De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 25 februari pagina 1

25 februari 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

»«. 1496 DB AMSTERDAMHEB A°. 1906. WEMBLAD VOOR NEDEBLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. O n. der recLacti© -van. CT. JDDS ICO O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 '(Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f I.ü5 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capumics tegenover liet Grand Café, te Parijs. Zondag 25 Februari. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25 Reclames per regel . . 0.40 Annonces uit Duitsehland, Oostenryk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ : Zedelijk heid en concubinaat, door E. van Gendt. President Loubet en President Fallières, door H. W. Hollandsche Hypotheekbank, door C. Balgueri Guérin. FEUILLETON: Lotte uit den kolenkelder, naar het Duitsch, van J. K. Schnitzer. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. In memoriam, Pastoor Kaag, f, door Henri H. van Calfcer. VOOR DAMES: Een nieuw meifjesboek, door N. van Hichtum. INGEZONDEN. ALLERLEI, door. Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Oude en nieuwe kunst, (met af b.). Willem Doorenbos, -f, (met portret), door Elise Haighton. Dr. Doorenbos en de Gene ratie van 1880, door Frank van der Góes. Dr. Doorenboü' Plato-avonden, door Hel. Mercier. Verslag van de voordracht van dr. Doorenbos in Ons Huis". Portret van ? Heinrich Heine. Frits Bouwmeester, f, (met portret), door J. H. R. FINANCIEELE -EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Atelier Geo Poggenbeek, door W. Steenhoff. SCHETSJE: Londen, I. I>AMRUBRIEK. SCHAAKSPEL AD VERTENTIËN. Zedelijkheid en concubinaat. Vooral gedurende de jaren dat het ^afgetreden ministerie aan de Regeering vwas, werden bij haar herhaalde malen pogingen aangapend om tegen het in concubinaatleven van staats-ambtenaren, officieren en minderen, officieele verbodsbepalingen in het leven te roepen. Ben algemeene maatregel tot verbod bleef chter achterwege. ' Onzes inziens was dit zeer verstandig. ledere Regeering toch moet zich ont=> houden van het zoodanig optreden tegen een diep in de maatschappij ingeworteld gebruik, waarvan velen de ongeoorloofd heid niet inzien of genoeg beseffen, ter wijl bij voorbaat bekend is, dat zij het Biet in hare macht heeft daartegen, in alle gevallen, afdoende maatregelen te nemen. Van de vroegste tijden af heeft het in concubinaat leven ook in ons land be staan, en dat lang niet alleen onder de mindere klassen der bevolking. Een opmerkelijk verschijnsel mag het zelfs genoemd worden, dat bedoeld ge bruik in de hoogere standen meer en meer toeneemt. Vermoedelijk is dit een gevolg van de groote kosten, welke de inrichting en het onderhouden op chiquen voet van een huishouden tegenwoordig na zich slepen, en het zich meer en meer op doen van vrouwspersonen, die zich tot het in concubinaat leven leenen. Ook in de mindere standen in groote steden wordt er veel meer van gehoord dan vroeger. . Bij eene categorie van personen (pol derjongens) bestaat in sommige gedeelten van het land nog de gewoonte, dat zij, die wenschen te gaan samenwonen, over een haak (?puthaak" genaamd) springen. Daarmede wordt aan dat samenleven een meer of mindere officieele tint ge geven. Bij het leger hier te lande bestaat het gebruik nog. Het was bij de minderen vóór dat de thans bestaande vrijgevige bepalingen omtrent het huwen in het leven werden geroepen schering en inslag. Men noemde dat samenleven vice-getrouwd" zijn. Deze categorie van personen genoot geen enkel voorrecht, ook niet het recht om buiten de kazerne te mogen logeeren, doch het vice-ge trouwd" zijn werd den betrokken personen ook niet ten kwade geduid. Tegenover officieren, die in zoodanige positie verkeerden en tegenwoordig nog verkeeren, wordt wel eens opgetreden, ook daarin bestaande, dat hun een ander garnizoen wordt aangewezen. Trekt de vrouw dan toch mede, dan volgt opnieuw verplaatsing. Vaste regels bestaan hier omtrent volstrekt niet. De betrokken personen hangen in deze geheel af van de zienswijze op dit punt van hun onmiddelijken chef. Rechtvaardigheid wordt in deze dan ook niet betracht. Jlooggeplaatsten in eene of andere groote garnizoensplaats laat men ongemoeid, terwijl lageren in rang in kleine plaatsen ter zake last wordt bezorgd. Ambtenaren in staats- of anderen dienst hebben op dit punt in den regel vrij spel. Niettemin zijn ons ge vallen bekend waarop van hodger hand werd ingegrepen. Ook hier is van een stelsel geen sprakeZonder twijfel zou dit onderwerp niet zoo zeer de aandacht trekken, indien de vrouwen, dio hier in 't spel zijn, alle eenvoudig van aard waren en, evenals de ware huismoeders, maarzoo stilletjes hun gang gingen. Uit eigen aanschouwing hebben we gezinnen van in concubinaat levenden leeren kennen, waar noch de vrouw noch de man eenige aanstoot gaven en zoowel bij familie als bij kennissen gezien waren. Ze konden menig gehuwd geziri tot voor beeld strekken. Helaas waren we ook getuige, dat er een soort vrouwen, in den concubinaatstaat levende, bestaat, die aan het dege lijke publiek ergelijken aanstoot geeft. Dit soort behoort tot de prostituees. Zij kleeden zich opzichtig en doen hun best om de aandacht te trekken, wat hun dik wijls maar al te goed gelukt. In groote plaatsen als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, berokkent dit soort uit een zedelijkheidsoogpunt op het groote publiek weinig kwaad. Ze gaan in de groote menigte op. In kleine plaatsen en vooral in dorpen richten zulke wezens echter veel nadeel aan. Zij zijn de jongeren tot slecht voor beeld en geven aan de eenvoudige dorps bewoners groven aanstoot. Wanneer bij deze gevallen ambtenaren of militairen betrokken zijn, moest van hoogerhand ernstig worden ingegrepen. Onder deze omstandigheden wil het ons toeschijnen, dat er voor den Gou verneur Idenburg alleszins aanleiding bestond de volgende circulaire uit te vaardigen. Mag in het algemeen van ieder amb tenaar een eerbare levenswandel ver wacht worden, in het bijzonder klemt deze eisch voor hen, die door hun ambt meer in het bijzonder het Gouvernement vertegenwoordigen of die, min of meer zelfstandig met de leiding en het bestuur van takken van den openbaren dienst belast zijn. Ook in hun particulier leven behooren zij hunnen ondergeschikten ten voorbeeld te zijn; nimmer mag hun levenswandel voor zoover die onder de waarneming van het publiek valt, af breuk doen aan de achting die hun door de ingezetenen verschuldigd is en daar door schade toebrengen aan hunne amb telijke positie. Waar, zooals mij gebleken is, naar sommiger moening, het openlijk leven in concubinaat zich wel verdraagt met een eerbaren levenswandel, acht ik het noodig te dezen opzichte van mijn tegen overgesteld gevoelen te doen blijken; het concubinaat wordt door mij uit zedelijk en uit maatschappelijk oogpunt beschouwd als een kwaad. Terwijl ik u verzoek bij voordrachten tot vervulling van de aangeduide amb ten met het vorenstaande te rekenen, teeken ik ter voorkoming van misver stand aan, dat door mij niet bedoeld wordt dat een speciaal onderzoek naar iemands particulier leven zal worden in gesteld, maar dat ik alleen verwacht dat eventueel mijne aandacht zal worden gevestigd op feiten van algemeene be kendheid, op oneerbaar gedrag, dat door zijn openbaarheid aanstoot geeft en daar door strekt tot vermindering van de -achting aan het ambt verschuldigd." Het zou ons in het belang van den Staat en van de ingezetenen des lands voorkomen, indien de hoofden van de departementen van algemeen bestuur zouden kunnen besluiten tot het uitvaar digen van eene soortgelijke aanschrijving, en indien zij er bij bepaalden," dat ook steeds krachtig moet worden ingegrepen daar waar door directe of indirecte han delingen van ambtenaren of militairen het zedelijkheidsgevoel van andere in gezetenen wordt gekwetst. E. v.vx GKXDT. Watergraafsmeer, Feb. 1906. * * * Hoe gaarne wij ook den heer v. Gendt gelegenheid geven zijn wensch te open baren, wij kunnen hem niet bijstemmen. Zeker, wie gevoelt niet, dat er wel eens aanleiding bestaat, tot het slaken der verzuchting: konde men maar een eind maken aan dit (of dat) verschijnsel, dat anderen ergert; en zeker verklaarbaar ook, dat Idenburg, zelf geërgerd, de bovengenoemde circulaire heeft uitge vaardigd, maar of een dergelijke handeling van een gouverneur aanbeveling verdient, wij betwijfelen het zeer, en in nog sterker mate: of het wenschelijk zou zijn, dat de hoofden van de departementen van algemeen bestuur heni daarin volgden. l o. is, in de oogen van een zeer groot aantal menschen, het concubiuaat volstrekt niet afkeurenswaardig; wordt het door hen alleen veroordeeld om maat schappelijke redenen, d. w. z. om de financiëele en stands-gevolgen voor het heden en de toekomst, waarmede de zedelijkheid niets heeft uit te staan. 2o. bestaat er, naar de ervaring den heer v. Gendt geleerd heeft, menig concubinaat, dat den echt van anderen, in zuiverheid van leven in zedelijk heid dus te boven gaat. 80. is het onjuist van het geheele gebied des zedelijken levens alleen het concubinaat onder controle van hoofd ambtenaren te stellen. Waarom dan ook het echtelijk leven niet, dat natuurlijk evengoed ergernis kan opleveren ? En behalve dat echtelijk leven, de zedelijk heid van de huishouding; om iets te noemen: hoeveel hoogere en lagere ambtenaren leven niet boven hun ver mogen ; blijven in gebreke hun rekeningen op tijd, of wel in, 't geheel te betalen; brengen, om de woorden van Idenburg te gebruiken, meer schade aan het prestige van hunne ambtelijke positie toe, dan menig concubinaat? Hoeveel zou hier niet te vermelden zijn, als men het ambtenaarsleven in of buiten concubinaat eens aan een zedelijksproef onderwierp ? 4o. behoorde Idenburg, toch zooveel wel van de ambtetiaarsicereld te weten, dat zulk een aanschrijving, van zelf tot speciaal onderzoek naar iemands particulier leven" moet leiden, zoo lang er ook onder de ambtenaars zwakke broe ders, als jaloerschen, nijdassen, wraakzuchtigen bestaan; verklikkers belust op plasdankjes van hun chef, en er op uit om het ongeluk van hun vijand te be werken. GeneraaKMajoor Van Gendt noemt reeds directe of indirecte handelingen," en als van zelf sprels^nd acht hij ook de indirecte strafwaardig trouwens in de praktijk is daar tusschen moeilijk een grens aan te wijzen. 5o. brengt zulk een aanschrijving wordt deze handeling door andere auto riteiten gevolgd bij de ten opzichte van zedelijksheidsbegrippen zeer uiteenloopende meeningen, het gevaar met zich, dat er in da arnbtenaarswereld een huichelarij zal worden gekweekt, die al weder oumogelijk iets met zedelijkheid heeft te maken, maar juist het ambtenaarspersoneel moreel verzwakt. Immers, zoodra zulke voorwaarden bij voordrachten tot aanstelling of bevordering gesteld worden, moet bij menig ambte naar de neiging ontstaan, tot schade van zijn dienst en van het ambtenaarspeil! allereerst te letten op d zedelijkheidsbegrippen van zijn tijdelijke of toevallige chefs en zijn uiterlijk gedrag daarnaar te plooien. Lezen wij de circulaire, zooals ze hier boven is aangehaald, dan zal men den indruk krijgen, dat zij. door een Calvi nist gegeven, eigenlijk in strijd verkeert met diens overtuiging. Juist daar zij niet vraagt, dat er een speciaal onder zoek, naar iemands particulier leven zal worden ingesteld, kan men onmogelijk in haar iets anders herkennen, dan een poging tot verfijning ran het concubinaat; het uiterlijk daarvan wil zij verzacht zien. Nu 'ik het niet kan uitroeien, wat ik gaarne zou doen, zegt Idenburg, laten wij het dan in zijn verschijnings vorm dermate wijzigen, dat het geen aanstoot geeft aan mij, en aan anderen, die als ik gevoelen en denken. Of die anderen velen zijn? Idenburg spreekt van sommigen .die meenen" dat het openlijk leven in concubinaat zich wel verdraagt met een eerbaar leven. Indien die sommige aldus meenendcn in Oost-Indiëen in West-Indiëeens geteld werden, het kon allicht blijken, dat zij do groote meerderheid der Kuropeesche bevolking uitmaakten. Met dien aanstoot, vreezen wij, komt de Gouverneur van Suriname niet ver. In elk geval is het, voorden man, die het Gezag uitoefent, naar onze overtuiging noodig, bijzonder nauw gezet er voor te waken, dat hij den aan stoot door hem zelf genomen, niet de beteekenis geeft van dien van vele anderen. Zeker, hadden de Koloniale .Staten de Rechterlijke macht, het Leger en de Schutterij, den Gouverneurvan Suriname verzocht aldus op te treden, daar was een andere schijn. Hoe dit zij, wie weet niet, hoe de aanstoot de Calvinisten b.v., waren zij talrijk genoeg om den Staat te regeeren, er toe xou kunnen leiden een iegelijk te verbieden op een hofbal te dansen, naar een piano te luisteren, onder kerk t ij d een wandeling te maken, op Zondag te reizen en/, enz. Met het nomen van aanstoot voor anderen te voorkomen, dient men als regeeringsman bij uitstek voorzichtig te zijn, zal men niet ver vallen, vóór men 't weet, in schending van velerlei vrijheid en recht. Men behoeft niet te denken, dat wij met het bovenstaande het concubinaat wenschen te verdedigen of in bescherming te nemen. Wie, die zijn naaste niet haat, zou weigeren hem te gunnen een geluk kig huwelijk naar de wet ? Alleen willen wij met nadruk er tegen op komen, dat men van calvinistische zijde het concu binaat gebruikt, om met zekeren schijn van voeg een begin te maken met de poging, om de hoofdambtenaren tot een soort van zedelijke politie te vormen, en de ambtenaren tot een corps van recherche, met al de slechte gevolgen, welke wij boven hebben genoemd, en die op den duur niet kunnen uitblijven. Deze stap is o. i. een in zeer verkeerde richting. Indien wij ten opzichte van het ambtenaarschap, in verband met de eischen van onzen tijd, iets noodig hebben, dan zal het zijn de strikste toepassing van den regel: den ambtenaar gelijk recht en gelijke vrijheid als den burger, behoudens verantwoordelijkheid voor de wet, mits Jiij zijn taak als ambtenaar trouw vervult. Dit is het eenige wat een hoofdambtenaar heeft te weten; waarnaar hij heeft te onder zoeken. Het private leven blijve daar buiten. Eerst als dat oorzaak is geweest van gebleken ontrouwe plichtsvervulling, kan er aanleiding zijn den ondergeschikte aan zijn plicht te herinneren. Ook onder liberale autoriteiten wordt men denke slechts aan de school veel te vaak dit eenig houdbaar en zuiver vrijzinnig beginsel prijsgegeven en een dril- en controle-stelsel toegepast, dat ook het niet-ambtelijk leven raakt. In die richting leidt de Calvinist Idenburg zijn Surinaamsche ambtenaren, en hij weet wel, dat het Ministerie en de linker zijde veel te zwak zijn om hem in deze te weerstaan. Zeker, het is in den mensch Idenburg te prijzen, dat hij voor zedelijkheid en eerbaarheid ijvert mochten allen hem daarin evenaren! Maar het ambtenaar schap mag daarbij niet dienen tot middel, dit blijve als zoodanig buiten elke propa ganda op zedelijk of godsdienstig terrein ; het moet behooren tot de neutrale zone, in een land als het onze vooral waar de eenheid van denkbeelden betreffende het idecele zoo ver te zoeken is. President Loubet en President Taillières. Ala bij den overgang van een oud op een nieuw jaar, wanneer vrienden en magen elkander aanzien met een blik vol over peinzingen, niet altijd nieuwe overpein zingen, is het hart geschokt van het Fransehe volk op dezen 18en Februari. Steeds hadden alle oogen vol ontroering geblikt naar eenzelfden correcten heer, een zelfden onberispelijk geknipten baard,hadden alle harten getrild, wanneer die eene allervoornaamste en eminentste man zijn oogen op' hen vestigde, en nu moeten die harten met een ruk opzij, moeten die oogen met een ruk opzij, want ze moeten van vandaag af kloppen en trillen voor den anderen heer, met een ander baardje, met een anderen oogopslag, met een andero vrouw, met een ander stemgeluid. Hoe vindt men in Yn eeuw twee man nen in staat zulk een last van bewondering te dragen ? Xulke mannen, vraagt men ons, zijn zeker grooter van stuk of zijn doof en blind en op die manier tegen alle spee chen bestand en tegen alle bewonderende blikken.... Het past ons niet hierop een antwoord te geven zij het posi- of negatief. De critiek bestijgt soms, om het met n woord en eenvoudig te zeggen, den Parnassus, maar nooit den Olympus! Laat ons dus slechts feiten ruchtbaar maken, opgevangen indiscreties en betrouw bare inlichtingen! De lezer moge dan diep in zijn kabinet in stilta de conclusies formuleeren tot welke zij leiden. Het is curieus, misschien is het bewon derenswaardig en in elk geval geeft het stof tot denken, dat met betrekking tot den af'tredenden president zoo weinig feiten van beteekenis worden aangehaald. Wanneer ge de loftrompet over hem hoort steken, gaan uw gedachten onwillekeurig naar de plechtige speechen van alle tien duizenden ministers, prefecten, onderpre fecten, burgemeesters en députós, welke in geen enkele hunner roemrijke redevoeringen vergeten te spreken \a.n.devaiUantesiioyuIdtions van het district, waar ze redevoeren, of van de hooge republikeinsche trouw" der goedgezinde kiezer?. Met evenveel regelmatigheid als men de deugden van de partijen der orde de lezer vergisse zich niet, dat zijn hier de partijen, die elders, voor een deel tenminste, de partijen der wanorde genoemd worden omhoog steekt, met evenveel regelmatigheid heeft men steeds in president Loubet ziju wakkv?ro gezindheid" geprezen en /ijti .edel hart", liet was zoo'u vaste gewoonte geworden over die wakkere gezindheid te spreken en over dat edele hart; sprak a en eens niet over die gezindheid en niet over dat hart, dan sprak, men eerst juist over het hart en over do gezindheid. Ik zeide reeds, de feiten geven aanlei ding tot bespiegelingen. Over n ding sprak men niet. Men sprak er tenminste niet over in weldenkende kringen. Dat is over de slimheid van den heer Loubet. Slechts in bladen van slecht allooi (de scherpzinnige lezer pre velt reeds: de weldenkende auteur bedoelt bladen als de Groene) en ook in de producten der caricaturisten vond men den trek van plattelandssliinheid terug. Hoe komt president Loubet aan die oudHollandsche deugd? Stamt hij af van een der oude regenten of is hij familie van een boerengeneraal 'i Volstrekt niet. De zaak is eenvoudiger: hij is een dorpskind. Zijn wieg stond tusschen groene hagen en rijpe druiventrossen in ... zooals een dichter zong. Vandaar in hem zijn plattelandsdeugd, die hem zeker geen nadeel heeft gedaan. Ik herhaal het, wij oordeelen niet. Wij leggen vast. Wij sommen slechts op! Van het platteland komt pok de nieuwe president. Nooit heeft ook hij zijn afkomst vergeten of verloochend. Zijn wijnveld Lqupillon en de beroemde pruimen van ziju district zullen voortaan de noga van Montélimar, waar de heer Loubet fier op gaat, ver in de duisternis laten. Wat al veranderingen! Ik heb er dikwijls over gepeinsd, als ik den heer Fallières in zijn presidentsstoel van den senaat zag zitten. Voor niemand mits hij geen vreemde was in de coulissen van de politiek kon het een geheim zijn, dat de pruimen van Agen zouden volgen op de noga van Montéliraar. Het was een genoegen den heer Fallières in den zetel te zien. Gemakkelijker kan men niet zitten. Dineer eens fijn en tracht dan onder uw koffie met een pousje zóó rustig in uw fauteuil achterover te leunen! Al waardigheid wat er aan was! En die waardigheid miste hij nooit, bij gén gelegenheid. Men kan z ch Armand Fallières denken in een chambercloak, maar men kan zich hem niet denken in een chambercloak, zonder dat hij de pose heeft, die een Senaatspresident past. Al komt hij uit het hart van Gasconje, toch zal de lin kerhand geen gebaar doen, als de rechter daarmee bezig is. Zijn blik is streng. Hij heeft respect voor zijn waardigheid. Hij houdt daarom ook van ceremonieel. Hij weet, dat zonder ceremonieel een staatsman van zijn grootheid inboet. In Parijs is hemdefamiliariteit dan ook even vreemd als eeu witto das het hem te Loupillon zou zijn. De bezoeker, die op audiëntie komt, ziet twee oogen op zich gevestigd, welke hem met alle hoofschheid doen voe len, hoe klein de plaats is welke hij in 't leven inneemt. De nieuwe president is geen dichter. Intusschen heeft hij een dichterlijke natuur. Als men hem vraagt welke schrijver bij hem de voorkeur geniet het is te be treuren dat het een schrijver is, die van die voorkeur niet meer genieten kan, omdat hij dood is dan zegt hij: Ah! Michelet! Hij wórdt niet genoeg gelezen die Michelet! Ah! Michelet!" In den zelfden lyrischen toon gaat de president dan verder. Het dichterlijke heeft bij hem altijd de overheid. En 't goede hart spreekt dikwijls. Zoo vertelt men van hem de volgende geschie denisToen de nieuwe president minister van Justitie was presideerde hij eens een banket van notarissen. Al maakt men veel papier zwart, daarom dineert men nog wel graag, en vooral als een minister president van de tafel is. Zonder precies te weten wat hij deed speelde hij met de hand in een van zijn vestjeszakken en liet er iets.uitrojlen. Ex cellentie, zei hem zijn buurman, ik geloof, dat u een tweefrancstuk op den grond laat vallen. De minister deed een onverschillige beweging met de hand, maar riep daarna een kellner naar zich toe, aan wien Tiij in 't oor fluisterde: als wij weg zijn zul je een tweefrancstuk onder mijn stoel kunnen vinden. Vergeet het niet te zoeken, het is voor jou. Maar een oogenblik later onder een nieuwen gang drong het plotseling tot den minister door, dat hij in het vestjeszakje, waarin hij had zitten rommelen, alleen kopergeld had gehad, en zijn lichtbewogen hart trok zich de tegenvaller al aan, die den kellner straks moest bedroeven, wanneer hij onder de tafel twee sou zou vinden En ongezien dat meende hij tenmin ste kaalde hij uit een ander vestjes zakje een tweefrahkstuk, dat hij langs zijn been naar beneden liet glijden: dan vindt de kerel tenminste straks zijn twee francs, dacht de minister . .. Ziedaar een al te kleine schets van den man, die over do lotgevallen gaat beschik ken van het Fransehe volk. Waaraan dankt hij de groote vlucht van zijn geluk? Hoe komt het, dat van tienduizenden dorpjes Mézin het gehuchtje moet zijn, dat den president zag geboren worden? Hoe komt het? L'ainitn' de» (jramh dieu.r fait Ie hii/n cZcs liommes! Maar hoe komt het, dat zijn lieve vrouw (die hem twee lieve kinderen heeft ge schonken'!, de vrouw moest worden, waarop allu blikken eens gevestigd zouden zijn;" Hoe komt het dat van de twintig millioeii

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl