De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 11 maart pagina 2

11 maart 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1498 Thijm, de financier Frank, Jan de Jezuïet" en dochter Catharina genoemd, van welken de heer JPersyn getuigt, dat zij hebben getoond, niet nnwaardig te zijn den literaircn naam Th ij m te dwgen; gelijk ook Elisabeth, de dochter ran P»ul Alberdingk Thijm, diens eenig kind. Maar hoezeer alle de leden van het jongere geslacht Thijm getoond hebben niet onwaardig Ie zijn den literairen naam Thijm te dragen", zij deden dat op zeer verschillende wijs. De finan cier Frank schreef blijspelen en dagbladcorres pondenties als een soortje sport"; Jan?de Jezuiet" gaf geschiedkundige studies en stichtelijke lectuur; Calharina, zoo lezen wij. richtte op: aLelie en Hvze/cao/ipen; daarna tot 1592 achter eenvolgens: lle Hallaadsche Lelia (18S6 's Gravenhage), La Jeune Fille (1888 Brussel), en Ie Jovrxat tte.s Jeunes Ftltes (Parijs). Ze schreef van 1881 tot 1894 een' tiental kindferwerken, on ongeveer taintiy romans." Aangaande Mizabeth. wordt gezegd: Op alle kunstgebied is Elizabeth, Alberdiugk Thijra thuis. Maar vooral de muziek is haar lief. Up 't klavier is ze een ware kunstenares en baar muzikologische kennis strekt buiten gewoon ver. Haar Warande artikel Tinel" ouder dekuaam Albert Van der Eist werd zeer opgemerkt, en allen lof verdienen haar ver talingen van L. De Koninck's Franciscus en Hiltia Rara's Godelieve. In tijdschriften en dagbladen leverde ze tal yan bijdragen, altijd anoniem, in 't Vlaamsch, in 'tFransch en in 'tDuitsch." Zoo mogen wij dan bestatigen", zouden onze Vlaamsche broeders zoggen, dat grootvader Johannes Fransciscus Alberdingk Thijm olieIwndelaar en kuiper; bij handel en scheepvaart tekend om zijn verduurzaamde levensmidde len";, de man, dien men reeds te verstandig . rood, toen hij nog klein was; die altoos in zijn boeken stak en zich ^erdiepte in de studie van toou- en tooneelkunst, later gemeenzaam inet Horatius en aangetrokken tot de Romeinscbe geschiedenis; schrijver van muzfekbeoordeelingen, zedekimdige eu satyrieko bijdragen in proza en po;;zie; de trouwe verdediger van godsdienst en goede zeden; redacteur van de jirke Nnaclis; op al zijn kleinkinderen, iets van zijn geest heeft overgedragen, zoodat. konde liet hem gegeven zijn eens ecu wijl onder hen. te vcrkeeren, hij zich volkomen te huis zou gevoelen; in de prettigste stemiuiug, slrceleud aangedaan in dieu kring van verwante naar den geest en naar deji bloede .. . ware er niet een, een nog ongenoemde, die bovenmatelijk forsch ten hooge strevend, hem*al te zeer verraste in dit harmonicuse midden. Wel niet versclnikt, maar toch met ernstig vorschen, dunkt ons, . zouden zij hem hooren vragen, oïdeze met die Caesarstronic dan toch lieuseh óók een klein. zoon van liem was. Gelukkig kan zich dit geval niet voordoen; maar ware het zoo, en moest toevallig de heer Persyn de man zijn, die den braven voorzaat van antwoord mocht d enen, wij ' vreezen maar al te zeer, dat wijlen Johannes . Pranciseus aan het pijnlijk onderhoud ecu eind zou maken vóór dit lid van den opstelraad der Dtetiche Warande tot zijn Ingiibrc slotsom kon zijn gekomen; want waarlijk voor een gezaligde, die afgaat op Persyn's verzekeringen, behoort er moed toe ook een Thijm als Van eyssel tot de familie te willen rekenen. De heer Persyn, die een artikel van meer dan vijt'lig pagina's over Van Deyssel schrijft, is, wij erkennen het gaarne, een ivuiwgezct man. Hij heeft werkelijk studie gemaakt van Thijm's opera omnia, en om deze naar waarde te schatten, ook zich verdiept in de prillejeugd, den kring, waarin de toekomstige arlist werd opgevoed, en alzoo getracht een geschiedenis te geven ab ovo. Van Deyssel, van zijn opstel in 1SS1 f)e K-r der Fianirhe mesters af, wordt nagegaan in al zijn letterkundige verrichtingen tot op 1905, en wie een natuurlijk zeer fragmentarisch, overzicht wenscht te lezen van dezen zóó rijken geestesarbeid, kaji bij Persyn het noodige vinden, om aan zijn herinnering tegemoet te komen. De stippellijnen daartoe zijn voldoende getrokken. Maar het zijn vooral de beschouwingen aan óat overzicht vastgeknoopt, waarvoor Persyn de aandacht vraagt. Om te beginnen wijst hij zijn lezers op liet veelsoortige in van Deyssel als nienseh en kunstenaar: Wij kennen in onze letterkunde geen sohrij? ver, zóó veelslachtig; geen persoonlijkheid, zóó ingewikkeld als deze. Vóór 't verschijnsel Van .Deyssel slaan we als vóór tal van verschillende schrijvers, met principieel te onderscheiden karakter van idee, van gemoed, ca van stijl."Wat evenwel den heer Persyn niet verhin dert zeer volstrekt in zijn oordeel te zijn. Zoo b v. aangaande v. D's Zola-vercering: Tot dezelfde stijlklasse als du toorns) ukken, behooren Van Deyssel's wilde lofzangen op :t naturalisme: want even toomeloos-geweldig sis zijn antipalie'''!! brui-zingt hij zijn /olasympathieën in IKEuere, /.a Terre, en L* Ri!o'. Homiïieros, Shakcspeare, X^ola! De literatuur van 7,ola is een oude moiires van mijn ziel". Dat ging van 1SSO tut '90: 't was ecu echte bezetenheid, en zijn ontboezeming over f,'i Ten e is een delirium tremens van geestdrift. Deze kunst staat hoog op boven de komende eu ster vende geslachten als steencn gedenk/uilen van menseh-esscntio. En zou hult hij voort in paroxismen van dolle bewondering. Een me dische sp cialiteit moest Van Deyssel hebben onderzocht als hij zijn /ola-Uyinnen schreef." Vervolgens van Deyssel de bokser": ,,Zijn hoogste genot jaren lang was van zijn Muze tot een Furie te kweekeu. Dat men hem dus vooral niet geloove op zijn woord, als hij de menschen diets wil maken, dat zijn seheldbcdrijf de uitiug is van de hoogste, de heiligste liefde voor de Kunst, 't Geen hem jaagt naar den toorn, 't is niet de overtuiging van zijn heerlijk art ist en -geloof, 't is niet zijn kunste naars-wrevel bij 't zien van onkunde en dom heid eu leege praal, bij 't zien van de» afstand tussclien 't klein dat verricht werd en 't groote dat moest worden gedaan, 't Is wezenlijk de brutale drift van te schelden om te schelden, van er gemccue, platte, grove, vieze dingen uit te slaan, van zich ,te verkneukelen in 't genot om den menschen te terrorisecren door de macht va»-zijn razende woord." Staan we nu bij al deze bladzijden: Kraftspraehe" voor eigenlijke literatuur, voor letlerktftfdtge tenst? Neen. Geen schoonheid'zonder orde. Do schoonheid is en blijft tplenlof ort/ini.i: da't'-is onverbiddelijk, dat kan zelfs- geen. Van Deryssel- vcraHdet«ea.---"Zelt<!r, .geen kunst .zander enthousiasme, geen ? kunst- zonder' dri% maarook. geen .kunst'zonder kalmte, ';?' ?'?'"?' Een geniaal schelder dus, maar daarom nog niet een groote kunstenaar". ' Naar aanleiding van Zondagochtend. Tot een Itvtnsbron. Akédysséril. Apokulyps. Wat is het zoet zóó te mogen bewonderen, zoo hoog en zrio vol! Hier is al es een pracht van idee, van gevoel, van verbeelding, van woorden meteen, n groote gave van zien, van voelen en zeggen; alles n harmonie, n geniale kunst! Hoor Van Deyssel, hoor hem fluisteren zijn teerste zielsontroeringen in broos-lijne taal, hoor hem ademen over 't papier zijn madonua reine aandoeningen in woorden zachtjes gekweekt en tengertjes nevens malkander gezet als talismans van schoonheid, als diamanten kleurstofjes op wieken van vlinders." Zie Van Deyssel, zie hem houwen met reuzenzwaaien ziju blokken van 't echtste geda-chten-grauiet, en zie ze rijxen zijn tempels aan de schoonheid; zie ze schieten langs de wanden, de zonueftitsen vau ziju verbeelding... Zie zijn hart opengroeien lot een wónder-wereld, en zie hem spannen daarover zijn regenbogen van woordenpracht." Was 't wel overmoed, was> 't wel heilig schennis, voor iemand met zulk een ziel, na Bt Joanncs zich te wagen aau een A/it-kulyiii't... Hoor Van Deyssel: hoor zijn gebod, en ze vliegen aan, van alle kanten, de geluiden, en ze scharen zich, op zijn opperbevel, tot ecu wondermuziek. Ze zingen in uw oor nooit gehoorde liederen van afgodische hulde aan 't schoone woord- plechtig en statig, neuriënd zacut, krachtig-manhaftig, zoetjes-droomend, schate rend van vreugde, in tranen snikkend ... al de strofen zingend van 't hooglied der Taal..." Nevei.sdekrocht waar heksenbrouwsel wordt gestookt, is er iu die ziel gelegd het fijnste dat er geurt in de rozen, het seluonste dat er ziugt in de nachtegaal. Eu mijn leven lang dank ik Van Deyssel voor do tranen die hij mij nu schreien doet. Ge geeft me bladzijden van hooger gedachte, ge geeft me bladzijdeu van dieper gevoel > og misschien; maar bladzijden zóó stralend vau beeldspraak, zóó schitterend vau woorschoonhcid als Van Deyssel's lyrische prozastukkcn: waar zult ge die zoeken? Over romans Een. liefde; De khine Republiek en epische schetsen. Daar is groote kunst in die. boeken: sterke, hoogc, lijue kunst. In onze gansehe literatuur niemand zóó juist kijkeud, zóó scherp ontledend, zóó btipt weergevend. Hij ziet, hij hoort, hij voelt alles, in, lijk hij het heeft in zijn her senen, kan hij het zeggen met zijn woord. Nn-ts ontgaat hem, de fijnste zielerini;>ding evenmin ah 't, geringste stofatoonipje, en haarlijn zegt hij alles uit. Alles, liet hoogste eu het nietigste. laat hij gaan op deu rliythiueivvloed vm\ y.ijn schoone, rijke taal. Met een overweldigende macht van samenstelling heeft hij die twee werken opgebouwd: ze staan daar, stevig, sterk van geheel, maar ook lot, fn de kleinste stukjes verzorgd. Een ti^f'ie en l'e Al'in? Republiek hcoben hun plaats onder de groole rcalistisehpsycliologische boeken van dezen tijd". .WensrArn en Kergea" is hel prachtigste s'uk impressionisme dat ons Ne lerlandsch te lezen geeft: Xijn onbewuste voelingen leidt hif voor/icblig traag tot arlistcn-bewusthcid : wat hij boorl, wat hij ziet, wat hij ruikt, wat zijn hersens raakt laugs om 't even wat weg, 't moet alles in 't juiste woord; en h;j perst zijn laai, tot er, dropke vó ir dropke, valt op 't papier wat, hij hebben wil . . . De. tijd, ecu vinniger corrosief dan 't slcrkste sehcikuudig zuur, zal 'l niet, uitvnssclien nooit!" Over het sensitivisme is Persyn minder goed te spreken. Na citaten uit /Teaiirhont en Siieeuio schrijft hij: In de logica heet, uien dat abracadabra eu ecuoneae in kerkmuziek. Het dagboek over' Parijs doet hem denken aan Don Quicliotte toeren, en over de A-iriauntjes geeft hij als volgt zijn oordcel: Men staat Van Deyssel niet langer uit,.... en toch leest men door; toch dringt die wee-rgasche s'ijlist zich op, allén door d'1 verleiding van zijn mathematisch juiste en toch podischinooie woord. Dit is nu notarieele boedel-bcscurijving in Grieksch-verüjude taal." In de Ahiftavt) s handhaaft zich van Deyssel als een stylist van allerecrstcn rang". In vervoering geraakt Persvn bij de RembrnniUstudies in de XXe Eeuw. Daar is iu die blad zijden aan 't woord een meester-kunstkenner, op dit oogenblik in Holland weergaloos." A'an Deyssel voelt zich een makker met Rubens en Vondel, met Roiubrandt en Kaphad, met Shakespeare eu (ioethe ; in die verethcriseerde lucht waar slechts de uitverkorenen ademen kunnen is Van Deyssel in zijn element. Kr is hier ontleding en verrukking, et is hier didaktiek en Ivriek, er is hier onversloorbaarkaline, allc.s doordringende zielkunde en mvstieisiue wit-glinsterend van gloei. Hu dat alles in een laai om er voor te knicion." En dan komt, met oiizel voor het, laatst bewaard als een pakkend slot. ,,./. //. Ailiprif'inQkTliiin i/nor A. J,", zijn beste en zijn edel-ste boek". Hier is aan 'l woord een schoone geesl eu goed hart daarbij". .Men ziet, de heer Pers\ n beschik) over woor den om zelfs ecu verschrikt, groot vader met een afstammeling als van Deyssel te verzoenen en inderdaad het heeft soms den schijn, alsof hij zich welbewust, tot taak had gestel l dit zondig exemplaar van nakroost voor den teleurgestelde loch nog aaniu indijk te maken. Geen gele genheid laat hij voorbijgaan, om van het goede hart te gewagen: Karel had een doorgoed kinder hart, maar hij verstond heelemaal niets van gehoor zaamheid", daar liggen goede dingen in'ldiep-te, gemoed van dien sdiddvirtnoos," of: hier is aau 't woord ecu schoone geest, en goed hart daarbij." Maar wal is er gebeurd '* Dal goede hart heeft de zoon niet bewaard zooals hij 't vau zijn 'ouders outvangeu had; de zonde der hoovaardij is gekomen. En eigenlijk was die voor de tweede maal gekomen: 't laatst na bet schrijven vau ,/. A. At/j. Thijm door J. A. toen Karcls ziel weder iets gaver was gseworden; doch reeds op l wiutigjai igen leeftijd zweefde van Deyssel boven den afgrond. Van Deyssel, voelt zich ecu l ?pbermonsch, ecu menseh die zichzelf voor zooietsalseen God houdt. ,.?lk houd mij voor het allerhoogste, en het is zonderling dat ik toch meen, dat, dit niet alleen geen ijdelheid, maar zelfs geen hoog moed is."" ,.Al dadelijk dus begint Van Deyssel een hemelvaart, hoog cu groot alleen, of liever ge koppeld aan Kloos, die ook is : oen God in 't diepst van (z)ijn gedachten., en zit in 't binneiK, van Cziéh)'znlfc'n'tfoon". Niet waar Kar.el Thijm., gij moest groot zijri^ groot Ah, die zonde der hoovaardij -i- dat eeu ') Denk maar aan Wiertz, b. v. Van Deys-cl (de schelder is cle Wiertz der literatuur. soort van God'' zijn,... gekoppeld aan Kloos.'' Juist door deze beeldspraak, wordt, dunkt ons, het God zijn, waarvan Persyn spreekt, nogal onschuldig. Immers waarschijnlijk heeft Kloos zijn ziel nooit zoo akelig klein gevonden, als toen hij zong: Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten ! want dadelijk liet hij er op volgen: En toch zoo eind'loos smacht ik soms... Ja. waar s nacht hij dan naar 'f ,. Om zijn lief te omhelzen en te vergaan" op hare lippen iu een wilden vloed van kussen"... als het arme Grelchen met haar: Ach, durft'ich tassen yud hallen ihn ! Und klissen ihn, so wie ich wollt' Art seinen Kussen Vergchon sollt" een God dus als een heJelaar. Kloos deed bij die gelegenheid juist zijn onmacht uit komen, en om deze nu eens heel helder Ie doen blinken, in do klankrijke taal en de vlammende symboliek van een sound, trad hij als God op: en daarmee, als ware het mathe matisch proza, is men den stakker zijn ver.der leven blijven vervolgen, gelijk dit ook nu weder den heer Persyn ich veroorlooft. Boven dien- vergcte men niet, dat deze inetaphore juist destijds dcu dichter-breinen bijzonder ge meenzaam was. l/i dezelfde April-jnaaud 185(5, sprak rcdeneerender wijs Vervvey, tot zijn ziel; Gij, die uw eigen God zij t, weet gij niet, miju lieve, groote ziel! enz. en/;. of om het nu miar onpoëtisch te zeggen, dat ge maar een dood gewoon zieltje zijl. De hoogheid van karaktcrisecring blijkt, bij dichters vooral, vaak meer vorm dan wezen, en Th ij m is van nature dichter genoeg, dat ook zijn uitlatingen omtrent zijn eigen persoon niet steeds naar de letter mogen worden op gevat. Maar hiermee is allerminst gezegd, dat v. Deyssel juist aan hoogheidswaan zo moeten lijden, als hij zichzelf boven anderen, en, in oogcnblikken van krachtig zelfgevoel, boven vele ui verkoreneu stelt. \Vrij meenen dit te moeien opmerken in't bijzonder naar aanleiding van Persyn's hoogmoeds-nuderstcllingen. Immers zóó iemand, dan had deze ua zijn lol'tuitiugen, allerminst recht, aau v. Dcysei's besef van eigen bcteckenis zich te ergeren Hij schrijft hem toe madonna-reine aandoeningen, geniale kunst. frn hart opeiigroeicnd tot ecu wondcrwcreld, Was het «el overmoed, vraagt Persyu, was 't wel heiligschennis voor iemand met, zulk een ziel, na St. Johannes zich Ie wagen aan e.'n Apoka'yps? Welnu, men lette op Persyn's verdere oordeelvellingen hierboven afgedrukt, eu wij vragen, had hij het dan niet veiklaarbaar moeten vinden, dut Van eyssel reeds als jongeling zidi aangewezen gevoelde als priester en weldra als hoogepriesler in den tempel der kunst,'r /onderling genoeg, geen enkel woord in l'ersyn's studie, dat vau een poging g.'tuigt om n dat hoogheids besef n die wondere kunst begaaldheid, beide door hem aangewezen, m onderling verband te beschouwen eu als ineen hoogere eenheid saam te vatten. Gelijke mechanische naasten tegenover elkan der stelling treft ons bij zijn bespreking van de loorustukken". Hier constateer! hij, als wu e het onmog-lijk aan iets beters te, deuken, dat hel \nn Devssd's hoogste genot jarenlang was zijn Muze tol een Furie te kwecken. \Vij haalden dit, oordeel meer breedvoerig aan. Nu bestaat er zeker gelegenheid genoeg om te wijzen op een overlading van invecüoven, h er en daar; ook op iuvceiieven, die hel te stri]keu vonnis eer verzwakken dan versterken. De menseh Van Deyssel heei't den kunstenaar \ ao Devssd wei e'-ns m den weg gestaan : wij houden het er voor, dat hij zelf de eerste zal zijn oai dit te erkennen maar de man die gezworen had ziju leven te wijden aan .,kims! en gedachte"; die ook volgens Persyu getuigen neig, Mijn ziel is een groot palcis, dal ik met, tecderheid hdi geplavleid om er de schoonste taal in te ontvangen, met het vlammende purper mijner bewondering heb ik de hooge wanden behangen: miju gouden gecsUli'iït blinkl er vau de zaaige\ve!veii '; de man wiens innigste verrukking trill in: O visioen van het woord! O_ zomiezeo van pass'e ! () hooge bedwelming vau de goddelijke laai!'' heelt, recht op een meer overwogen oordeel dan dit: jaren lang heeft hij zijn Muze lot een furie gekweekt" en wat daar verder volgt: 't is do brutale drifl van te schelden om te schelden, om er gemccne,. platte grove vicse dingen uit te slaan". 'l Minste wat men van een crilicus mag vorderen, zal toch zijn, dat hij naar de eenheid vau den scheppenden artist met den strijdenden artist zoekt; althans /.oo' cd plaats als mogelijk is inruimt voor de werking van het herhaal delijk gebleken hoogc beginsel, waardoor de eerste geleid wordt. Nietwaar, niet het voor behoud door ons reeds aangegeven, heeft Van Deyssel zijn kritieken of strijdschriften lot het gelijkwaardige vau zijn overige kiiiiststukkcn Iraditeii te maken, eu dus ook hierbij gestreefd naar het hoogste, dat binnen zijn bereik lag. Men kan natuurlijk vau meening verschillen over de mate, waarin hij daarin geslaagd is, iij de beslissing hieromtrent zal het voor een veel moeilijker dan voor den ander zich op Thi|m's standpunt Ie plaatsen met ziju kunst- en levensbeschouwing als schrijver, wat toch voKtrekt noudig is: doch voor een katholiek als de heer l'ersvu, waren de omslamligheden daartoe zeker met bi| uitstek gunstig. Zoo werd het hem volstrekt onmo gelijk zelfs ook maar te denken aan een hoog bedoelen van knust in let (erknmlige voorl\reugsden, dieteg 01 ziin eiiren y.edeliikheids- eu falsoensbcgrippcn ingaan : waarom elk naden kende, ook w ie het omtrent de mindere kunst waarde van 'ie loomstukken" met hem eens zumie zijn, zich wel waeMen zal de uitspraak: .,Thijm kweekte jaren (als uit. kwaadaardigheid i lang zijn M use tot een Furie", te beamen. Nevelt iïe krodit waai' lieksenbruuwsel \vonU. gestookt is er in de ziel gelegd het fijnste dit geurt in de ro/.eo, het schoonste dat er zingt iu de nadi'egaal' verder dan dit dualisme kom! de lieer l'ersvn niet en al klinkt (ii( zoo stie'uldijk als een b:jbei!ek-.t, erg inlichtend en wi|sgcerig is het zeker met. Heeft de lieer l'crsvn, als psychologie het zich wat te'gemakkelijk gemaakt, al schrijvende is hij van kwaad tot cruvr vervallen, en zonder ook maar op ccnigcrlei wijs zijn geloofsbrieven te, hebben opengelegd, komt hij als zielen-rcehter vonnissen. Overwegende dat, v. Deyssel Krans Net dier als den eersten novellen-schrijver van Holland heeft geprezen enkel omdat er lussdien gUt;1ren eu heden een lofartikel ligt. N . Deyssel ', ondcrteekcnd Frans Netseher" dat hij v. Hamel een lijnkenuer der Franscjic literatuur heeft genoemd: alleen wijl v. Tl!*mcl zoo lief w'as geweest v. D's vertaling te roemen van Akédysséril ' dat hij v. F.eden lic-eft uitgemaakt voor een koster kwezel, omdat v. F. had geweigerd v. D's clubje binnen te treden" dat hij .Icsaia der literatuur lid is ge worden van de Vereeniging van Nederl. Letter kundigen om de linancieele belangen van het vak te bespreken en de heilige schoonheid te verkrachten tot een sjacherzaak" staat hij schuldig aan de zonde der hoovaardij; is er een gevallen engel te meer. Zoo wordt hij Lucifer te gemoed gestuurd, en schijnt het inderdaad dat en de overdreven veroordeeling cu de matelooze lofspraak Persyu als een meibode hebben gediend om met voeg grovelijk kwaad van zijn engel-duivel te kunnen spreken. Hebben wij te veel gezegd, toen wij onze vrees Ie kennen gaven, dat grootvader Johanucs Franciscus zeker niet tot den einde naar Persyn geluisterd zou hebben ? Welk een hoogheid" schrijft dcz.cn heer Persyn zichzelf toe, om zich gerechtigd te achten over menschenharten te oordeeleu? Hier heeft men dan waaalijk een die hnn'/tlt als ware hij i en GoiJ in V i/ir/utt van zijn gedaclden. Dit over treft alles wat er in een krocht aan heksen brouwsel ooit gekookt is. Eu zoo iets in een Nr. der Diets hèWar/mde, ter eere van Jozef cu Paul Alberdingk Thijm!! Jammer dat dit aardige No. vau de Dii-tscte Warande zoo onaardig eindigt, en dat de heer Persyn, als door onpasselijkheid overvallen, aldus zijn artikel bederft, dat anders bij alle verschil van waardeering en inzicht, in 't algemeen zeer te prijzen valt. Opmerkelijk dat het tot dusverre in Nederland, schier iu 't geheel niet de aan dacht heeft getrokken, waar liet een poging bevat iets te geven wat len onzent nog al te zeer ontbreekt: een beredeneerd overzicht der ge schriften van onzen grooten prozaschrijver. Voor een fijnere pen en een bedaehzamcr en diep zinniger geest een laak de moeite ter vervul ling waard. Criminaliteit en Drankmisbruik. Een woord aau de Nederlamlsche Katholieken, door Dr. Ai.en. AHIK.VS. Uitgevers Ven nootschap Futura', Li i len 1905. In dit Woord' tracht de bekende pastoor van Steenderen een afdoende en bevredi gende verklaring te geven van het merk waardige feit dit dj katholieke bevol king in Nederland, de tioozste cijfers Laait in de stalistiek der criminaliteit". Ondjr volle waardeering van Je lauge reeks van juiste waarnemingen en opmerkingen die Ariënp, den bestudeerders der twee groote, elkaar telkens rakende maatschappelijke vraagstuk ken dat der misdaad en dat der drankellende, ter leerzame overdenking aanbiedt, moet toch het oordeel over ziju onderzoekingen, in den voor den welwillende)! recensent onaangenamen vorm van half werk en halve waar heid worden gekleed. Eeniae bekendheid met de sympathieke tiguur onder de Jong-kathoHeken onderdrukt elke veronderstelling aan opzet tot het verkrijgen van zulk een onbe vredigende uitkomst, aan'n bewust niet meer willen zien en niet meer willen geven, die tegenover ieder ander publicist vau zulk werk misschien vrijelijk kou worden geuit. ? GjreoJelijk zal ileii schrijver worden toege geven dat de hoof loorzaak de?er hooge ei iminaliteil is: het groote drankmisbruik waar aan de bevolking van de katholieke gewesten vau ons laud zich pleegt schuldig te maken. Ion ook kunnen eeuige zijner verklaringen voor dal groote drankmisbruik, ais: gebrek aau ontwikkeling en geestesontspanning der katholieke jeugd, het onevenrelig grooto aan tal katholieken die bij het drankgebruik geldelijk belang hebben, invloed der herber giers op gemeenteraden in het Zuiden, ons ' [d i. zijner eloofsgenooten] gedeeltelijk wor den on lerschreven. De voornaamste factoren van dit volk-ieuvel die dieper liggen en intenser zijn dan deze hoofdzakelijk, uitwendige en kleine invloeden heeft de schrijver niet genoemd. Ze moeteu worden gezocht in de onvoldoende expansie en tleurigheid van het intellectueel^ en het maatschappelijke leven onder die be volking. Kennis en sociaal bewustzijn, die machtige wapenen tegen het alcoholisme, zijn weermidJelen die in het huiselijk arsenaal dezer bevolking, maar al te zeer en al te vaak ontbreken. De blijmoede levensopvat ting der katholieken" die Ariëns in zijn onderzoekingsijver ook al ontdekt als een der bacillen van bet alcoholisme dat zijn geloofsgenoolen bedreigt, zouden ze, bij verhooging van intelleetiialiteit en gemeenschapsgevoel gerustelijk kunnen behouden, en tot opwekvan zoovee', zwartgalligen onder hunne po'lilieke tweelingbioeders zelfs kunnen bevor deren. Een andere sekte, de Israëlitische, is de levensblijheid nooit tot 'n heillooze sti mulans om ziek aan drank te buiten te gaan, geweest. Tot schrik van alle materialisten moet dit feit der hooge ciiminalueit der katholieken voor bet overgroote deel verklaard worden uit ideoHigi-che oorzaken en dient elüpogen dat iu deze aetiologie aan eeono nisehe fac toren een plaats vau eenige beteekenis wenscht te zien toegekend als onjuist te worden gequalitieeer.l, Minder ..'.an !>? Tij l die in de (beweerde! gro.>te armoede der katholieken, de hoofdoorzaak za'J hunner criminaliteit, , schat Ariëns den invloed van hun pauperisme. j In zijn liei(j'>;4 is echter ook zelfs die lagere taxatie misplaatst. TnmfTS in dit betoog met zijn apologetische strekking: de KI rh te zui veren van den blaam, dat zij door dd hooge criminaiiteitseijfers harer kinderen, gebrek ben'ij,t aan zedelijk-opvoedende, kracht, mocht alleen te nvlt: worden gegaan met de toe standen i u die streken, waar de invloed der kerk, geb'c-ven is: zuiver en onvermengj, dat is alleen in de gedeelten van ons land niet overwegend katholieke bevolking. Dat i nu daar de omvang der armoe Ie grooter zon zijn dan iu hel overige Nederland, zal nie mand die er de toestanden kent, kunnen toegeven. Limburg b.v. mag iu economische ontwikkeling bij Noord en Zuid-Holland achterstaan, ar-n^ode in dien omvang en in die verse!irikkelijkheid als ze de groote steden j der beide an iere algemeen welvarende pro- ! vineies te zien geven, is er gelukkig niet te j vinden, iïeens/.ins wil hiermee gezegd zijn j dat men in je katholieke provincies niet alle j middelen tot economische, verhelling ook als werkzame weerkracht tegen voortsluipend j alcoholisme heeft te hand te nemen, tevens echter we , dat men niet voor eigen fouten verontschuldigingen zoekt, in een een richting, die men au.Iers bij den tegenstander gisi^t. In d.- onverwachte erkenning van den grooten invloed der armoede op de crimina liteit door een blad, dat met zeldzame gulheid bewijzen van het m-est ergerlijk reactio nairisme op criminologisch gebied heeft aan geboden, ais Ik' Tijd, heef c men helaas geen toenadering te zien tot do nieuwe riehti-'g in de strafrechtswetenschap; waar later dit orgaan den invloed van het sociale milieu" niet als verdedigings-middel voor de eigen zaak had aan te wenden, is het steeds ge bleven op het oude hardvochtige tesUmentische standpunt. De betrekkelijke mislukking van dit boekje vindt wel haar meest-rechtstreeksche oorzaak in zijn tweeslachtigheid. In zijn Ter Inleiding" erkent Ariëns zelf, dat de brochure wel eenigermate een tweeslachtig karakter ver kregen heeft" door het nastreven van het tweeledig doel" ze te doen strekken tot leer schrift en verweerschrift." Als leerechrift hebben deze bladzijden haar waarde door op bevattelijke en gemoe delijke wijze het verband tusfchen crimina liteit en drankmisbruik in het licht te stellen, en in ernstige vermaning velen onzer landgenooten te wij ^en op de noodlottige gevolgen van hun verkeerde gewoonten, met duidelijke aanduiding van vtle middelen oin zich te ont worstelen aan deze verderfelijke gebruiken. Waar liet boekje echter meer het overheergebeud karakter van verweerschrift draagt, mist het zijn doel door te geringe of te groote schootsverte der argumenten. Dat deze zaak vast staat, dat: al zouden wij (d.i. de katholieken) door gebrek aan inzicht tweemail zoo diep als anderen gezonken zijn wat geenszins het geval is door onze kerkelijke organisatie en de zedelijkop \roedende kracht onzer moederkerk gaan wij in macht tot hervorming allen ver, on eindig ver te boven," heelt Ariëns ondanks de opvallende spatieering in het boekje, geenszins aannemelijk kunnen maken. Voor die stoute newering pleiten zeker niet de achterlijkheid der katholieke pro vineies op zoo menige strook van geestelijk en sociaal-econo misch terrein, noch het laag-ontwikkelda rechtsgevoel bij velen, dat vooral infl-cale ver grijpen geen wetsovertredingen, vermag te zien, en als neven-oorzaak der criminaliteit zijner geloofsgenooten door den schrijver aan gestipt, ook veel te vergoelijkend wordt be sproken, noch de onevenredig groote deelne ming der katholieken aan den drankhanciel. Ariëiw is 't ge g.ia n als zoj menigen volijverigen advokaat, die zich door zijn eigen verdedigingsvuur heeft laten aantasten, en door zijn tegenstanders heeft laten afleiden. Leersuhrift had zijn boekje moeten blijver; de beschuldiging tearen zijn kerk had hij, om den wille van die kerk, niet de moeite der beantwoording .waardig inoefen achten, of die beantwoording zoo waardig moeten houden, dat hij zich niet zou hebben laten verleiden tot een noodzakelijk mislukte poging aan de crimineel-statistische cijfers da haar toekomende waarde te ontzeggen. Zelfs voor het hem zeker hooge doel mocht zulk een offer aan 'zijn wetenschappelijker! zin niet worden gebracht. Een kind zou toch kunnen begrijpen dat al de redenen die aangevoerd zijn tot verzwakking der beteekeuis van deze statistieken gelijkelijk door alle wooidvoerders van de an Iere gezindten indien zij 't ook noodig mochten vinden konden woiden bijgebracht, en dat na onge veer gelijken aftrek voir alle kerkgenoot schappen, de onderuit je rerhoLLdinj ongeveer precies dezelfde zou blijven. Wie maar 'n beetje op de hoogte is van het vraagstuk van den ,.fn vloed van den godsdienst der maatschappij," weet meda door mr. S. J. Visser's gelijknamige studie, l) dat 't niet bewezen ij, dat een onzer bei,ie christelijke kerkgenootschappen, die beido «dezelfde christelijke zedeleer prediken, meer invloed zon hebben op de zedelijkheid dan de andere. Met dit negatief resultaat dat conc'udent haast is uit de overweging dat ze beide dezelfde zedeleer huldigen, had ook dr. Ariëns zich moeten tevreden stellen. Nu hij ook nog het positieve overwicht zijner kerk stelt, stelt hij verre.veg meer dan hij kon bewijzen, en vooral de feiten schijnen uit te duiden. Dit boekje is desniettemin om zijn be hartigenswaardige opmerkingen, zeker in de katholieke provincies, de moeite der aan dachtige lezing en der ijverige navolging van zijn goede wenken waard. JULIUS KEIZER. 1) \'ra-'jen des Tij??.-?, ;] I en Jaargang. Deel 2. Lts over de FJioDoIa. Hoe meer ik in den laa'sten tijd reclame zie maken voor de Phonola, des te grooter wordt mijn lust om daarover eens een woordje in 't midden te brengen en legenover de enorme verdiensten die de Phonola han delaars en beoefenaars aan dit instrument toekennen, eens te plaatsen de eenvoudige eritiek van een heel gewoon ddettant-pianist, die buiten de muzikale wereld en deu handel in derzelver benoodigdheJen staat. Nog onlangs hebben groote annonces van nieuwe verbeteringen gewag gemaakt en werden zelfc Phonola concerten gearrangeerd om het publiek met hel machinale pianospel in aanraking te brengen. Zonder nu Ie durven beweren dat de aanprijzingen der phonolaverkoopers op misleiding gebaseerd zijn, kau ik er toch eene groote do-is overdrijving niet aan ontzeggen, die vooral bij onoordtjelkuudigen eene bes"iUt verkeerde meening in het leven roept en noodwendig teleur stellingen na zieli moet sleepen. Ziehiereenige regels uit eeue i'JK.nola ad /erfentif», die ik onlangs in een on^er groote dagbladen vond : Inderdaad kan elkeen niet behulp zijner pbonola in zijne woning goed en technisch volkomen pianospel hebben, dat bij eene volkomen beheerschinc der voordracht zonder de minste vingerteehniek of oneindig oefenen ongekend genot versehafr. Kikeen, zelfs hij voor wien het noteulezen en pianospel gtdieel vreemd is. ontsluit zich op eens den rijkdom onzer edele piano-litteratuur en wij staan op den drempel van een nieuw tijdperk waar de geest onzer klassieken tusschen onze vier muren weer populair wordt ! Het gebruik der Phonola-Artisten-Muzh'krollen, die voor alle Phonola's passen, zal van zegenrijken invloed zijn. Het is duidelijk, dat door invoering der artislenrollen de grens der volmaaktheid bereikt is ; iets beters is ondenkbaar !" enz. enz. Zie, dat is alles even prachtig. Doimiialie schijnt het oorspronkelijke te overtreffen. Maar is dat ook inderdaad het geval? Vol strekt niet ! De overdrijvin» is te groot, tt in 't oog loopen l om onopgemerkt te blijven. Moge de kunst der nabootsing het ver ge bracht hebben eu (^ia-imitatie misschien volmaakt zijn, van evenaren of overtreilen kan geen sprake zijn, tenzij men techniek en notenkrakerij bovenaan stelle. Want dat moet ik erkennen, de mechanisch in beweging gebrachte 72 kunstvingers der phonola kunnen op dit gebied natuurlijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl