLsLoti© -v-ain. J". 33 E ICO O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . . . . ' . / 1.50, fr. p. post f I.ü5
Voor Indiëper jaar . . . - . mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . ?. . 0.12'/«
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuchies tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 11 Februari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel .?0.40
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
.& INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Neder
land en de Mogendheden. Sociale recht
spraak. Vergadering van afgevaardigden
van''de Kamers van Koophandel, door C. de
Vries. FEUILLETON: Zijn lordschap.
Naar het En gelach, Van W. W. Jacobs, I.
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
BurgermenBchen, "door Frans Coenen, beoordeeld
door G. van Hulzen. Götz Krafft, van
Edward Stilgebauer, III, beoordeeld door J.
Brouwer. VOOR DAMES: Nieuwere litte
ratuur op hét gebied der fraaie handwerken,
door Johanna W. A. Naber. INGEZON
DEN. ALLERLEI, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Mr. M.
J. Pjjnappel, f> (met portret), door mr. J. A.
Levy. Een aanstaande gedenkdag in Het
Nut", (met portret en af b.), door S. Kalff.
D'Algeciras, door H. G Ibels.
Kunstverkooping C. F. Roos & Co., Amsterdam, (met
afb.). Het Nachtwacht"-kader, door S.
Kalff. Tent.-Laren-Kunsthandel-Pulchri,
Den Haag, door Plasschaert. J. D. Ha. de
la Fuente, (met portr.), door Ant. Averkamp.
Mevrouw Sitnons-Mees, doorRud. Feenstra.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO
NIEK, door, D. Stigter. Filosofo-fideele
beschouwingen, van prof, Hans Nar
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. A
VERTENTIEN.
milliiiiiiiiiiMiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiimii i minimum
.Nederland en de Mogendheden.
Zelden beleefde Nederland een tijd,
waarin het geruster zich kon gevoelen
met het oog op de naaste toekomst.
Sedert Duitschland zoo goed als alleen
staat, en Frankrijk een soort van bond
genootschap met Rusland en een entente
? met Engeland heeft verkregen, kan er tot
vrees voor een oorlog tusschen Duitschland
en Frankrijk moeilijk grond bestaan.
?Frankrijk ia er maar al te zeer van over
tuigd, dat het, ondanks allerlei
toeschietelijkhedén van zijn twee vrienden, kans
zou loopen in een nieuwen oorlog met
Duitschland verpletterd te worden, en
Duitschland in zijn isolement kan tot
zulk. een oorlog niet het initiatief nemen,
omdat het toch de vraag is, welke poli
tieke gebeurtenissen zulk een krijgte voor
schijn zou roepen.
0 A'an een oorlog tusschen Engeland en
Frankrijk aan de eene zijde en Duitsch
land aan de andere, valt evenmin te
denken. Zulk een wederzijdsche vernie
tiging van sociale en economische be
langen durven de drie mogendheden niet
aan. Wel klettert Wilhelm, in zijn onaan
genaam gevoel van verlatenheid, graag
met den degen en lijkt hij bij wijlen op
een krater waar de damp uitslaat; maar
zijn Duitsehers laten zich daardoor niet
opwinden of van de wijs brengen
trouwens'wie begrijpt niet, dat; al deze
drukte '"ènvo'tidig gemaakt wordt, om
zóó mogetijk het respect bij de buiten
wacht er in te houden en te versterken?
Wat Frankrijk betreft, men weet hoe
het Delcasséin zijn hemd heeft laten
staan, toen hij, naar men zegt maar
wat door Engeland ontkend wordt
een oorlogsplannetje met den
Europeeschen nabuur had ontworpen, en eer John
Buil tegen Michel het met de wapenen
opneemt, zullen er nog wel tientallen
yan jaren verloopen. Zijn practische zin
is bekend.
Daarom, hoe veel oorlog we voorloopig
op het papier nog beleen en dat kan
bij den rethorischen aanleg van keizer Wil
helm en bij de onvriendelijkheid tusschen
Engelschen en Duitschers en tusschen
Duitschers en Franschen heel wat zijn!
wij, Nederlanders, zitten, dunkt ons, in
Abrahams schoot.
> -Het gevaar dat Nederland steeds
duchtte, kwam van Duitsche zijde. Men
begreep, ook al zou geen enkele
Duitseher hei hebben * gezegd, dat Duitsch
land teetirig moest zijn ons land tot
een d^Tipn zijn rijk te,maken. Daar
over te flïdeneeren, het schijnt ons neusch
de moeite niet waard. Men behoeft de
kaart slechts te zien, qm te beseffen, dat die
begeerte niet k&jtplf kan uitblijven. Maat
schappelijke, stea&uishoudkundige, han
dels- en defensie-belaagen, alles wijst in
deze richting. Maar begöehsn is nog iets
aöders dan in staat sofin te verkregen,
en bij het béstaan'd Europeesch even
wicht, zoo lang Frankrijk niet ten tweede
male tot onmacht wordt geslagen, kan er
ajin een min of meer krachtig optreden
om het bezit van Nederland een
voorwaardelijk of onvoorwaardelijk bezit
niet gedacht wórden. Eer Duitschland
zou kunnen komen tot wat het niet anders
achten kan dan de afronding van zijn
rijk ten Westen, door de aanhechting van
Nederland aan zijn grondgebied, zullen
Engeland en Frankrijk weder gescheiden
moeten zijn en Frankrijk teruggebracht
tot een staat, die, ook in troebele tijden,
geen aan val. ter herovering van Elzasen
Lotharingen kan wagen: Zoolang dus de
goede verhouding tusschen Engeland en
Frankrijk blijft voortduren, heeft men,
meenen wij,'niet alleen geen grooten
WestEuropeeschen oorlog te duchten, maar
behoeven de lage landen, Belgiëen Neder
land, zich niet al te druk te maken over
en zich uit te putten voor hun defensie.
Intusschen, juist nu, door de
samenstemming van Engeland en Frankrijk,
voor beiden een gevolg van belangen,
die niet gemakkelijk zich wijzigen zullen,
de toestand voor Nederland gunstiger is
geworden, in zooverre er voor een aanval
door Duitschland op onze onafhankelijk
heid minder dan ooit gevaar bestaat,
wordt van militairistische zijde op sterker
wapening aangedrongen, als stonden wij
aan den vooravond van een geweldigen
krijg. En deze alarm-roepers hebben
daarbij het voorrecht zich. te mogen zien
aangevuurd door buitenlandsche militaire
schrijvers, die zich in het bijzonder inte
resseeren veor Nederlands onafhankelijk
bestaan. Nu eens komt de belangstelling
van Duitsche zijde, dan weer van den
Engelschen kant. En zeer begrijpelijk
deze zorg voor ons welzijn bij een militair,
hij zij Duitscher of Engelschman;
immers hoe zou men een echt
?krijgskundige" kunnen zijn, zonder zich een
heuschen oorlog van Engeland en Frank
rijk met Duitschland voor te stellen en
dan daarbij te denken : wat zou het goed
zijn,als wij daarbij op Nederlanden Belgi
konden rekenen. Zoo hooren wij dan ook
telkens weer het vermaan van deze
oorlogsplannenmakers; mijn lieve Neder
landers, bouwt toch uw vloot en ver
dubbelt de sterkte van uw leger; een
raad, die in geldeijfers omgezet, niet
anders luiden kan dan: voer uw
defensiekosten van plm. 40 millioen tot 50 a (50
millioen op; een bedrag, dat geen enkel
buitenlandsch militairist en ook waar
schijnlijk geen enkel Nederlandsen mili
tairist exorbitant mag vinden. De laatste
vriendelijke aansporing in dien geest,
met veel zoets daarbij, aan ons gegeven,
kwam nu eens van Engelschen kant, en
werd ons aangeboden door geen mindere
capaciteit dan de militaire medewerker
van de Londenscho Times. De korte zin
van het lange verhaal was als volgt:
Duitschland heeft behoefte aan de
Hollandschc havens en de lage landen aan de
Noordzee; de schrijver beroept zich voor
die verzekering op Grervinus, Treitschke,
Eanke en Arndt. Engeland echter zal
nooit kunnen dulden, dat deze zeestelling
van de Schelde tot Tessel in Duitsche
handen komt, en daarom moet Nederland
zich zoo krachtig mogelijk wapenen, zijn
plicht tegenover zichzelf en Europa
niet tegenover Engeland maar tegenover
Europa! zich bewust zijn, en dan wordt
daar verder zoo iets van een verbond
met Engeland, Frankrijk en. Belgiëge
richt tegen Duitschland in het vooruit
zicht gesteld.
Dat wij ons hier te lande niet door
deze Duitsche en Engelsehe
politiekemilitaire kout beangstigen laten, is ver
klaarbaar genoeg. Eigenlijk strekt zij ons
eer tot kalmeering. Want wij lezen er
slechts een bevestiging in van onze
overigens reeds; voldoend gewaarborgde
overtuiging, dat er yan een aanval van
Duitschland voorloopig geen sprake kan
zijn. Zulk een moorddadigen oorlog als
Duitschlaad zou moeten voeren, om
Frankrijk en Engeland te samen te
fnuiken en ons land te veroveren, voert
het, bij de eenheid der maatschappelijke en
staathuishoudkundige belangen, en bij de
steeds wassende kracht van een bewust
proletariaat, niet meer.
Dit gevoel yan gerustheid ontheft ons
echter geenszins van den plicht, ons in
te richten tot een behoorlijke voorbe
reiding ter handhaving onzer neutraliteit,
-?doch deze dan ook'niet geregeld naar
de fantasieën van buitenlandsche
krijgskundigen, die óns zouden willen verlokken,
ook waar er geen gevaar dreigt, ons te
binden ten voordeele van eenige partij.
Al zyn de omstandigheden, waaronder
wij thans leven volstrekt niet van dien
aard, dat zij ons tot haast zo uden, roe pen,
niemand kan de toekomst voorspellen,
de meest onverwachte wijzigingen kunnen
zich' onder de machtsverhoudingen voor
doen en niemand zal de verantwoorde
lijkheid willen dragen, van niet voor de
mogelijke verdediging van 'slands nafi
hankelijkheid te hebben zorg gedragen.
Maar die zorg kenmerke zich niet door
zenuwachtigheid, leide niet tot het toe
staan van overdreven d. i. militairis
tische eisehen, en make ons niet blind
voor de noodzakelijkheid van ons defensie
budget in overeenstemming te brengen
met ons financieel vermogen, in ver
band met de schromelijk verwaarloosde
schreeuwende behoeften op zoo velerlei
staats-, gemeentelijk en maatschappelijk
terrein. De bezuiniging op
defensieuitgaven kon moeilijk een beter tijdstip
treffen dan het huidige, om te worden
doorgevoerd.
De man van de Times herinnert ons aan
het woord van Kolonel Muller, hoofd van
het militaire departement te Bern, dat
Zwitserland op ernstige gebeurtenissen
is voorbereid, en schrijft dan dat een
land met een leger van 300.000 man en 850
vuurmonden niet te minachten is. Nu, zulk
een land zou ook Nederland kunnen zijn,
indien het niet, naar allerlei elkander
te niet doende theorieën en opvattingen,
zijn geld vermorst had aan vloot, leger,
fortificaties enz., zijn geld, meer dan
tweemaal het bedrag per hoofd, dat Zwit
serland aan zijn verdediging' ten koste
legt.
Wij hebben er reeds meer op gewezen,
dat de allernoodigste hervorming ? wil
len wij tot een vermindering van
oorlogskosten, welke iets beteekent, komen,
moet zijn opheffing der vloot. Wat toch
wil men met een vlootje verrichten zelfs
in het o.i. voorloopig ondenkbaar geval,
dat er een oorlog zou uitbreken van
Engeland en Frankrijk tegen Duitsch
land ? Gelooft iemand, dat waar de vloten
der bondgenooten toch zeker die van
Duitschland twee- drie-maal in sterkte
zouden overtreffen, dit laatste met zijn
schepen onze havens zou trachten te
nemen, of dat, zoo Engeland en Frankrijk
het noodig mochten achten onze havens
te blokkeeren, ons vlootje daartegen iets
zou vermogen?
Maar in dit o.k ? voorloopig ondenk
baar geval zou Nederland tot handhaving
zijner onzijdigheid sterk zijn, indien het,
zonder vloot en zonder stelling-Amster
dam, beschikken kon over een goed voor
bereide kustverdediging en een leger als
het Zwitsersche, bij een indeeling en
mobilisatie naar de eisehen van zijn taak
geregeld. Geen nabootsing van een vloot
een weelde die wij ons niet kunnen
veroorloven maar een goed leger
alleen, dat, niet in slaafsche navolging,
doch in den geest van het Zwitsersche
ingericht, grooter en toch minder kost
baar dan ons tegenwoordig leger kan
zijn, vermag in .vele gevallen het vader
land dienst te bewijzen, al missen wij dan
ook een belangrijk deel van de militai
ristische parade.
Het deed ons genoegen bij het Eerste
Kamerdebat althans iets te vernemen,
wat bewijst hoe de vloot-verheerlijking,
bij ons zoo mheemscb, reeds een weinig
van haar gloed begint te verliezen. De
heer v. Löben Sels pleitte voor inkrim
ping" van de vloot hier te lande om
dan die voor Indiëmeer te versterken.
Wat ons betreft, het laatste achten wij
geenszins noodig. Sedert den afloop van den
Russisch-Japanschen oorlog, en het sluiten
van het Engelsch-Japansch verbond, be
staat er voorloopig niet het geringste
gevaar voor ons koloniaal bezit. Duitsch
land is ook hierdoor de handen gebonden,
en het krijgt die, mede omdat China een
weinig begint te ontwaken, niet gemak
kelijk vrij. Natuurlijk kunnen en zullen
er in Aziëevenals in Europa te
eenigertijd wijzigingen in de machtsverhoudingen
ontstaan, en zijn dan de gevaren voor
ons koloniaal bezit niet buitengesloten,
maar wat Nederland in dat geval met
een paar schepen meer tegenover den
eventueelen aanvaller zou kunnen doen,
zal, dunkt ons, ook den heer v. Löben
Sels niet duidelijk zij n. Wel mochten wij
vernemen, dat in den thans geëindigden
oorlog ons eskader zijn taak naar eisch
had vervuld maar, nietwaar, die taak
was niet zoo bijster zwaar uit krijgs
kundig oogpunt; er werd geen schot
gelost. Wat er van die taak terecht zou
zijn gekomen1, indien het door Rusland
of Japan tot handelen ware gedwongen,
zal zelfs de Minister niet weten. Hoe
dit zij echter, dat de heer v. Löben
Sels tot inkrimping van onze vloot advi
seert getuigt van het opkomen eener
verstandiger meening omtrent de
wenschelijkheid van het al of niet behouden eener
Nederlandsche vloot.
Waar Nederland er zich in verheugen
mag, dat door de scherpe tegenstelling
van Frankrijk en Engeland met Duitsch
land, zijn positie als zelfstandige mogend
heid nog gejuimen tijd verzekerd is,
bestaat er Behalve de plicht om, gelijk
eiken onaf hankelijken staat betaamt, zich
op redelijke wijs voor zijn neutralite
sverdediging te bekwamen, nog een andere
voor hem van niet minder gewicht; een
plicht die o.i. maar al te dikwijls is
geringgeschat. Hebben wij evenmin te denken
aan een bondgenootschap met Engeland en
Frankrijk als aan een met Duitschland
geplaatst als wij zijn tusschen twee
elkander vijandige machten, spreekt
het van zelf', dat wij ook in vredestijd een
staatkundige neutraliteit hebben te be
trachten, zóó strikt, dat zij links noch
rechts aanleiding tot ook maar de ge
ringste ontstemming kunne geven. Zoo
hebben wij indertijd ook reeds gepro
testeerd tegen de faciliteiten aan Duitsch
land verleend, om ons Indisch gebied te
gebruiken voor baar telegraaf maat
schappij; zoo zijn wij bij herhaling op
gekomen tegen aanbevelingen van post
en tol-unies met Duitschland; hebben
gewezen op het bedenkelijke van het
geval, dat Kuyper bij Wilhelm ging
lunchen, en wij een Vorstenhuis bezitten
zoo goed als uitsluitend met Duitsche
relaties; dat de Prins Gemaal zich ten
tweede male van een Duitsch particulier
secretaris voorzag; dat wij bij voorkeur
de behartiging onzer belangen, bij ont
stentenis van eigen gelastigde, aan
Duitschers opdragen, en zoo moest men
verleden jaar weder het hoofd schudden,
toen wij, bij een scherp geschil tusschen
Duitschland en Frankrijk, twee onzer
huiswaarts keerendeN schepen geheel
onnoodig Marokko zagen aandoen.
Wie wenscht niet een volkomen vriend
schappelijke verhouding tot Duitschland,
een nabuurschap zoo goed mogelijk;
maar waarom moet er in 't geheel
in die verhouding zich zoo vaak een
element mengen, dat in Frankrijk en
Engeland wantrouwen wekken kan ten op
zichte van onze staatkundige symphatie ?
En toch, men verliest dit zoo vaak uit
't oog, ook in regeeringskringen hebben
wij voor onze onafhankelijkheid, voor die
van 't moederland en van de koloniën,
niets van Duitschland te hopen, maar
leven, waarom 't niet eerlijk erkend ?
bij de gratie van Frankrijk's en
Engeland's jaloerschheid. Geen verbond,
geen entente, geen uitwisseling van
onnoodige vriendendiensten met Engeland
of Frankrijk is in ons belang, maar wél
eenzelfde houding tegenover deze beide
als tegenover Duitschland, omdat wij
maar al te goed weten, dat hun beider
vriendschap voor ons vooral niet minder
waard is, dan die van den Oranje-keizer
en de zijnen, die zoo nu en dan van
liefde voor ons vorstenhuis en volk
vergaan.
Sociale rechtspraak.
In ons Nr. van 28 Jan. deelden wij
volgend stukje uit het Kalh. Soc. Week
blad mee:
Voor de rechtbank te Amsterdam stond
de vorige week een boekhouder terecht die
gedurende twee jaren ongeveer ? 5000 had
verduisterd Het bleek dat hij dit geld had
gebruikt oia zijn ziekelijke oudera te onder
steunen
De verdediger, deze daad afkeurende, riep
de clementie der rechters in, daarbij wijzende
op deze drie feiten: ]. dat de beklaagde in
geen twee jaar gecontroleerd was; 2. dat
ongeveer ? 100,000 per jaar door des boek
houders handen ging, en 3. ^at hij slechts
een salaris had van ? 05 per maand.
Hierop viel de president, mr. baron van
Imhof, den verdediger in de rede en
,verklaarde volgens het verslag van het Han
delsblad den verdediger niet te willen be
perken in zijne verdediging, maar merkte
toch op, dat het niet in het belang vanden
bekl. kan zijn om in het openbaar af te geven
op den eersten getuige (zijn patroon) daar
ieder -patroon vrij is in het bepalen van het
loon en het iederen knecht vrijstaat om met
dat loon al of niet genoegen te nemen en
heen te gaan".
Men vraagt zii;h eenigszins angstig af, wat
er bij rechters, die nog zoo denken en a l s
rechter openlijk zóó spreken, terecht moet
komen van de sociale rechtspraak l
Hier spreekt wel 't anti-sociale van het
onvervalscht liberalisme zér duidelijk.
Toch hebben de sociaal- en
vrijzinnigdemocraten in 1905 met liefde op dergelijke
liberalen gestemd!"
? Wij maakten naar aanleiding daarvan
enkele opmerkingen, waarop in het Kath.
Soc. Weekblad van 3 Febr. j.l. wordt
geantwoord: '
Het blad valt echter over de laatste regelen
van ons stukje:
Hier spreekt wel 't anti-soclale van het
onvervalscht liberalisme zeer.duidelijk. Toch
hebben de aociaal- en vrijzinnig-democraten
in 1905 met liefde op dergelijke liberalen
gestemd".
Het voegt daaraan deze reprimande toe:
Hier, dunkt óng, daalt de heer Aalberse
zeer ver beneden het peil, waarop wy hem
ons gaarne denken. .
Als nu een Brabantsche boer, die gewoon
is een paar maal in de week zijn krantje te
lezen, tot zulke politico-nlosofische verzuch
tingen komt, nu ja, dan zeggen wij by" ons
zelf: kereltje, zoo'n soort van redeneering
past geheel bij je mate van keunis, en er
is niets tegen, dat je met je buren onder
een kom koffie er ook eens over praat;
maar .... Meester Aalberse, lid van de
Tweede Kamer, (oMd-)wethouder van Leiden,
hoofdredacteur van n Sociaal Weekblad,
die nu de houding aanneemt, als wist hij
niet, dat de verkiezingsstrijd geloopen had
over hetivóér of tegen van een calvinistisch
of theologisch bewind; dat geen enkele
socialist of vrijzinnig-democraat met liefde",
maar alleen noodgedrongen, een Manchester
man had gestemd; en die dan bovendien
den schijn aanneemt, als ware het
onvervalschte liberalisme" van Baron Van Imhoff
niet de ware sociale leer voor driekwart,
of zeven achtste of negen tiende van de
katholieken zelf. Foei!"
Wij voelen ons niet zóó schuldig, als na
zoo felle afstraffing wel te verwachten ware.
Immers, -voor onze lezers, itteraard
meer ontwikkelden was loch de uitdruk
king mét liefde'1 wel duidelijk als totaal
ironisch bedoeld. En Dd Amsterdammer blijkt
den juisten niet-ironischen zin ook wel gevat
te hebben, door er op te wijzen, dat het
allerminst met liefde" doch uit haat ge
schiedde.
Wy bedoelen niets anders te zeggen. Ook
ona en onzen lezers is het voldoende bekend,
dat er van liefde tusschen Vrijzinnig-demo
craten en Oud-liberalen geen sprake was
noch is.
Wat echter de draagwijdte onzer ironische
opmerking betreft, die ging eenigszins verder,
dan De Amsterdammer scheen te vermoeden.
Immers wij zien in het Liberalisme het
echte, zou Mr. Treub zeggen de groote
oorzaak der Sociale Quaestie.
' Dit :z\jn de Vrijzinnig-democraten ten volle
met ons eens.
Zij staan, evenals wij, niet op het stand
punt van de individualistisshe, maar op dat van
de organische leer, al verschilt ook hun or
ganische leer in enkele opz chten van de
onze: wij bestinnen met St. Thomas van
Aquino, zij eerst met Comte.
Welnu, in 't aangehaalde geval kwam nu '
weer een zér sterk uit het in praktijk anti
sociale van het on ver valschte individualisme,
dat de wijsgeerige onderlaag is van het Libe
ralisme.
Was het nu zoo'n crime, daarbij ter
loops en kort in een ironisch zinnetje
even te .wijzen, op het monsterachtige" van
het verbond" tusschen Vrijzinnige en Oud
liberalen ?
Op n punt vergist De Amsterdammer
zich zeer bepaald, n.l. wanneer zij meent,
dat het onvervalscht" liberalisme nog voor
drie kwart de leer van de huidige katho
lieken zijn zou.
Zou De Amsterdammer, uit uitlatingen van
de laatste tien jaren, van onverdach ie katho
lieken afkomstig, kunnen bewijzen, dat dit
zoo is ?
Dat er door sommige (echter volstrekt niet
de meeste) katholieke patroons nog zóó ge
redeneerd wordt als deze Amsterdamsche
Eechter sprak, wij moeten het tot onzen
spijt toegeven.
Maar wij kennen in ons land geen enkel
katholiek blad, waarvan de redactie er aan
denken zou, deze uitspraak van baron van
Imhoff te onderschrijven. En van geen enkel,
te dezer zake competent, katholiek schrijver
der laatste tien jaren, herinneren wij ons
zoodanige zegswijze. Alleen in een tweetal
brochures van katholieke fabrikanten kan
men iets in die richting vinden. Doch zér
algemeen is daar dan ook onze katholieke
pers met kracht tegen opgekome0.
Neen, zelfs het economische liberalisme is,
Goddank, onder de onzen als beginsel een
overwonnen standpunt.
Waar enkele uitzonderingen d«zen regel
bevestigen, gaat het toch niet aan, om te
zeggen, dat die uitzonderingen nu % der
katholieken achter zich hebben.
Iets anders is dit, dat op 't gebied der
Staatsinmenging niet alle katholieken even
ver plegen te gaan.
Maar is tegen de Wetsontwerpen Kuyper
Loeff (Arbeidswet, Ziekteverzekering, Uit
breiding Ongevallenverzekering, Arbeidscon
tract, enz.) van katholieke zijde eenigszins
algemeene oppositie gekomen ?
Het tegendeel is waar.
Maar waar haalt dan De Amsterdammer
dat %, of %, ja zelfs 'J/io van de katho
lieken vandaan, die thans nog het onver
valscht liberalisme" op sociaal gebied hul
digen?
Mr. A.
Wij nemen gaarne aan dat Mr. Aal
berse de bedoeling heeft gehad zich
ironiesch uittedrukken ... maar in dit
geval ontbreekt er aan den zm* iets.
Het woordje toch" weerhield ons aan
ironie te denken. Immers bedoelde de
Ifeer Aalberse" te schrijven toch hebben
'Aft sociaal- en vrijzinnig-democraten in
t£Q5 met li^Se; ironisch, gelijk met
?weerzin', nooafaedrongen op dergelijke
liberalen gestemd, dan begrijpen wij
heelemaal niets van dtó toch", waarmee
de zin aanvangt en allerminst iets van
het doel, waarmee deze opmerking werd
gemaakt. Dat stemmen met weerzin,
noodgedrongen, was immers de meest
natuurlijke zaak ter wereld.
Waa het nu zoo'n crime, daarbij
ter