De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 4 maart pagina 2

4 maart 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM3TKRBAMS1ER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A K D. No. 1497 Om een bijkomstige reden: de moei lijkheden, die de aanwerving van matro zen ondervindt. 1) Hst door den voorgaanden minister iDgecRenie wetsontwerp tot reorganisatie van het korps mariniers, is door den tegen woordigen minister ingetrokken. Zou het vonnis aan het korps voltrokken' ?worden ? Een gering-hoop-gevend licht straal tj e brak door.-... Het is verdwenen. In de Memorie van Antwoord kwam deze minister van Marino verklaren, dat hij zich in vele opzichten met het ingetrokken ontwerp kan veree nigen, dat hij spoedig voorstellen tot reorganisatie zal indienen, en ... daarom juist heeft hij nu reeds geld gevraagd voor de werving. Het korps zal dus zijn eigen recruteering behouden; het korps zal dus blij ven bestaan. Dat is jammer. Yan dezen minister hadden wij ver wacht een voorstel tot reorganisatie van het korps mariniers in dien zin dat de opheffing van het korps zoo spoedig mogelijk haar beslag zou hebben ver kregen. Het eerste punt van dit voorstel zou moeten bevatten : sluiting van de recruteering zoowel van officioren als van minderen. Het aanwezige personeel zou zooveel mogelijk moeten worden aange moedigd om over te gaan in andere lands betrekkingen. Hetgeen dan zou over blijven, zou zooveel mogelijk vereenigd moeten worden. . Inderdaad bestaan op dit oogenblik bij het korps mariniers toestanden, die, ook uit een materieel oogpun^ verbetering ejachen. Die verbeteringen zouden niet ach'erwege gelaten mogen worden. Met die verbeteringen hebbon wij niet het oog op de verbeteringen in de klee ding, waaromtrent de minister in zijne Memorie van Antwoord enkele niededeelingon doet: dat het zeer grove laken is vervallen voor de jassen en broeken der korporaals en minderen en dat de gr.oot-uniformjas van dezelfde stof wordt vervaardigd als de kleine uniformjas, waardoor de eerste door eenige kleine wijzigingen omgezet kan worden tot kleinuniformjas; en alsof het korps pas slechts enkele jaren bestaat volgt voorts de belangrijke mededeeling, dat men nu tot het inzicht is gekomen, dat noodelooze slijtage kan worden voorko men, door de jassen zoodanig te snijden, dat de koppel zoowel boven als onder de jas kan worden gedragen! Ojk op et militair beheer schijnt een fatum te rusten. Het schijnt niet mogelijk te zij n daarbij steeds in 't oog te houden de* beslisteerste-eisch voor elke militaire organi satie ; dat die organisatie zoo eenvoudig en zoo min kostbaar mogelijk zij. Wij, voor ons, hadden gaarne gezien, dat de minister reeds wel had voorge steld de verbeteringen, waarnaar hot personeel van het korps mariniers reeds 200 geruimen tijd reikhalzend uitziet; verbeteringen, die aan inderdaad billijke eischen zouden tegemoet komen. Maar overigens hopen wij, dat de minister het reorganisatie-voorstel nog I) Misschien zal worden tegengeworpen: (én marinier is goedkooper dan n matroos. Dit geldt echter slechts voor het loon; maar terwijl een matroos wel den marinier, kan een marinier niet. den matroos geheel verTangen. cf&uillcton. EENZAAMHEID, DOOR JEANNE REYNEKE VAN STC\VE. Op den gestadigen, gelijkmatiger! draf der paarden rolde het rijtuig voort. Zij lag luste loos geleund in de grijze kussens, het hoof J ?weg gedoken in den hoogen kraag van haar bonten mantel, de handen diep in de mof. 7ij reed door het boseh, dat, in den helderen, herfstigen dag, rijk-kleurig las?, onder den hef igen gloed van de zon. Soms vormde het loover der hoornen een breed prieel van licht doorleefde, goud-gele bladeren, of welfde zich wijd, in wijn-roode bogen, over de lange, zon-volle laan, of bronsde diep weg, in de schaduw der vage verten. Zij keek er naar, gedachteloos; zij vond het bosch in herfrttooi mooi, maar slechts met haar oppervlakkig bewustzijn; het was thans niet, om de oogen voor te sluiten,zooals wanneercen mist er rond waarde kil,en de wadem langzaam de klaaglijkgelaten boomen besloop. Zij zag nu wel naar de tintelende, trillende zon-spiegelingen, die wemelden tusschen de struiken en neer-kring den op het pad, of naar het ijl gezweef van naar omlaag dwarrelende blaren, of naar de bruine glanzing vau een rossen, stamforschen beuk.. Maar toch, zij verbeelde zich, de dagelijksche, eentonige rit was haar geen genoegen, en zij zuehtte, wel wetende dat een andere vorm van den tijd door brengen haar evenmin zou voldoen. Zij voelde zich altijd alleen, te midden van een groot gezelschap, in haar huis.... altijd omringde haar een leegte, een eenzaamheid, die zij door niets wist aan te vullen. Zij kon niet tevreden zijn met het leven, dat zij moest leiden, terwille van haar dochter, van haar positie; zij moest haar onbelangrijk bestaan van altijd gelijke dagen maar dulden, omdat er geen uitkomst was... Zij was een der weinigen, de eenige misschien nit haar kring, die haar leven onaangenaam yond Het was haar te gemakkelijk, te monotoon, zij had nooit, bezigheden, nooit zorgen; haar dagen volgden elkander opj geleidelijk en rustig; haar geest verlangde naar afleiding; werkzaamheid, en kon die, in haar '? eens deugdelijk zal herzien, alvorens het ?wederom aanhangig te maken. ? Laat men het duidelijke antwoord eisenen op de vraag: Waarom moet het korps mariniers als afzonderlijk korps blq'ven voortbestaan? G. MHItllllltmilllIIMfirilfflIllfHlflHIlftHIlflHIIllllIHIIIIirMHtinMIUtWMMV De familie AteöiDiK IL Na een algemeen overzicht te hebben ge geven van prol'. Paul Alb. Thijni's werkzaamheid, staat zijn levensbeschrijver bij verschillende onderdeden daarvan stil, om het karakter vuu dien arbeid nader te bepalen. Hij wijst er op hoe Alberdingk aan meest al zijn historische studiën, den bescheiden uiterlijken vor.u heeft gegeven eener biografie, en dal hij dit deed om ecu pacdagogische reden, wijl hij het duidelijkst meende te onderrichten door de feiten van het tijdperk, dat hij behandelde, te groepecren rond dun man, die naar zijne mcening het best de gedachte, de beweging, de werking van dien tijd verpersoonlijkte ais mede wijl hij, even als Gfrörer, reeds vóór hij diens invloed ondergaan had, deze neiging had tot karaktersludie, tol de (ijne psycholo gische ontleding, Vau het doen en denken dier mannen, die een gewichtige rol hadden gespoeld op het gebied van staatkunde, letteren, kunst. of wetenschap". Geprezen worden naar aanleiding van zijn Karet de Croole eu tt'tllibrordus beide wer ken, die ia liet DaitscU werdeu vertaald Alberdingk's diepe waarheidszin, grondige kennis der bronnen, en zijn helden; wiize van voor stelling. Opmerkelijk tot keus hetsing van Alberdingk als kat'iolick historicus zijn dan ook de volgende woorden van Sent-ie: Als geschiedschrijver was Aiberdingk een discipel van zijn meester en vriend Glrörer. Door hem was iiij ge_sterkt geweest in die ouverscJirokkene, onbuigbare waarheidsliefde dit; hem ingeboren scheen en die de eerste hoe danigheid moet zijn vau den historicus. Ken overtuigd Christen, wist Alberdingk goed dat de waarheid aan de Waarheid niet schilden kan en, om meer te bepalen, dal de Kerk geen vreesachtig verzwijgen, geen kinderachtig ver bloemen noodig heeft om als goddelijke stich ting voor te komen. Hij had geleerd het on derscheid te maken tusschen de onwaardigheid van zekere harer dienaars en de zuiverheid harer leer en onbaatzuchtigheid van haar streven de eeuwen door. Ook viel het hem niet zwaar te bekennen dat deze of geiic ehristene held zijn persoonlijk 'belang niet had uit het oog verloren, dat zijne werking niet. altoos overeen kwam met de behoeften van de christenheid, of dat zijn. gedrag niet strookte m»t de regels der w»e zedelcer die hij aan anderen opl-gde. En in zijne voorrede vau Ifilttfirordui onthult hij zijne genioedsgestvlteuis bij zijne historisch? opzoekingen: Ik heb mijn onderwerp aange grepen, onverschillig tot welke uitkomst ik zou worden gebracht." Ten slotte stelt de schrijver nog eens in 't b'jzonder in 't licht, hoc Alb:>rdingk zelf zich als leerling van GlYürer voorstelde. Hij (Alberdingk) zeil' z('gt in eene bijdrage, gevrjjd aan de nagedachtenis van zijn Daitsehcu meester, dat een der hoofdgedachten van dezes geschiedwerken ligt. in deze woorden van Jnlmnn von Muller: Die l'acta sind in den Bücherii, der Sehlüssel im Horzen der Menseden umi iu dein Weltlauf'. Dan gaat hij voort : Glïorer avait tudiéIe eoeur huniain pendant tonte sa vie, cl c'est la, qu'il cherehait la soluliou de pluseurs problèmes historiques. 11 expliqiiait les causes des fails en consultant Ie caraciere de leurs auteurs ("est la une d.-s giaudcs qualités de ses crils. . 11 suppléait par des conelusioiis basées sur une conipara'son des faits mêmes a ce que ceux-ci paraissaient avoir Het rijtuig rolde voort, ro'.de voort. Zij trachtte een belangstellenden blik te slaan om haar heen, naar de kennissen, die haar voorbij reien, naar de toiletten, die werden gedragen, en die een najaarsch, soms nog een wintersch aanzien hadden, zooals het hare. /ij zag nog lichtkleurige hoeden, luchtige, tullen co'.lerette's, hel tintige para sols, en zij begreep het niet, daar zij huiverde in haar bont. Zij lag ook zoo stil in liet open rijtuii ; niemand praatte met haar, zij behoefde zich niet ie bewegen, in een ge baren rijk, geanimeerd gesprek. Om haar heen ratelde het geviel der vele equipases; liet krachtig geluid van den hoef slag drsr paarden klonk sterk uit tusschen het voorbij-ruischfii der automobielen. Zij groette, telkens en telkens weer, met loomeu hoofdknik, of een vluehtigen wenk met de hand. Kn zij begreep niet het druk gepraat, het opgewekt gelach, dat zij zag om zich heen. Waarover praatten die mensehen, waar over lachten die men-iclien ? Verveelde dan niemand, niemand zich, zooals zij ? De zon begon reeds te dalen. En wonderlyk-plotseling verdoften de helle tinten. Het stralende rood werd somber vau donker heid, het felle geel verglansde tot iletse vaalte, en tusschen de zwarte stammen, vaag en heel ver, waasde i eed-i ;tan de j aars-zware schaduw vau den avond, die kwam. Het werd kil en duister. Zij haalde diep adem, en voelde de lucht vochtig en koud in haar longen. Zij richtte zich op; het werd nu tijd om naar huis te gaan, en zij gaf den koetsier bevel, om te keeren, en terug te rijden, maar eerst wilde zij haar dochter nog halen van haar gymnastiek-les. De wind woei ha ir legt n. Zij rilde en dacht er over de kappen op te laten -zetten, maar haar dochter hield niet van de bedompte dichtheid van den gesloten landaner, en zij trok haar bont hooger op in haar hals. Achter haar lag nu het bosch, in zwarte ondoordringbaarheid. En boven haar hingen zware, duistere wolken, die zich samen-pakten tot een somberen, vormloozen klomp. De lantaarns werden reeds aangestoken, licht ca licht glom óp in de verten der lange straten. De winkels straalden hun goudige licb.t-glo.eden uit, en in die felle schijningen bewogen de menschen zich. druk en dicht, en" het stemmengegons klonk luider, dan in de wijde ruimten van het ijle, opene bosch. Het rijtuig hield stil voor het d'ineompréhensible au premier abord. Ses ennemis Dommèrent. cela ses combinaisons." En dat Scneie niet alleen lofredenaar is, blijkt uit hetgeen hij zelf aangaande deze methode en haar toepassing zegt,: Of na het verwijt der combinaisons" aan Gfiörer toegestuurd altijd onverdiend is, en in welke mate, die vraag laat ik onbeantwoord, ik verklaar mij onbevoegd. Mijns dunkens heeft de leerling zich soms -wat te verre door hel grondgedaeht vau den meester laten medesie pen en is te koen geweest in zekere gissingen, al te zeer bekommerd de feilen te verbinden en te verklaren door 'smenschcu hert. Die b;:merking geldt bijzonder zijn H. Willibrordm e-u ook wel hier en daar zijn Karet de Groole". /eker kan men moeilijk voor den gesr.liierjfch'ijcfr een verhevener streven zich denken, dan in het hart van den menseh in zijn geaard heid en karakter den sleutel, de verklaring te zoeken der gebeurtenissen, de oplossing van historische vraagstukken. Maar als men weet, boe onnaspeurlijk het mcnschelijk hart is, ook waar men de personen nog bij hun leven mag gadeslaan, wijl meestal alleen enkele grovere hjuen zijn waar te nemen, en de innerlijke verhouding en verbinding in het veelzijdig geheel der gemoedseigenschappen den scherpzinnigstcu criticus ontgaan -is het te begrijpen dat Alberdingk, als katholiek psycholoog, zich aan de geschiedbssohrijving wijdende, soms ecu taak aanvaardde, die bovenrnensehehjkc krachten vorderde ca niet iu elk opzicht tot gcweuschtc resultaten leiden mocht. * * # Tn het brecde worden ons verder beschreven Alberdingk's denkbeelden over kunst. Allereerst dio omtrent den omvang van h;:t gebied der kunst". ,,0cer«l ontstaat een kunstwerk, duar w.wr de geest en de hand der menschea rfe .'!<>? heeft tracht n te bezielf», hetzij die uit leem, verw, steen, woorden of lonen besta. D.iar waar de houthakker den cers'en bijl slag door 't woud doel dreunen, om den boom te vellen die een deel vau 't geb;iuw moet worden, daar ia liet begin van een kunstwerk. Niet tillcen hut paleis van den vorst, of het stadhuis, of hol door kleuren en lijnen betooverd paneel, ook de nederigste woning, de. mast van 't oorlogschip, het kanon, de klok. ja zelfs het ileinste onnnmienlijkste Oortrerj>1 kortom, cllts wat door 's metisehen hand vorm en belcckenis heeft gekregen, behoort tot de kunstwerken, min of meer verheven, naar gelang van den adel der gedachte, die hel werk wil teruggeven en du wijze waarop die is uitgedrukt. «Aan het begrip van kunst, van uitdrukking der schoonheid, ontsnapt geen voorwerp, geen klank, geen letter, die door den menschelijken geest is geschapen of omgeschapen". Ken voorwerp van de grootste eenvoudigheid in de versiering kan door zijne verhoudingen, zijue kleur de st'hoone stol waaruit, het is ver vaardigd, veel edeler, veel kunstrijker zijn, dan wat wij gewoon zijn object a'art te noemen". Vervolgens het democratisch karakter der kunst. Immers de kunst heeft eenc socia'c roe ping, /ij moet het volk verheffen en ver edelen, aan liet volk de zielsaandocniugen geven die het zoekt en uoodig heeft buiten het dagelijksch brood, /ij moet de open tafel zijn, waar iedereen, rijk en arm, als dischgenoo: en aanzitten. /oo was hul bij de Grieken, die de kunsl niet beschouwden als een artikel van weelde, zoo was het nog in de middeleeuwen, wanneer de kunst een deel uitmaakte van liet volksleven. Do kunst weze dus i-nlksrh; dat is hare eerste hoe danigheid,door Irire bestemming zelve vereischt, " l.'it dat kunst-begrip vloeit voort de eisch: dat zij duidelijk zij en nationaal, onverecnkoniend met den aard van het volk. In zij 11 redevoering: l>e Diii'/i'lijkhitsl iu ile kunst ea ia de llietsrlw ll'araude zette hij deze eiseben nader uiteen. ('osmojioütisine achtte hij den ondergang van een .kunstvak. Men bouwe, men scliildere, men schrijve muziek en gedichten en spele naar Xedcrliind&cken aard". -Met het 1'nrl pn«r Va'l kon de Leuveusche houglceiaar geen vrrde hehb.'n. L)e kunst belioeit met per se zedelijk, te zijn, maar mag evenmin onzedelijk wezen. \Vel i3 waar er bestaat eenc kunst, zoo de gymnastiek inrichting. Het had juist zes uur geslagen, zij behoefde niet lang te wach ten. De portier, in zijn rood wit linnen jasje, kwam de deuren openen. Kinderen, kleine meisjes, kwauien naar buiten, vroolijk, bewe gelijk, vlug, dan volgden de grooteren, en eindelijk, langzaam, de oudsten. Toen zag zij ook haar dochter. De palfrenier opeudts het portier. Dag Kitty. Dag, mama. 't Is goed, dat u me komt halen, voor van avond, u weet, dan vermoei ik me niet graas. Amy verwacht me vroeg. .. Het meisje legde haar hoeken op de bank tegenover ha.ir, en schudde met een coquet gebaar, haar donkert! krullen terug op haar rug. H<tar moeder beschouwde haar zwijgend. Wat was dat kind oud en wijs voor haar jaren ; wat keken die oogen helder en zeker, wat lag er i-en zelfbewuste tiek om haar mond. Al haar woorden, al haar bewegingen waren besli-t en wilskraehtig; zij had een sterke natuur; verstandig was zij, nooit weifelend, nooit schuchter, doortastend, afgaande op .haar doel,?maar gevoelig, dut was zij niet. Haar koel en rustig temperament zou haar vrijwaren voor het leed des levens, waaraan een lijiuielige niet ontkomt; zwaar moedigheid zou zij niet kennen, en geen verveling; haar beslaan zou zijn van een ononderbroken kalmte, veroorzaakt door haar j onverschillige zelfzucht, maar die tenminste haarzelve, onder alle omstandigheden een rust zou geven, zoo niet een geluk. M o n Dien, 't gaat regenen ! riep Kitty, o verdreven-verschrik t. Spreek toch niet zoo geaffecteerd, kind, zei ze, met onwillekeurige!! wrevel. Kitty keek haar aan, verbaasd, en wat uit do hoogte, en antwoordde niet. /ij riep den palfrenier eu zeide hem de kappen op te zetten. } ZiezoD, zei Kitty, gelukkig zijn we gauw j thuis. Hebt u van mid lag óók regen gehad, mama ? Xee, zei ze alleen. Die manieren vsm het gedecideerde kind, om een aanmerking i van haar moeder altijd onbeantwoord te laten, er even verwonderd over te zijn zelfs, her innerde haar zoo aan de oingangswijze van tyiar man, die, wat zij ook zeide, in hoffelijk zwijgen had aangehoord, maar er nooit naar handelde. Er bestond geen innigheid, geen vertrouwelijkheid tiisschen haar en haar kind, zoomin als die had bestaan tusschen haar reh, goed als een natuurschoon, onafhankelijk van de moraal e=> in dit opzicht is die kunst on zijdig, maar die kunst mag niet tegen de zede lijkheid strijden. Een knust werk op ouzedelijken grondslag, berustende kan eigcuzrjk niet schoon zijn. De naaktheid op zich zelve is noch on natuurlijk, noch aanst.ootelijk. Men kan door rust en adel de naaktheid zedig maken. Maar naakte figuren kunnen ook met zinnelijken moedwil behandeld worden. Wanneerdit gebeurt, wanneer namelijk Alberdingk bes'atigt dat eeuc reekt schilders du naaktheid geheel zonder esthetischon grond, a propos de balies, opzoeken, of dat Jcf Lambeaux cenc levcrisgroote Dronkenscbnp voorstelt verreweg zinnelijker en hcidenscher dan de Bacchanten der oudheid, wier dronkenschap nog steeds iets ideaals behoudt", of nog wanneer er, in eene tentoonstelling, eene frausche afdecling bestaat waar men riict alleen tart pcsur f art vindt, maar Ie nu pour Ie tiu zouder slot of zin, dan kookt zijn bloed, en als van zelfs grijpt zijne hand naar de zweep om de honden uit (jods tempel te jagen." Verder behoorden tot de hoofdgedachte van dezen aeslheticus de stelling, dat de verschei dene kunsten ouder malkaar huunc.natuurlijke verhouding moeten bewaren, en vooral dat zij geroepen ziju om zich onderling te verstaan in samen te werken. Hij betreurt dat hedendaags ..een kunste naar zich meent te verlagen, door als versierder van eens anders kunstwerk op te treden". Dit is een der droeve, gevolgen van \\Kilcunxlarinlocrutisine. In dit opzicht nogmaals moeten wij tnt de gewoonten der vroegere eeuwen terugkeeren. Dan waren beeldhouw- en schilder kunst ondergeschikt aan bouwkunst'', dan reikten de verschillende ambachten elkander de hand; in bouwwerk b. v., was een middcupuiit ter vereeniging der krachten, niet alleen van met selaars en timmerlieden, maar ook van schilders cii beeldhouwers, samenwerkende tot ecu zelfde doe!, tot stand gebracht." Alberdhigk, schrijft S'ncie, is niet de -man van eene school, van eene richting, van eue manier, n"ch in de bouwkunst, uoeh iu de ?schilder- of beeldhouwkunst, noch in de toon kunst. Hij is de man van het gezond verstand. Tot het, gezond verstand brengt hrj alles terug". De volgende woorden halen wij in dit ver band aan : Du hoogste kunst is wel het uitvloeisel der eigen begeestering. Wie zich machtig gevoelt, behoeft niet steeds bij 't woord des meesters te zweren, maar onderzoek van zich zelveii cu bescheidenheid moeten de balans houden met hel zelfvertrouwen. Conventie, manier, school, ziju middelen om halve talenten voort te helpen". Steeds oefent hij bedachtzaam kritiek, ? ook waar de libre csthttique, het impressio nisme en symbolisme zich aan hem voordoen. Eene uitspraak vau Seneie, die ook wij kunnen bevestigen, daar wij meermalen getroffen werden door ziju mildtieid van opvatting, in du kunst kritieken, die prof. Paul nu en dan voor ons blad schreef. Ecu paar voorbeelden, schrijft Seneie. 11 ij staat voor het werk van deii beraamden Muuehner meester Krans Stuck" \Vij verheffen o:is niet onvoorwaardelijk, zoo zegt hij, tegen het on kerkelijk, doch niet onchristelijk streven des forschen penseels van ecnen Stuek, zelfs niet tegen zijue halfnaakte Zoade, die. undauks hel, onderwerp, niet een zeker ontzag beliandjelJ is". Treffend is zijne houding tegenover de pogingen van jongere schilders n'et Von Uhde aan het . hoofd om de geschiedenis des bijbels eenigszin,-> (zoo te zeggen) gewi/'enztmm voor te stellen. ,,Die poumgcu, zegt hij, kunnen niet afgekeurd worden ; nevens ideale voorstellingen zijn de meer alge meen menseliclijke wel toe Je laten, doch von lihdo heeft nog niet den toon, die daartoe noodig is, aangeslagen. En elders: "\\ ij ziju geen vijand van de toenadering t.usschen de geschiedkundige en du moderne xoorstelhng (der christelijke onderwerpen!. Men kan zich zeer goed eenc Miiria voor de hni>kamer uu eene Maria voor (ie kapel deuken. ;, Ook het streven der jony.-te seliibierscholcn is niet teeueitntle al te keuren, 1 1 ij aan/iet het als een vooruitgang in de plastisehu kunst, dat de mannen die slech'.s zulke richting dulden waarin aan de natuur eene goede maat eonvenl loncelc kunst wordt, toegevoegd, tot. <lc overtuiging komen 'dut in het streven der jonHMiMiiiiiiitiiiimtiitiimmnm.,:a d.-.n dat hun verhouding harmonisch kon zijn. Kitty zou nooit het karakter van haar moeder leeren begrijpen, noch haar neiging tot peinzen, of haar behoefte aau zachtheid en meegevoel, en zoo ook zou zij nooit in vjllen omgang kunnen waardeeren de onbuigzame kracht, de zelfverzekerdheid van jiaar kind. Toen zij thuis gekomen waren, zei Kitty : Ik kom niet theeilrinken, in .una, ik ga wat liggen, dan ben ik van avond niet zoo geëehaulleerd. Zij liet het mei-je naar boven gaan. Zelf trad zij binnen in haar bouuoir, waar de theetatel gereed was ge/.et, en het electrUche licht reeds nuer scheen uit de bloem-vormigi', rose ballons, /.ij zuchtte, in gedulcli^en weemoed : Kit! v was niets voor haar, en zij mocht niets zijn voor haar kinl; zij zochten elkanders gezelschap niet, omdat zij voelden innerlijk vreemd tegenover elkaml-T te staan. /ij herinnerde zie!: een Kurlinu.s-avond in het verleden jaar. hoe zij toen Kitty de galerijtrap af had zien komen, lang, gracieus, in het zeer modieus toiletje van zwart en wit, met naast zich een jungnienseli, dat zij vol leerd coquet in di> (jdiien keek. en waarmee zij flirtte, zóó handig en geralVineevel. dat een schrik haar iiad bevangen, en zij ontsteld, alsof zij Kitty voor de eerste maai iu haar echten aard aanschouwde, dacht : ?!* dat mijn kind? Ik ken dat meisje niet, zij is een vreemde voor mij. En sinds dien tijd was nooit meer het gevoel van haar geweken, het gevoel van verwijdering, van koude, ttts-dien haar dochter en haar. Maar, met haar lijdzame, duldende natuur had '/.ij benist, ounlat zij Begreep, dat hun wezensversehil te groot was, om ooit vereffend te kunnen worden. Xuoit zouden er scènes voorvallen tussehen ir.uir beiden, alles zou altijd gezegd worden in correcte en kalmo woorden, maar ook nooit bestond de mogelijkheid van een toenadering, een zich inniger vereen i gen. zelfs een eenvoudig begrijpen van elkaar. Kitty gin<; veel uit ; zij-zelve h?d het zich aangewend ; vaak werd zij meegevraagd door de ouders van haar vriendinnen naar opera of concert, of bezocht diners en soirees; het was te veel en te druk voor haar zestien jaren, manr ofschoon 'zij begreep, het als moeder niet toe te moeten staan, voelde zij zj.ch toch jjiet.i.n s.taat, deze genoegens aan haar kind te ..?ï«gfert!ö,.'Weteadril,tiUt,-:«y.;,e.r geren, wat dezen plein-air, impressioxnisme, iym~ bolitmr, enz. noemen, iets ligt wat mannen van het grootste genie zelfs niet uit het oog mogen verliezen al maken de jongeren, vaak op .belachelijke wijze. misbruik van hun streven." En wie zal er niet veel waars vinden iu de volgende tentoonstelling beschouwingen? Hij had een afschuw van groote, algemecne tentoonstellingen, zooals zij thans ziju ingericht, hij noemt ze poespas, olla podrida, hutsepol vau iniddclmalighedeu van al lerlei. tegenstrijdig werkende meesters en. hieestertjési Men wordt er overweldigd dooi de massa, de verscheidenheid, de middelmatig heid van velen, de buitensporigheid van ande reu. Zij zijn de onvermijdelijke (wij erkennen het), hart en verstand verscheurende bijecnsteliing' van werken, welke door onderwerp, geest, door kleur en lijnen, zoowei als door formaat en inlijstiug elkander bekampen in blocdigen strijd om bet meesterschap over den geest der bezoekers. Hij vergelijkt ze met een volksconcert dat tot laat in den nacht duurt, afgewisseld door dans en klucht in n bedtijj'. De bijzondere tentoonstellingen zijn vrij wat nuttiger en vcrteerbarcr voor de schoonhcidsmaag. Hij begro;:t dan met vreugde als een der b'jstc nieuwigheden in het hedcndaagsche kunslleven, do gewoonte die meet en meer veld wint, bijzondere klc'ine tentoonstellingen te houden der werken van een enkelen meester. Daar kan men rustig den stijl en du kleur des kumtcn.iars gemeten zonder door bonte om geving van kleuren en vau menschciigewocl te worden gestoord. Diu uitstallingen x,iju te ver gelijken bij een concert waarop men den hoorder werken van ecncn enkelen toonzetter laat hooren, om cencn recht harmonischcu indruk te maken. In alle geval men ne.ne voor regel aan dat de werken van denzell'den meester niOBten neven elkaar tentoongesteld worden, /elfs moest een enkel deugdelijk kunstwerk eigenlijk nimmer te gelijk m::t andere werken worden opgehan gen aan een en donzelfden wand. Dat het in derdaad voor de inrichters van tentoonstellingen moeilijk, ja onmogelijk was, bij het plaatsen der ingezonden stukken die regels Ie onder houden dat wist Albïrdingk ook wel. Toch hield hij er aan te zeggen wat het volle genot der uitgestelde kunstwerken hinderde en tevens den arbeid van den criiieus bezwaarde, en ook wat het schoonheidsgevoel vereisehte eu bij de, iurichters als een ideaal moest voor de oogen zweven". Ten slofte nog deze opmerking over de portretteerkuiHt. Alberdingk heeft, een hekel tegen het groot aantal portretten, die de wanden der moderne; tentoonstellingen innemen, en nog bijzonder tegen de manier waarop het portret nu meestal behandeld wordt. Hij bewondert, ccne beelte nis vol karakter, maar verat'schuwl dat aan tal waarbij u ee-ne huivering over de leden waait. DU meeste portretten maken den in druk zeer ijde'e personen voor te stellen. Wel is waar, dit is in (feu regel de schuld der afgebeelde personen: do'.vi ook de kunstenaars zijn niet vau onkunde en wansmaak vrij te pleiten. /ij moesten trachten hunne portret-kliënteu iu het midden der werkzaamheden hun levens te schilderen. Meestal \\ordt die regel over 't hoofd gezien. VVaunccr hij dan aan den wand die gelaten vol aanmatiging en zelfvoldoening ontwaart, wanneer hij ziet hoeveel gcesteloo/e, ja domme neusgaten, zich aldaar, van ij delen hoogmoed gezwollen, aan den voorbijganger opdringen, dan roept hij uit: Hel portretteavak heelt iets hachelijks voor de kunst". * * * Nog zouden wij gaarne meerdere gedeelten van de Seneie's geschrift voor onze lezers laten afdrukken, welke handelen over Alberdingks beschouwingen betreffende bouwkunst en nuiziek, ziju lievelingskuust, en over zijn aandeel aan de Vlaam^elie beweging. Doch liet bovenstaande zal voldoende zijn om den geest te doen kennen, vau dezen Nederlander, die mede het geslacht Tuijiii tot sieraad heeft gestrekt, maar in zijn vaderland, door ziju verblijf in België, zooa! niet vergeten, in de, latere jaren meer als ecu vreemdeling werd beschouwd. Een vrcein ieling trouwens, gelijk voor het overgroot, deel van het beschaafde Holland ook de vijftigjarige Ihels'he U'iirnnde zelf, onder .iosef, en ia'er onder Paul Alber dingk Thijm, is gi.'bl.'veu: ofschoon zij ei' HMMiwiiiiiiiiiitiiiiiiiimiHitimiiii haar niets voor in de plaats terug-geven kon. /ij kwam Kitly's kamer binnen, toen deze zich gereed maakte voor haar avond uitgang. Het meisje zat voor haar loilelspiegel, leeds gekleed in een toiletje van zachte crème en cachemire, met donkerrood rluweelen strikken op de schouders en aan de ceintuur. Spelend hield zij zich een paar voile, donkere rozen, tegen de slapen, en bij de ooren, om te zien, waar zij liet best zouden staan. En zij was mooi, met haar rijke, krullende lokken, haar don zige huid, en haar glinsterend-heldere oogen, mooi, zooals zij daar za", in haar kinderlijke giatie, terwdjl de d;ep-roode rozen haar tooi den, met hun vlammend-glanzende pracht. En een oogenblik, veirast, bleef zij staan, en keek naar haar kind, verdiept in aanschonwingsgenot. Maar dadelijk, en heftig steeg haar het bloed naar de wangen, hers'.elde zij zich. Het was geen kind, dat daar zat, geen kind. dat zich, in onschuldig ge noegen versierde; het v as een behaagzieke vrouw, die, zich, van haar bevalligheid bewust, niet tactvolle zorg wist te tooien... Doe die bloemen dadelijk uit je haar, Kitty... Boos-verbaasd keek het meisje om. Zij ha'l juist d?* rozen bevestigd naar haar zin, en haar oo^en Jlikkerden haar moeder tegen. 7e staan te opzichtig, ik wil niet, dat je ze draaft.. . .Driftig, geërgerd, maar zonder ecu woon! te spreken, greep het ui elfje naar de robijnroode rozen, en trok ze zich uit het haar. Maar haar groet, toen zij haar moeder goeden avond zeide, was zeer koel en kort, en geen glimlach gleed haar om den strak-vast ge sloten mond Den gansenen avond, zittend alleen in de groote eenzaamheid vau het stille huis, dacht zij na. Haar kind, zij moest het wel voelen, zou zich, door de jaren, hoe langer hoe meer verwijderen van haar. /ij zou ui verlatener worden, hoe ouder zij werd. Het meisje zou spoedig trouwen ; zij was mooi, en geestig, en rijk, en werd nu reedj gevierd. Maar al trouwde zij niet, of niet gauw, wat dan?/// zou er niet te minder eenzaam om zijn. Haar bestaan ging het bestaan van haar dochter voorbij, en zij rafkten elkander niet. Ondanks haar man, ondanks haar kind, was zij immer eenzaam geweest, en wist, dat zij dit altijd zou zijn, altijd zou mooten blijven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl