De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 18 februari pagina 1

18 februari 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1495 A VOOB NEDEBLAND Om. d. e r r e d. actie van. CT. IDE IC O O, Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAKENDOEF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No- 124). Abonnement per 3 maanden ., . » . . .. f 1.50, fr. p. post f l. Voor Indiëper jaar ? ? ? » » mail JO. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . , 0.121/» .Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag-18 Februari. Advertentiën van 1?5 regels f 1,85, elke regel meer. . . . ,. . f 0.25 Reclames per regel . . . . , ...... 0.40 Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen 3oor de firma KUDOLF MOSSËte Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. Dit nummer bevat twee bijvoegsels. ininiiiiintiiiiiuiMHiniiiiiiMiiininMiiMiiMHiiiHiiiiiiiiiiiiiiitiiMiiiiirv , / LNJEIOUD: .r YASVERKEEN VAN'NABIJ : Nederland «n /de Mogendheden. -?' Het bedanken van de1 pruktizijns b(j het Hooge Militaire Ge rechtshof, door A. SOCIALE AANGELE GENHEDEN: Een noodkreet uit Vlaardingen, door S. FEUILLETON: Zijn lordschap. Naar het Engelsen, van W. W. Jacobs, II, <8lot). KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Prof. dr. W. A. Freund's verzameling sehildeqjen van oude en van enkele jonge mees ters.-'-^ De familie Alberdingk Thijm, I. Het Griekgch van sommige philologen, door <lr. H. G. Maller. Door het land van Columbus, door dr. H. P. N. Muller, beoord. door A. E. M. S. teLaer. School en leven, door R. P. J. Tutein Noltbenius, beoordeeld door dr. Vitus Brttinsma. Opvoering door en voor kinderen, door Vrouwke. ALLERLEI, door Caprice. Oude téekënkunst, (met afb.). Een nieuwe Rembrandt, doer W. Steenhofl'. Tentoonstelling der vereeniging Voor de Kunst", te Utrecht. Het teekenonderwijs op dwaalwegen, door F. de Graaf. L'ultime Confession, door H. G. Ibels. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN. DAM'RUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. Nederland en de Mogendheden. Toen wij het artikel Nederland en de Mogendheden voor ons nummer van 11 Febr. j.l. schreven, en aandrongen pp een politiek van strikte onzijdigheid, waar wij tusschen Engeland en Frankrijk aan de eene zijde en Duitschland aan de andere .zijde staan, hebben wij de Conferentie te Algeciras niet genoemd, vertrouwende, dat de Nederlandsche Regeering te haren opzichte zou han delen gelijk bij de begrootings-debatten . was aangegeven. Dit vertrouwen is tot dusver niet .be schaamd. Intusschen is het opmerkelijk, dat de Regeering het toch noodig geacht heeft, het volgende communiquéaan de bladen te zenden: In sommige buitenlandsche bladen wordt de veronderstelling geuit, dat Nederland ter Marokko-eonferentie met Duitschland zal medegaan. Dergelijke mededeelingen, waar van wij de beteekenis in het midden willen laten, kunnen verkeerde voorstellingen doen postvatten. Wij ineenen daarom de op zich aelve overbodige opmerking niet te moeten achterwege laten, dat neg onlangs bij de begrootings-discussie in het Nederlandseh parlement de lijnen der buitenlandsche poli tiek van Nederland duidelijk zijn aangegeven, Aan hare beginselen getrouw, zal de Nederlandgche regeering er zeker niet aan denken bare gedragslijn te laten bepalen door eenige met de groote politiek verband houdende overweging. Het standpunt van Xederland als handelsmogendheid, die trouwens inden Noordwesthoek van Afrika geene bijzondere belangen heeft, wordt van zelf bepaald door bet feit zijner mede-onderteekening van het verdrag van Madrid. De Nederlandsche regeeringv zal echter natuurlijk bereid zijn om, met handhaving der uit dit verdrag voortvloeiende rechten, te doen wat zij ver mag in het belang der eenstemmigheid ter conferentie". Dit officieus,, zoo niet officieel com muniqué, gelijk het blijkbaar van regeeringszijde gepubliceerde démenti in de Matin, is dus een gevolg van de mee ning, die men in het buitenland zich omtrent de Nederlandsche politiek ge vormd heeft. En dat men daar moeilijk aan eene andere dan eene partijdige, voor Duiteche belangen gunstige politiek, kon denken, wij stelden dit in ons vorig nummer in het licht. Hebben wij evenmin te denken aan een bondgenootschap met Engeland en Frankrijk als aan een met Duitschland geplaatst als wij zijn tusschen twee eikander vijandige machten, het, spreekt van zelf, dat wij ook in vredestijd een staatkundige neutrali teit hebben te betrachten, zóó strikt, dat zij links Oftoch rechts aanleiding tot ook maar de geringste ontstemming kunne geven. Zoo hebben wij indertijd ook reeds geprotesteerd tegen de faciliteiten aan Duitschland ver leend, om ons Indisch gebied te gebruiken voor haar telegraafmaatschappij; zoo zijn wy büherhaling opgekomen tegen aanbe velingen van post- en tol-unies met Duitschland; hebben gewezen op het bedenkelijke van het geval, -dat Küyper bij Wilhelm ging lunchen, en wij een Vorstenhuis bezitten zoo góéd als uitsluitend met Duitsche relaties; dat de Prins Gemaal zich ten tweede male van een Duitech jïftrticulier-secretaris voor zag; dat w$ mj ypereeur de behartiging onzer belangen, bij ontstentenis van eigen gelastigde, aan Dnitschers opdragen, en zoo moest men verleden jaar weder het hoofd schudden, toen wij, Mj een scherp geschil tusschen Duitschland en Frankrijk, twee onzer huis waarts keerende schepen geheel onnoodig Marokko zagen aandoen. Wie wenscht niet een volkomen vriend schappelijke verhouding tot Duitschland, een nabuurscbap zoo goed mogelijk ; maar waar om moet er in 't geheel in die verhouding zich zoo vaak een element mengen, dat in Frankrijk en Engeland wantrouwen wekken kan ten opzichte van on ze staatkundige symphatie 1 En toch, men verliest dit zoo vaak uit 't oog, ook in regeeringskringen hebben wij voor onze onafhankelijkheid, voor die van 't moederland en van de kolo niën, niets van Duitschland te hopen, maar leven, waarom 't niet eerlijk erkend ? bij de gratie van Frankrijk's en Engeland's jaloerschheid. Geen verbond, geen entente, geen uit wisseling van onnoodige vriendendiensten met Engeland of Frankrijk is in ons belang, maar wél eenzelfde houding tegenover deze beide als tegenover Duitschland, omdat wij maar al te goed weten, dat hun beider vriend schap voor ons vooral niet mi ader waard is, dan die van den Oranje-keizer eri de zynen, die zoo nu en dan van liefde voor ons vor stenhuis en volk vergaan. Wij hebben hier nu slechts aan toe te voegen, dat de noodzakelijkheid om het bovenvermeld communiquéuit te vaar digen, eenvoudig een gevolg is van de onoordeelkundige, wij zouden haast mogen zeggen, ran de luchthartige en lichtzin nige wijze, waarop men ten aanschouwe en ten aanhoore van het argwanend Europa, maar al te dikwijls spreekt en handelt, als stonden wij tot Duitschland in een veel nauwere betrekking dan tot de aan Duitschland min of meer vijan dige machten, tot Engeland en Frankrijk. Dat hieraan een einde behoort te ko men, wie ziet het niet in ? En hoe zal daar een einde aan komen, indien de volksvertegenwoordiging en de pers niet telkens toonen, dat zij genoeg hebben van het idiote streven om, voor het be houd van vaderland en koloniën!, steun te zoeken juist bij het voor beide ge vaarlijkste Rijk ? Drongen wij aan op een staatkundige neutraliteit, ook in vredestijd, zóó strikt, dat zij links noch rechts aanleiding tot ook maar de geringste ontstemming kunne geven, het deed ons genoegen, dit maal ook het Handelsblad aan onze zijde te vinden, waar het te Algeciras een vol strekte onzijdigheid in acht genomen wenscht te zien, zoodat, hoe ook de loop der zaken moge zijn, niemand tegenover Nederland ooit daarover eenige ontstem ming zou kunnen toonen." Wellicht werd daardoor mede de stoot gegeven tot het op stellen van het communiqué, dat de strek king heeft buitenlandsche bladen te weer spreken. Hoe gelukkig echter zou het zijn, dat door een steeds correcte houding van Regeering, volksvertegenwoordiging en pers de verdenking in het buitenland werd te niet gedaan, waarouder wij thans als kleine natie leven. Het Manken van ftepkWoöiietHooie Militaire Gerecntshof. De militaire reehtsspraak doorleeft een eigenaardige phase. Terwijl eon verbetering der meer dan verouderde militaire rechts pleging lange jaren met toenemend onge duld wordt verwacht; een wetsontwerp tot het wegnemen der meest in 't oog vallende gebreken reeds werd ingediend: en het gerechtshof zelf niet schroomt, in de oude wetsartikelen uitdrukking te zoeken van moderne beginselen, die er zeker niet aan ten grondslag hebben gelegen, ontvalt plot seling aan de justiciabelen het eerste der hun toegekende rechten: het recht tot het hebben van een deskundig, rechtsgeleerd verdediger bij de behandeling van hunne zaak voor het Hof. Of liever : dat recht behouden zij; maar zij kunnen het niet meer uitoefenen, daar alle bij het Hof inge schreven praktizijns weinige dagen geleden hun ontslag hebben genomen. Bij de krijgsraden zal bij de wetswijziging aan de verdediging een plaats worden ge geven, gelijk aan die bij het burgerlijk strafproces; maar bij het hooge militaire gerechtshof, waar de wet reeds een verde diger toelaat, zal het voortaan onmogelijk zijn, er gebruik van te maken door gebrek aan geadmitteerde praktizijns. Wat kan de rechtsgeleerde heeren bewo gen hebben tot zulk een daad, welke mis schien door velen in strijd zal worden geacht met de hooge roeping van de balie P Tot juiste waardeering van hunne han deling honde men in 't oog, dat de meesten hunner steeds jaren lang de belangen van de voor het Hof terechtstaanden bijna zonder uitzondering pro deo hebben behar tigd ;" dat zij dikwijls onkosten maakten, die hunjiooit werden vergoed en dat zij zich op een gebied bevonden, waarvoor een bij zondere studie yereischt wordt. Deze on baatzuchtige wijding van hunne krachten geeft aanspraak op waardeering, niet alleen van de zijde hunner cliënten zelf, doch ook van allen, die onderworpen zijn- aan de militaire strafwet; dat wil zeggen aan allen, die niet om bijzondere redenen van den militairen dienst, worden vrijgesteld. Men kan in werkelijkheid van de militaire strafwetten zeggen, dat ze in al hare ge strengheid téeeniger tjjd ons of de onzen zullen kunnen treffen, zoowel schuldigen als onschuldigen en dat het dus een staats belang is, dat het partijstandpunt 4et;,-b%.scbuldigdea in het militaire strafproces tot zijn recht kan komen. Dit belang wordt zoo goed als uitsluitend toevertrouwd aan de welwillendheid der Utrechtsche advocaten. Maar deze héft hare grenzen, 't Schijnt, dat de taak der geadmitteerde praktizijns langzamerhand zoo bezwarend is geworden, dat er voldoende aanleiding bestond, om een verzoekschrift aan de ministers van justitie, marine en oorlog in te dienen, waarbij zij van staats wege vergoeding verzochten voor de door hen bij het hooge militaire gerechtshof te bewijzen diensten. Dit gebeurde in Novembeivl905. Dat zij hierop "reen gunstige beschikking verkregen naar ftien zegt, zelfs geen antwoord moge geen verwondering wekken bij hen, die de gevolgen van zoodanigen maatregel als praecedent kunnen overzien, aan den anderen kant valt het niet te verwonderen, dat de heeren, na het weinig waardeerende, dat bij de behandeling der begrooting in de Eerste Kamer over deze aangelegenheid is gezegd, hun ontslag hebben genomen, het thans aan de bevoegde macht overlatende, hoe in deze zaak verder te voorzien. Dat do regeering nu toch door een ver goeding van staatswegen nieuwe inschrij vingen van advocaten zal uitlokken, is moeilijk aan te nemen. Doet zij dit niet, dan kan het Hof niet-in-de-rechten-gegradueerde, doch evenzeer onbezoldigde prak tizijns aanstellen. Doch waar moet men deze zoeken ? De oplossing is zeker moeilijk en vraagt des te meer de aandacht, nu men bij de voorgenomen wijzigingen in de militaire rechtspleging de nieuw in te voeren ver dediging voor de krijgsraden ook voor een deel aan de advocaten, die zich daartoe beschikbaar stellen, wil overlaten. Het ontslagnemsu delf. bij het Hof inge schreven advocaten maaföde voorspelling niet gewaagd, dat een goede rechtskundige verdediging in de militaire rechtspleging nog lang tot de vrome wenschen zal blijven behooren en overgelaten aan de weinige officieren, die zich daarmede zouden willen belasten, waartoe men de mogelijkheid bij de nieuwe regeling in het leven wil roepen. Wellicht zat bij hen de welwillendheid nog iets langer duren dan bij de advocaten, onuitputtelijk zal zij ook wel niet blijken te zijn ; geen chef zal zoo'n als praktizijn ingeschreven officier gaarne onder zijne bevelen hebben en hunne rechtsgeleerde kennis zal hen veelal in den steek laten. Hopen wij, dat een betere oplossing ge vonden worde. A. lllllllllllllllllllllllllllMIÏIIllllllllllllllMlllnlllItllHIIIIHIIIIIIIIIII Socialo, iMMiiiiimiiittimiiiimiiiiMiiiiitiiiimiHiiiiiiimiiHitiHtii Een löofltet nit Vlaanjingeu, Uit een klein hoekje van ons land, en wel uit een hoekje eener overigens zoo welvarende omgeving, is een noodkreet opge gaan, waarvoor wel even de aandacht ge vraagd mag worden. Wie per boot of' per spoor van Rotterdam naar den Hoek van Holland gaat, oi' beter nog per fiets, die komt het stadje Ylaardinsen voorbij of door. Wat een vooruitgang, wat een uiterlijken welstand, wat een tieur en uitbreiding doet zich daar voor aan ons oog- Vooral bij een vergelijking met een 10-tal jaren terug, doet zich dit treffend voor. Geheel nieuwe wijken zijn er opgetrokken, rondom het oude stadje zijn arbeiders- en burgerwijken verrezen, zelfs enkele fabrieken gebouwd. Welnu uit dat oude visschersstadjo, dat in haar geschiedenis al zoo enorm veel offers aan krachtige nienschenlevens heeft moeten brengen aan de bron van zijn be staan, de zee, is thans een noodkreet opge gaan van een 400 a 500 werklieden, middellijk bij de zeevaart betrokken, n.l. van de kuipers-gezellen. Het kuipersvak, het maken der vaten en vaatjes waarhi de haring wordt ver zonden, is voor Ylaardingen een historischgegroeid en -geworden vak. Vier a vijf honderd familiën voorzien daarmee tot nu toe in hun onderhoud. Al naar gelang de haringvangst meê-viel of tegen-viel was de arbeid drukker of slapper, maar steeds was er nog wel een redelijk loon mee te verdienen, waarmee deze, ietwat puriteinsche bevolking in haar onderhoud kon voorzien. Vlaardingen is grooter geworden. De visschersvloot en de kuiperijen zijn blijven bestaan, maar daaromheen hebben zich nieuwe industrieën ontwikkeld... Doch daar is de machine in het kuipersbedrijf gekomen! Tot vóór eenige jaren was de machine in het kuipersbedrijf onbe kend. Het was het aloude handwerk, dat geleerd werd van vader op zoon. De techniek heeft het echter zoover gebracht, dat de kleinere haringvaatjes machinaal ge maakt worden, met ontzaggelijke snelheid en juist deze kleinere vaatjes waren voor de helft de bron van inkomsten der werklieden! ? De gevolgen daarvan waren niet ^ scha delijk, zoolang gedurende de twee a drie vorige jaren, de haringvangst een ruin» beschot opleverde, en het met de verzending druk was. Waar er enorm veel vraag was naar tonnen, of fust", gelijk de technische uitdrukking luidt, konden de machinale kuiperijen met de handwerk-kuiperijen te samen redelijk in de behoefte voorzien. Maar sedert het vorige jaar de haringvangst weinig opleverde, is er misère in het kuipersbedrijf 'gqtomen, en ia de concurrentie zóó scherp geworden, dat er in dit uiterlijk welvarende stadjg een treurige toestand is ingetreden, die de Betrokkenen tot wanhopige pogingen brengt om daarin verlichting, verbetering te brengen. Dezer dagen werd door de werkgevers in het kuipersbedrijf een vergadering be legd, waar op de agenda als punt van behandeling was aangekondigd: is onze vaktoestand houdoaar? Zeker een veel zeggende vraag op eene vergadering van werk. .. .gevers! Als het zoo met de werkgevers gesteld is, hoe moet het dan wel gesteld zijn met de werklieden;* Een drietal, vereenigingen van kuipers gezellen, een neutrale, een katholieke en een protestantsche, hebben thans de handen ineen geslagen, en de zwarte vlag naar boven geheschen, waarop zij aan hun mede burgers hum nood-toestand klagen. Ze hebben een extra krant uitgegeven, gericht in het bijzonder tot de burgerij van Vlaardingen, maar in 't algemeen tot allen die belang stellen in maatschappelijke vraagstukken, en die willen weten, hce een groep nijvere, voorbeeldige, nette werklieden gesmoord wordt bijna, door sociale oorzaken. Door de slechte Opbrengst is de vraag naar fust" geringer geworden, daardoor werkeloosheid ontstaan, en een schrikbarende concurrentie om levensbrood tusschen de werklieden onderling losgebroken.,.. Sterke staaltjes van hoe de gezellen, door gebrek gedreven, in stilte naar de patroons gaan om het werk aan te nemen voor on redelijk lage prijzen, ver beneden de een maal bestaande en geaccepteerde tarieven, en van patroons die van zulk noodaanbod misbruik maken, worden medegedeeld. Een geval wordt medegedeeld van een patroon, die zijn volk, nadat ze 'n heele week gewerkt hadden, des Zaterdags niet kon uitbetalen. De patroon had ook geen hout en duigen meer, zoodat die werklieden bovendien des Zaterdags op straat stonden zonder brood! Als een voorbeeld wordt loon en werktijd van eenige personen medegedeeld. Op een werkplaats werd door het grootste deel van het personeel- gemiddeld 80 uur per week gewerKt, in die 80 uw werd ? 9.10 verdiend. Daarvan moest nog af: 15 cent voor koffiejpngen, 12 cent voor petroleum, 4 cent voor lijm en drevels, 5 cent slijtage voor gereed schap, te zamen 3fi cent. Zoodat overblijft ?8.74, dus nog geen 11 cent per uur! Naar dezen maatstaf kan men ook de anderen meten, terwijl aan voor een groot aantal nog werkeloosheid ieder oogenblik voor de deur staat. In n week werden er 49 werkloozen geteld! En dan te weten dat in de machinale kuiperij tal van kinderen ge bezigd worden! Bovendien moet aan dezen, veelal zwaren arbeid, van 6 uur 's ochtends tot 8 uur 's avonds, verricht worden in werkplaatsen, die dien naam moeilijk in onze dagen nog dragen kunnen. In allerlei hokken," aldus wordt er medegedeeld, ziet men ze staan. Ventilatie ontbreekt bijna overal, zoodat men den geheelen dag doorbrengt in een atmosfeer, die bedorven is door rook en stof. Goed drinkwater is in zeer vele ge vallen niet aanwezig, en waar een water leiding is, moet deze soms nog door het personeel zelf worden betaald. Kr zijn zelfs nog werkplaatsen, waar geen privaten zijn..." Inderdaad, een treurige toestard. De mededeeling in de noodkrant, dat de besturen dezer drie werklieden-vereenigin gen een onderhoud hebben gehad met Burg. en Weth., om dezen over den toestand te spre ken, herinnert ons aan ... de geschiedenis der Engelsche arbeidersklasse, onder de regee ring van koningin Elizabeth, toen óók de arbeiders, door honger gedreven, hulp vroe gen om te kunnen leven! Maar wat zullen B. en W. van Vlaardingen thans kunnen doen, oih te helpen, die arbeidsverhouding te verbeteren? Ik ben door persoonlijke kennismaking met deze werklieden, en door kennisname van hun smartelijke klacht, diep getroffen geworden. De werkgevers van Vlaardingen zijn thans in overleg getreden me.t het Ge meentebestuur, om gemeenschappelijk maat regelen te treffen om de arbeidersbevolking van Vlaardingen, voor zoover bij de kui perij betrokken, voor materieele inzinking te bewaren. Het eerst noodige daartoe is: het loon terug te brengen op het peil, dat althans redelijk de arbeiders in hun onder houd kunnen voorzien. Want zóó kan het toch niet gaan ! ia He Hoofdstad. Op het laatste abonnementsconcert in het Concertgebouw kwamen wederom een paar werken van Mozart ter uitvoering; n.l. de ouverture voor die Entfühtung aus dem Serail", het Larghetto nit het klarinetquintet en de Jupiter-symphonie. ; De ouverture was door Busoni van een eenigszina Oostersch tintje voorwen, dat haar niet misstond. Overigens is het goed voor zichtig te zijn met bewerkingen" van klas sieke stukken. Hebben Bach n Handel tn den regel nog een basso continuo," die door de componisten niet zelf uitgewerkt werd, zoodat de dirigent of een ander zaakkundige daarmede belast moet worden, de partituren van componisten na Bach en Handel zijn gewoonlijk geheel gereed voor een uitvoering, zoodat alsdan een bewerking allicht een ander beeld van de compositie geeft dan door den toondichter bedoeld is. Het werk pakte zeer en werd met brio gespeeld. In het langzame gedeelte van het klarinetquintet had de heer Brohm gelegenheid zij a schoonen toon en muzikaal gephraseerd spel te doen bewonderen. Het orchest gaf een mooien harmonischen achtergrond te hooren, tegenover de klarinet; misschien was het iets te bescheiden, zoodat het geheel meer deed denken aan een klarinet-solo met begeleiding, dan aan een quintet. De grootsche Jupitër-symphonie, zoo klaar van bouw, zoo grootsch van conceptie en toch zoo vervuld van echt Mozart'schen geest, gaf een waardig slot van het eerste deel. Xa de pauze speelde de aanvoerder van het Boheemsche strijkquartet, de heer Karel Hoffmann, een Fantasie voor viool en orchest van zijn collega Josef Suk. Reeds vroeger had deze voortreffelijke kunstenaar bewezen een niet gering compositietalent te bezitten. Ook in deze fantasie kwam dat duidelijk uit. De heer Suk heeft goed gedaan zijn stuk zóó te noemen. In een fantasie toch is men niet zoo gebonden aan den vorm als in een con cert of iets dergelijks. Als er in dezen Bohemer iets leeft van het Zigeunerras, dan heeft hij dit Slavische element in zijn compositie goed te pas gebracht. Aan melodieën van afwisselend karakter is het stuk zeer rijk; zoo zeifs, dat met het melodische materiaal zeer goed een stuk van veel grooter om vang had kunnen gevuld worden. Dank baar in den gewonen zin van het woord ia de fantasie niet; daar het orcbest zoo syinphonisch is behandeld dat het solo in strument niet uitsluitend de aandacht tot zich trekt. -1 De heer Hofl'mann heeft het echter op zeer schoone wijze gespeeld. Met zijn vurig temperament en grooten toon heeft hij het alle recht doen wedervaren. liet stuk, uiterst grillig van rhythmus, en daardoor zeer moeilijk te begeleiden, werd door den heer Mengelberg prauhtig gedirigeerd en door het orchest zeer slagvaardig vertolkt. Met een levendige reproductie van Dvorak's schoone Carnaval-ouverture werd het concert besloten. Velen zullen Zaterdag-avond 1.1. in twijfel hebben gestaan, waarheen hun schreden te richten; nasr de kamermuziek soiree of naar den lieder-avond van dr. Ludwig Wüllner. Gelukkig vonden beide uitvoeringen plaats in het Concertgebouw. In de kleine zaal werd een nieuw trio van B. Wol ff- Ferrari uitge voerd door de heeren Rüntgen, Flesch ea Mossel en in de groote zaal zongdr. Wüllner als noviteit een zevental liederen van Otto Vrieslander. Door een doelmatige plaatsing op het programma kon ik beide noviteiten hooren. Het trio van Wol/F-Ferrari is een zeer vriendelijk werk, van wel is waar geen diepen zin, maar van een gladde factuur en vloeiende melodiek. In de beide Allegro-deelen is aan de piano de voornaamste rol toebedeeld. Het Largo daarentegen heeft tot grondslag een melodie van elegisch karakter, die aan vankelijk in de violoncel en daarna in de viool optreedt en die opnieuw bewijst hoe gemakkelijk de componist schrijft. Bij het unisono dat dan ten slotte volgt, maakt de toondichter het zich wel wat gemakkelijk. Mooi is het slot van het finale, dat rustig en vredig uitklinkt. De liederen van Vrieslander er waren er vier van geestelijk e» drie van wereldlijk karakter bleken zeer steatmingsvolle lie deren te zijn, waarin de nai'eve geest uit des Knaben Wunderhorn" goed getroffen is. Wel is er met Vrieslander niet een man aan het woord, die nieuwe wegen opent, wel is zijn talent meer van eclectisc hen aard?af en toe scheen het n.l. of Brahms peet geweest was bij de geboorte van 's componisten geestes kinderen maar een zeer achtbaar en fijn talent mocht men in Vrieslander leeren kennen. Toch zou het mij niet verwonderen, indien de meerderheid van de toehoorders niet dadelijk onder den indruk gekomen is van deze liederen. En dan meen ik zulks te moe ten toeschreven aan de voordracht van 'den zanger, die deze liederen niet tot hun recht wist te doen. komen. Dr. Wüllner is ontegenzeggelijk een be gaafd kunstenaar. Hij is een persoon, hij recreëeit uit zich zei ven, hy heeft geen voor beeld noodig. Doch het gebied waarop zijn talent zich kan uiten is beperkt. Al wat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl