Historisch Archief 1877-1940
DE AM3TKRBAMS1ER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A K D.
No. 1497
Om een bijkomstige reden: de moei
lijkheden, die de aanwerving van matro
zen ondervindt. 1)
Hst door den voorgaanden minister
iDgecRenie wetsontwerp tot reorganisatie
van het korps mariniers, is door den
tegen woordigen minister ingetrokken. Zou
het vonnis aan het korps voltrokken'
?worden ? Een gering-hoop-gevend licht
straal tj e brak door.-...
Het is verdwenen. In de Memorie van
Antwoord kwam deze minister van Marino
verklaren, dat hij zich in vele opzichten
met het ingetrokken ontwerp kan veree
nigen, dat hij spoedig voorstellen tot
reorganisatie zal indienen, en ... daarom
juist heeft hij nu reeds geld gevraagd
voor de werving.
Het korps zal dus zijn eigen
recruteering behouden; het korps zal dus blij ven
bestaan.
Dat is jammer.
Yan dezen minister hadden wij ver
wacht een voorstel tot reorganisatie van
het korps mariniers in dien zin dat de
opheffing van het korps zoo spoedig
mogelijk haar beslag zou hebben ver
kregen.
Het eerste punt van dit voorstel zou
moeten bevatten : sluiting van de
recruteering zoowel van officioren als van
minderen. Het aanwezige personeel zou
zooveel mogelijk moeten worden aange
moedigd om over te gaan in andere lands
betrekkingen. Hetgeen dan zou over
blijven, zou zooveel mogelijk vereenigd
moeten worden.
. Inderdaad bestaan op dit oogenblik bij
het korps mariniers toestanden, die, ook
uit een materieel oogpun^ verbetering
ejachen. Die verbeteringen zouden niet
ach'erwege gelaten mogen worden.
Met die verbeteringen hebbon wij niet
het oog op de verbeteringen in de klee
ding, waaromtrent de minister in zijne
Memorie van Antwoord enkele
niededeelingon doet: dat het zeer grove laken
is vervallen voor de jassen en broeken
der korporaals en minderen en dat de
gr.oot-uniformjas van dezelfde stof wordt
vervaardigd als de kleine uniformjas,
waardoor de eerste door eenige kleine
wijzigingen omgezet kan worden tot
kleinuniformjas; en alsof het korps pas
slechts enkele jaren bestaat volgt
voorts de belangrijke mededeeling, dat
men nu tot het inzicht is gekomen, dat
noodelooze slijtage kan worden voorko
men, door de jassen zoodanig te snijden,
dat de koppel zoowel boven als onder
de jas kan worden gedragen!
Ojk op et militair beheer schijnt een
fatum te rusten.
Het schijnt niet mogelijk te zij n daarbij
steeds in 't oog te houden de*
beslisteerste-eisch voor elke militaire organi
satie ; dat die organisatie zoo eenvoudig
en zoo min kostbaar mogelijk zij.
Wij, voor ons, hadden gaarne gezien,
dat de minister reeds wel had voorge
steld de verbeteringen, waarnaar hot
personeel van het korps mariniers reeds
200 geruimen tijd reikhalzend uitziet;
verbeteringen, die aan inderdaad billijke
eischen zouden tegemoet komen.
Maar overigens hopen wij, dat de
minister het reorganisatie-voorstel nog
I) Misschien zal worden tegengeworpen:
(én marinier is goedkooper dan n matroos.
Dit geldt echter slechts voor het loon; maar
terwijl een matroos wel den marinier, kan
een marinier niet. den matroos geheel
verTangen.
cf&uillcton.
EENZAAMHEID,
DOOR
JEANNE REYNEKE VAN STC\VE.
Op den gestadigen, gelijkmatiger! draf der
paarden rolde het rijtuig voort. Zij lag luste
loos geleund in de grijze kussens, het hoof J
?weg gedoken in den hoogen kraag van haar
bonten mantel, de handen diep in de mof.
7ij reed door het boseh, dat, in den helderen,
herfstigen dag, rijk-kleurig las?, onder den
hef igen gloed van de zon. Soms vormde het
loover der hoornen een breed prieel van
licht doorleefde, goud-gele bladeren, of welfde
zich wijd, in wijn-roode bogen, over de lange,
zon-volle laan, of bronsde diep weg, in de
schaduw der vage verten. Zij keek er naar,
gedachteloos; zij vond het bosch in
herfrttooi mooi, maar slechts met haar oppervlakkig
bewustzijn; het was thans niet, om de oogen
voor te sluiten,zooals wanneercen mist er rond
waarde kil,en de wadem langzaam de
klaaglijkgelaten boomen besloop. Zij zag nu wel naar
de tintelende, trillende zon-spiegelingen, die
wemelden tusschen de struiken en neer-kring
den op het pad, of naar het ijl gezweef van
naar omlaag dwarrelende blaren, of naar
de bruine glanzing vau een rossen,
stamforschen beuk.. Maar toch, zij verbeelde zich,
de dagelijksche, eentonige rit was haar geen
genoegen, en zij zuehtte, wel wetende dat
een andere vorm van den tijd door
brengen haar evenmin zou voldoen. Zij
voelde zich altijd alleen, te midden van een
groot gezelschap, in haar huis.... altijd
omringde haar een leegte, een eenzaamheid,
die zij door niets wist aan te vullen. Zij
kon niet tevreden zijn met het leven, dat
zij moest leiden, terwille van haar dochter,
van haar positie; zij moest haar onbelangrijk
bestaan van altijd gelijke dagen maar dulden,
omdat er geen uitkomst was...
Zij was een der weinigen, de eenige misschien
nit haar kring, die haar leven onaangenaam
yond Het was haar te gemakkelijk, te
monotoon, zij had nooit, bezigheden, nooit
zorgen; haar dagen volgden elkander opj
geleidelijk en rustig; haar geest verlangde
naar afleiding; werkzaamheid, en kon die, in
haar '?
eens deugdelijk zal herzien, alvorens het
?wederom aanhangig te maken.
? Laat men het duidelijke antwoord
eisenen op de vraag: Waarom moet het
korps mariniers als afzonderlijk korps
blq'ven voortbestaan?
G.
MHItllllltmilllIIMfirilfflIllfHlflHIlftHIlflHIIllllIHIIIIirMHtinMIUtWMMV
De familie AteöiDiK
IL
Na een algemeen overzicht te hebben ge
geven van prol'. Paul Alb. Thijni's werkzaamheid,
staat zijn levensbeschrijver bij verschillende
onderdeden daarvan stil, om het karakter vuu
dien arbeid nader te bepalen. Hij wijst er op
hoe Alberdingk aan meest al zijn historische
studiën, den bescheiden uiterlijken vor.u heeft
gegeven eener biografie, en dal hij dit deed
om ecu pacdagogische reden, wijl hij het
duidelijkst meende te onderrichten door de
feiten van het tijdperk, dat hij behandelde,
te groepecren rond dun man, die naar zijne
mcening het best de gedachte, de beweging,
de werking van dien tijd verpersoonlijkte ais
mede wijl hij, even als Gfrörer, reeds vóór hij
diens invloed ondergaan had, deze neiging
had tot karaktersludie, tol de (ijne psycholo
gische ontleding, Vau het doen en denken dier
mannen, die een gewichtige rol hadden gespoeld
op het gebied van staatkunde, letteren, kunst.
of wetenschap".
Geprezen worden naar aanleiding van zijn
Karet de Croole eu tt'tllibrordus beide wer
ken, die ia liet DaitscU werdeu vertaald
Alberdingk's diepe waarheidszin, grondige kennis
der bronnen, en zijn helden; wiize van voor
stelling. Opmerkelijk tot keus hetsing van
Alberdingk als kat'iolick historicus zijn dan
ook de volgende woorden van Sent-ie:
Als geschiedschrijver was Aiberdingk een
discipel van zijn meester en vriend Glrörer.
Door hem was iiij ge_sterkt geweest in die
ouverscJirokkene, onbuigbare waarheidsliefde dit;
hem ingeboren scheen en die de eerste hoe
danigheid moet zijn vau den historicus. Ken
overtuigd Christen, wist Alberdingk goed dat
de waarheid aan de Waarheid niet schilden
kan en, om meer te bepalen, dal de Kerk geen
vreesachtig verzwijgen, geen kinderachtig ver
bloemen noodig heeft om als goddelijke stich
ting voor te komen. Hij had geleerd het on
derscheid te maken tusschen de onwaardigheid
van zekere harer dienaars en de zuiverheid
harer leer en onbaatzuchtigheid van haar streven
de eeuwen door. Ook viel het hem niet zwaar
te bekennen dat deze of geiic ehristene held
zijn persoonlijk 'belang niet had uit het oog
verloren, dat zijne werking niet. altoos overeen
kwam met de behoeften van de christenheid,
of dat zijn. gedrag niet strookte m»t de regels
der w»e zedelcer die hij aan anderen opl-gde.
En in zijne voorrede vau Ifilttfirordui onthult
hij zijne genioedsgestvlteuis bij zijne historisch?
opzoekingen: Ik heb mijn onderwerp aange
grepen, onverschillig tot welke uitkomst ik zou
worden gebracht."
Ten slotte stelt de schrijver nog eens in 't
b'jzonder in 't licht, hoc Alb:>rdingk zelf zich
als leerling van GlYürer voorstelde.
Hij (Alberdingk) zeil' z('gt in eene bijdrage,
gevrjjd aan de nagedachtenis van zijn Daitsehcu
meester, dat een der hoofdgedachten van dezes
geschiedwerken ligt. in deze woorden van Jnlmnn
von Muller: Die l'acta sind in den Bücherii,
der Sehlüssel im Horzen der Menseden umi
iu dein Weltlauf'. Dan gaat hij voort : Glïorer
avait tudiéIe eoeur huniain pendant tonte sa
vie, cl c'est la, qu'il cherehait la soluliou de
pluseurs problèmes historiques. 11 expliqiiait
les causes des fails en consultant Ie caraciere
de leurs auteurs ("est la une d.-s giaudcs
qualités de ses crils. . 11 suppléait par des
conelusioiis basées sur une conipara'son des
faits mêmes a ce que ceux-ci paraissaient avoir
Het rijtuig rolde voort, ro'.de voort. Zij
trachtte een belangstellenden blik te slaan
om haar heen, naar de kennissen, die haar
voorbij reien, naar de toiletten, die werden
gedragen, en die een najaarsch, soms nog
een wintersch aanzien hadden, zooals het
hare. /ij zag nog lichtkleurige hoeden,
luchtige, tullen co'.lerette's, hel tintige para
sols, en zij begreep het niet, daar zij huiverde
in haar bont. Zij lag ook zoo stil in liet
open rijtuii ; niemand praatte met haar, zij
behoefde zich niet ie bewegen, in een ge
baren rijk, geanimeerd gesprek.
Om haar heen ratelde het geviel der vele
equipases; liet krachtig geluid van den hoef
slag drsr paarden klonk sterk uit tusschen
het voorbij-ruischfii der automobielen. Zij
groette, telkens en telkens weer, met loomeu
hoofdknik, of een vluehtigen wenk met de
hand. Kn zij begreep niet het druk gepraat,
het opgewekt gelach, dat zij zag om zich
heen. Waarover praatten die mensehen, waar
over lachten die men-iclien ? Verveelde dan
niemand, niemand zich, zooals zij ?
De zon begon reeds te dalen. En
wonderlyk-plotseling verdoften de helle tinten.
Het stralende rood werd somber vau donker
heid, het felle geel verglansde tot iletse vaalte,
en tusschen de zwarte stammen, vaag en
heel ver, waasde i eed-i ;tan de j aars-zware
schaduw vau den avond, die kwam.
Het werd kil en duister. Zij haalde diep
adem, en voelde de lucht vochtig en koud
in haar longen. Zij richtte zich op; het
werd nu tijd om naar huis te gaan, en zij
gaf den koetsier bevel, om te keeren, en
terug te rijden, maar eerst wilde zij haar
dochter nog halen van haar gymnastiek-les.
De wind woei ha ir legt n. Zij rilde en
dacht er over de kappen op te laten -zetten,
maar haar dochter hield niet van de bedompte
dichtheid van den gesloten landaner, en zij
trok haar bont hooger op in haar hals.
Achter haar lag nu het bosch, in zwarte
ondoordringbaarheid. En boven haar hingen
zware, duistere wolken, die zich samen-pakten
tot een somberen, vormloozen klomp. De
lantaarns werden reeds aangestoken, licht
ca licht glom óp in de verten der lange
straten. De winkels straalden hun goudige
licb.t-glo.eden uit, en in die felle schijningen
bewogen de menschen zich. druk en dicht,
en" het stemmengegons klonk luider, dan in
de wijde ruimten van het ijle, opene bosch.
Het rijtuig hield stil voor het
d'ineompréhensible au premier abord. Ses
ennemis Dommèrent. cela ses combinaisons."
En dat Scneie niet alleen lofredenaar is,
blijkt uit hetgeen hij zelf aangaande deze
methode en haar toepassing zegt,:
Of na het verwijt der combinaisons" aan
Gfiörer toegestuurd altijd onverdiend is, en in
welke mate, die vraag laat ik onbeantwoord,
ik verklaar mij onbevoegd. Mijns dunkens heeft
de leerling zich soms -wat te verre door hel
grondgedaeht vau den meester laten medesie
pen en is te koen geweest in zekere gissingen,
al te zeer bekommerd de feilen te verbinden
en te verklaren door 'smenschcu hert. Die
b;:merking geldt bijzonder zijn H. Willibrordm
e-u ook wel hier en daar zijn Karet de Groole".
/eker kan men moeilijk voor den
gesr.liierjfch'ijcfr een verhevener streven zich denken, dan
in het hart van den menseh in zijn geaard
heid en karakter den sleutel, de verklaring
te zoeken der gebeurtenissen, de oplossing van
historische vraagstukken. Maar als men weet,
boe onnaspeurlijk het mcnschelijk hart is, ook
waar men de personen nog bij hun leven mag
gadeslaan, wijl meestal alleen enkele grovere
hjuen zijn waar te nemen, en de innerlijke
verhouding en verbinding in het veelzijdig
geheel der gemoedseigenschappen den
scherpzinnigstcu criticus ontgaan -is het te begrijpen
dat Alberdingk, als katholiek psycholoog, zich
aan de geschiedbssohrijving wijdende, soms
ecu taak aanvaardde, die bovenrnensehehjkc
krachten vorderde ca niet iu elk opzicht tot
gcweuschtc resultaten leiden mocht.
*
* #
Tn het brecde worden ons verder beschreven
Alberdingk's denkbeelden over kunst.
Allereerst dio omtrent den omvang van h;:t
gebied der kunst".
,,0cer«l ontstaat een kunstwerk, duar w.wr de
geest en de hand der menschea rfe .'!<>? heeft
tracht n te bezielf», hetzij die uit leem, verw,
steen, woorden of lonen besta.
D.iar waar de houthakker den cers'en bijl
slag door 't woud doel dreunen, om den boom
te vellen die een deel vau 't geb;iuw moet
worden, daar ia liet begin van een kunstwerk.
Niet tillcen hut paleis van den vorst, of het
stadhuis, of hol door kleuren en lijnen
betooverd paneel, ook de nederigste woning, de.
mast van 't oorlogschip, het kanon, de klok.
ja zelfs het ileinste onnnmienlijkste Oortrerj>1
kortom, cllts wat door 's metisehen hand
vorm en belcckenis heeft gekregen, behoort
tot de kunstwerken, min of meer verheven, naar
gelang van den adel der gedachte, die hel
werk wil teruggeven en du wijze waarop die
is uitgedrukt.
«Aan het begrip van kunst, van uitdrukking
der schoonheid, ontsnapt geen voorwerp, geen
klank, geen letter, die door den menschelijken
geest is geschapen of omgeschapen".
Ken voorwerp van de grootste eenvoudigheid
in de versiering kan door zijne verhoudingen,
zijue kleur de st'hoone stol waaruit, het is ver
vaardigd, veel edeler, veel kunstrijker zijn, dan
wat wij gewoon zijn object a'art te noemen".
Vervolgens het democratisch karakter der kunst.
Immers de kunst heeft eenc socia'c roe
ping, /ij moet het volk verheffen en ver
edelen, aan liet volk de zielsaandocniugen geven
die het zoekt en uoodig heeft buiten het
dagelijksch brood, /ij moet de open tafel zijn, waar
iedereen, rijk en arm, als dischgenoo: en aanzitten.
/oo was hul bij de Grieken, die de kunsl niet
beschouwden als een artikel van weelde, zoo
was het nog in de middeleeuwen, wanneer de
kunst een deel uitmaakte van liet volksleven.
Do kunst weze dus i-nlksrh; dat is hare eerste hoe
danigheid,door Irire bestemming zelve vereischt, "
l.'it dat kunst-begrip vloeit voort de eisch:
dat zij duidelijk zij en nationaal, onverecnkoniend
met den aard van het volk.
In zij 11 redevoering: l>e Diii'/i'lijkhitsl iu ile
kunst ea ia de llietsrlw ll'araude zette hij deze
eiseben nader uiteen.
('osmojioütisine achtte hij den ondergang van
een .kunstvak.
Men bouwe, men scliildere, men schrijve
muziek en gedichten en spele naar Xedcrliind&cken
aard".
-Met het 1'nrl pn«r Va'l kon de Leuveusche
houglceiaar geen vrrde hehb.'n. L)e kunst belioeit
met per se zedelijk, te zijn, maar mag evenmin
onzedelijk wezen.
\Vel i3 waar er bestaat eenc kunst, zoo
de gymnastiek inrichting. Het had juist zes
uur geslagen, zij behoefde niet lang te wach
ten. De portier, in zijn rood wit linnen jasje,
kwam de deuren openen. Kinderen, kleine
meisjes, kwauien naar buiten, vroolijk, bewe
gelijk, vlug, dan volgden de grooteren, en
eindelijk, langzaam, de oudsten. Toen zag zij
ook haar dochter.
De palfrenier opeudts het portier.
Dag Kitty.
Dag, mama. 't Is goed, dat u me komt
halen, voor van avond, u weet, dan vermoei
ik me niet graas. Amy verwacht me vroeg. ..
Het meisje legde haar hoeken op de bank
tegenover ha.ir, en schudde met een coquet
gebaar, haar donkert! krullen terug op haar rug.
H<tar moeder beschouwde haar zwijgend.
Wat was dat kind oud en wijs voor haar
jaren ; wat keken die oogen helder en zeker,
wat lag er i-en zelfbewuste tiek om haar
mond. Al haar woorden, al haar bewegingen
waren besli-t en wilskraehtig; zij had een
sterke natuur; verstandig was zij, nooit
weifelend, nooit schuchter, doortastend,
afgaande op .haar doel,?maar gevoelig, dut
was zij niet. Haar koel en rustig temperament
zou haar vrijwaren voor het leed des levens,
waaraan een lijiuielige niet ontkomt; zwaar
moedigheid zou zij niet kennen, en geen
verveling; haar beslaan zou zijn van een
ononderbroken kalmte, veroorzaakt door haar j
onverschillige zelfzucht, maar die tenminste
haarzelve, onder alle omstandigheden een
rust zou geven, zoo niet een geluk.
M o n Dien, 't gaat regenen ! riep Kitty,
o verdreven-verschrik t.
Spreek toch niet zoo geaffecteerd, kind,
zei ze, met onwillekeurige!! wrevel.
Kitty keek haar aan, verbaasd, en wat uit
do hoogte, en antwoordde niet. /ij riep den
palfrenier eu zeide hem de kappen op te zetten. }
ZiezoD, zei Kitty, gelukkig zijn we gauw j
thuis. Hebt u van mid lag óók regen gehad,
mama ?
Xee, zei ze alleen. Die manieren vsm
het gedecideerde kind, om een aanmerking i
van haar moeder altijd onbeantwoord te laten,
er even verwonderd over te zijn zelfs, her
innerde haar zoo aan de oingangswijze van
tyiar man, die, wat zij ook zeide, in hoffelijk
zwijgen had aangehoord, maar er nooit naar
handelde. Er bestond geen innigheid, geen
vertrouwelijkheid tiisschen haar en haar kind,
zoomin als die had bestaan tusschen haar
reh,
goed als een natuurschoon, onafhankelijk van
de moraal e=> in dit opzicht is die kunst on
zijdig, maar die kunst mag niet tegen de zede
lijkheid strijden. Een knust werk op ouzedelijken
grondslag, berustende kan eigcuzrjk niet schoon
zijn. De naaktheid op zich zelve is noch on
natuurlijk, noch aanst.ootelijk. Men kan door
rust en adel de naaktheid zedig maken. Maar
naakte figuren kunnen ook met zinnelijken
moedwil behandeld worden. Wanneerdit gebeurt,
wanneer namelijk Alberdingk bes'atigt dat eeuc
reekt schilders du naaktheid geheel zonder
esthetischon grond, a propos de balies, opzoeken,
of dat Jcf Lambeaux cenc levcrisgroote
Dronkenscbnp voorstelt verreweg zinnelijker en
hcidenscher dan de Bacchanten der oudheid, wier
dronkenschap nog steeds iets ideaals behoudt",
of nog wanneer er, in eene tentoonstelling,
eene frausche afdecling bestaat waar men
riict alleen tart pcsur f art vindt, maar Ie nu
pour Ie tiu zouder slot of zin, dan kookt zijn
bloed, en als van zelfs grijpt zijne hand naar de
zweep om de honden uit (jods tempel te jagen."
Verder behoorden tot de hoofdgedachte van
dezen aeslheticus de stelling, dat de verschei
dene kunsten ouder malkaar huunc.natuurlijke
verhouding moeten bewaren, en vooral dat zij
geroepen ziju om zich onderling te verstaan in
samen te werken.
Hij betreurt dat hedendaags ..een kunste
naar zich meent te verlagen, door als versierder
van eens anders kunstwerk op te treden". Dit
is een der droeve, gevolgen van
\\Kilcunxlarinlocrutisine. In dit opzicht nogmaals moeten wij
tnt de gewoonten der vroegere eeuwen
terugkeeren. Dan waren beeldhouw- en schilder
kunst ondergeschikt aan bouwkunst'', dan reikten
de verschillende ambachten elkander de hand;
in bouwwerk b. v., was een middcupuiit ter
vereeniging der krachten, niet alleen van met
selaars en timmerlieden, maar ook van schilders
cii beeldhouwers, samenwerkende tot ecu zelfde
doe!, tot stand gebracht."
Alberdhigk, schrijft S'ncie, is niet de -man
van eene school, van eene richting, van eue
manier, n"ch in de bouwkunst, uoeh iu de
?schilder- of beeldhouwkunst, noch in de toon
kunst. Hij is de man van het gezond verstand.
Tot het, gezond verstand brengt hrj alles terug".
De volgende woorden halen wij in dit ver
band aan :
Du hoogste kunst is wel het uitvloeisel der
eigen begeestering. Wie zich machtig gevoelt,
behoeft niet steeds bij 't woord des meesters te
zweren, maar onderzoek van zich zelveii cu
bescheidenheid moeten de balans houden met hel
zelfvertrouwen. Conventie, manier, school, ziju
middelen om halve talenten voort te helpen".
Steeds oefent hij bedachtzaam kritiek, ?
ook waar de libre csthttique, het impressio
nisme en symbolisme zich aan hem voordoen.
Eene uitspraak vau Seneie, die ook wij kunnen
bevestigen, daar wij meermalen getroffen werden
door ziju mildtieid van opvatting, in du kunst
kritieken, die prof. Paul nu en dan voor ons
blad schreef.
Ecu paar voorbeelden, schrijft Seneie. 11 ij staat
voor het werk van deii beraamden Muuehner
meester Krans Stuck" \Vij verheffen o:is niet
onvoorwaardelijk, zoo zegt hij, tegen het on
kerkelijk, doch niet onchristelijk streven des
forschen penseels van ecnen Stuek, zelfs niet
tegen zijue halfnaakte Zoade, die. undauks hel,
onderwerp, niet een zeker ontzag beliandjelJ is".
Treffend is zijne houding tegenover de
pogingen van jongere schilders n'et Von
Uhde aan het . hoofd om de geschiedenis
des bijbels eenigszin,-> (zoo te zeggen)
gewi/'enztmm voor te stellen. ,,Die poumgcu,
zegt hij, kunnen niet afgekeurd worden ; nevens
ideale voorstellingen zijn de meer alge
meen menseliclijke wel toe Je laten, doch von
lihdo heeft nog niet den toon, die daartoe
noodig is, aangeslagen. En elders: "\\ ij ziju
geen vijand van de toenadering t.usschen de
geschiedkundige en du moderne xoorstelhng
(der christelijke onderwerpen!. Men kan zich
zeer goed eenc Miiria voor de hni>kamer uu
eene Maria voor (ie kapel deuken.
;, Ook het streven der jony.-te seliibierscholcn
is niet teeueitntle al te keuren, 1 1 ij aan/iet het
als een vooruitgang in de plastisehu kunst, dat
de mannen die slech'.s zulke richting dulden
waarin aan de natuur eene goede maat
eonvenl loncelc kunst wordt, toegevoegd, tot. <lc
overtuiging komen 'dut in het streven der
jonHMiMiiiiiiitiiiimtiitiimmnm.,:a
d.-.n dat hun verhouding harmonisch kon
zijn. Kitty zou nooit het karakter van haar
moeder leeren begrijpen, noch haar neiging
tot peinzen, of haar behoefte aau zachtheid
en meegevoel, en zoo ook zou zij nooit
in vjllen omgang kunnen waardeeren de
onbuigzame kracht, de zelfverzekerdheid van
jiaar kind.
Toen zij thuis gekomen waren, zei Kitty :
Ik kom niet theeilrinken, in .una, ik ga
wat liggen, dan ben ik van avond niet zoo
geëehaulleerd.
Zij liet het mei-je naar boven gaan. Zelf
trad zij binnen in haar bouuoir, waar de
theetatel gereed was ge/.et, en het electrUche
licht reeds nuer scheen uit de bloem-vormigi',
rose ballons, /.ij zuchtte, in gedulcli^en
weemoed : Kit! v was niets voor haar, en zij
mocht niets zijn voor haar kinl; zij zochten
elkanders gezelschap niet, omdat zij voelden
innerlijk vreemd tegenover elkaml-T te staan.
/ij herinnerde zie!: een Kurlinu.s-avond in
het verleden jaar. hoe zij toen Kitty de
galerijtrap af had zien komen, lang, gracieus, in
het zeer modieus toiletje van zwart en wit,
met naast zich een jungnienseli, dat zij vol
leerd coquet in di> (jdiien keek. en waarmee
zij flirtte, zóó handig en geralVineevel. dat een
schrik haar iiad bevangen, en zij ontsteld,
alsof zij Kitty voor de eerste maai iu haar
echten aard aanschouwde, dacht : ?!* dat mijn
kind? Ik ken dat meisje niet, zij is een
vreemde voor mij.
En sinds dien tijd was nooit meer het
gevoel van haar geweken, het gevoel van
verwijdering, van koude, ttts-dien haar dochter
en haar. Maar, met haar lijdzame, duldende
natuur had '/.ij benist, ounlat zij Begreep, dat
hun wezensversehil te groot was, om ooit
vereffend te kunnen worden. Xuoit zouden
er scènes voorvallen tussehen ir.uir beiden,
alles zou altijd gezegd worden in correcte
en kalmo woorden, maar ook nooit bestond
de mogelijkheid van een toenadering, een
zich inniger vereen i gen. zelfs een eenvoudig
begrijpen van elkaar.
Kitty gin<; veel uit ; zij-zelve h?d het zich
aangewend ; vaak werd zij meegevraagd door
de ouders van haar vriendinnen naar opera
of concert, of bezocht diners en soirees; het
was te veel en te druk voor haar zestien
jaren, manr ofschoon 'zij begreep, het als
moeder niet toe te moeten staan, voelde zij
zj.ch toch jjiet.i.n s.taat, deze genoegens aan
haar kind te ..?ï«gfert!ö,.'Weteadril,tiUt,-:«y.;,e.r
geren, wat dezen plein-air, impressioxnisme, iym~
bolitmr, enz. noemen, iets ligt wat mannen van
het grootste genie zelfs niet uit het oog mogen
verliezen al maken de jongeren, vaak op
.belachelijke wijze. misbruik van hun streven."
En wie zal er niet veel waars vinden iu de
volgende tentoonstelling beschouwingen?
Hij had een afschuw van groote,
algemecne tentoonstellingen, zooals zij thans ziju
ingericht, hij noemt ze poespas, olla
podrida, hutsepol vau iniddclmalighedeu van al
lerlei. tegenstrijdig werkende meesters en.
hieestertjési Men wordt er overweldigd dooi
de massa, de verscheidenheid, de middelmatig
heid van velen, de buitensporigheid van ande
reu. Zij zijn de onvermijdelijke (wij erkennen
het), hart en verstand verscheurende
bijecnsteliing' van werken, welke door onderwerp,
geest, door kleur en lijnen, zoowei als door
formaat en inlijstiug elkander bekampen in
blocdigen strijd om bet meesterschap over den
geest der bezoekers. Hij vergelijkt ze met een
volksconcert dat tot laat in den nacht duurt,
afgewisseld door dans en klucht in n bedtijj'.
De bijzondere tentoonstellingen zijn vrij wat
nuttiger en vcrteerbarcr voor de
schoonhcidsmaag. Hij begro;:t dan met vreugde als een
der b'jstc nieuwigheden in het hedcndaagsche
kunslleven, do gewoonte die meet en meer
veld wint, bijzondere klc'ine tentoonstellingen
te houden der werken van een enkelen meester.
Daar kan men rustig den stijl en du kleur des
kumtcn.iars gemeten zonder door bonte om
geving van kleuren en vau menschciigewocl te
worden gestoord. Diu uitstallingen x,iju te ver
gelijken bij een concert waarop men den hoorder
werken van ecncn enkelen toonzetter laat hooren,
om cencn recht harmonischcu indruk te maken.
In alle geval men ne.ne voor regel aan dat de
werken van denzell'den meester niOBten neven
elkaar tentoongesteld worden, /elfs moest een
enkel deugdelijk kunstwerk eigenlijk nimmer
te gelijk m::t andere werken worden opgehan
gen aan een en donzelfden wand. Dat het in
derdaad voor de inrichters van tentoonstellingen
moeilijk, ja onmogelijk was, bij het plaatsen
der ingezonden stukken die regels Ie onder
houden dat wist Albïrdingk ook wel. Toch
hield hij er aan te zeggen wat het volle genot
der uitgestelde kunstwerken hinderde en tevens
den arbeid van den criiieus bezwaarde, en ook
wat het schoonheidsgevoel vereisehte eu bij de,
iurichters als een ideaal moest voor de oogen
zweven".
Ten slofte nog deze opmerking over de
portretteerkuiHt.
Alberdingk heeft, een hekel tegen het groot
aantal portretten, die de wanden der moderne;
tentoonstellingen innemen, en nog bijzonder
tegen de manier waarop het portret nu meestal
behandeld wordt. Hij bewondert, ccne beelte
nis vol karakter, maar verat'schuwl dat aan
tal waarbij u ee-ne huivering over de leden
waait. DU meeste portretten maken den in
druk zeer ijde'e personen voor te stellen.
Wel is waar, dit is in (feu regel de schuld der
afgebeelde personen: do'.vi ook de kunstenaars
zijn niet vau onkunde en wansmaak vrij te pleiten.
/ij moesten trachten hunne portret-kliënteu iu
het midden der werkzaamheden hun levens te
schilderen. Meestal \\ordt die regel over 't
hoofd gezien. VVaunccr hij dan aan den wand
die gelaten vol aanmatiging en zelfvoldoening
ontwaart, wanneer hij ziet hoeveel gcesteloo/e,
ja domme neusgaten, zich aldaar, van ij delen
hoogmoed gezwollen, aan den voorbijganger
opdringen, dan roept hij uit: Hel
portretteavak heelt iets hachelijks voor de kunst".
* * *
Nog zouden wij gaarne meerdere gedeelten
van de Seneie's geschrift voor onze lezers
laten afdrukken, welke handelen over
Alberdingks beschouwingen betreffende bouwkunst
en nuiziek, ziju lievelingskuust, en over zijn
aandeel aan de Vlaam^elie beweging. Doch liet
bovenstaande zal voldoende zijn om den geest
te doen kennen, vau dezen Nederlander, die
mede het geslacht Tuijiii tot sieraad heeft
gestrekt, maar in zijn vaderland, door ziju
verblijf in België, zooa! niet vergeten, in de,
latere jaren meer als ecu vreemdeling werd
beschouwd. Een vrcein ieling trouwens, gelijk
voor het overgroot, deel van het beschaafde
Holland ook de vijftigjarige Ihels'he U'iirnnde
zelf, onder .iosef, en ia'er onder Paul Alber
dingk Thijm, is gi.'bl.'veu: ofschoon zij ei'
HMMiwiiiiiiiiiitiiiiiiiimiHitimiiii
haar niets voor in de plaats terug-geven kon.
/ij kwam Kitly's kamer binnen, toen deze
zich gereed maakte voor haar avond uitgang.
Het meisje zat voor haar loilelspiegel, leeds
gekleed in een toiletje van zachte crème en
cachemire, met donkerrood rluweelen strikken
op de schouders en aan de ceintuur. Spelend
hield zij zich een paar voile, donkere rozen,
tegen de slapen, en bij de ooren, om te zien,
waar zij liet best zouden staan. En zij was mooi,
met haar rijke, krullende lokken, haar don
zige huid, en haar glinsterend-heldere oogen,
mooi, zooals zij daar za", in haar kinderlijke
giatie, terwdjl de d;ep-roode rozen haar tooi
den, met hun vlammend-glanzende pracht.
En een oogenblik, veirast, bleef zij staan,
en keek naar haar kind, verdiept in
aanschonwingsgenot. Maar dadelijk, en heftig
steeg haar het bloed naar de wangen,
hers'.elde zij zich. Het was geen kind, dat daar
zat, geen kind. dat zich, in onschuldig ge
noegen versierde; het v as een behaagzieke
vrouw, die, zich, van haar bevalligheid bewust,
niet tactvolle zorg wist te tooien...
Doe die bloemen dadelijk uit je haar,
Kitty...
Boos-verbaasd keek het meisje om. Zij ha'l
juist d?* rozen bevestigd naar haar zin, en haar
oo^en Jlikkerden haar moeder tegen.
7e staan te opzichtig, ik wil niet, dat
je ze draaft.. .
.Driftig, geërgerd, maar zonder ecu woon!
te spreken, greep het ui elfje naar de
robijnroode rozen, en trok ze zich uit het haar.
Maar haar groet, toen zij haar moeder goeden
avond zeide, was zeer koel en kort, en geen
glimlach gleed haar om den strak-vast ge
sloten mond
Den gansenen avond, zittend alleen in de
groote eenzaamheid vau het stille huis, dacht
zij na. Haar kind, zij moest het wel voelen,
zou zich, door de jaren, hoe langer hoe meer
verwijderen van haar. /ij zou ui verlatener
worden, hoe ouder zij werd. Het meisje zou
spoedig trouwen ; zij was mooi, en geestig,
en rijk, en werd nu reedj gevierd. Maar al
trouwde zij niet, of niet gauw, wat dan?///
zou er niet te minder eenzaam om zijn. Haar
bestaan ging het bestaan van haar dochter
voorbij, en zij rafkten elkander niet. Ondanks
haar man, ondanks haar kind, was zij immer
eenzaam geweest, en wist, dat zij dit altijd
zou zijn, altijd zou mooten blijven.