Historisch Archief 1877-1940
No. 1496
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
WILLEM DOORENBOS. f
(Ter nagedachtenis).
Na een volkomen uitgeleefd leven is een
geleerde van groote beteekenis heengegaan.
Er zijn er nog genoeg, die toen de tijding
van zjjn dood hun oor bereikte, opeens
voor zich zuilen gezien hebben de beeltenis
van den meester aan wien zij voor hun
ontwikkeling! (zooveel hebben te danken
gehad.
,Een kort overzicht te geven van dat
lange leven, merkwaardig van het eerste
begin tot schier het laatste einde, valt mij
ten deel.
Martha Doorenbos?Liefsting bracht te
Deersum 28 Mei 1820, als nummer acht en
negen, een tweeling ter wereld, die Willem
en Fokko werden geheeten. De oudste
echter had levenskracht voor twee Fokko
stierf spoedig, en heeft blijkbaar zijn
intellekt zijn broer ter erfenis geschonken.
k-$MateriëeIe zorgen bestonden er niet;
Deersum was een rijke plaats en het vaste
traktement van den predikant Jan Dooren
bos ?2000 er kon dus een dozijn kinderen
op overschieten, waartoe hij het dan ook
bracht, maar reeds in '27 overleed. De
weduwe vestigde zich met haar gezin te
Groningen; echter ook voor haar was geen
lang leven weggelegd zij stierf in 1831,
en gaf aanleiding, dat de elfjarige Willem
te Wapserveen kwam.
Hij "werd naar de dorpsschool gezonden,
maar de meester kon het niet met Willem,
en Willem kon het niet met den meester
vinden. Hij eindigde zijn schoolgaan, en
na een of twee couranten in zijn zak te
hebben gestopt, ging hij dagelijks den boer
op, nu dezen dan genen op de hoogte
brengende van de merkwaardigheid der
tijden. Wat werd hij op die hofsteden met
open armen ontvangen!
Toen de politiek binnenlandsche rust
bracht, greep hij uit de mooie bibliotheek
zijns vaders, die op zijn oudsten broer was
overgegaan, allerlei, vooral Nederlandsche
letterkunde, en -verzamelde in die dagen
op zijn rug in 't veld liggende de kennis,
die hij zooveel jaar later als leeraar aan
de H.B. School te Amsterdam, individueel
geïnterpreteerd, aan den man zou hebben
te brengen. Die merkwaardige jongen had
dan ook geen schoolonderwijs, nauwelijks
privaatonderricht noodig, ter verzameling
van kennis. Op zijn 9e jaar schonk professor
de Geer hem een boek, omdat hij zoo ver
bleek te zijn in de Bijbelsche Geschiedenis
niemand wist, hoe hij er aan kwam,
zijn vader toch had er zich geen bizondere
moeite voor gegeven.
In het laatst van '31 ging Willem naar
de Latijiische School te Groningen, want
een eigenaardigheid in de heele familie.
Doorenbos was, dat daar nooit de beroeps
keuze der zoons een onderwerp van bespre
king uitmaakte. Bij allen waren de knapen,
zooveel er maar komen wiïden, welkom, en
werden natuurlijk predikant.
Als leerling der Latijnsche School waren
bij elk trimester alle prijzen voor Willem
geen enkele kon tegen hem op. Zoo was
het en bleef het, totdat Alfonsus Hecker zijn
medescholier werd. Toen hadden zij de
prijzen saam te deelen.
Een innige vriendschap ontstond er
tusschen deze twee, waarvan duidelijk blijk
geeft den brief, die thans in keurig hand
schrift voor mij ligt, van Alfonsus, en, al
hoewel uit Meerenberg geschreven, geen
spoor draagt van zins verbijstering, integen
deel tot merkwaardig einde heeft: A pro
pos, zoo als ik van U verlang dat Gij eens
veel over uw persoon en omstandigheden
zult schrijven, zoo kan ik ook wel de vrij
heid nemen om U iets van mij en mijn toe
stand te doen weten. De winter is niet al
te gunstig voor mij geweest, waarin ik nog
al door verschillende onaangename aandoe
ningen gekweld geweest ben, dan meer dan
minder, maar sedert een week of drie zijn
ze allen opgeruimd en in den voddenhoek
gesmeten. Het lenteweer laat nu ook meer
tijd en ruimte voor groote wandelingen
hier in den omtrek en gij weet dat die vrij
mooi is. Hoe lang ik nog hier zal blijven
weet ik niet, maar het is voor mij hoogst
wenschelijk, dat ik hier geen winter meer
zal behoeven te passeeren; tegen den zo
mer heb ik minder tegen. Met mijne
Anthologica ben ik tot p. 230 gevorderd, en
zoo er nog een honderd pagina's afgedrukt
zijn, zal ik U een exemplaar sturen. Met
het tweede deel heb ik een begin gemaakt
t. t.
A. llecker.
Die brief is gedagteekent: Meerenberg 10
Maart 1852, getuigt dus van een
twintigjarigen vriendschapsband, en doet tevens
zien, dat niet slechts uit Deersum, maar
zelfs uit Meerenberg wat groots kan voor
komen, die anthologica is waard bevonden
in het Duitseh te worden vertaald.
Als latinist ging liet Willem en zijn vrien
den al niet anders dan de meeste latinisten;
zij voelden zich reeds man en dienden dus
manlijk te zijn in hun optreden, maar hoe
dat aan te leggen:' want rooken en spiri
tualiën drinken deden ze niet en begeerden
ook niet het te «aan doen. Er werd wat
gevonden. Ze zouden hun manlijkheid
betoonen door een clubje te vormen, dat
eens per week 's avonds om 11 uur bij
een kwam en eerst om een uur of twee, drio
uiteenging: intusschen druk redeiieerende
en, zoo mogelijk, nog drukker chocolade
drinkende en koek etende. Tot zoetigheid
heeft Willem zich steeds sterk getrokken
gevoeld, en zoo is het in zijn studententijd
gebeurd dat iemand, die wat tegen hem
had, hem bij zijn broer, als voogd, ging
aanklagen wegens buitensporige uitgaven,
die goed beschouwd alle uitliepen op ver
teeringen aan koek.
Toen hij vijftien en een half jaar was,
liet hij zich inschrijven als theologisch
student te Groningen. Spoedig echter werd
hem duidelijk, dat de theologie geen vol
doende aantrekkingskracht voor hem had;
hij ging over in de letteren. Wie zijn
dissertatie ter hand nemende - Co_m m e
nt a t i o n e m d e m o r i b u s C Ij^É'Sm t i s,
(l u a l e m d e s c r i p s i t S o p h o c l e s
ziet, dat die promotie plaats vond 21 De
cember 1K44 en uit bet feit, dat hij negen
jaar gestudeerd heeft, het besluit zou willen
trekken, dat het met zijn knapheid /oo
hoog toch niet stond, xou zich werkelijk
deerlijk vergissen. Had hij het gewenscht,
hij zou zijn doctoraat heel wat vroeger
hebben kunnen halen, maar hij wilde het
niet, in tegenstelling met Alfonsus Hecker,
die door zijn ouders er toe werd aangezet.
Waarom wilde hij niet? Wel, dan is
het uit met de vrije studie", zeide hij tot
zichzelf. En dat was waar ook. Dan zou
hij een betrekking hebben te zoeken. Zijn
broer had als voogd zich niet veel om
Willem's geldmiddelen bekommerd, Zijn
ouderlijk erfdeel lag in zakken van /'500
op den grond van zijn kleerkast tijdens hij
latinist en student was. Had hij wat geld
noodig, hij nam het; zoo dunde het
kapitaaltje en kon er geen sprake zijn van de
rente te leven als hij eens zou zijn gepro
moveerd. Dus zijn studielust bot gevierd
zoolang er nog een tientje in de kast was.
Die studielust omvatte veel. P. van Lim
burg Brouwer in een eigenhandig getuig
schrift, thans voor mij, beveelt hem aan
a/s iemand, die met zeer rei'/ vlijt en ijver
?in de Letteren ijextmleerd heeft; die, behalve
de kennis der Griekschc en Humeinsche
letterkunde, ooi' aanzienlijke rorderimjen
gemaakt keelt in, de Oonterxclic. f^itteriit,iur,
die zich door zijn ijoed gedraij altijd zeer
tjit/ittitj heeft onderscheiden en aan deze
Academie na een uitmuntende ver/lediijimj
eiin zijn welgexclireven Dissertatie niet den
meenten lof den doctonjraad bekomen heeff'.
Aan Oostersche litteratuur !iad hij wer
kelijk heel wat gedaan. Aanhetllebreeuwsch
deed hij veel en misschien nog meer aan
het Arabisch, hetwelk hem onder zijn mede
studenten den naam gaf van: de knappe
Arabier".
De doctortitel was er dan nu wat er
mee te doen? Aan praktische raadgevingen
geen gobrek. Een daarvan luidde, dat hij
zijn leven zou wijden aan een heel klein
onderdeel van zijn wetenschappelijke kennis,
aan plaatsstudie van Athene bij voorbeeld.
Maar om levenslang te peuteren in kleinig
heden, daarvoor zag en voelde Willem
Doorenbos veel te ruim. Den Griekschen
geest uit den besten tijd, die bekoorde en
boeide hem, hoe de woningen en wegen er
uitzagen, waarin die groote mannen zich
bewogen, dat liet hem eigenlijk koud. Zoo
kwam het, dat hij bijv. Cobet steeds geëerd
beeft als een reus in zijn voort, maar de
soort nooit reusachtig heeft kunnen vinden.
liet is or op uitgeloopen, dat Willem
Doorenbos rector werd aan de Latijnsche
school te Zaandam, waar hij bleef tot '.">J.
Ik kan mij niet herinneren, dat hij mij
dikwerf over dit tijdperk heeft gesproken;
het eigenaardigste is misschien wel, hoe
hij niet guitigen blik mij mededeelde, J.it
daar hem de vraag was gedaan door een
oude vrouw, of hij ooit in zijn leven een
vrijdenker had gezien, hetgeen door hem
slechts met een schouderophalen was beant
woord.
liet tijdperk te /aandam sloot door Willem
Doorenbos' huwelijk met Antcinetto Pauw.
liet echtpaar trok naar Winschoten, waar
hij als rector van 't Gymnasium optrad.
Moeilijke tijden braken voor hem aan, door
dien maar al te spoedig bleek, dat zijn
vrouw hem niet tot steun kon wezen, als
belast met de kwaal, die maar al te veel
vuldig zich in dat oude geslacht had doen
gelden. Tot '62 bleef hij te Winschoten
de laatste 5 of G jaar als redacteur van de
H'iiisfhoter ('oto'anf
Van den studielijd af was M. Neubronner
van dor Tuuk een zijner vrienden geweest.
Van niets dan cordialiteit getuigt zijn brief
van 7 Oct. '57, kort nadat hij aankwam
uit het lana waar de peper groeit in dit
vrome Bicotië", gelijk hij zich zelf uitdrukt.
Door huiselijke omstandigheden was Doo
renbos' verwijlen te Winschoten onmogelijk
geworden. Met een talrijk en steeds ver
meerderend gezin, toog hij naar den Haag
waar geen vaste betrekking hem wachtte.
Spoedig leerde hij de Nederl.
Spectatorlui kennen, die hem wieten te waardeeren.
Als Keerom" trad hij op. Vanwaar dat
pseudodiem? Noodgedrongen zou hij dan
toch eindelijk practisch worden, en zich op
geldverdienen toeleggen; zich vriendjes
zien te maken onder de mannen, die hem
aan een baantje konden helpen aftreden
van den weg tot nu toe door hem begaan.
Dit is de zielsgeschiedenis van liet pseu
doniem Keerom; Keerom echter is nooit
een Keerom geworden; het lag boven zijn
macht zich praktisch wijs te betoonen.
Keerom bleef een Doorenfaos. Van vernuft
en scherp/innigheid tintelen die
Bibliofagiën; hij had zoo weinig woorden noodig
om veel te zeggen. Vandaar dat een zijner
lessen is geweest: vermijd overvloed van
woorden, bedenk woorden hebben waarde
en ieder woord te veel is een
verowduidelijking der gedachte". Hij was er steeds op
uit het goede in een boek te vinden; hij
kon zoo van harte prijzen, zelfs hen, die
hij niet tot zijn vrienden rekende. Hoevelen
bedelden niet om een woord van lof in de
Bibliofagie.
Eens op een dag werd hij door Thorbecke
ontboden, die hem wees op de vacature
van leeraar in Geschiedenis en Nederland
sche Letterkunde aan de U. B. S. met
5-jarigen cursus te Amsterdam. Doorenbos
maakt de opmerking, dat de tijd van sollici
tatie voorbij is. Solliciteer" luidde het alleen
ten antwoord, en Doorenbos' benoeming
volgde dra.
In de lagere klassen heeft Doorenbos zich
nooit op zijn plaats gevoeld. In de hoogere
echter heeft hij school" gemaakt. De lui
van '80 zijn allen, tenminste bijna allen,
zijn leerlingen; alsook de tegenwoordige
Burgemeester van Amsterdam.
Wat deed hij ze vreemd opkijken, toen
hij bij de eerste les van een nieuw gevormde
5de klas, den leerlingen toewenschte, dat
zij het komende lesjaar zouden leeren lezen,
en hun zwijgende verbazing beantwoordde
met: jelui bent toch niet zoo stom hij
gebruikte haast nooit het woord dom
om te meenen, dat je lezen kunt, die kunst
verstaan slechts enkelen" waarop zijn
verklaring van de leeskunst volgde. Zelfs
de rondte door Amsterdam deden vele zijner
parodoxen als bijv. Kieschheid is de vijandin
der kuisuhheid.
Op Doorenbos viel de aandacht van het
bestuur van Felix Meritis; het noodigde
hem uit een reeks van voordrachten voor
dames te houden in de Gehoorzaal.
Doorenbos is nooit geweest, wat de geijkte
taal verstaat onder een welsprekend man.
Daartoe was hij veel te zenuwachtig; hij
bracht zijn woorden niet vloeiend uit en
stampte voortdurend met den voet. Maar
boeien en ontgloeien, dat deed hij; ja, dat
deed hij in zeldzame mate. Voor de ont
wikkelde vrouw is Doorenbos zeer zeker
een persoon geweest, die niet te vergeefs
heeft geleefd. Wat heeft hij ze aangespoord
om haar te kort in kennis bij te werken
en daartoe meegewerkt door zijn lange
reeks van cursussen en zijn persoonlijk
verkeer, /oo hij er niet geweest waren, de
vrouwenzaak stond stellig niet in het
stadium, dat zij thans reeds heeft bereikt.
Als motto van Doorenbos leven, kan gel
den, wat hij als O. P. parodie op het
hem te kennen gegevene, dat hij haast op
zo» zijn i;i het Weekblad L)i- Amster
dammer schreef: V echt voortdu
rend tegen alle aanmatigingen
v e r t o o n i n g, dan zult g ij in een
edelen strijd vallen."
Toen de tijd van zijn pensioneering aan
brak is van zijn vrouwelijke leerlingen het
plan uitgegaan door eeu lijfrente gebrek
van hem af te houden. Het plan werd ver
wezenlijkt. En al liet finantiecle zorg niet
van hem af, door de groote toewijding van
de twee liern overgebleven dochters ook
kindenerlies had hem achtervolgd en zwaar
gedrukt heeft hij levensgenot gekend
tot zijn laatste ziekte toe. Ze zijn goed
voor mij," verzekerde hij nog kort voor zijn
dood, die in den Haag plaats vond.
'sGrav., l!) Febr.'0(i. ELISK A. HAKIIITIIX.
NASCHRIFT.
Mijn plan is om eeu zooveel mogelijk
volledig beeld te geven van dr. Doorenbos
als niensch, denker eu geleerde in de
Xei/erl. ^itecfufor. Dat is echter niet het
werk n dng en n nacht, teder, die door
persoonlijke omgang, of hoe ook, iets van
dien reus afweet, dat mij wel onbekend zal
we/en, gelieve het mij, zoo «poedig doenlijk,
mee te deelen; ook door toezending van perio
dieken, aldus medewerkende, dat hot zaad
door dien geest gestrooid, welig blijve tie
ren, van geslacht op geslacht.
P e i' s bel p d i t v e r z o e k v e
rb r e i d e n !
Dr. Doornbos en iie Generatie van 1880,
door r'iiAXK v. h. (!in:>.
(l'it : \\'?i,i-d en Jl,',?/,/.i
Zij, die, als knapen vtin twaalf tot achttien
jaren, naar hem luisterden lof, eeu enkele
maal, jeugd heeft geen deugd, niet luister
den) zijn nu, sommige van hen, dichter bi.j
de zestig dan bij de vijftig: en reeds bet
jongste geslacht van zijne scholieren nadert
vast de middaghoogte zijner jaren.
Het geval wilde dat de heer Doorenbos
aan de Amsterdamschc Hoogere Burger
school onderwijs gaf in de Xederlandsche
litteratuur en in geschiedenis, toen tusschen
de jaren '70 en '*<!, de drie
eerst-aangekomencn van de dichtersgeneratie-, doorgaans
naar dit laatste jaartal genoemd, als jongens
die een weinig in leeftijd verschilden, Perk
en Kloos waren ouder dan Verweij die
school bezochten. Zij waren allen, ook in
den anderen als in den gewonen /in, leer
lingen van dr. Doorenbos, en hadden met
den ondergetcekende gemeen, dat zij, buiten
hem, nimmer een anderen leermeester
hebben gehad. Aan hunne eerste of hunne
latere vorming is alle direkte persoonlijke
invloed van wien ook onder de ouderen,
| volstrekt vreemd gebleven.
; Spreekt men over de verhouding van den
beer Doorenbos tot zijne leerlingen, tot
Kloos, Ver we y en Perk, onder de vele
i jonge vrouwen, die hem volgden, behoorde
Helene Swarth dan spreekt men over
zijn invloed op de litteratuur van de Nieuwe
(üds. Toch is met de karakteristiek van
het eene, die van het andere nog niet ge
geven. Veeleer is er tusschen beide een
blijkbaar verschil, zelfs, schijnbaar althans,
eene tegenstrijdigheid. Ik meen te spreken
over mijne tijdgenooten wanneer ik zeg,
dat ons aan zijne goedkeuring alles gelegen
was, gelijk wij voor alles zijne aanmoediging
behoefden. Er komt, later in ieder leren
de periode waarin men alleen aan .zich
zelven rekenschap is verschuldigd. Doch zij
was, meen ik, voor geen van de drie ge
noemde Nieuwe-Gids-Redakteuren aange
broken toen zij, in 1885 als zoodanig op
traden. En toch is het geen nieuws, dat
het essentiëele en principiëele in de litte
ratuur van '80 niet in alle opzichten de
instemming heeft mogen verwerven van
den man, die als het geestelijke hoofd van
die richting vrij algemeen werd aangemerkt.
De heer Doorenbos heeft voor de eerste
aflevering een korte historische studie
afgestaan, en sedert zal men zijn naam
onder de medewerkers vruchteloos zoeken.
Hij bleef zich, in particuliere brieven en
gesprekken, een zér belangstellend en toe
genegen beoordeelaar toonen, maar tot het
dragen van een deel der verantwoordelijk
heid voor inhoud en strekking, door de
redaktie met opstellen van zijne hand te
vereeren en zijne medewerking had men
wegens de bekende persoonlijke verhouding
zóó uitgelegd is de heer Doorenbos ver
volgens niet gekomen.
Het zou bezijden de waarheid zijn te
beweren, dat de Nieuwe-Gids-beweging hem
i 11 haar geheel, en als geestelijke revolutie
of ten minste als geestelijk oproer, misviel
of ook maar onverschillig liet. De heer
Doorenbos, steeds aandringende op zelf
standigheid en het voorbeeld gevende, was
een te goed pedagoog om de werking van les
en leven te miskennen. Sprongen de jonge
poëten soms uit den band, wie, dan hij,
had hun geleerd banden te versmaden;'
En hij was natuurlijk bovendien een te goed
litterator om geen eerbied te gevoelen
zelfs voor het werk van zijne jongeren,
dat, op een wijze, die hij nimmer heeft
verkleini eene hooge litteratische schaonheid
voor Tiollandsche oogen uitspreidde en in
llpllandsche harten deed klinken. Ik heb
mijne vrienden nooit over miskenning van
cleu kant van hun ouden leermeester hooren
klagen, die, eindelijk, een te goed leermeester
was, om zich niet in hun toenemend succes
te verheugen. Doch niets van dit alles
beteekent dat dr. Doorenbos in een engeren
zin van het woord een Nieuwe Gidsman
ooit is geworden. Het beteekent, omgekeerd,
dat in iets anders dan in diepere artistieke
of letterkundige geestverwantschap tusschen
den voorganger en zijne jonge volgelingen,
den invloed van den eersten en het respekt
van de laatsten moet worden gezocht.
Schooner dan de inhoud van zijne schoonste
lessen immer kon zijn, staat onverwelkbaar
voor onze oogen het beeld van den
onverwelkbaren grijsaard, zelf, die wij nooit
anders dan als grijsaard hebben gekend.
Bij den Heer Doorenbos vonden wij in
alle omstandigheden eene gelijkmoedigheid,
een onvermoeide werkzaamheid, een onuit
puttelijke belangstelling in het geestelijke.
Hij had een eigen inhoud aan zijn bestaan
gegeven, die niet gelijk was aan den ge
wonen, stoffelijken inhoud. Hij leefde in
het verleden, in het hoogere, niet om zich
te verbergen of aan eenigen plicht van het
tegenwoordige en het allerdaagsche te ont
trekken, maar om het platte te verheffen
en het gewone te bezielen. Hij heeft ge
daan vyat hij anderen leerde: doen zoo goed
mogelijk, en in blijheid eu met gestrenge
eerlijkheid voor zicbzelven, datgene wat
het leven niet ongedaan te laten gebiedt.
Bij den Heer Doorenbos was het idealisme
een hartstocht, spottend zou men kunnen
zeggen: een aainvendsel geworden. Bij al
zijne vreugde aan de gewonere dingen van
het leven, mengde hij er, opdat het niet
spoedig smakeloos zou worden, van het
hem eigene in, van het ongewone, door op
merking, kritiek, anekdote of historie. De
heer Dooreubos heeft nooit tot de menschen
behoord, die als vele artisten, publicisten
of redenaars, enkel knap en interessant
weten te zijn voor het publiek, aan hun
schrijftafel of op de tribune. In zijn leun
stoel bij de kachel, onder de boomen, op
hot terras van een café, aan de gedekte
tafel van een gaarkeuken, op de wandeling
in bet veld of in de stad, was hij aanstonds
en voortdurend meester van al het zijne
en deelde het onbekrompen mee. Zijne
konversatie had eene andere charme, maar met
die van Alberdingk Thijm gemeen, dat zij
nooit faalde, taande noch kwijnde. Zijn om
gang was een genot, zijn voorbeeld een
ideal, dat op jonge menschen van dien tijd,
waarlijk in zulke dingen niet verwend,
wel- en womlerdanig werkte.
Niet alle leerlingen van den heer Doo
renbos zijn dichters geworden, noch waren
alle jonge dichters zijne leerlingen geweest.
liet was niet, meen ik, dat men een on
middellijk en eng verband heeft te zoeken
tusschen den inhoud van zijne lessen op de
school of tehuis, en de verzen van de
poëten van '80. Over zuiver
litterair-aesthetische zaken werd niet zoo druk gespro
ken, en Dr. Doorenbos is nooit een beoor
deelaar van letterkundige kunst geweest
gelijk b. v. Kloos later is geworden, en
zoon Is hij reeds in zijn voorrede bij Jaeques
Perk in 1881/2 was opgetreden. Ik ver
beeld mij, dat wat in onzen leeraar dien
machtigen indruk op de vrienden maakte,
i zijn vermogen was om in hen vaardig te
| maken hunne eigen vermogens. Wie aan
ver/en of aan kritiek deed, of aan
geschiedenis of aan welke andere soortge
lijke studie, deed dit, door dat onderwijs,
de aanraking, het voorbeeld van den heer
j Doorenbos, beter dan te voren. De meester
heeft nooit schoolmeester willen zijn.
i Het lag in den aard van de dingen, dat
J ile dichters van '$i niet geheel zóó zich
j zouden ontwikkelen als naar eigen smaak
j en ideaal, <ie beer Doorenhos, tijdgenoot
en geestverwant van Potgieter, wellicht
bad gewild; -?maar aan bem is te danken
geweest, dat eenige begaafde knapen onderde
leerlingen der A mstenlainsche Hoogere Bur
gerschool op hun eigen hand een nieuwedicht
school hebben gevormd. Wat, b.v., de kritiek
van de Hollandsche litteratuiiraangaat,heeft
men vroeger wel eens gemeend, dat de heer
Doorenbos hun was voorgegaan met een
ongunstig oordeel, dat hij, misschien
een gehoor van onrijpe jongelui vermaakte
door hatelijkheden op de schrijvers, die hij
ambtshalve had te behandelen. Hiervan is
veeleer het omgekeerde waar.
Het was juist van onzen leeraar in de