De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 25 februari pagina 7

25 februari 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1496 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. WILLEM DOORENBOS. f (Ter nagedachtenis). Na een volkomen uitgeleefd leven is een geleerde van groote beteekenis heengegaan. Er zijn er nog genoeg, die toen de tijding van zjjn dood hun oor bereikte, opeens voor zich zuilen gezien hebben de beeltenis van den meester aan wien zij voor hun ontwikkeling! (zooveel hebben te danken gehad. ,Een kort overzicht te geven van dat lange leven, merkwaardig van het eerste begin tot schier het laatste einde, valt mij ten deel. Martha Doorenbos?Liefsting bracht te Deersum 28 Mei 1820, als nummer acht en negen, een tweeling ter wereld, die Willem en Fokko werden geheeten. De oudste echter had levenskracht voor twee Fokko stierf spoedig, en heeft blijkbaar zijn intellekt zijn broer ter erfenis geschonken. k-$MateriëeIe zorgen bestonden er niet; Deersum was een rijke plaats en het vaste traktement van den predikant Jan Dooren bos ?2000 er kon dus een dozijn kinderen op overschieten, waartoe hij het dan ook bracht, maar reeds in '27 overleed. De weduwe vestigde zich met haar gezin te Groningen; echter ook voor haar was geen lang leven weggelegd zij stierf in 1831, en gaf aanleiding, dat de elfjarige Willem te Wapserveen kwam. Hij "werd naar de dorpsschool gezonden, maar de meester kon het niet met Willem, en Willem kon het niet met den meester vinden. Hij eindigde zijn schoolgaan, en na een of twee couranten in zijn zak te hebben gestopt, ging hij dagelijks den boer op, nu dezen dan genen op de hoogte brengende van de merkwaardigheid der tijden. Wat werd hij op die hofsteden met open armen ontvangen! Toen de politiek binnenlandsche rust bracht, greep hij uit de mooie bibliotheek zijns vaders, die op zijn oudsten broer was overgegaan, allerlei, vooral Nederlandsche letterkunde, en -verzamelde in die dagen op zijn rug in 't veld liggende de kennis, die hij zooveel jaar later als leeraar aan de H.B. School te Amsterdam, individueel geïnterpreteerd, aan den man zou hebben te brengen. Die merkwaardige jongen had dan ook geen schoolonderwijs, nauwelijks privaatonderricht noodig, ter verzameling van kennis. Op zijn 9e jaar schonk professor de Geer hem een boek, omdat hij zoo ver bleek te zijn in de Bijbelsche Geschiedenis niemand wist, hoe hij er aan kwam, zijn vader toch had er zich geen bizondere moeite voor gegeven. In het laatst van '31 ging Willem naar de Latijiische School te Groningen, want een eigenaardigheid in de heele familie. Doorenbos was, dat daar nooit de beroeps keuze der zoons een onderwerp van bespre king uitmaakte. Bij allen waren de knapen, zooveel er maar komen wiïden, welkom, en werden natuurlijk predikant. Als leerling der Latijnsche School waren bij elk trimester alle prijzen voor Willem geen enkele kon tegen hem op. Zoo was het en bleef het, totdat Alfonsus Hecker zijn medescholier werd. Toen hadden zij de prijzen saam te deelen. Een innige vriendschap ontstond er tusschen deze twee, waarvan duidelijk blijk geeft den brief, die thans in keurig hand schrift voor mij ligt, van Alfonsus, en, al hoewel uit Meerenberg geschreven, geen spoor draagt van zins verbijstering, integen deel tot merkwaardig einde heeft: A pro pos, zoo als ik van U verlang dat Gij eens veel over uw persoon en omstandigheden zult schrijven, zoo kan ik ook wel de vrij heid nemen om U iets van mij en mijn toe stand te doen weten. De winter is niet al te gunstig voor mij geweest, waarin ik nog al door verschillende onaangename aandoe ningen gekweld geweest ben, dan meer dan minder, maar sedert een week of drie zijn ze allen opgeruimd en in den voddenhoek gesmeten. Het lenteweer laat nu ook meer tijd en ruimte voor groote wandelingen hier in den omtrek en gij weet dat die vrij mooi is. Hoe lang ik nog hier zal blijven weet ik niet, maar het is voor mij hoogst wenschelijk, dat ik hier geen winter meer zal behoeven te passeeren; tegen den zo mer heb ik minder tegen. Met mijne Anthologica ben ik tot p. 230 gevorderd, en zoo er nog een honderd pagina's afgedrukt zijn, zal ik U een exemplaar sturen. Met het tweede deel heb ik een begin gemaakt t. t. A. llecker. Die brief is gedagteekent: Meerenberg 10 Maart 1852, getuigt dus van een twintigjarigen vriendschapsband, en doet tevens zien, dat niet slechts uit Deersum, maar zelfs uit Meerenberg wat groots kan voor komen, die anthologica is waard bevonden in het Duitseh te worden vertaald. Als latinist ging liet Willem en zijn vrien den al niet anders dan de meeste latinisten; zij voelden zich reeds man en dienden dus manlijk te zijn in hun optreden, maar hoe dat aan te leggen:' want rooken en spiri tualiën drinken deden ze niet en begeerden ook niet het te «aan doen. Er werd wat gevonden. Ze zouden hun manlijkheid betoonen door een clubje te vormen, dat eens per week 's avonds om 11 uur bij een kwam en eerst om een uur of twee, drio uiteenging: intusschen druk redeiieerende en, zoo mogelijk, nog drukker chocolade drinkende en koek etende. Tot zoetigheid heeft Willem zich steeds sterk getrokken gevoeld, en zoo is het in zijn studententijd gebeurd dat iemand, die wat tegen hem had, hem bij zijn broer, als voogd, ging aanklagen wegens buitensporige uitgaven, die goed beschouwd alle uitliepen op ver teeringen aan koek. Toen hij vijftien en een half jaar was, liet hij zich inschrijven als theologisch student te Groningen. Spoedig echter werd hem duidelijk, dat de theologie geen vol doende aantrekkingskracht voor hem had; hij ging over in de letteren. Wie zijn dissertatie ter hand nemende - Co_m m e nt a t i o n e m d e m o r i b u s C Ij^É'Sm t i s, (l u a l e m d e s c r i p s i t S o p h o c l e s ziet, dat die promotie plaats vond 21 De cember 1K44 en uit bet feit, dat hij negen jaar gestudeerd heeft, het besluit zou willen trekken, dat het met zijn knapheid /oo hoog toch niet stond, xou zich werkelijk deerlijk vergissen. Had hij het gewenscht, hij zou zijn doctoraat heel wat vroeger hebben kunnen halen, maar hij wilde het niet, in tegenstelling met Alfonsus Hecker, die door zijn ouders er toe werd aangezet. Waarom wilde hij niet? Wel, dan is het uit met de vrije studie", zeide hij tot zichzelf. En dat was waar ook. Dan zou hij een betrekking hebben te zoeken. Zijn broer had als voogd zich niet veel om Willem's geldmiddelen bekommerd, Zijn ouderlijk erfdeel lag in zakken van /'500 op den grond van zijn kleerkast tijdens hij latinist en student was. Had hij wat geld noodig, hij nam het; zoo dunde het kapitaaltje en kon er geen sprake zijn van de rente te leven als hij eens zou zijn gepro moveerd. Dus zijn studielust bot gevierd zoolang er nog een tientje in de kast was. Die studielust omvatte veel. P. van Lim burg Brouwer in een eigenhandig getuig schrift, thans voor mij, beveelt hem aan a/s iemand, die met zeer rei'/ vlijt en ijver ?in de Letteren ijextmleerd heeft; die, behalve de kennis der Griekschc en Humeinsche letterkunde, ooi' aanzienlijke rorderimjen gemaakt keelt in, de Oonterxclic. f^itteriit,iur, die zich door zijn ijoed gedraij altijd zeer tjit/ittitj heeft onderscheiden en aan deze Academie na een uitmuntende ver/lediijimj eiin zijn welgexclireven Dissertatie niet den meenten lof den doctonjraad bekomen heeff'. Aan Oostersche litteratuur !iad hij wer kelijk heel wat gedaan. Aanhetllebreeuwsch deed hij veel en misschien nog meer aan het Arabisch, hetwelk hem onder zijn mede studenten den naam gaf van: de knappe Arabier". De doctortitel was er dan nu wat er mee te doen? Aan praktische raadgevingen geen gobrek. Een daarvan luidde, dat hij zijn leven zou wijden aan een heel klein onderdeel van zijn wetenschappelijke kennis, aan plaatsstudie van Athene bij voorbeeld. Maar om levenslang te peuteren in kleinig heden, daarvoor zag en voelde Willem Doorenbos veel te ruim. Den Griekschen geest uit den besten tijd, die bekoorde en boeide hem, hoe de woningen en wegen er uitzagen, waarin die groote mannen zich bewogen, dat liet hem eigenlijk koud. Zoo kwam het, dat hij bijv. Cobet steeds geëerd beeft als een reus in zijn voort, maar de soort nooit reusachtig heeft kunnen vinden. liet is or op uitgeloopen, dat Willem Doorenbos rector werd aan de Latijnsche school te Zaandam, waar hij bleef tot '.">J. Ik kan mij niet herinneren, dat hij mij dikwerf over dit tijdperk heeft gesproken; het eigenaardigste is misschien wel, hoe hij niet guitigen blik mij mededeelde, J.it daar hem de vraag was gedaan door een oude vrouw, of hij ooit in zijn leven een vrijdenker had gezien, hetgeen door hem slechts met een schouderophalen was beant woord. liet tijdperk te /aandam sloot door Willem Doorenbos' huwelijk met Antcinetto Pauw. liet echtpaar trok naar Winschoten, waar hij als rector van 't Gymnasium optrad. Moeilijke tijden braken voor hem aan, door dien maar al te spoedig bleek, dat zijn vrouw hem niet tot steun kon wezen, als belast met de kwaal, die maar al te veel vuldig zich in dat oude geslacht had doen gelden. Tot '62 bleef hij te Winschoten de laatste 5 of G jaar als redacteur van de H'iiisfhoter ('oto'anf Van den studielijd af was M. Neubronner van dor Tuuk een zijner vrienden geweest. Van niets dan cordialiteit getuigt zijn brief van 7 Oct. '57, kort nadat hij aankwam uit het lana waar de peper groeit in dit vrome Bicotië", gelijk hij zich zelf uitdrukt. Door huiselijke omstandigheden was Doo renbos' verwijlen te Winschoten onmogelijk geworden. Met een talrijk en steeds ver meerderend gezin, toog hij naar den Haag waar geen vaste betrekking hem wachtte. Spoedig leerde hij de Nederl. Spectatorlui kennen, die hem wieten te waardeeren. Als Keerom" trad hij op. Vanwaar dat pseudodiem? Noodgedrongen zou hij dan toch eindelijk practisch worden, en zich op geldverdienen toeleggen; zich vriendjes zien te maken onder de mannen, die hem aan een baantje konden helpen aftreden van den weg tot nu toe door hem begaan. Dit is de zielsgeschiedenis van liet pseu doniem Keerom; Keerom echter is nooit een Keerom geworden; het lag boven zijn macht zich praktisch wijs te betoonen. Keerom bleef een Doorenfaos. Van vernuft en scherp/innigheid tintelen die Bibliofagiën; hij had zoo weinig woorden noodig om veel te zeggen. Vandaar dat een zijner lessen is geweest: vermijd overvloed van woorden, bedenk woorden hebben waarde en ieder woord te veel is een verowduidelijking der gedachte". Hij was er steeds op uit het goede in een boek te vinden; hij kon zoo van harte prijzen, zelfs hen, die hij niet tot zijn vrienden rekende. Hoevelen bedelden niet om een woord van lof in de Bibliofagie. Eens op een dag werd hij door Thorbecke ontboden, die hem wees op de vacature van leeraar in Geschiedenis en Nederland sche Letterkunde aan de U. B. S. met 5-jarigen cursus te Amsterdam. Doorenbos maakt de opmerking, dat de tijd van sollici tatie voorbij is. Solliciteer" luidde het alleen ten antwoord, en Doorenbos' benoeming volgde dra. In de lagere klassen heeft Doorenbos zich nooit op zijn plaats gevoeld. In de hoogere echter heeft hij school" gemaakt. De lui van '80 zijn allen, tenminste bijna allen, zijn leerlingen; alsook de tegenwoordige Burgemeester van Amsterdam. Wat deed hij ze vreemd opkijken, toen hij bij de eerste les van een nieuw gevormde 5de klas, den leerlingen toewenschte, dat zij het komende lesjaar zouden leeren lezen, en hun zwijgende verbazing beantwoordde met: jelui bent toch niet zoo stom hij gebruikte haast nooit het woord dom om te meenen, dat je lezen kunt, die kunst verstaan slechts enkelen" waarop zijn verklaring van de leeskunst volgde. Zelfs de rondte door Amsterdam deden vele zijner parodoxen als bijv. Kieschheid is de vijandin der kuisuhheid. Op Doorenbos viel de aandacht van het bestuur van Felix Meritis; het noodigde hem uit een reeks van voordrachten voor dames te houden in de Gehoorzaal. Doorenbos is nooit geweest, wat de geijkte taal verstaat onder een welsprekend man. Daartoe was hij veel te zenuwachtig; hij bracht zijn woorden niet vloeiend uit en stampte voortdurend met den voet. Maar boeien en ontgloeien, dat deed hij; ja, dat deed hij in zeldzame mate. Voor de ont wikkelde vrouw is Doorenbos zeer zeker een persoon geweest, die niet te vergeefs heeft geleefd. Wat heeft hij ze aangespoord om haar te kort in kennis bij te werken en daartoe meegewerkt door zijn lange reeks van cursussen en zijn persoonlijk verkeer, /oo hij er niet geweest waren, de vrouwenzaak stond stellig niet in het stadium, dat zij thans reeds heeft bereikt. Als motto van Doorenbos leven, kan gel den, wat hij als O. P. parodie op het hem te kennen gegevene, dat hij haast op zo» zijn i;i het Weekblad L)i- Amster dammer schreef: V echt voortdu rend tegen alle aanmatigingen v e r t o o n i n g, dan zult g ij in een edelen strijd vallen." Toen de tijd van zijn pensioneering aan brak is van zijn vrouwelijke leerlingen het plan uitgegaan door eeu lijfrente gebrek van hem af te houden. Het plan werd ver wezenlijkt. En al liet finantiecle zorg niet van hem af, door de groote toewijding van de twee liern overgebleven dochters ook kindenerlies had hem achtervolgd en zwaar gedrukt heeft hij levensgenot gekend tot zijn laatste ziekte toe. Ze zijn goed voor mij," verzekerde hij nog kort voor zijn dood, die in den Haag plaats vond. 'sGrav., l!) Febr.'0(i. ELISK A. HAKIIITIIX. NASCHRIFT. Mijn plan is om eeu zooveel mogelijk volledig beeld te geven van dr. Doorenbos als niensch, denker eu geleerde in de Xei/erl. ^itecfufor. Dat is echter niet het werk n dng en n nacht, teder, die door persoonlijke omgang, of hoe ook, iets van dien reus afweet, dat mij wel onbekend zal we/en, gelieve het mij, zoo «poedig doenlijk, mee te deelen; ook door toezending van perio dieken, aldus medewerkende, dat hot zaad door dien geest gestrooid, welig blijve tie ren, van geslacht op geslacht. P e i' s bel p d i t v e r z o e k v e rb r e i d e n ! Dr. Doornbos en iie Generatie van 1880, door r'iiAXK v. h. (!in:>. (l'it : \\'?i,i-d en Jl,',?/,/.i Zij, die, als knapen vtin twaalf tot achttien jaren, naar hem luisterden lof, eeu enkele maal, jeugd heeft geen deugd, niet luister den) zijn nu, sommige van hen, dichter bi.j de zestig dan bij de vijftig: en reeds bet jongste geslacht van zijne scholieren nadert vast de middaghoogte zijner jaren. Het geval wilde dat de heer Doorenbos aan de Amsterdamschc Hoogere Burger school onderwijs gaf in de Xederlandsche litteratuur en in geschiedenis, toen tusschen de jaren '70 en '*<!, de drie eerst-aangekomencn van de dichtersgeneratie-, doorgaans naar dit laatste jaartal genoemd, als jongens die een weinig in leeftijd verschilden, Perk en Kloos waren ouder dan Verweij die school bezochten. Zij waren allen, ook in den anderen als in den gewonen /in, leer lingen van dr. Doorenbos, en hadden met den ondergetcekende gemeen, dat zij, buiten hem, nimmer een anderen leermeester hebben gehad. Aan hunne eerste of hunne latere vorming is alle direkte persoonlijke invloed van wien ook onder de ouderen, | volstrekt vreemd gebleven. ; Spreekt men over de verhouding van den beer Doorenbos tot zijne leerlingen, tot Kloos, Ver we y en Perk, onder de vele i jonge vrouwen, die hem volgden, behoorde Helene Swarth dan spreekt men over zijn invloed op de litteratuur van de Nieuwe (üds. Toch is met de karakteristiek van het eene, die van het andere nog niet ge geven. Veeleer is er tusschen beide een blijkbaar verschil, zelfs, schijnbaar althans, eene tegenstrijdigheid. Ik meen te spreken over mijne tijdgenooten wanneer ik zeg, dat ons aan zijne goedkeuring alles gelegen was, gelijk wij voor alles zijne aanmoediging behoefden. Er komt, later in ieder leren de periode waarin men alleen aan .zich zelven rekenschap is verschuldigd. Doch zij was, meen ik, voor geen van de drie ge noemde Nieuwe-Gids-Redakteuren aange broken toen zij, in 1885 als zoodanig op traden. En toch is het geen nieuws, dat het essentiëele en principiëele in de litte ratuur van '80 niet in alle opzichten de instemming heeft mogen verwerven van den man, die als het geestelijke hoofd van die richting vrij algemeen werd aangemerkt. De heer Doorenbos heeft voor de eerste aflevering een korte historische studie afgestaan, en sedert zal men zijn naam onder de medewerkers vruchteloos zoeken. Hij bleef zich, in particuliere brieven en gesprekken, een zér belangstellend en toe genegen beoordeelaar toonen, maar tot het dragen van een deel der verantwoordelijk heid voor inhoud en strekking, door de redaktie met opstellen van zijne hand te vereeren en zijne medewerking had men wegens de bekende persoonlijke verhouding zóó uitgelegd is de heer Doorenbos ver volgens niet gekomen. Het zou bezijden de waarheid zijn te beweren, dat de Nieuwe-Gids-beweging hem i 11 haar geheel, en als geestelijke revolutie of ten minste als geestelijk oproer, misviel of ook maar onverschillig liet. De heer Doorenbos, steeds aandringende op zelf standigheid en het voorbeeld gevende, was een te goed pedagoog om de werking van les en leven te miskennen. Sprongen de jonge poëten soms uit den band, wie, dan hij, had hun geleerd banden te versmaden;' En hij was natuurlijk bovendien een te goed litterator om geen eerbied te gevoelen zelfs voor het werk van zijne jongeren, dat, op een wijze, die hij nimmer heeft verkleini eene hooge litteratische schaonheid voor Tiollandsche oogen uitspreidde en in llpllandsche harten deed klinken. Ik heb mijne vrienden nooit over miskenning van cleu kant van hun ouden leermeester hooren klagen, die, eindelijk, een te goed leermeester was, om zich niet in hun toenemend succes te verheugen. Doch niets van dit alles beteekent dat dr. Doorenbos in een engeren zin van het woord een Nieuwe Gidsman ooit is geworden. Het beteekent, omgekeerd, dat in iets anders dan in diepere artistieke of letterkundige geestverwantschap tusschen den voorganger en zijne jonge volgelingen, den invloed van den eersten en het respekt van de laatsten moet worden gezocht. Schooner dan de inhoud van zijne schoonste lessen immer kon zijn, staat onverwelkbaar voor onze oogen het beeld van den onverwelkbaren grijsaard, zelf, die wij nooit anders dan als grijsaard hebben gekend. Bij den Heer Doorenbos vonden wij in alle omstandigheden eene gelijkmoedigheid, een onvermoeide werkzaamheid, een onuit puttelijke belangstelling in het geestelijke. Hij had een eigen inhoud aan zijn bestaan gegeven, die niet gelijk was aan den ge wonen, stoffelijken inhoud. Hij leefde in het verleden, in het hoogere, niet om zich te verbergen of aan eenigen plicht van het tegenwoordige en het allerdaagsche te ont trekken, maar om het platte te verheffen en het gewone te bezielen. Hij heeft ge daan vyat hij anderen leerde: doen zoo goed mogelijk, en in blijheid eu met gestrenge eerlijkheid voor zicbzelven, datgene wat het leven niet ongedaan te laten gebiedt. Bij den Heer Doorenbos was het idealisme een hartstocht, spottend zou men kunnen zeggen: een aainvendsel geworden. Bij al zijne vreugde aan de gewonere dingen van het leven, mengde hij er, opdat het niet spoedig smakeloos zou worden, van het hem eigene in, van het ongewone, door op merking, kritiek, anekdote of historie. De heer Dooreubos heeft nooit tot de menschen behoord, die als vele artisten, publicisten of redenaars, enkel knap en interessant weten te zijn voor het publiek, aan hun schrijftafel of op de tribune. In zijn leun stoel bij de kachel, onder de boomen, op hot terras van een café, aan de gedekte tafel van een gaarkeuken, op de wandeling in bet veld of in de stad, was hij aanstonds en voortdurend meester van al het zijne en deelde het onbekrompen mee. Zijne konversatie had eene andere charme, maar met die van Alberdingk Thijm gemeen, dat zij nooit faalde, taande noch kwijnde. Zijn om gang was een genot, zijn voorbeeld een ideal, dat op jonge menschen van dien tijd, waarlijk in zulke dingen niet verwend, wel- en womlerdanig werkte. Niet alle leerlingen van den heer Doo renbos zijn dichters geworden, noch waren alle jonge dichters zijne leerlingen geweest. liet was niet, meen ik, dat men een on middellijk en eng verband heeft te zoeken tusschen den inhoud van zijne lessen op de school of tehuis, en de verzen van de poëten van '80. Over zuiver litterair-aesthetische zaken werd niet zoo druk gespro ken, en Dr. Doorenbos is nooit een beoor deelaar van letterkundige kunst geweest gelijk b. v. Kloos later is geworden, en zoon Is hij reeds in zijn voorrede bij Jaeques Perk in 1881/2 was opgetreden. Ik ver beeld mij, dat wat in onzen leeraar dien machtigen indruk op de vrienden maakte, i zijn vermogen was om in hen vaardig te | maken hunne eigen vermogens. Wie aan ver/en of aan kritiek deed, of aan geschiedenis of aan welke andere soortge lijke studie, deed dit, door dat onderwijs, de aanraking, het voorbeeld van den heer j Doorenbos, beter dan te voren. De meester heeft nooit schoolmeester willen zijn. i Het lag in den aard van de dingen, dat J ile dichters van '$i niet geheel zóó zich j zouden ontwikkelen als naar eigen smaak j en ideaal, <ie beer Doorenhos, tijdgenoot en geestverwant van Potgieter, wellicht bad gewild; -?maar aan bem is te danken geweest, dat eenige begaafde knapen onderde leerlingen der A mstenlainsche Hoogere Bur gerschool op hun eigen hand een nieuwedicht school hebben gevormd. Wat, b.v., de kritiek van de Hollandsche litteratuiiraangaat,heeft men vroeger wel eens gemeend, dat de heer Doorenbos hun was voorgegaan met een ongunstig oordeel, dat hij, misschien een gehoor van onrijpe jongelui vermaakte door hatelijkheden op de schrijvers, die hij ambtshalve had te behandelen. Hiervan is veeleer het omgekeerde waar. Het was juist van onzen leeraar in de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl