Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1497
il
i*
v ? ?
hoven'8 opus 18 No. 2, in G nog meer af. Het
zonnige, lichte van dezen jongen Beethoven
werd met onovertroffen meesterschap weer
gegeven. Wat een klaarheid, wat een fijn
stijlgevoel l Het was prachtig!
Voorts kwamen nog ter uitvoering een
Andante uit het F-dur quartet van Dvorak,
een Valse t r is t e van Nedbal, den altist van
het gezelschap, en een Presto van Haydn.
Men zal het zeker algemeen betreurd heb
ben, dat Nedbal zelf door ziekte verhin
derd was mede afscheid van ons te nemen.
Bij het hooren van de weemoedige tonen
zijner wals is echter de herinnering aan
hem toch levendig geweest. Een mooi
kleurryk en melodieus stukje, die Wals van Nedbal.
Het Andante van Dvorak en het Presto
van Haydn zijn zoo echt in staat het
eigendommelijke der Bohemers te doen uitkomen.
Het eerste omdat het van Czechischen oor
sprong is en het tweede door de duizeling
wekkende snelheid, waarmede de melodie
zich voortspoedt.
De heer E. Benedictus uit den Haag had
den heer Nedbal vervangen. En hij heeft dit
gedaan zóó voortreffelijk, dat het gemis van
den uitmuntenden altist nauw merkbaar is
geworden.
De heeren Hoffmann en Wihan werkten
nog mede in een viertal der Schottische Lieder
van Beethoven. Zelden worden deze liederen,
tenminste in de origiueele bezetting van
zang, viool, violoncel en piano, uitgevoerd.
Men weet het Beethoven was niet by
uitstek lyriker. Toch zijn er onder die
Schottische Lieder" ware juwelen ; en allen
kenmerken zich door een gevoeligheid en
charme, die bewjjzen met hoeveel voorliefde
Beethoven die sympathieke liederen gecom
poneerd heeft.
Mejuffrouw EvaLessmann wasde zangeres,
die het vocale gedeelte dezer compositie op
zich genomen had. Mejuffrouw Lessmann
imponeert niet door schitterende atem mid
delen Deze zjjn zelfs eenigszins stroef en
de schouwburg-acustiek kwam haar daarbij
hoegenaamd niet tegemoet; echter mejuffrouw
Lesgmann droeg eenvoudu maar goed voor.
Enkele der Mozart'sche liederen welke zy op
Beethoven's Schottische" liet volgen, ver
schaften haar dan ook een vriendelijk applaus
Die Verschweigung" vooral werd warm toe
gejuicht. De heer de Veer begeleidde met tact.
Ik zei het reeds vroeger; nadat de Bohe
mers ons land voor het eerst bezooht hebbeu,
jjn er talrijke quartetgezelschappen uit het
binnen- en uit het buitenland ons de ge
heimen der kamermuziek komen ontsluieren.
Maar geen quartet heeft heeft het tot den
graad van volkomenheid oog gebracht als zij.
Geen quartet heeft zulk een rijkdom van
schakeeringen als de Bohemers. Schakeeringen
in het tempo, in de dynamiek, in zielestem
mingen ; en zelfs in hun hoogsten geestdrift
bly'ft de toon altijd schoon. Green quartet
beeft ziohftot dusverre een zoo groote sym
pathie verworven en daarom laat hun heen
gaan een leemte achter.
B\j hun afscheid roepen wij hun dan ook
gaarne een tot spoedig weerziens toe.
De viool schynt in dit seizoen het bevoor
rechte solo-instrument te zijn in het
Concertgebou*r. En kunstenaars van beteekenis zijn
het allen, die er mede optraden. Wel mis ik
noode namen van landgenooten, als b.v.
Petri, Eldering, Kosman, om slechts deze te
noemen. Laat mij hopen, dat'men nog aan
hen goedmake, wat men tekort geschoten is.
Donderdag 22 Februari was Alexander
Petschnikoff de uitverkorene. Jaren geleden
is deze Russische violist eens hier ge
weest; toen heeft hu de virtuose zyde van
zjjn talent fneer doen schitteren, als ik mij
goed herinner. Ditmaal heeft hij (op Woens
dag en Donderdag) twee concerten van Mozart,
n van Tscbaikowsky en n van Zilcher
uitgevoerd. Voorwaar een programma dat
bewondering afdwingt. Eerbied dwong ook
af de wijze waarop de violist zijn taak ver
vuld heeft. Een met alle moeilijkheden spot
tende techniek en heerlijk zoeten toon wer
den thans niet in den dienst gesteld van de
virtuositeit, maar werkten ditmaal mede
om de artistieke eigenschappen der kunst
werken in het juiste licht te plaatsen .
In het concert van Hermann Zilcher beeft
mjj het tweede deel het meest bekoord. Een
mooi, week thema ligt er aan ten grondslag.
De imitatorische bewerking van solo-instru
ment, fluit, hoorn en alten, in den aanvang,
maakt een goed effect, gelijk over het
algemeen de orchestbehandeling modern ia,
zonder in het overladene te vervallen. Dat
gedeelte is omgeven door twee Allegro-satzen
van pittig karakter; vooral het Finale heeft
iets Zigeunerachtigs, dat het concert goed
stond en dat ook zeer wel paste bij den aard
van het solo-instrument.
Men mag den heer Petschnikoff dankbaar
zijn voor de kennismaking met dit werk.
Door het orchest werd voor de pau ie een
symphonie gespeeld in A. van Mozart; een
werk weinig pretentieus en niet zoo
hervorragend" als de meer bekende in g-moll en
C-dur, maar toch van zeer bekoorlijken in
houd. Hef concert werd besloten met
Tschaikowsky's schitterende Fantasie Romeo et
Juliette", door den heer Mengelberg kranig
gedirigeerd en door het orchest uiterst
klankschoon ges .eeld.
Buitengewoon interessant was het, kort
riada't dr. Ludwig Wüllner hier is geweest,
Ernst v. Posaart als declamator te kunnen
bijwonen. Hoewel Wüllner in den laatsten
tijd als liederen zanger is opgetreden, moet
men niet vergeten dat hij zijn eerate succes
by ons te lande heeft te dansen gehad aan
de declamatie van Wildenbruch's
Hexenlied". ok heeft hy' onlangs Tieck's
Magelone gedeclameerd.
Een vergelijking tusscheu Possart en Wüll
ner kon dan ook moeilijk uitblijven.
Beiden zijn groote kunstenaars. Vooral
wanneer men dit woord in onmiddellijk ver
band brengt met kunnen", dan kan men
niet anders dan groote bewondering gevoelen
voor beider talent. Beiden hebben zij prachtig
klinkende organen, als declamator. Wüllner
meer naar den somberen, dieperen kant over
hellende ; Possart daarentegen meer open,
klaar en licht. Het kunnen van Possart be
slaat een grootere uitgestrekt!) ei l dan dat
van Wüllner; want hij kan gemakkelijker
met z\jn orgaan in de Wüllnersche diepten
afdalen, dan Wüllner stijgen tot de lichtere
hoogten van Poesart.
De begaafdheid van Wüllner acht ik echter
op een hoogeren trap te staan dan die van
Possart. Wij weten van Possart dat hij elk
gebaar, eiken gelaatstrek, elke sternbuiging '
bestudeert; maar wy welen ook dat daar
door het spontane geheel buitengesloten is.
Bij Wüllner echter is, ondanks alle studie,
nog een behoorlijke mate van onmiddellijk
zich uitend gevoel aanwezig. Men krijgt bij
Wüllner meer den indruk van meeleven met
het gedicht dan bjj Possart.
En toch zou Wüllner geloof ik met Enoch
Arden" niet zooveel indruk gemaakt hebben
als Possart. Er komen te veel momenten
in van naief, innig volksleven, momenten
die Wüllner niet gunstig liggen en die hij
allicht, zij het dan ook onwillekeurig, te
somber zou gekleurd hebben.
In dat geval zou er een gevoel van mono
tonie zijn ontstaan, dat thans hoegenaamd
niet aanwezig was. Een andere zaak is het,
of men op menig punt met Possart niet
van meening zal hebben verschild, over de
wijze van voordragen van ennyson's ge
dicht. Of men niet vaak bij den Münchener
kunstenaar te veel pathos heeft moeten
constateeren, waar een meer eenvoudige,
maar toch warme en aangrijpende verhaal
trant meer op zijn pas ware geweest.
Het gedicht van Alfred Tennyson *), den
vermaardste onder alle Poëts-laureate, en
auteur van Idyls of the King" is wel zeer
gevoelig, maar is het niet tevens een weinig
verouderd ? Zeker, wij herinneren ons van
de schoolbanken nog wel, hoeveel deernis
wij hadden met het lot van den armen
Enoch. Maar is een stuk, dat in school
boeken op zijn plaats is, nu wel geschikt
om in een schouwburg dooreen eerste rangs
kunstenaar te worden gereciteerd?
De muziek, die Strauss geschreven heeft
by' Tennyson's Enoch Arden", bepaalt zich,
in hoofdzaak, tot een paar leidmotieven, die
de bedoeling hebben, de drie personen weer
te geven en hunne zieletoestanden te
schilderen.
Het motief van de titelfiguur lijkt mij niet
zoo belangryk van vinding, als juist daarvan
wel verwacht had mogen worden. De andere
motieven zyn echter zeer mooi en in een
welluidend klinkenden klaviersatz gezet.
Steeds wanneer in het gedicht over de
bewuste personen gesproken wordt, komen
hunne thema's voor den dag. Bij Wagner
treden de leidmotieven ook zoo op; alleen
vloeit de stroom der muziek bij dien meester
onophoudelijk door, terwijl bij Strauss meestal
de motieven los en afzonderlijk aangeslagen
worden. Dat nu is een wel ietwat ge
makkelijk procédé, dat ik eigenlijk eenigszins
beneden de waardigheid vind van dien be
gaafden componist.
Wat nu aangaat het genre declamatorium
met muziek voor eenigen tyd schreef ik
dat zuiver litterair aangelegde menschen erger
nis zouden gevoelen bij de muziek; terwijl
de muzikale toehoorder wel graag zou hebben
dat de muziek, terwille van den
gedeclameerden tekst, niet telkens zoo onderbroken
behoefde te worden.
In deze opvatting ben ik bij Possart's
optreden bevestigd geworden. In mijn om
geving hoorde ik ty'dens de voordracht
wrevelige opmerk ingen maken tegen
hetpianospel. Later vernam ik van anderen, dat de
muziek hun meer voldaan had dan de
declamatie van Possart.
Voor my blijft het declamatorium met
muziek een Zwitterding" zooals de Duitschers
het noemen. Het is te hopen dat het genre
niet al te veel gecultiveerd wordt, vooral
niet door dii minores, want het zou te betreuren
zijn, als men aan dien uitwas der muzikale
kunst een te groote beteekenis ging hechten.
'Ten slotte nog de opmerking dat mejuf
frouw Cornelia Rider met veel smaak en
schoonen aanslag de muziek van Strauss op
den vleugel vertolkte.
ANT. AVERKAMP.
*) Possart gebruikte de vertaling van Ad.
Strodtmann.
BOEKAANKONDIGING.
Dani'él Juni, door HERMANN STEGEMANN,
vertaling van G. H. PRIEM. Amsteidam,
C. L. G. Veldt.
Daniël Junt, dat als ondertitel draagt Roman
uit de Vogezen, is een boek, dat als lectuur
wel valt aan te bevelen. Om een maatstaf
voor zijn waarde te geven, zou ik het willen
vergelijken met Jörn Uhl..., maar dan een
vél slappere l
Vooral het eerste hoofdstuk doet er machtig
veel aan denken, met het sterven van Junt's
vrouw, en die onbuigzame kop, waarmee
hij zijn weduwnaarstaat ingaat
Dan is het verder Junt's leven als weduw
naar daar eenzaam boven op z'n berg, z'n
zorgen.z'n tobben, z'n nieuwe trouwplannen. Maar
dit is alles, schoon ook episch behandeld, ge
lijk Jörns leven op de Noord Duitsche
marschgronden, van minder breedheid en diepte,
en dit zal wel niet alleen liggen aan het
verschil tusschen de eentonige marschen en de
heerlijke Vogezen, die zoo dikwijls en mooi
beschreven zijn in Stegemanns boek.
Junt i? maar eenheel kleine Jörn gebleven,
maar omdat hij er iets van heeft, is het toch
al een boek geworden, dat zich lezen laat.
Dan komen er drie gedeelten in voor, telkens
als een der drie hoofdpersonen sterft, welke
in hun sobere schoonheid van vertelling tot
iets treflend moois geworden zijn
Bij een vertaald boek vraagt men ook naar
de vertaling en hoe het als Hollandse!) boek
werd. Dat bedoelt niet altijd de vraag, of
van de twee boeken, naast elkaar «elegd, de
stipte vertaling taalkundig onberispelijk was.
De kwestie is gewoon deze: daar is een
Hollandsch boek te meer verschenen, en is dat
in zijn taal Hollandsch ?
Dan dient men bij de vertaling van den
heer Priem even een ergernis weg te slikken
eer men de zuivere taal en den goeden
Hollandschen gang van de zinnen prijst.
Want dan wrokt men, dat een vertaling,
waar op elke bladzijde de onvertaalde woorden
uitspringen, waar soms heele zinnen onver
taald staan, waar dientengevolge de malste
verwarringen als met opzet bijeengezocht
schijnen, dat zulk een werk kwalijk ver
taling kan heeten. Men schrijve dan niet
op de titel vertaling" maar immers liever
gedeeltelijk vertaalde roman" ! Waarom
Vogeesche boeren elkaar moeten toespreken
met trompeeren" en excuseeren", waarom
nourice", caisse d'épargne", cuisinière"
onvertaald moesten blijven; waarom
slopwoordjes als tiens", eh bien", hein" (Hein !)
zóó moesten blijven staan, is wat vreemd.
Toch niet ter verlevendiging van het plaat
selijk karakter 1 Een boer, al is hij een
Vogeesche bergbewoner, moet boer blijven,
en dat is hij niet, kan hij niet zijn, wanneer
hij, vertaald in htt Hollandsch, na eenige
zeer krachtige boersche zinnen, zich aldus uit:
Franschen zijn we, <*e vrais Frangais wel
verdomd, en als de c/airon inaar eerst voor
revanche blaast, leggen wy den monsieur in
zijn groene jas het eerst op den rug..."
Mathijs zette zich in postuur en herhaalde :
De vrais Francais sacréfromage de Brie."
Het is Jammet, dat het in dit vertaalde"
boek wemelt van zulke zinnen l J. F.
iiiiliiiiiiluiililiiiniiiiiimiilillllillluiiMllimiMiliiiiiiiitiiiM
ofnazzonbiw
?HllllllllliiillilllimillMllllllllllllllMUIIIIIIMIIIIMIIIllllllMIIII
DielscL
Meermalen wordt in Neerlandia" het
maandblad van het Algem. Nederlandsch
Verbond'. gesproken van de Dietsche taal
en den Dietschen stam en zelf gebruikte ik
ook meermalen deze woorden. Ik voldoe
hierbij tevens aan een door enkelen aan mij
gericht verzoek om een verklaring van Dietsch
te geven, welke ik ontleende aan Buddinghs
Dietsche taal en poezy" (1859).
Terwijl de Duitschers met of omtrent 1150
het oude tijdvak hunner poëzie afsluiten, dat
wij uit hoofde van afkomst, taal- en staats
betrekking (Nederland was een leen van
't Duitsche rijk) met hen gemeen hebben,
begint ook hier voor de Nederlanden een
nieuw tijdvak, dat der eigenlijke Dietsche taal
en letterkunde.
Gelijk de algemeene geest des tijds mede
bracht, had men zich^in de 10e en lleeeuw
ook in de Nederlandsche kloosters met
latijnsche bearbeidingen van volkssagen, epos en
dierfabel beziggehouden. AVy noemen slechts
den door Menéen Grimm uitgegeven
Isengrimus en Reinardus Vulpes van Magister
Niardus, welke beide,eenen vrijen, onaf hankelijken
geest ademen, 4*e k der ontwikkeling der
eigene taal voordeelig moest zijn.
Deze vrije geest was het, waarin in het
volgend nieuwe tydvak, van 1150?1250, de
kiemen eener rdfeer op zich zelve staande,
eigene taal, krachtig ontwikkeld werden.
Omtrent het midden der 12e eeuw drong
in onze noordelijke Nederlanden deze vrije
ontwaakte volksgeest door, die zich in meer
dan n spotgedicht, aanvankelijk nog inde
Kerk- of Latijnsche taal, maar weldra ook in
de volks- of Vietsche taal, lucht geeft; terwijl
de dialecten zich met toenemende zelfstan
digheid des volks, meer en meer van den
algemeenen taalstam. als eene eigene taal,
afscheiden.
In Schwaben, het land der Hohenstaufen,
als middelpunt, voorts aan den Bovenrijn, in
Zwitserland, Beieren, Oostenrijk en
Frankenland, ontwikkelde zich het Schwabiêche dialect
tot eene eigene taal, door Grimm, en, na hem,
ook door andere Duitscbers, als
middel-hoogduitsche taal aangeduid; terwy'l aan een mid
den- en nedtr-Rijn het door denzelfden
taaigeleerde aldus genoemde middel-Nederduitsch
ontstond, en nog lager, aan de monden van
den Rijn en Maas, de eigenlijke Dietechetaal
zich afscheidde, die zich uit het moeso-gothisch
en later germaansch, regelmatig en op eene
organische wijze voortontwikkelde.
Wat men door Dietse, gothisch Thuida,
oud-hoogduitsch Duitise (uit Diot)
angelsakstisch Theodiie (uit Theod) te verstaan heeft,
leert ons dezelfde Grimm, die daarvoor geeft:
gentilis, gentilitum, popvlaris, vulgaris, d. i.
Volkstaal. In dien zin geeft Otfried, thiot
voor gens, poputus, b.v. Kristinaz-thiot: het
christenvolk (I. 12. 31).
Men noemde deze Dietsche taal (volkstaal)
zoo, gelijk het schynt, aanvankelijk in tegen
overstelling der Latijnsche of kerktaal, later, toen
ook andere afzonderlijke dialecten zich meer
en meer ontwikkelden, of toen andere talen
in deze en in de zuidelijke gewesten door
drongen, ook in tegenoverstelling van andere
talen, b.v. het \\alsc. Met de toeneming der
meerdere zelfstandigheid en kracht des volks,
werd het Dietsch ook in tegenoverstelling van
het Duutsch (Hoogduitscb), ook zelfs in tegen
overstelling van het Vlaemsch, aan de eene
zijde en het Lank-fries, aan den anderen kant
zoo genoemd, welke la- tste taal zich meer
aan het Angel-Saksisch aansloot.
Nemen wy het Dietsch als een ontwikkelde
tongval (dialect) van de algemeene
Nederduitsche taal, dan treedt het ook als zoodanig
op tegenover het Duutsch (aan den middelrijn),
het Vlaamsch in de beide Vlaanderens, het
Brabants in N. en Z. Brabant en zelfs het
Zeeuwsch in Zeeland.
Al die dialecten waren, ten tijde, toen Van
Maerlant in het Dietsch schreef, duidelijk en
bij name van elkander onderscheiden.
Men moet om de rime souken
Misselike tonghe in boeken:
Duuts, Dietse, Brabants, Vlaemsch, Zeeus,
Walsc, Latijn, Griex en Hebreeus,
Om vray thoudene rijm en zin.
Ook hier staat dua het Di-etsch tegenover
DmitSfh (Duitsch), Brabants, Vlaemscli, zelfs
Zeeuwsch en men moet derhalve het eigenlijke
boeken Dietsch tot Holland, meer bepaald
tot Zuid-Holland, waartoe ook het eiland
Voorne behoort, beperken : zoo althans ten
tijde van onzen Van Maerlant, en, in zijne
eeuw, toen de steden en plaatsen, Maerlant,
Voorne, Dordrecht, het Westland (Polanen,
Naaldwijk), Delft, Haarlem, Egrnond,
OostVoorne, Schiedam en Hillegaersberi, zelfs
Utrecht enz. bleken te zijn de woonplaatsen
der beoefenaars en aanzienlijke bevorderaars
der Dietsche taal en letterkunde.
FKEIX OUDSCHANS DENTZ.
London, Louwmaand 1900.
NIEUWE UITGAVEN.
Clarenbeek, Huis van verpleging, opvoeding
en onderwijs voor achterlijke kinderen te
Apeldoorn, onder leiding van P. C. van Brussel
en I. van Brussel?Van llaariem. Apeldoorn,
J. H. Steghgers H.J.zn.
De H are Jozef, doorFEMX HAGEMAN, No. 193
van Warendorf's Novellen Bibliotheek. Am
sterdam, Van Holkema A Warendorf.
Sckrts eener critische. geschiedenis van het sub
stantiebegrip in de nieuwere wijfbegeerte, door dr.
P. H. RITTEK. Leiden, voorh. E J. Brill.
Lichaiimxoefeni'ngen en voiksweerbaar/teid,tiooi
J. J. DE RuuTEH .Ir. R'dam, M. Boogaerdt Jun.
Het ongettekende stuk, van mr. H. FIGSES c. s.
Een politieke onthulling door T. H. Voorburg,
Drukkerij en Uitgeversmaatschappij.
L. H. A. DBABBE, De Sluier. Amsterdam, D.
Buijs Dzn.
Hilliyenlei. Een roman van GUSTAV
FRENSSEN. Geautoriseerde uitgave, verwerkt door dr.
C. D. SAX. A'dam, Van Holkema & Warendorf.
Wet tot regeling van het lager onderwijs met
bijbehoorende Kon. besluiten en reglementen,
benevens een historisch overzie rit door W.
SWIJNBNBÜKO. Groningen, P. Noordhofl.
J.J.BIUSING,
jHttnti f handel.
8-GRAVENHA.GE,
iolenstmt65.654eii6l
doderne Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
MODERNE MEUBILEERING
APARTE MODELLEN ^.^
ontwerpen, eigen fabrikaat, bij onze ensembles wordt steeds op artistieke
kleur en combinatie gelet. Billijke prijzen.-!- -t--t--t~-t--»-4-+-*-+.
Stalen en Teekeningen op aanvrage. Levering franco met garantie. ?<-
?»Vraagt onze speciale prijscourant voor Kantoor-Meubelen.
PHOENIX
Meubileer-lnrichting
234 Spuistraat,76Damrak, Amsterdam
Panorama
Amsterdam,
Plantage
in de Jtunstzaat»
Tentoonstelling van origineele Teekeningen van de
Simplicissimus.
Toegang ?vrij.
Js. VAN G1NKEL
===== ZEIST ===
FABRIKANT VAN
KUNST-KOPERWERKEN IN OUD-HOLLANDSCHE
MODERNE- EN ANDERE STIJLEN
5TEENDRÜKKER1J
ET1KETTEHFABRIEK
ARNHEM
TtlEPHOON 970
J. . DE fiBAAFF-lran.
Ouden Engireg 18.
AmSTERDAffl
AARDEWERK
Efl TEGELS
BEEÜDEN,
YASEN »%JABDINIEKE8
TEGELSCHILDERIJEN ENZ. ?
MUSEUM GRISAXT1,
EOKIN 06, (Stille *&*),
AMSTERDAM. .
Toegang vrij.
D RKSCHNflBEL
<L.0. O C M E "S
OP KOPER EN ZINIS
Gt&°(JW..FELIX MERITI5"
t\EIZER5GRACHT-32<t
TEL. 2SQ7
Neêrlamds Oude Kunst.
12 Etsen van WILM STEELINK.
Met Tekst van J. F. VAN SUMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht.
- ?12.50.
Deensche Kunst.
Groote collectie van Kunstvoorwerpen
uit de onderstaande fabrieken:
Koninklijke Forceleinfabriek,
Faiencefabriek Aluminia",
Terralit" Fabrieken,
Koninkl. Hof Terracotta Fabriek
P. Ipsens Enke,
alle te Kopenhagen.
Onze kunstzalen zijn dagelijks geopend van g?5.
CHABOT ft ALBERSL
Interc. Telefoon 6519. Singel 164.
MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS
G. & J. COOL.
AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT.
BLOEMGRACHT 77 OELFT5CHESTRBAT6I BltTiTRlfAT 30