De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 11 maart pagina 5

11 maart 1906 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1498 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MAGGI's Soepen in tabletten, merk Xmisster, maken het mogelijk om in den kortst mogelijken tijd (10?25 minuten), slechts met water, voortreffelijke krachtige soepen klaar te maken. Per tablet voor 2 flinke borden Fransche soepen ..... 10 Ct. Pikante soepen 18 MAGGI's Bouillon-Capsules, merk Zruisster, geven door oplossing in kokend water oogenblikkelijk een vo'ortreffelijken voor het gebruik gereed zijnden bouillon. Per capsule voor 2 koppen Consommé(extra sterk vleeschnat zonder vet) 12 Ct. Bouillon (vleeschnat met vet) . 9 MAGGI's Aroma, merk Kruisster, geeft aan zwakke soepen, sausen, groen ten, hutspot zoowel aan allerlei vleeschgerechten oogenblikkelijk een verrassenden, fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve spaarzaam te gebruiken. Yerkrftgbaar in flacons vanaf 30 Ct. llltlllllllllllillllllMIM ?toevertrouwd. In zekeren zin heeft de ingang, die de nieuwe leeringen aangaande de rechten der vrouw ook bij den man hebben gevonden, een der meest klemmende argumenten voor den noodzaak van staatkundige gelijkstel!ing teniet gedaan. Tezelfder tijd is de door sommigen gehoopte, door anderen gevreesde omkeer van zaken bij invoering van vrouwen kiesrecht een hersenschim gebleken. Zooals door Sir Charles Dilke zelven werd. aange voerd, heeft de invoering van vrouwenkies recht noch in Meuw Zeeland, noch elders in Australiëeene merkbare omwenteling te weeg gebracht. Wij weten nu allen wel, dat verschil van sekse niets te maken heeft met verschil van politiek inzicht. Gevoel voor eens anders eigendomsrecht of gemis aan eerbied daarvoor, klassevooroordeelen en wat dies meer zij, bei n voeden den man niet meer en niet minder dan de vrouw. De meerderheid van mannen en vrouwen beiden zal altijd stemmen zooals Ie belangen van hunne klasse, van hun bedrijf, van hun kerkgenootschap hun dat voor schrijven; de minderheid, die zich celf een oordeel vormt, zal n bij mannen n bij vrouwen worden geleid door tal van afwij kingen van temperament en waarneming. Een Parlement enkel van vrouwen zoude Dezelfde schakeeringen te zien geven als een Parlement van enkel mannen. De ideale zin, die met voorbijzien van eigene belangen slechts vraagt naar het algemeen belang is zeldzaam: n bij mannen n bij vrouwen. Maar, zoo vraagt het Engelsche blad. al mogen de belangen der vrouw dan voor het oogenblik betrekkelijk veilig zijn en al moge het dan waar zijn, dat bij de invoering van vrouwenkiesrecht de onderlinge ver houding der staatkundige partijen geenerlei wijziging zoude ondergaan, is het daar mede uitgemaakt, dat er geen grond bestaat om op de staatkundige ontvoogding der vrouw te blijven aandringen? Indien het staatkundig leven, zoo antwoordt het blad daarop, niets anders ware dan een uit wendig samenstel van wetten en verkiezingen, dan voorzeker ware de zaak de moeite van het bepleiten niet waard. Maar van hooger belang dan het eigenlijke uitvaardigen van wetten is het intelïectueele en moreele peil van het volk, waaraan die wetten moeten beantwoorden. Het staatkundig leven van een volk heeft zoowel eene zedelijke als eene ver standelijke beteekenis voor zijn burgers: het is niet enkel eene uitwendige vormveran le ring van ministers en vertegenwoordiging. Door de uitoefening van het kiesrecht rijst het verantwoordelijkheidsgevoel, worden sympathiën verwijd, wordt de belangstelling in het algemeen menschelijke versterkt. Gemis aan belangstelling in het algemeen bestuur, onverschilligheid voor het welzijn van hen over wier belangen dat bestuur beslist, voor de toekomst, die dat bestuur voorbereidt, laat een leven onvruchtbaarder dan het had kunnen zijn. En juist daartoe wordt de vrouw veroordeeld zoolang haar het kiesrecht ont houden blijft. Het is waar, dit nadeel deert de moreel en intellectueel hoog staande vrouw weinig of niet. Zy vooral, die door de overheid zelve tot tal van openbare bemoeiingen worden geroepen, weten, dat haar stem toch invloed heeft, dat met haar oordeel toch wel wordt gerekend. Maar voor de gemiddelde, voor de gewone vrouw sluit de maatschappij door haar de staatkundige gelijkstelling te onthouden onverbiddelijk den weg af om te komen tot de V"lle ontwikkeling van haren gemeenschapszin. Over het geheel berust zij er in ; maar niet zonder schade voor haren geestelijken wasdom. Het gewone, alledaagsche meisje groeit iiiiiillllllllllHillllllllllMiillliiiiliiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiüiiiiitiiiiiiiiiiiii UIT DB NATUUR CLIV. Kraaien. Dat z\jn nu toch eens vogels, die zich niet kunnen verheugen in de sympathie der menschen. Ja, misschien dat een enkele boeren jongen of schoenmakersknecht werkelijk van zijn tamme ka" houdt, die hij als half naakte nestvogel uitgehaald en met veel zorg heeft opgefokt; maar dan is het meer gehechtheid en respect dan liefde ; gehechtheid, omdat de gelukkige bezitter hem zoo jong en hulpeloos heeft gekend en met moeite verzorgd; leapect, omdat het zoo'n door en door sluwe, durvige, nergens-omgevende, brutale schelm is ge worden. Of de kraaien nu werkelijk, zoo al niet de afkeer, dan toch de minachting verdienen, die ze van de menschen ondervinden ? Och, de oorzaken van de eene of andere antipathie liggen vaak zoo diep in de menschelijke ziel zelf, dat het voorwerp van dien afkeer niet eens de hoofdzaak behoeft te zyn. Als van oudsher was de kraai de ongeluks bode; vooral de omstandigheid, dat er bepaalde kraaienjaren zijn, waarin het aantal dezer vogels meer dan verdubbeld schijnt, heeft door toevallige samentrefflngen, aanleiding gegeven tot de meening, dat op zulke jaren de groote epidemieën van pest encholera volgden. Stellig zal 't geluid van de kraaien mee gewerkt hebben om 't griezelige, dat sommige menschen in de kraaien vinden, te doen ontstaan. Ook de zwarte of grauwe kleur, de rouwkleur, deed er 't zijne toe ; en niet minder de weinige kieskeurigheid der kraaien, wat hun voedsel betreft; alle soorten zijn, als 't zoo te pas komt, aasvreters; en Hjkenschenders stonden nooit en bij niemand in een goed blaadje. Dat zwerven in de buurt, waar dierenlij ken tevindenzijn,heeftdekraaien,schijntheteenige ervaringen kennis gegeven van zwakte enziekte b\j dieren; zoodat het inderdaad geen sprookje of schilders ?erzins«l is, Jat kraaien wel eens rondom een groot dier gaan zitten om zijn einde af te wachten; of dat ze het einde maar wat gaan verhaasten, als ze een zieke haas, een verwenteld", verdwaald, half verhongerd of verkleumd schaap vinden. Zoo zijn de kraaien langzamerhand in de gedachten der menschen verbonden geraakt met ziekte, dood en ellende, wreede list en onbarmhartigheid; en het bijgeloof vond op in het bewustzijn, dat zij nu eenmaal behoort tot een maatschappelijk minder waardig geslacht, en haar blik op het groote leven wordt er door verduisterd, haar gevoel van eigenwaarde, van zelfstandigheid wordt er door gedrukt. De gewone, alledaagsche jongen groeit op in het gevoel zijner meerdere voortreffelijkheid en wordt dientengevolge verwaand en zelfaichtig. Zoolang maatschappij en wetgeving deze vooroordeelen bij het opgroeiend geslacht in stand houden, zoolang kunnen geen propaganda voor vrouwen rechten, geene verbeterde vakopleiding voor meisjes, geen stelsel van coeducatie hunne verderfelijke en blijvende inwerking op het karakter van man en vrouw ongedaan maken. Dat kan alleen de vohedige staatkundige gelijkstelling van man en vrouw. Aldus 27<e Tribune in het nummer van 3 Maart. JOHANNA W. A. NABER. Bobbie op Vredenborch, door C. L. VAN BALEN. Zutphen, W. J. Thieme & Cie. Honden zijn in zeker opzicht als de men schen : zooals men hun doet. zoo doen zij wederom. Alleen met dit onderscheid, dat zij het goed ruimschoots met aanhankelijkheid, trouw en toewijding terug betalen, en zelfs dengene, die hen onverschillig en liefdeloos bejegent, nog onverdiend de bewijzen hunner liefde en toegenegenheid schenken. Maar, als het in dit laatste geval anders uitkomt, hebben de menschen het zich zelf te wijten. Alle dingen hebben hun eiach, óók de ver pleging van een hond." Dit is de strekking van bovenvermeld boek. Het zou haast boven ieder hoofdstuk als motto geplaatst kunnen worden. De schrijver is een vriend en een kenner van honden en hij veronderstelt niet ten onrechte dat zijne jeugdige lezers zijne liefde zullen deelen en met belangstelling kennis zullen nemen van zijnemededeelingen omtrent hondenleed en hondenvreugde. Dressuur, dol heid, muilkorven, hondenkarren; waakzaam heid, trouw, scherpte van zintuigen dit alles en veel meer nog uit het rijke hondenleven krijgt eene beurt. Hier wordt dus degelijke kost aangeboden en toch geen droge, eentonige, op den duur vervelende lectuur. Evenals eiwitstaai in de melk, zoo is ook in >lit boe-k nuftige leering vermengd onder een aardig, aan het einde zelfs boeiend ver haal. De auteur geeft aan Bobbie, een hond, zelf het woord. Hij laat dien vertellen van zijn eigen leven t-n van de lotgevallen zijner twee- en viervoetige vrienden, kennissen en huisgenooten Het ib Bobbie, die luchtige en ernstige gesprekken hou>lt met andere honden; die den lezer tot gids dient bij zijn wande lingen op Vredenborch; die hem op si raat, op reis, naar de stad voert en steeds zorgt vuor afwisseling. Zulk eene rievorderina van een redeloos tot een sprekend en verstandig handelend wezen is niet nieuw. Kinderschrij ?ers vooral makec er gaarne gebruik van. Immers, zij wett-n, dat zij hierdoor aan hun verhaal levendigheid en hel ierheid geven <-n dat er, in het bijzonder voor kinderen iets verras send» in ligt om de dagelijksche dingen pan zulk een ongewoon standpunt te moeten beschouwen. Deze vrijheid wordt hun gaarne vergeven, indien bet hun gelukt den rechten toon aan te slaan, zich op den achtergrond te houden en hnnnu helden in hunne plaats te stellen. Is dit Aiet het geval, dan wordt hun werk onnatuurlijk en smakeloos. Het genre dient rnft voorzichtigheid en zijn gewone voedsel in schijnbaar de toeval ligheden. Zoo weet ik van mijzelf dat ik indertijd rilde van angst, wanneer ik in den win ter 's morgens bij 't opstaan, door mijn venster keek, en een kraai in de sneeuw door den tuin zag stappen ; krakend vloog het beest meestal op, als ik dicht bij 't venster kwam; en eerst als de dag om was, zonder dat een der huisgenooten ziee geworden of gestorven was, zakte dat benauwende voorgevo -1. Ik weet ook nog hest, hoe ik er aan gekomen ben; ik hoor ons dienstmeisje 't nog zeugen, toen zij mij eens op een groote kraai wees. die in de morgenschernering door de sneeuw over onze binnenplaats stapte : Als ie mie aankiekt en ie krast bij 't opvliegen, dan sterft ruien vader !" En de kraai vloog krassend op. Ik lachte er om, want op school leerden wij dat er geen spoken waren en dat bijgeloof zon Ie was. 's Middags toen ik uit school kwam trof ik haar schreiende in de keuken; de Hattemsche bode was komen zeggen dat haar vader dieu morgen om 8 uur gestorven was. met mate beoefend te worden. Weinigen, die er zoo goed den slag van hebben als de schrijver van the ttory af a donkey of als die van de geschiedenis van Willem Frederik. Over het algemeen is de auteur van Bobbie op Vredenborch niet ongelukkig geweest. Bobbie blijft, met enkele uitzonderingen, waar hij wat te veel wijsheid te berde brengt, goed in zijn rol. Hij vertelt prettig, ziet goed uit zijne oogen, en is tot het einde een brave hond. In dit boek is werkelijk het aangename met het nuttige vereenigd. Hilversum. K. WESTERLING. iiiiiiiMiHiHMiiiiiiiiiMiiiiimiimiiiliiii en coDcnMnaat. Nehmt euch in Acht! Ihr armen armen Dinger ! Habt ihr euch lieb, Nur nichts zu lieb; Als mit dem Ring am Finger. Mephisto (Goethe's Faust), In het stuk van den heer Van Gendt, dat Zondag 25 Februari, onder bovenstaanden titel verscheen in het Amsterdam mer Week blad, troffen mij een paar beweringen waar ik mij niet mede kan vereenigen. Ik lees : Uit eigen aanschouwing hebben we ge zinnen leeren kennen (ongehuwd) waar noch de man noch de vrouw eenige aanstoot gaven en zoowel bij familie als bij kennissen ge zien waren." , , Uit eigen aanschouwing heb ik een gezin leeren kennen, onder dezelfde omstandigheden verkeerende, maar bij hen was niet het geval dat ze bij familie en kennissen gezien waren, ten minste voor zoover de> vrouw betreft. Want in zulk geval is de vrouw bepaald de minderwaardige, niet om dat zij misschien van minder stand moge zijn, maar omdat zij zich zehe niet op prijs heeit gesteld. Noblesse oblige". Noch de man, noch de kinderen, noch de maatschappij zullen haar ooit de volle ach ting toedragen die anders eene zorgdragende gade en moeder toekomt. De man daaren tegen die, 'door niets geboaden, toch karakter en geweten genoeg bezit om haar trouw te blijven staat hooger dan zjjj. Zelfs drijft zijn wèldenkendheid om pepsioensredenen als anderszins later hem dikwijls tot een hu welijk, maar de voldoenirjffi om zijne vrouw door familie en kennissen^geacht en aange nomen te zien zal hij niefc^smaken. Mag n misbruik gewoonte worden" omdai er nog erger misbruiken zijn?' DaÜSU reeds hierdoor niet het geheele zedelijk peil ? Wanneer het beweren op waarheid gegrond is dat zoowel in hoogere als in lagere standen de vrouwen zich meer en meer tot onwettige huwelijken leenen, dan beschouw ik dit als een treurig bewijs van haar zedelijk verval. Het onrecht, dat daarmede den kinderen wordt aangedaan, springt toch dadelijk in het oog nog daarbij. U dankende voor de verleende plaatsruimte, met de meeste achting, Eene lezeres. Een. merkwaardig viertal.?Eva Carrington (Lady de Clifford). Een erfenis. Polaire aan de Renaissance te Parijs. Inderdaad, die vier menschen zijn een levend puzzle. Hoe zal de buitenwereld er ooit achter komen, met juistheid aan te duiden, which is wh-ich. Zooals het sehalke liedeke in mam'zelle Nitouche, is het ook hier: Wat zei ik oe van die kraai ? 't Was net acht uur, toen ie zoo kraste l" Zoo iets maakt een ontzettenden indruk op kinderen en net zoo goed op kinderlijke menschen. Nu kun je wel gaan nadenken en redeneeren : die vader lag al drie dagen op sterven en 't meisje dacht er voortdurend aan ; 't is niet eens een buitengewoon toeval dat die man juist dien morgen stierf, en waarschijnlijk kwam er eiken morgen wel een kraai op de binnenplaats, waar de keuken afval in een vuilnisbak bewaard bleef voor de schillenvouw; maar dat neemt den indruk van 't gamentreffen niet geheel weg. Van dat alles ligt voor een deel de oorzaak in den aard en 't wezen van de kraaien, daardoor zullen ze onder de menschen nooit veel vrienden krijgen ; maar 't meeste kwaad hebben hen de oude schilders gedaan, die den duivel afbeeldden met vogelvleugels. Zij kozen meestal van die breede vlerken met wijd uiteengtaande slagpenpunten, en dat eigenaardige uitspreiden, als klauwen, vertoonen juist kraaienvleugels ook; waarschijnFloridor, c'est Célestin, Et Célestin, c'est Floridor! De Fransche schilders, de heeren Alphonse en Gabriel Chanteau, wier gezamenlijke ge boorte in 1874, hun moeder verraste, zijn tweelingen, die absoluut niet te onderschei den zijn. Staat Alphonse tegenover Gabriel, dan is het of Alphonse in den spiegel ki;kt. De gebroeders hebben deze gelijkenis zooveel mogelijk in alle bizonderheden doen uitko men, door zich steeds precies eender te kleeden. Uiterlijk en innerlijk zijn zij n. Zij hebben de/.elfde physieke kracht, gezond heid, humeur, neigingen, aanleg en talent. Als schilders beoefenen zij hetzelfde genre en werden op verschillende exposities met goud bekroond. Om van hun inspannenden arbeid uit te rusten en om nieuwe indrukken op te doen, gingen Alphonse en Gabriel tegen het najaar van het vorig jaar een séjour maken op een kleine badplaats in Normandie. En dtór, kon het mooier? maakten zij kennis met de jeugdige, bekoorlijke, muziekale tweeling zusters Geneviève en Suzanne Kenaud. Een dubbele verloving vond plaats. Of de ver keerden eikander nooit te goeder trouw om den hals zijn gevallen, meldt de geschiedenis niet. Ook Geneviève en Suzanne zijn even min van elkaar te onderscheiden als de eene dauwdrup van den ander. En thans is te Parijs het dubbele huwelijk gesloten en onder een grooten toevloed van belangstellenden, werd de verbintenis van het viertal ingezegend, in de kerk SainteMarie des Batignolles. Als toppunt der merk waardige omstandinheid waren de tweeling broeders geëscorteerd door hun twee bruids jonkers, óók tweelingen. Ca n'en Snit pas", rieten de verbaasde Parijzenaars, die hun oogen uitkeken, aan dit zeer eigenaardig schouwspel. De jonggehuwden bewonen een en hetzelfde huis in de Rue Jouffroy. Iedereen heeft plezier in het viertal behalve hun conciërge. Die heeft 't land, want aangezien die er heelemaal niet achter kan komen, wie Girofléof Girorla is, weet hij niet, aan wie hij brieven en couranten moet ter hand stellen en daarom geeft deze kregele Pipelet" Ie courrier en bloc aan den eersten den besten van het kwartet dat langs zijn loge gaat. * * * De jeugdige lord de Clifford naar de foto te oordeelen, schat ik hem n a twee en-twintig jaar, is in het huwelijk getreden met mejurlrouw Eva Carrington, de negen tienjarige actrice van het vaudeville theater te Londen. Lord de Clifford is de vierde lersche Peer", die in de laatste jaren zijn vrouw het eerst zag ;lop de planken"; de Clifford heeft het voorbeeld gevolgd van zijn buurman uit Connaught, graaf Clancarty, die Belle Bil ton huwde, toen hij nog lord Dunlo was, en van den markies Headfort, die Rosie Boote naar 't huwelijksaltaar voerde, en van graaf Clonwell, die Rachel Berridge tot echtgenoote nam. * * * Zal het oudje er nog van kunnen genieten? Lijkt het haar, der oude signora Mathilde Guidi, niet een droom, dat zij op eens geraakt in het bezit van een kolossaal vermogen ? Het oude vrouwtje, woonachtig im Italië, in San Michele Escheto, in de provincie Calabriëonlangs zwaar geteisterd door aard bevingen, is erfgename geworden van een fortuin groot 7 millioen lire l Guy Orsolini, zoon van signora Guidi, verliet vele, vele jaren geleden zijn vaderland, om zijn geluk te beproeven in den vreemde. Zooals veel van zijn landgenootf-n, zette hij koers naar Argentinië, waar hij nu is overleden, zonder erfgenamen, zonder uiterste wilsbeschikking Roek. Bonte Kraai. (Naar een plaat uit Kauwtje. Exter. Raaf. den Bilder-Ailas van Marshall). lijk dienden kraaienvlerken wel tot model, doordat ze 't makkelijkst te verkrijgen zijn. Zoo kreeg de kraai connecties met de booze geesten en nu konden ze geen goed meer doen. Vooral de kerkkraaien of kauwen, die in de kerktorens nestelen of in de struiken, die tegen den kerkhofmuur groeien, zijn als onge luksprofeten bekend geworden. Ook van Luther is 't opgeteekend, dat hij eens als vogelwichelaar de toekomst voorspelde uit de kraaienvlucht. Misschien was 't scherts, maar zoo vond ik 't niet vermeld. In 't voorjaar van 1580 was de reformator in Coburg, waar de Rijksban hem geen kwaad kon doen. Melanchton hield hem op een wandeling gezelschap en zij «praken over den Rijksdagzitting te Augsburg, welke dien dag ge houden werd ; de kerkkraaien zwermden juist, ze krasten bij honderden hoog in de lucht en Luther zei tot Melanchton : Sühe, wie die Teil f el si'hwarmen, es wird noch Ldrm genug werd n." Toch zijn juist deze kerk- of torenkraaien, nog de minst gehate uit de kraaienfamilie. Ze heeten officieel kauwtjes; eendeminitief dat al iets omtrent de betrekkelijke grootte uitdrukt; 't zijn inderdaad onze kleinste kraaien. Door bun witte pogen en de merkwaardigheid dat de zwarte veeren van voorborst, hals en wangen bij bepaalde verlichting wit lijken door den glans van die veeren, zijn ze. behalve door hun kleinte, dadelijk te herkennen. Ze zijn al lang terug van de winterreis en het paartje dat elk jaar ach ter mijn huis in de platanen van de buren nestelt, sleept al met takjes en strootjes. Ook hun geluid is niet het gewone gekras, er zit geen r in, 't is een hoog helder ka of tjak. De kauwen houden van gezelligheid, ook in den zomer; dat bewijst al hun samenwonen bij tientallen in een en denzelfden toren; maar zoo sociaal als de roeken zijn de kauwtjes bij lange na niet. Eiken dag passeer ik viermaal de groote roekenkolonie op de Oosterbe graafplaats te Amsterdam. Dezer dagen is 't groote lentebedrijf daar boven in de olmen begonnen, het gekijf en gekrijsch begint met zonsopgang en ein digt tegen den avond, alleen afgebro ken door enkele pauzes van een paar na te laten. Zijn nige erfgename ie zijn stokoude moeder. * * # Polaire, iedereen in Parijs kent haar. Zij, Polaire, is het jonge zenuwachtige, burlesque meisje, dat haar liedjes zong in een caf concert. Een paar jaar geleden hebben wij Polaire's portret in de Groene" gehad, met tekst van mevrouw Scharten-Antink en ook nog een portret van Willy, auteur van Claudine a Paris". Polaire, zij heet Amélie, maar bijna is de Ster" van het Parijsche café-concert verge'en dat zij ook een meisjesnaam heeft, omdat niemand haar zoo noemt. Vier jaar geleden debuteerde zij in de BouffesParisiens als Claudine, de heldin van Willy's roman, waarvan men een tooneelstuk gemaakt had. Reusachtig was Polaire's succes als Claudine. Overweldigend. Xuja, zeiden de Parijzenaars, Claudine kan ze spelen, maar iets anders, kan Polaire zeker niet." Praten jullie maar toe, dacht Polaire en meer dan ooit vertoonde zij aan de verblufte Parijzenaars haar kwajongens snuitje met de uitdrukking van intense minachting, landerigheid, ontgoocheld-vermoeid-en-verveeldzijn, dat zij wist op te zetten, wanneer een stormachtig applaus, daverend door de be dompte ruimte van het caféconcert, haar noopte nogmaals voor het voetlicht te ver schijnen, om te bedanken voor de rumoerige hulde van haar bewonderaars. En. Polaire, geleid door niet veel meer dan haar intuïtief vermogen, haar artistiek instinct en haar nerveuze werkkracht, vervulde rol op rol en behaal Ie succes op succes. Als Friquet van Gyp" liet zij de toesciouwers huilen tranen met tuiten; in Thecla van Jean Lorrain gaf zij bewijzen van een meesleepend, dramatisch vermogen. In Monte Carlo vervulde zij in Coeur de Moineau" de rol gecreëerd door niemand minder dan mejuffrouw Diéterle. En thans is Polaire verbonden aan het Renaissance theater te Parijs en heeft la gamine" met den bekenden Parijsehen acteur den heer Guitry, een volkomen succes behaald in les Hanuetons" van Brieux. CAPRICE. Charlotte aux pommez. Benoodigdheden: 12 reinetten. 50 gram krenten, 100 gram suiker, 125 gram boter. Bereiding: Schil de appels, snijd ze elk in 4 stukken. Neem de klokhuizen er uit. Snipper de stukken aan schijfies van een gulden dik. Doe 75 Gram boter in een platte etoofpan. Laat ze smelten. Doe er de gesnipperde appels in met 50 Gram scioongemaakte krenten, 100 Gram hroodsuiker en l theelepel fijne kaneel. Zet de pan te vuur en daarna gedekt op de fornuisplaat, ze nu en dan schuddende. Stoof ze 15 minuten. Meein de pan van 't vuur en vermeng de appels met 2 eetlepels abrikozen oes, zorgende de appels niet stuk te roeren. Neem een timbaalvorm. Beboter dezen inwendig. Beleg den bodem metschijtjes vast wittebrood (}4 c.M. dikte), in gesmolten boter gedompeld. Men schikt ze stervormig er in en bedekt den wand van den vorm in wendig ook met reepjes in boter gedompeld wittebrood, (breedte 4 cM., dikte % cM., lengte = hoogte van den vorm). Vul den vorm met de appels. Maak er een deksel op van brood als voren, zoodat de vorm gevuld is. Laat den inhoud in den goed warmen oven 45 minuien bakken. Als de bovenkorst bruin genoeg is, legt men er een geboterd papier op. Men neemt daarna den vorm uit den oven, laat hem even bekoelen en keert hem op een schotel. De broodbedekking van bodem en wand moet mooi bruin zijn. uur. De roeken zijn kenbaar aan den witten kring tusschen kop en snavel waar de zwarte veertjes zijn uitgevallen; trouwens waar zoo'n massa kraaien bijeen nestelen in de boomtopen, is twijfel omtrent de soortoverbodig. Wel zyn er op 't oogenblik ook bonte kraaien bij, maar dat zijn wintergasten die hier niet nestelen en in April naar 't Noorden of naar Oost-Duitschland vertrekken. Een dood enkele zwarte kraai, (die verschilt alleen door de effen kleur van de bonte) komt er een enkelen keer uit den polder voor over. om de roeken te feliciteeren met de behouden thuiskomst; hij is den winter over bij ons gebleven. Ook nestelen er twee of drie paar kauwtjes, eenige houtduiven en spreeuwen in de kolo nie, maar D pCt. van de bewoners van de groote Amsterdatnfche kraaienstad zijn roeken. Let maar op de lange bekken en den witten voorkop; alleen de jongen hebben nog een paar weken na 't uitvliegen een geheel zwarten kop ; spoedig vallen ook bij hen de snavelveeren uit. Die massa's roeken helpen de boeren in 't voorjaar aardrupsen en larven zoeken uit de ploegvoren en de omgespitte moestuinen, dan zijn 't 's landmans zwarte engelen", zooals Marshall ze noemt. Later bij den oogst worden 't zijn plaaggeesten ; en gauw schiet de boer er ntje dood; die hangt dan, aan n poot gebonden, als een dief aan de galg, om zijn makkers aan te raden toch vooral sluw en voorzichtig te stelen; want dat de menschen een heel eind ver doodelijk vuur uit een pijp kunnen blazen. Als 't niet zoo'n walgelijk gezicht was, moest ieder, die graag veel vogelnestjes in zijn tuin heelt, er ook zoo'n kraaienlijk han gen; -want behalve stelen, is vogeltjes moor den in 't voorjaar dagelijksch werk van alle kraaisoorten, incluis de ekster en de vlaamsche gaai, die na in de familie zijn. De raaf komt bij ons zoo goed als niet meer voor. E. HEIMANS. G. V., H. en anderen. De lijsterachtige vogels tusschen de spreeuwen waren koperwieken; een lijstersoort die bij ons niet nestelt maar op den trek veel voor komt. Ze zijn kenbaar aan de koperkleurige vlek onder de schouders, bij 't opvliegen vooral goed te zien. De groote lijster met donkeren rug zal een kramsvogel geweest zijn; die broedt bij ons ook nietj voor zoover ik weet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl