Historisch Archief 1877-1940
»«. 1496
DB AMSTERDAMHEB
A°. 1906.
WEMBLAD VOOR NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O n. der recLacti© -van. CT. JDDS ICO O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 '(Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f I.ü5
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capumics tegenover liet Grand Café, te Parijs.
Zondag 25 Februari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel . . 0.40
Annonces uit Duitsehland, Oostenryk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ : Zedelijk
heid en concubinaat, door E. van Gendt.
President Loubet en President Fallières, door
H. W. Hollandsche Hypotheekbank, door
C. Balgueri Guérin. FEUILLETON: Lotte
uit den kolenkelder, naar het Duitsch, van
J. K. Schnitzer. KUNST EN LETTEREN:
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. In memoriam, Pastoor Kaag, f, door
Henri H. van Calfcer. VOOR DAMES:
Een nieuw meifjesboek, door N. van Hichtum.
INGEZONDEN. ALLERLEI, door.
Caprice. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Oude en nieuwe kunst, (met af b.).
Willem Doorenbos, -f, (met portret), door
Elise Haighton. Dr. Doorenbos en de Gene
ratie van 1880, door Frank van der Góes.
Dr. Doorenboü' Plato-avonden, door Hel.
Mercier. Verslag van de voordracht van
dr. Doorenbos in Ons Huis". Portret van
? Heinrich Heine. Frits Bouwmeester, f,
(met portret), door J. H. R. FINANCIEELE
-EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. Atelier Geo Poggenbeek, door W.
Steenhoff. SCHETSJE: Londen, I.
I>AMRUBRIEK. SCHAAKSPEL AD
VERTENTIËN.
Zedelijkheid en concubinaat.
Vooral gedurende de jaren dat het
^afgetreden ministerie aan de Regeering
vwas, werden bij haar herhaalde malen
pogingen aangapend om tegen het
in concubinaatleven van
staats-ambtenaren, officieren en minderen, officieele
verbodsbepalingen in het leven te roepen.
Ben algemeene maatregel tot verbod bleef
chter achterwege.
' Onzes inziens was dit zeer verstandig.
ledere Regeering toch moet zich
ont=> houden van het zoodanig optreden tegen
een diep in de maatschappij ingeworteld
gebruik, waarvan velen de ongeoorloofd
heid niet inzien of genoeg beseffen, ter
wijl bij voorbaat bekend is, dat zij het
Biet in hare macht heeft daartegen, in
alle gevallen, afdoende maatregelen te
nemen.
Van de vroegste tijden af heeft het in
concubinaat leven ook in ons land be
staan, en dat lang niet alleen onder de
mindere klassen der bevolking.
Een opmerkelijk verschijnsel mag het
zelfs genoemd worden, dat bedoeld ge
bruik in de hoogere standen meer en
meer toeneemt.
Vermoedelijk is dit een gevolg van de
groote kosten, welke de inrichting en
het onderhouden op chiquen voet van
een huishouden tegenwoordig na zich
slepen, en het zich meer en meer op
doen van vrouwspersonen, die zich tot
het in concubinaat leven leenen.
Ook in de mindere standen in groote
steden wordt er veel meer van gehoord
dan vroeger. .
Bij eene categorie van personen (pol
derjongens) bestaat in sommige gedeelten
van het land nog de gewoonte, dat zij,
die wenschen te gaan samenwonen, over
een haak (?puthaak" genaamd) springen.
Daarmede wordt aan dat samenleven
een meer of mindere officieele tint ge
geven.
Bij het leger hier te lande bestaat het
gebruik nog. Het was bij de minderen
vóór dat de thans bestaande vrijgevige
bepalingen omtrent het huwen in het
leven werden geroepen schering en
inslag. Men noemde dat samenleven
vice-getrouwd" zijn. Deze categorie van
personen genoot geen enkel voorrecht,
ook niet het recht om buiten de kazerne
te mogen logeeren, doch het vice-ge
trouwd" zijn werd den betrokken personen
ook niet ten kwade geduid.
Tegenover officieren, die in zoodanige
positie verkeerden en tegenwoordig nog
verkeeren, wordt wel eens opgetreden,
ook daarin bestaande, dat hun een ander
garnizoen wordt aangewezen. Trekt de
vrouw dan toch mede, dan volgt opnieuw
verplaatsing. Vaste regels bestaan hier
omtrent volstrekt niet. De betrokken
personen hangen in deze geheel af van
de zienswijze op dit punt van hun
onmiddelijken chef. Rechtvaardigheid wordt
in deze dan ook niet betracht.
Jlooggeplaatsten in eene of andere groote
garnizoensplaats laat men ongemoeid, terwijl
lageren in rang in kleine plaatsen ter
zake last wordt bezorgd.
Ambtenaren in staats- of anderen
dienst hebben op dit punt in den
regel vrij spel. Niettemin zijn ons ge
vallen bekend waarop van hodger hand
werd ingegrepen.
Ook hier is van een stelsel geen
sprakeZonder twijfel zou dit onderwerp niet
zoo zeer de aandacht trekken, indien de
vrouwen, dio hier in 't spel zijn, alle
eenvoudig van aard waren en, evenals
de ware huismoeders, maarzoo stilletjes
hun gang gingen.
Uit eigen aanschouwing hebben we
gezinnen van in concubinaat levenden
leeren kennen, waar noch de vrouw noch
de man eenige aanstoot gaven en zoowel
bij familie als bij kennissen gezien waren.
Ze konden menig gehuwd geziri tot voor
beeld strekken.
Helaas waren we ook getuige, dat er
een soort vrouwen, in den
concubinaatstaat levende, bestaat, die aan het dege
lijke publiek ergelijken aanstoot geeft.
Dit soort behoort tot de prostituees. Zij
kleeden zich opzichtig en doen hun best
om de aandacht te trekken, wat hun dik
wijls maar al te goed gelukt.
In groote plaatsen als Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag, berokkent dit
soort uit een zedelijkheidsoogpunt op het
groote publiek weinig kwaad. Ze gaan
in de groote menigte op.
In kleine plaatsen en vooral in dorpen
richten zulke wezens echter veel nadeel
aan. Zij zijn de jongeren tot slecht voor
beeld en geven aan de eenvoudige dorps
bewoners groven aanstoot.
Wanneer bij deze gevallen ambtenaren
of militairen betrokken zijn, moest van
hoogerhand ernstig worden ingegrepen.
Onder deze omstandigheden wil het
ons toeschijnen, dat er voor den Gou
verneur Idenburg alleszins aanleiding
bestond de volgende circulaire uit te
vaardigen.
Mag in het algemeen van ieder amb
tenaar een eerbare levenswandel ver
wacht worden, in het bijzonder klemt
deze eisch voor hen, die door hun ambt
meer in het bijzonder het Gouvernement
vertegenwoordigen of die, min of meer
zelfstandig met de leiding en het bestuur
van takken van den openbaren dienst
belast zijn. Ook in hun particulier leven
behooren zij hunnen ondergeschikten ten
voorbeeld te zijn; nimmer mag hun
levenswandel voor zoover die onder de
waarneming van het publiek valt, af
breuk doen aan de achting die hun door
de ingezetenen verschuldigd is en daar
door schade toebrengen aan hunne amb
telijke positie.
Waar, zooals mij gebleken is, naar
sommiger moening, het openlijk leven
in concubinaat zich wel verdraagt met
een eerbaren levenswandel, acht ik het
noodig te dezen opzichte van mijn tegen
overgesteld gevoelen te doen blijken; het
concubinaat wordt door mij uit zedelijk
en uit maatschappelijk oogpunt beschouwd
als een kwaad.
Terwijl ik u verzoek bij voordrachten
tot vervulling van de aangeduide amb
ten met het vorenstaande te rekenen,
teeken ik ter voorkoming van misver
stand aan, dat door mij niet bedoeld
wordt dat een speciaal onderzoek naar
iemands particulier leven zal worden in
gesteld, maar dat ik alleen verwacht dat
eventueel mijne aandacht zal worden
gevestigd op feiten van algemeene be
kendheid, op oneerbaar gedrag, dat door
zijn openbaarheid aanstoot geeft en daar
door strekt tot vermindering van de
-achting aan het ambt verschuldigd."
Het zou ons in het belang van den
Staat en van de ingezetenen des lands
voorkomen, indien de hoofden van de
departementen van algemeen bestuur
zouden kunnen besluiten tot het uitvaar
digen van eene soortgelijke aanschrijving,
en indien zij er bij bepaalden," dat ook
steeds krachtig moet worden ingegrepen
daar waar door directe of indirecte han
delingen van ambtenaren of militairen
het zedelijkheidsgevoel van andere in
gezetenen wordt gekwetst.
E. v.vx GKXDT.
Watergraafsmeer, Feb. 1906.
*
* *
Hoe gaarne wij ook den heer v. Gendt
gelegenheid geven zijn wensch te open
baren, wij kunnen hem niet bijstemmen.
Zeker, wie gevoelt niet, dat er wel
eens aanleiding bestaat, tot het slaken
der verzuchting: konde men maar een
eind maken aan dit (of dat) verschijnsel,
dat anderen ergert; en zeker verklaarbaar
ook, dat Idenburg, zelf geërgerd, de
bovengenoemde circulaire heeft uitge
vaardigd, maar of een dergelijke handeling
van een gouverneur aanbeveling verdient,
wij betwijfelen het zeer, en in nog sterker
mate: of het wenschelijk zou zijn, dat
de hoofden van de departementen van
algemeen bestuur heni daarin volgden.
l o. is, in de oogen van een zeer
groot aantal menschen, het concubiuaat
volstrekt niet afkeurenswaardig; wordt
het door hen alleen veroordeeld om maat
schappelijke redenen, d. w. z. om de
financiëele en stands-gevolgen voor het
heden en de toekomst, waarmede de
zedelijkheid niets heeft uit te staan.
2o. bestaat er, naar de ervaring den
heer v. Gendt geleerd heeft, menig
concubinaat, dat den echt van anderen,
in zuiverheid van leven in zedelijk
heid dus te boven gaat.
80. is het onjuist van het geheele
gebied des zedelijken levens alleen het
concubinaat onder controle van hoofd
ambtenaren te stellen. Waarom dan ook
het echtelijk leven niet, dat natuurlijk
evengoed ergernis kan opleveren ? En
behalve dat echtelijk leven, de zedelijk
heid van de huishouding; om iets te
noemen: hoeveel hoogere en lagere
ambtenaren leven niet boven hun ver
mogen ; blijven in gebreke hun rekeningen
op tijd, of wel in, 't geheel te betalen;
brengen, om de woorden van Idenburg
te gebruiken, meer schade aan het
prestige van hunne ambtelijke positie
toe, dan menig concubinaat? Hoeveel
zou hier niet te vermelden zijn, als men
het ambtenaarsleven in of buiten
concubinaat eens aan een
zedelijksproef onderwierp ?
4o. behoorde Idenburg, toch zooveel
wel van de ambtetiaarsicereld te weten,
dat zulk een aanschrijving, van zelf
tot speciaal onderzoek naar iemands
particulier leven" moet leiden, zoo lang er
ook onder de ambtenaars zwakke broe
ders, als jaloerschen, nijdassen,
wraakzuchtigen bestaan; verklikkers belust op
plasdankjes van hun chef, en er op uit
om het ongeluk van hun vijand te be
werken.
GeneraaKMajoor Van Gendt noemt
reeds directe of indirecte handelingen,"
en als van zelf sprels^nd acht hij ook
de indirecte strafwaardig trouwens in
de praktijk is daar tusschen moeilijk een
grens aan te wijzen.
5o. brengt zulk een aanschrijving
wordt deze handeling door andere auto
riteiten gevolgd bij de ten opzichte
van zedelijksheidsbegrippen zeer
uiteenloopende meeningen, het gevaar met zich,
dat er in da arnbtenaarswereld een
huichelarij zal worden gekweekt, die al
weder oumogelijk iets met zedelijkheid
heeft te maken, maar juist het
ambtenaarspersoneel moreel verzwakt.
Immers, zoodra zulke voorwaarden bij
voordrachten tot aanstelling of bevordering
gesteld worden, moet bij menig ambte
naar de neiging ontstaan, tot schade van
zijn dienst en van het ambtenaarspeil!
allereerst te letten op d
zedelijkheidsbegrippen van zijn tijdelijke of toevallige
chefs en zijn uiterlijk gedrag daarnaar te
plooien.
Lezen wij de circulaire, zooals ze hier
boven is aangehaald, dan zal men den
indruk krijgen, dat zij. door een Calvi
nist gegeven, eigenlijk in strijd verkeert
met diens overtuiging. Juist daar zij
niet vraagt, dat er een speciaal onder
zoek, naar iemands particulier leven zal
worden ingesteld, kan men onmogelijk
in haar iets anders herkennen, dan een
poging tot verfijning ran het concubinaat;
het uiterlijk daarvan wil zij verzacht
zien. Nu 'ik het niet kan uitroeien, wat
ik gaarne zou doen, zegt Idenburg,
laten wij het dan in zijn verschijnings
vorm dermate wijzigen, dat het geen
aanstoot geeft aan mij, en aan anderen,
die als ik gevoelen en denken.
Of die anderen velen zijn? Idenburg
spreekt van sommigen .die meenen" dat
het openlijk leven in concubinaat zich
wel verdraagt met een eerbaar leven.
Indien die sommige aldus meenendcn in
Oost-Indiëen in West-Indiëeens geteld
werden, het kon allicht blijken, dat zij
do groote meerderheid der Kuropeesche
bevolking uitmaakten. Met dien aanstoot,
vreezen wij, komt de Gouverneur van
Suriname niet ver. In elk geval is het,
voorden man, die het Gezag uitoefent, naar
onze overtuiging noodig, bijzonder nauw
gezet er voor te waken, dat hij den aan
stoot door hem zelf genomen, niet de
beteekenis geeft van dien van vele anderen.
Zeker, hadden de Koloniale .Staten de
Rechterlijke macht, het Leger en de
Schutterij, den Gouverneurvan Suriname
verzocht aldus op te treden, daar was een
andere schijn. Hoe dit zij, wie weet niet,
hoe de aanstoot de Calvinisten b.v.,
waren zij talrijk genoeg om den Staat te
regeeren, er toe xou kunnen leiden een
iegelijk te verbieden op een hofbal te
dansen, naar een piano te luisteren, onder
kerk t ij d een wandeling te maken, op
Zondag te reizen en/, enz. Met het nomen
van aanstoot voor anderen te voorkomen,
dient men als regeeringsman bij uitstek
voorzichtig te zijn, zal men niet ver
vallen, vóór men 't weet, in schending
van velerlei vrijheid en recht.
Men behoeft niet te denken, dat wij
met het bovenstaande het concubinaat
wenschen te verdedigen of in bescherming
te nemen. Wie, die zijn naaste niet haat,
zou weigeren hem te gunnen een geluk
kig huwelijk naar de wet ? Alleen willen
wij met nadruk er tegen op komen, dat
men van calvinistische zijde het concu
binaat gebruikt, om met zekeren schijn
van voeg een begin te maken met de
poging, om de hoofdambtenaren tot
een soort van zedelijke politie te vormen,
en de ambtenaren tot een corps van
recherche, met al de slechte gevolgen,
welke wij boven hebben genoemd, en
die op den duur niet kunnen uitblijven.
Deze stap is o. i. een in zeer verkeerde
richting. Indien wij ten opzichte van het
ambtenaarschap, in verband met de eischen
van onzen tijd, iets noodig hebben, dan
zal het zijn de strikste toepassing van
den regel: den ambtenaar gelijk recht en
gelijke vrijheid als den burger, behoudens
verantwoordelijkheid voor de wet, mits
Jiij zijn taak als ambtenaar trouw vervult.
Dit is het eenige wat een hoofdambtenaar
heeft te weten; waarnaar hij heeft te onder
zoeken. Het private leven blijve daar
buiten. Eerst als dat oorzaak is geweest
van gebleken ontrouwe plichtsvervulling,
kan er aanleiding zijn den ondergeschikte
aan zijn plicht te herinneren.
Ook onder liberale autoriteiten wordt
men denke slechts aan de school
veel te vaak dit eenig houdbaar en zuiver
vrijzinnig beginsel prijsgegeven en een
dril- en controle-stelsel toegepast, dat
ook het niet-ambtelijk leven raakt. In
die richting leidt de Calvinist Idenburg
zijn Surinaamsche ambtenaren, en hij
weet wel, dat het Ministerie en de linker
zijde veel te zwak zijn om hem in deze
te weerstaan.
Zeker, het is in den mensch Idenburg
te prijzen, dat hij voor zedelijkheid en
eerbaarheid ijvert mochten allen hem
daarin evenaren! Maar het ambtenaar
schap mag daarbij niet dienen tot middel,
dit blijve als zoodanig buiten elke propa
ganda op zedelijk of godsdienstig terrein ;
het moet behooren tot de neutrale zone,
in een land als het onze vooral waar
de eenheid van denkbeelden betreffende
het idecele zoo ver te zoeken is.
President Loubet en President
Taillières.
Ala bij den overgang van een oud op
een nieuw jaar, wanneer vrienden en magen
elkander aanzien met een blik vol over
peinzingen, niet altijd nieuwe overpein
zingen, is het hart geschokt van het
Fransehe volk op dezen 18en Februari.
Steeds hadden alle oogen vol ontroering
geblikt naar eenzelfden correcten heer, een
zelfden onberispelijk geknipten baard,hadden
alle harten getrild, wanneer die eene
allervoornaamste en eminentste man zijn oogen
op' hen vestigde, en nu moeten die harten
met een ruk opzij, moeten die oogen met
een ruk opzij, want ze moeten van vandaag
af kloppen en trillen voor den anderen heer,
met een ander baardje, met een anderen
oogopslag, met een andero vrouw, met een
ander stemgeluid.
Hoe vindt men in Yn eeuw twee man
nen in staat zulk een last van bewondering
te dragen ? Xulke mannen, vraagt men ons,
zijn zeker grooter van stuk of zijn doof
en blind en op die manier tegen alle spee
chen bestand en tegen alle bewonderende
blikken....
Het past ons niet hierop een antwoord
te geven zij het posi- of negatief. De critiek
bestijgt soms, om het met n woord en
eenvoudig te zeggen, den Parnassus, maar
nooit den Olympus!
Laat ons dus slechts feiten ruchtbaar
maken, opgevangen indiscreties en betrouw
bare inlichtingen! De lezer moge dan diep
in zijn kabinet in stilta de conclusies
formuleeren tot welke zij leiden.
Het is curieus, misschien is het bewon
derenswaardig en in elk geval geeft het
stof tot denken, dat met betrekking tot
den af'tredenden president zoo weinig
feiten van beteekenis worden aangehaald.
Wanneer ge de loftrompet over hem hoort
steken, gaan uw gedachten onwillekeurig
naar de plechtige speechen van alle tien
duizenden ministers, prefecten, onderpre
fecten, burgemeesters en députós, welke in
geen enkele hunner roemrijke redevoeringen
vergeten te spreken
\a.n.devaiUantesiioyuIdtions van het district, waar ze redevoeren,
of van de hooge republikeinsche trouw"
der goedgezinde kiezer?. Met evenveel
regelmatigheid als men de deugden
van de partijen der orde de lezer
vergisse zich niet, dat zijn hier de partijen,
die elders, voor een deel tenminste, de
partijen der wanorde genoemd worden
omhoog steekt, met evenveel regelmatigheid
heeft men steeds in president Loubet ziju
wakkv?ro gezindheid" geprezen en /ijti
.edel hart", liet was zoo'u vaste gewoonte
geworden over die wakkere gezindheid te
spreken en over dat edele hart; sprak a en
eens niet over die gezindheid en niet over
dat hart, dan sprak, men eerst juist over het
hart en over do gezindheid.
Ik zeide reeds, de feiten geven aanlei
ding tot bespiegelingen.
Over n ding sprak men niet. Men sprak
er tenminste niet over in weldenkende
kringen. Dat is over de slimheid van den
heer Loubet. Slechts in bladen van slecht
allooi (de scherpzinnige lezer pre velt reeds:
de weldenkende auteur bedoelt bladen als
de Groene) en ook in de producten der
caricaturisten vond men den trek van
plattelandssliinheid terug.
Hoe komt president Loubet aan die
oudHollandsche deugd?
Stamt hij af van een der oude regenten
of is hij familie van een boerengeneraal 'i
Volstrekt niet. De zaak is eenvoudiger: hij
is een dorpskind. Zijn wieg stond tusschen
groene hagen en rijpe druiventrossen in ...
zooals een dichter zong. Vandaar in hem
zijn plattelandsdeugd, die hem zeker geen
nadeel heeft gedaan. Ik herhaal het, wij
oordeelen niet. Wij leggen vast. Wij sommen
slechts op!
Van het platteland komt pok de nieuwe
president. Nooit heeft ook hij zijn afkomst
vergeten of verloochend. Zijn wijnveld
Lqupillon en de beroemde pruimen van ziju
district zullen voortaan de noga van
Montélimar, waar de heer Loubet fier op gaat,
ver in de duisternis laten.
Wat al veranderingen!
Ik heb er dikwijls over gepeinsd, als ik
den heer Fallières in zijn presidentsstoel
van den senaat zag zitten. Voor niemand
mits hij geen vreemde was in de coulissen van
de politiek kon het een geheim zijn, dat
de pruimen van Agen zouden volgen op
de noga van Montéliraar.
Het was een genoegen den heer Fallières
in den zetel te zien. Gemakkelijker kan
men niet zitten. Dineer eens fijn en tracht
dan onder uw koffie met een pousje zóó
rustig in uw fauteuil achterover te leunen!
Al waardigheid wat er aan was!
En die waardigheid miste hij nooit, bij
gén gelegenheid. Men kan z ch Armand
Fallières denken in een chambercloak, maar
men kan zich hem niet denken in een
chambercloak, zonder dat hij de pose heeft,
die een Senaatspresident past. Al komt hij
uit het hart van Gasconje, toch zal de lin
kerhand geen gebaar doen, als de rechter
daarmee bezig is. Zijn blik is streng. Hij heeft
respect voor zijn waardigheid. Hij houdt
daarom ook van ceremonieel. Hij weet, dat
zonder ceremonieel een staatsman van zijn
grootheid inboet. In Parijs is
hemdefamiliariteit dan ook even vreemd als eeu witto
das het hem te Loupillon zou zijn.
De bezoeker, die op audiëntie komt, ziet
twee oogen op zich gevestigd, welke
hem met alle hoofschheid doen voe
len, hoe klein de plaats is welke hij in 't
leven inneemt.
De nieuwe president is geen dichter.
Intusschen heeft hij een dichterlijke natuur.
Als men hem vraagt welke schrijver bij
hem de voorkeur geniet het is te be
treuren dat het een schrijver is, die van
die voorkeur niet meer genieten kan, omdat
hij dood is dan zegt hij:
Ah! Michelet! Hij wórdt niet genoeg
gelezen die Michelet! Ah! Michelet!" In den
zelfden lyrischen toon gaat de president dan
verder. Het dichterlijke heeft bij hem altijd
de overheid.
En 't goede hart spreekt dikwijls. Zoo
vertelt men van hem de volgende geschie
denisToen de nieuwe president minister van
Justitie was presideerde hij eens een banket
van notarissen. Al maakt men veel papier
zwart, daarom dineert men nog wel graag,
en vooral als een minister president van de
tafel is.
Zonder precies te weten wat hij deed
speelde hij met de hand in een van zijn
vestjeszakken en liet er iets.uitrojlen. Ex
cellentie, zei hem zijn buurman, ik geloof,
dat u een tweefrancstuk op den grond laat
vallen. De minister deed een onverschillige
beweging met de hand, maar riep daarna
een kellner naar zich toe, aan wien Tiij in
't oor fluisterde: als wij weg zijn zul je
een tweefrancstuk onder mijn stoel kunnen
vinden. Vergeet het niet te zoeken, het is
voor jou.
Maar een oogenblik later onder een
nieuwen gang drong het plotseling tot den
minister door, dat hij in het vestjeszakje,
waarin hij had zitten rommelen, alleen
kopergeld had gehad, en zijn lichtbewogen
hart trok zich de tegenvaller al aan, die den
kellner straks moest bedroeven, wanneer
hij onder de tafel twee sou zou vinden
En ongezien dat meende hij tenmin
ste kaalde hij uit een ander vestjes
zakje een tweefrahkstuk, dat hij langs zijn
been naar beneden liet glijden: dan vindt
de kerel tenminste straks zijn twee francs,
dacht de minister . ..
Ziedaar een al te kleine schets van den
man, die over do lotgevallen gaat beschik
ken van het Fransehe volk. Waaraan dankt
hij de groote vlucht van zijn geluk? Hoe komt
het, dat van tienduizenden dorpjes Mézin
het gehuchtje moet zijn, dat den president
zag geboren worden? Hoe komt het?
L'ainitn' de» (jramh dieu.r fait Ie hii/n
cZcs liommes!
Maar hoe komt het, dat zijn lieve vrouw
(die hem twee lieve kinderen heeft ge
schonken'!, de vrouw moest worden, waarop
allu blikken eens gevestigd zouden zijn;"
Hoe komt het dat van de twintig millioeii