Historisch Archief 1877-1940
r
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR ^EÜERLAND.
No.
1199F
verschillende pliasen en bet volgen van dit
tonenspel houdt de aandacht bezig. Als
Mablpr breekt met die usance, dan heeft hij
hiervóór zijn reden; dan is het omdat zijn
ingeving hem voorschrijft een anderen weg te
volgen. Maar die weg is het publiek nog vreemd.
En dat is een afwijking niet alleen*, van het
klassieke voorbeeld, maar ook van de
compositiën onzer moderne tijdgenooten ; een afwijking
die Mahler niet zoo spoedig de sympathi^nder
menigte zal verzekeren, ondanks allen eenvoud
zijner melodieën.
Het tweede deel: Slürmisch bewegt" bevat
tol van schoonheden in meer dan rijken overvloed
ten toon gespreid. En weer zijn het melodieën,
zelfs twee eii drie tegelijk, waarmede de com
ponist kwistig te werk gaat. c bouw van
dit gedeelte verbaast evenzeer als die van den
Trauerinarsch". Een paar kecren echter krijgt
men tocli meer houvast, door de aanwending
van het korte aanvangsmoticf.
Het Scherzo is een ononderbroken dar s,
waarin pikuiitc, gracieuse en ook gevoelvolle
melodieën elkaar afwisselen; waarin eveneens
meer wijzen kunstvol zijn saamgeweven t.it
een zeer bekoorlijk geheel. Maar vreemd doet
liet alweer aan, dat Mali:cr zoo \,einig gebruikt
maakt van niotk-fbc-werkingen
J\a een korte pauze komt een Adagidt o van
we ecnig zins week karakter, maar toch *an
mooi sentiment, rust bre ;g n aa het' oor,
dat door een veelvuldig gebruis van koper cu
slagwerk mis chien eenigszins vorspanuen is;
Ma Ier- heelt het n L gecomponeerd, uitsluitend
voor strijkquii'.tet en ha:p. TOCÏI is er, d or de
doclmatue verdeel ng va \ licht en schaduw
en door oeurtel ngs de me odie t brengen in
viojl, cello of alt, een enorme kiankvitrieteit
in aanwezig.
Mot een atlacra gaat dit Adagie to over in
het Finale, een Kom o, zooals Mahler het noemt,
dat echter geen Rondo i in de gewone klassieke
beleekenis ok op dit Finaie is hetzelfde in
toepa sing te br«ngen, wat :k boven as»nvo rde
ten opzichte van de andere deelen. Rijke mclo
dieën, getuigende van een weelderige phantasie
en toch van grooteu cenvoiui in de structuur
dier melodieën.
Malilcr's vijfde symphonie heeft nvj meer
bekoord dan ziju andeie compositien in dat
genre. Moest ik vroeger herhaaldelijk, op
b;z irre, ja zelfs banale inv llcii stuiten, dit
wer v kenmerkt zich door adi-1 va . geest. De
instrumentatie is lang niet ?oo gecompliceerd
als b.v. die in St,rauss' werken ; zij is veel
eenYoudiger, maar daarom ook is zijn partituur
minder interessant. Indien nu het pubiek niet
dadelijk zoo gepakt is door de sunphonie, dan
geloof ik dat dit toegeschreven inoet worden
aan; haar omvaug, aau het gemis van
motiefbewerking iets wat bij alle andere werken
een der meest intcgreereude bestanddeelen uit
maakt ener coinposilie en aan het feit dat men
thans, nu ret een nieuw werk gold, verzuimd
had, motieven, hetzij met of zonder toelichting,
in het programmaboek af te drukken. Ik hoop
do symphonie spoedig weer te hoorcn en als
dan het publie» door een analyse op de hoogte
gebracht wordt, zal' het zeker minder vreemd
tegenover het werk staan, dan thans blijkbaar
het geval was.
In het tweede deel lii t de heer Zalsman ons
cenige liederen mét orchestbegeleiding hooren
van Mahler.
Ich bin der Welt abhanden gekommcn'' van
Rückert beviel mij het best. II«t is ceuschoon
lied vol stemming en mooi geïnstrumenteerd.
Uit laatste mag men cvenccjis getuigen van de
Kindertoteuliuder" van denzelfden dichter.
Ech1er Mahler heeft m. i. hier te veel geschildeid met
het orchest en dat is het slimst daaraan
de declamatie der tekstwoorden opgeofferd. Het
duurt vaak zeer lang voordat de ecne versregel
door den andere wordt opgevolgd Dat nu schijnt
mij strijdig met het begrip lied". Daarom kon
DE ZWARTE KAT.
Zwervers-schetsje.
(Uit liet dagboek van eenen zwerver).
Het was in den zomer toen ik haar weder
eens ontmoette, op den Heerengracht bij de
Raadhuisstraat onder het licht van eene
lantaarn, die in vroeg lichten avond
witbrandde. Ik zag haar gezicht, bleek en hare
zwarte oogen lagen diep-weg. Als ik haar
gezicht niet had gezien, zou ik haar hebben
herkend aan hare wijze van gaan. Ze sliep
slap katlig, niet stappen als over zachtig
fluweel, juist alsof ze op weg was naar eene
plaats, die ze nooit bereiken kon en waarvan
ze de onbereikbaarheid óók wist, maar er
toch heen liep. Zóó liep ze over de
schoolgangen en over de school-klassen ook.
De koppige kinderen waren iet en wat
schuw van haar. Meest hadden hare klassen
wel iets sehunn'gs; _ moest er een ander
in voor sommige dagen als zij ziek was,
dan letk het er vrij ordeloos en daar
door ha l ze den naam geene goede onder
wijzeres te wezen. Zij sprak met eene
zachtslappe stem en niet veel. Vau het andere
personeel hield zij zich wat weg. Ze moest
van fraaif, voorname familie zijn, haar naam
klonk heel goed in Holland. Doch haar
vader had onherstelbaar hare geldzaken ver
nield, zoodat ze nu, gelijk wij allen, te werken
had voor haar brood. Men zei soa. s scherp,
dat haar dit verdroot, en dat zij daarom hoog
tegen ons dee, doch als men elkander vroeg,
wat hoogs er dan in haar was, dan wist
niemand onzer iets nadee'ligs van haar, men
wist juist sommige uitmuntende dingen,
meer dan van vele anderen, doch iedereen
vond haar toch hooghartig, ze had zwart
haar in zwaren wrong op 't hoofd, zeer
zwar e oogen. Daarom, en omdat ze op de
haar'eigene wijze liep, noemden wij haar: de
zwarte kat.
Voor ik een zwerver in 't leven werd stond
ik in de klasse naast haar. Het was een
moeielijke troep, vol schipperskinderen, ver
waarloosd, in los buitenleven van wilde wind,
vol zon, verwend, weinig-leerzaam van aard.
Zij had ook zoo'n klas, in beter orde als ik
de mijne.
? Ma r het was verdrietig naast haar te staan,
in de oude gehoorige school, vooral als er
uur van vertellen was, en zij lang dóór-sprak,
over het dun-gespannen zwijgen der kinderen
heen. Dan was woord voor woord van haar
te hooren, steeds hetzelfde monotone geluid.
Ze sprak, precies zooals ze liep, of zéHooit
aan 'n einde kwam, en of ze dat heel goed
wist. Toch moest hare wijze van vertellen
?voldoende zijn, want de kinderen luisterden
' ' ?'
ik 'n dezen cyclus wel de goed getroffen stem
ming waardeeren, zonder toch in allen deele
dóór de compositie bavredigd te zijn.
Een paar dagen later werd door de
zangvcreeniging van Toonkunst uitgevoerd das klagende
Lied", tekst en muziek eveneens vau Mahler.
Ook hier trof mij de eigenaardige, inconsequente
wijze waarop de componist met deu tekst
omgaat. Zonder eenigen grond wisselen alt-,
tenor en sopraansolisten af met het koor. L>e
helft eener phrase wordt gezongen duor.den
tenor, de andere helft door de alt. Voorts is
het verband tusschen de woorden vaak zoo
uiteengerukt door de lange orchest tusschenspelen,
dat men slechts met de uiterste moeite den
draad kan volgen.
Naar ik hoor is dit werk van Mahler reeds
een twintig jaren oud. Een bewijs dus dal zijn
opvatting van muziek me', tekst, iii het tijds
verloop dat er ligt tusschen de compositie vau
das klagende Lied' en de Kindertoteiilieder",
geen wijziging heeft ondergaan.
Op zeer schoone wijze weet anders Mahler,
ook in dit Jugendwerk" het orchest. te behan
delen. Beschouwd vau zuiver muzikaal stand
punt, kan men n.et anders dan groote achting
hebben voor het talent vau den meester.
De andere werken weike door Toonkunst
werden uitgevoerd, waren Dein Verklürten" van
Schillings en Taillefer" van Riehard irauss.
Het eerste werk kwam voor de tweede maal
ten gohoore. Thans beslist beter dan den eersten
keer. Het koor klonk prachtig en de leiding
van den heer Mengelberg was vaster dau destijds
die van deu componist. Door een en ander
was mijn indruk van het werk nu veel gunstiger.
Men kwam meer onder de impressie vau de
flinke en kernachtige op valtiug van dcii componist.
Dem Verkhïrtcn" is ook mooi bewerkt. Er ligt
iets verhefl'ends in, dat wel geschikt is 0111 de
poëzie van Schiller goed tot haar recht te doen
komen.
Het slot van den avond was gewijd aan
Taillefer, ballade van blaud, muziek van Riehard
Strauss.
Hier, bij Strauss, zijn de woorden der ballade
behandeld zooals dit wezen moet. De handelend
optredeude personen, zooals Hertog W ilhelm,
Tailefer, en des hertogs zuster worden
voorgesteld door de solisten en het, koor houdt zieh
bezig met het verhalende gedeelte: luikele
woorden, zooals b v. Der Herzog sprach" en
da sprach der Taillefcr" heeft Strauss wijselijk
ougecomponcerd gelaten. De cenige eoueessie
aan het z.g. effect, die men S.rauss kau ver
wijten, is de herhaliug vau des hertogs laatste
woorden, door liet koor. En toch heeft het werk
daaraan een buitengewoon pakkend slot te
danken, hetgeen dan ook wel de oorzaak ge
weest zal zijn van 's componisten onlogische
daad.
In geen der vroegere werken van Strauss,
is zulk een populaire toon aangeslagen als in
Taillefer". Er loopteen volkssthümiiche" trek
door het werk, die zich volkomen voegt naar
den inhoud der ballade. Alleen zou men van
mcening kunnen zijn, dat Strauss wat te veel
met hel complete oichestrale apparaat te werk
gaat. Iets meer matiging in het gebruik van
het koper en slagwerk hier en daar, zou aan
het geheel een minder massief cachet gegeven
hebben en dan zou ook tevens do schildering
van den slag bij Jlastings meer effect gemaakt
hebben.
De olisten waren mevrouw Mahlendorf uit
& raatsburg, mejuffrouw C'jeuen uit Nijm.gen,
mej. Philippi uit. Base. en de heereii Juugbhitt
uit I3erh;n en Breitenfeld uit Erankfort. Zij
allen droegen let hunne bij in het welslagen
van het cencert, alsook het koor en het orchest.
Het laatste voo al ontwikkelde een
prachtigen klank. Kct tekstboek had beter ver
zorgd moeien zijn. Geregeld werd de naam vau
den Münchener compjms'. geschreden Schilliiig
in plaats van Schilliugs.
Op eenen Woensdagmorgen geraakte ik
met haar in bijzondere relatie. Kr was dien
dag in mijn lokaal door ons allen samen ge
praat, gelijk meer werd gedaan in het lokaal,
dat het 'dichtst bij de deur was.
De-zwartekat was er bij geweest, hetgeen ze anders
maar zelden deed. Tuen ze allen in hun werk
weg waren, en mijn klas vol en stil-geloopen
wa», vond ik op 't 1-aainstijl een boek liggen.
Het was een werk van dan Engelschman:
Hubert Crackanthorpe, dat Wreckage heette.
Dit uitmuntende kunstwerk werd weinig ge
lezen in ons land ; ik had het leeren kennen
toen ii in een Engel-*ch gezin te S:ok
uponTrent was. Maar in Holland had ik het slechts
twee keer aangetroffen, hier vond ik het ten
derden male. Het behoorde aan de-zwarte-kat,
want haar naam stond er vóór-in, met z
rgeregelde letters, voluit.
Om twaalf uur bracht ik het haar terug,
terwijl ze in haar leege lokaal bezig was twee
planten te begieten.
Ik g,*f haar het boek, zeggende:
Leest u Oackanthorpe?'
Ja ... ik miste htt boek al." .^
Het lag in mijn klas."
Past u otj" zei ze, op denzelfden toon de
jongen Rolvers wil weg-loopen".
Ik ging naar mijn lokaal terug De jongen
Rolvers zat stil, op hoop vroeg weg te komen.
Zij had dus zeker geen genoegen met mij te
praten. Hooghartige zwarte kat.
Donderdagsiporgens was zij ziek, ook
Dondei dagmiddftgs en Vrijdagsmorgens. Er
gingen scherpe stemmen door 't school, dat
't maar makkelijk was driemaal achtereen
te i erzuim.'n, waarom nam ze geen pensioen ...
ze -had pas maanden verloi gehad. De oude
man, die ons schoolhoofd was, nam hare
klas waar, zonder onaangenaam over haar
te spreken. Viijdagmiddags kwam ze weer
terug. Even met beleefde verontschuldiging.
Zaterdags daarna kwam ze tot mij 'Om
twaalf uur :
Gaat u dadelijk naar huis?",
Ja ... ik heb geen blijvers."
Vindt u het goed, dat we samen gaan ...
ik wou u wat vragen... u woont toch óók
in de Helmertbuurt T'
Rort daarna liep ik voor het eerst met de
zwarte kat op straat. Met haar glissende
stampen ging ze vlu» voort, zoodat ik lastig
met haar in 't gelij k bleef. Zij sprak het eerst:
U vroeg naar Crackinthorpe ... kent u
zijn werk ?"
Ja... Wreckage" en Last Novelties."
Ja, maar kent u het goed?"
Gewoon... ik kieeg het in Stoke van
eenen Eagelschaan, die het prachtig vond ...
ik ook,.," .,
v.?,',&,. bent m in Engeland gew.eest-... dat is
s leuk ,.. waar.,, atlfeen «» Sto^wfiiT .? ,.,:
,,Ja», tweemaal... verleden jaar, en :vóór
drie jaa^.. .'toeu was ik ook iu Londen. ..
:ett iö'ièejfai" '.?;'.' AC*'.,.' ... .. ?" '
'a ttiet veel Van Engeland jiyik
Dinsdag 1.1. braeht de heer Dan. de Lange,
met, medewerking van h t residentie-orchest,
den heer en mevrouw Tijssen, den heer Orelio
cu een klein dameskoor uit Leiden, ten ge joore
zijne co/npositie Lioba" op tekst van f red.
van Eede.i.
De heer Ban. de Lange heeft zich een zeer
moeilijke taak gcsleld met het componeeren
van dezen tekst. Ik betwijfel het of de dichter
zich voor.esteld heeft dat zijn gedicht ooit op
muziek zou gezet worden
Aau deu anderen kant, komt het mij niet
onbegrijpelijk voor, dat de h er de Lange zich
tot een dergelijke taak aangetrokken heeft
gevoeld.
Do compou:st heeft terecht gemeend dat
de zangstemmen hier declamatorisch moesten
behandeld worden. Daarouder of daarachter
heeft hij zieh voorgesteld een ox'hest hetwelk
hoofd/akelijk kleur meest verschaffen aan
het geheel. Wel konieu er motieven voor in
het orchest wel keeren die motieven weer, maar
toch de kleur schijnt bij den heer de Lange
ho )fd/,aak te zijn geweest. Dat nu lijkt mij een
groote fout te zijn in Lioba". Ik heb er in
gemist den groot.en muzikaler, stroom. Ware de
orchestpartitie, van een muzikaal standpunt uit
beschouwd, belangrijker samengesteld geweest,
dan zou de naar muziek dt rstende toehooider
allicht meer bevredigd zijn geworden. Thans
kreeg hij te hooren deelameerende solostemmen
cu combinatiën van orcliest-iiislrumenten.
Menigmaal dacht men dat het oogenblik kwam,
waarop de muziek haar reent zou doen
gelden, het bleef echter bij een aanloop en ten
slotte was het nauwelijks mogelijk om bij een
stuk van d eu o.nvang, de aaudacht ten einde
toe gespannen te houden.
De heer de Lange zal zeker over zijn mede
werkenden uiterst tevreden zijn geweest, /ij
allen d den ton zeer te hun best om het werk naar
de intenti;:ii van deu componist uit te voeren.
De heer de Lange werd met een rijken
bloeinenselmt gehuldigd en het lalrijte publiek
juichte deu componist hartelijk toe.
Na de pauze zoug de heer Tijsseu een drietal
liederen van de Lange, met pianobegeleiding
van den heer de Veer. Vooral het laats e lied
der zürnende Harde", zeer mooi gecomponeerd
op een tekst van Uhland, had v\el succes.
e heer Orelio zong ten slotte (Ie Roze",
van Albert Verwey, met orcuestbegelciding.
Dit stuk i.s iceds van ouderen datum. Hoewel
?ook daar de zangstem deelameeiend bchaiideld
is en het orcltest schildert, vermag de componist
hierin een veel diepere . indruk te bereiken
dan in zijn Lioba".
De zangstem licweegl zieh vaak ia mooie
melodische lijnen en het orchest biedt ook
dikwijls fraaie momenten van interessante
bewerking.
De heer Orelio, zong, met zijn prachtig klin
kend orgaan, dit stuk op voortreffelijke wijze.
AXT. A\'KKK.AMl>.
Liïograpliiëj- m Fan'in Latonrli.T.Wisselin:!!
Die de bloemstukken van Fantin k n 'en cu
bewonderen om hun voorname correctheid en
stille prac it, zullen wel belang sullen in deze
tentoonstelling zijner litho's, ik vermoed et'h;er,
dat menigeen ouder hen daarbij verwonderde
oogeu zal opzetten, opmerkende dat de
steentc;'k°naa zieh in een heel andere gedaante
vertoont dau de schilder. Daar x u er, die zeg
gen : ik houd wel van zijn bloemstukken, niet
van zijn litho's. Is dcz? gelijktijdige goed- en
al'keuri u wel wat al te kautig uitgesproken,
toch lig! daarin, liet juiste criterium voor ccn
algeronde b.'0ürdeeliu_' van dezen kunstenaar.
Maar onjuist en kortzichtig is liet iu deze ver
schillende uitingen twee afgescheidene kanten
van een talent te wilien zien; eerder kan het
ons luder brcna-cn tot het onderkennen van
ben er liever dan hier... de menschen zijn
er anders .. . mooier ... maar dat ziet u zoo
niet... u bent nog jong ... zeker 't eerste
jaar klaar ?"
Ja, ik heb in April pas examen gedaan."
Dat dacht ik wel... ja, ik hou van
Kngeland ... meer dan van Holland... de taal is
prachtig... willen wij af eu toe eens Engelsen
t preken ?"
Ik kan het zoo goed niet... ik maak
fouten ... ze lachen me altijd uit als ik daar
aan den overkant ben."
Dat hindert niet... die verbeter ik wel."
Ze stond plotseling stil, en ze reikte mij
haar hand:
\Ve praten er nog wel eens over'', zei ze,
ik ben blij, dat er tenminste iemand op
school is, die goed Engelsen kan... de
anderen spotten altijd met mij, dat moet u
niet doen."
Ze liep heen, en ze liet mij los-gaan. Nee,
ze was bepaald gek, net als Anna Htllinga,
altijd open-en-bloot zei. Daar moest je toch
de-zwarte-kat voor wezen, om zóó te doen.
En toch vertelde ik van dit geval aan
niemand niet. hoewel het anders onze
speelsche gewoonte was overal de vreemde dingen
van de-zwarte-kat breed uit te weiden.
Rort daarna werd ik zwei ver. Het leven
van alle dagen geregeld werd mij ondrage
lijk. Dus na eenen schooldag kwam ik den
volgenden dag niet meer weerom, en ik
zwierf voort, over allerlei' steden en streken,
binnen en buiten ons land. Steeds zonder
eenigen rijkdom, op menigen tijd bar verarmd,
toch zonder spijt om veel geuiist gemak,
daar ik vrij was.
Den laatsten tijd was ik voldoende ruatig
en ook zuinig geweest, zoodat ik nu met
wat losse centen vrij eenige dagen te Am
sterdam leven kwam. Geen stad was mij,
zwerver, schooner dan deze, en geen streek
was mij mooier, dan de streek der
Arnsterdamsche waterwallen, als het zomer was.
Op de Heereugracht bij de Raadhuisstraat
ontmoette ik nu de-zwarte-kat.
Ik haalde haar in, met moeite, daar ze snel
voortgliste langs 't water. Ik zei:
Dag juffrouw Heukelom... gaat 't u goed?"
Ze herkende niet, toen zei ik precies het
zelfde met mijn scherp-Engelsch, asper van
klank.
'- O," zei ze verrast, toch met
vreemd-sleepende stem : wat zie ik daar van op ... ik
dacht, dat u in Italiëzat."
Nee .. . daar ben ik allang niet meer ...
ik ben 'n paar dagen hier ... maar ik trek
weer gauw op ... hoe gaat 't u ?''
Het gaat mij goed ... ik ben
gepensionneerd ?"
Ja? Werd 't u te zwaar?"
Në," zei ze spookachtig, tk kan't u wel
vertellen... ik ben bly, dat ik ti ont'moet
'
den aard zijner eigenschappen en de
hoofdtrekken zijner neigingen. Want ook in zijn
schilderwerk valt voor prijzen en misprijzen een
afscbeidingslijn te trekken : tussc.'ieu de blo
mstukkcn en d'eidylle-achtige iiguurstukken. Iets
gC:iiee 's heeft (natuurlijk) z. n gezamenlijk werk.
Het is al de vrucht van een verfijnden
schoonheidszin, van ccn kuusiopvattiug, d.e tot ideali
seer.'n geneigd is.
I-n d bloe i stukken is er echter ccn geluk
kige cveninaat van bedachtzaam waarnemen en
het speuren van ecu fijnen smaak. V'aar in de
litho's uit deze zich met meer zelfbehagen, in
vertoon van weelde. Het vrouwelijk naakt wordt
daartoe vporn me.ijk aangewend, .deële vormen
naar valseli-csthetische voorschriften, van ceu
gekunstelde gratie ; een schoonheid, die zoetelijk
vleit met het eoquette verloop van rondende lij
nen om een al te blanke blootheid, elegante keurs
lijven, alle even onberispelijk vau snit, wien, als ze
werkelijk ecu beendereiutel hadden, het vleeseh
niet aangegroeid, maar aaugegoten zou zijn.
Daar is geen naakt, geen ongekleed, n aar 't
zijn vrouwen die zich als 't ware toil, t hebben
gemaakt zonder klccreu, vrouwen die slee ts
denkbaar zijn uit schilderijen, van Boucher,
als leugenachtige interpretatic's van de werke
lijkheid, hoe sierlijk dan ook.
Denk u hierbij een romantische
mise-enscrue, daar de meeste litho's verbeeldingen
geven op toondichten van beroemde
compoii'Sten, 't liefst van pompeusen aard :ils van
\Vagncr, rSerljo/., en ge kunt reeds raden hoever de
schepper vau deze theatrale vcrtooniugcn ver
wijderd lijkt van den voortbrenger der koste
lijke, ingctogi-ue bloemstukken. Kn toch, heeft
lautiu zich iu deze prenten al te zeer laten
verlokken door de schoonhcids-fantaren uit den
tijd vau Boucher, zijn geestdrift voor muzikale
werken op al te avontuurlijke wijze geuit, in het
maken van ondeugdelijke-apotheosen, in de uit
voering zelf, in dj techniek van het
stcentcekeiien mocht hij weer ophalen. Lang niet in
alle exemplaren, die dikwijls al te duidelijk een
onbestemde spielerei" vau zijn vaardige hand
verraden, maar in verschillende toch, heult hij
met het vcHige krijt op den stuggen steen cu
de stoute kratsen van het mes, in overdaad
van lijnen soms, het licht doen sprankelen uit
zilverachtisie tinten. Een enkelen keer ook heeft
hij ineens den vorm heel scherp gezet, ge
voelig en j ist. Daarin is dau vooral, of liever
alleen, de waarde en de genietb:iarlieid van deze
litho's gelegen, maar 't zij herhaald, lang uiet
in alle.
Er zijn echter iiij deze minder gunstige
bcdordceling, uit du tentoongestelde' prenten enkele
gelukkige uitzonderingen te maken. Kn beslist al
lereerst 'bij de Etude pour l'Eve." Dit is compleet
in alle opzichten. Deze figuur vervult geen rol
in een compositie; 'k geloof, ze is aanstonds uaar
do natuur op steen geteekcnd. Het lichaam
is correct maar uiterst teeder getr.ekeud; het
is waar en vol bekoring; liet is vrouwelijk, met
de zachte, wiegeling der tors op de heupen
onder het even omwonden van schouders en
borst. Van minder kwaliteit maar toch van
dezelfde deugd, is het pendant en een ander
opmerkelijk exemplaar is La Vcrité", dat
tamelijk veel aan Reinbrandt doet denkeu om
de actie en om de toonvordediiig.
Een klein prentje, een lezende dame, blijkbaar
als portret bedoeld, kan aangeduid worden als
't meest in den lijn te valleu van de bloem
stukken.
De tentoonstelling is aldus belangwekkend
voor een nauwkeuriger studie van Fantin den
bloemensehildcr; les défauts des qualités daar
in kunnen nu helderder in 't licht komen;
want, in de ougekrcukte gaafheid van ziju
adellijk schilde-werk, is soms wel even een
glimp van affcctatie te bespeuren.
W. SIEEXHOÏF.
Willen we dan ergens gaan zitten ... dat
is rustiger."
In 'n cafébedoelt u ... nee, daar kom ik
niet... maar brengt u mij maar 'u end over
de gracht... ik .woon nog heel ver... in 't
Muiderpoortkwartier .. . wilt u?"
Zeker... graag... vertelt u dan meteen
wat van de auderen".
Ze liep langzamer, en ze sprak, totaal-onwijs:
Ik vertel 't iedereen ... want 't is onrecht...
en dat moet uitgemaakt worden ... u weet
zelf hoeveel ik altijd van Engelsen, hield...
als u indertijd niet zoo ineenen was wegge
gaan zouden wij dikwijls Engelsch met mekaar
hebben gesproken ... maar ik begreep het
wel, dat ze mij er uit wilden hebben... ik
was niet vrien lelijk genoeg en niet vroolijk
genoeg ... o, de menschen zijn zoo hard . ..
met z'n allen hebben ze gewerkt om mij
we,; te krijgen . .. van 't stadhuis ... de school
opziener ... het hoofd ..."
Daar was u toch altijd goed mee ... die
hield u toch'altijd de hand boven't hoofd ...
dat weet ik nog heel goed."
't Nieuwe hoofd niet.. . weet u niet, dat
m'neer De Zwart er óók uit is... ziekte...
hij was telkens zeer ziek . . . natuurlijk, wie
ziek is, die kunnen ze niet houden . . . maar
ik was volstrekt niet ziek."
Maar d'r moest toch 'n reden zijn."
Haar stem werd dunner, sjiokiger, ze boog
haar grijzende hoofd naar niij neder :
Dat is juist het onrecht ... ze hebben een
reden gezoctit ... ik vertel datnaniedereen. . .
anders denken ze, dat ik er om de een of
andere slechte oorzaak ben uitgegaan ....
u weet wel, als de kinderen de letters
kunnen schrijven, dat we ze dan
dconnekaïr op 't bord zetten . . . anders schrijven ze
d'r naar op los, zonder nadenken ... en nu
schreef ik ce letters altijd zóó, dat ze Engelsche
spreuken vormden... dat hinderde immers
niemand . . . voor de kinderen \va? dat precies
't zelfde ... die kennen toch geen Engelsch ...
en mij versterkte 't zóó... als ik te veel zorg
kreeg, dan keek ik er naar... dat sterkte
mij... en daarom hebbeu ze mij ontslagen..."
Daarom alleen ?"
Daarom alleen... ziet u wel, dat 't on
recht is... o, de mensehen zijn zoo hard...
en wat heb ik ze gedaan... ik heb jaren
lang mijn werk gedaan... dertig jaar. .. heb
ik 't ooit iemand lastig gemaakt. .. ik kende
al die menschen niet een», die aan mijn
ontslag hebben medegewerkt... als m'neer
De Zwart aan school was gebleven, zou zoo'n
schandaal nooit zijn gebeurd... maar Anna
Hellinga is van alles de schuld.'
Is die nog op school ?"
Ja... ze zou eerst ?aan trouwen... was
zo 'maar getrouwd. . . die haalde ze allemaal
erbij, ah Fk schrijiles had. . . en als er Engelsch
op mijn bord siond... en toen is 't nieuwe
hoofd naar'den wethouder gegaan... en die
heeït-geaegd. «lat ik de
Dr. L. R, B^ynen.
Veel meer ruimte dan de geachte Redactie
mij, redelijkerwijs, kan toestaan, zou. ik noodig
hebben om alles onder woorden te brengen
wat het belangrijk geschrift van dr. Joh.
Dyserinck, onlangs bij W. P. van Stockum
en Zoon verschenen, mij te genieten en te
denken gaf. Een woord van dank aan den
geacht en Schrijver, die de sederlandsche
letteren op rrteuw heeft verrijkt met eene
bijdrage, waaraan dr. Ritter, zijnerzijds, hulde
heeft gebracht in Het Nieum van den Dig
van 13 dezer. De waarde van het werk
wordt verhoogd door een buitengewoon
fraai portret tegenover den titel en door de
opdracht aan prof. Naber, een der oudste
leerlingen van Beynen. Ik geloof stellig dat
mijne erkentelijkheid voor deze gave zal
worden gedeeld door mijne mede-leerlingen
van het Haagsch Gymnasium in de jaren
1855 en 1856, de heeren mr. J. P. van Bosse
en mr. J. Rnottenbelr. Onze begaafJe primus
mr. H. M. A. baron van der Goes van
Dirxland, is helaas! in den bloei van het leven
bezweken. Alg wij 's morgens vóór negen
uur in de Raamstraat heen en weer dren
telden tmschen de apotheek op den eenen
en een kruidenierswinkel op den anderen
hoek van de straat, dan kwamen wij in den
regel Beynen tegen, door niets afgeleid,
dikwijls binnen'smonds pratende, soms
gesticuleerende. De Paliadis llaganae Sedes,
uit die dagen, schuin tegenover het huis
van S:mon Stevin, is van de toenmalige pJ*k
verdwenen om plaats te maken voor eene
H. B. School. C. Terburch heeft in zijn
Willem Norel (Gids. Febr. 1889) de herin
nering bewaard aan de groote voorkamer
van onzen Rector, dr. C. Bax, in diens
woning naast het Gymnasium en wijlen
mr. A. E. J. Modderman aan het sombere
vertrek, waar Beynen les gaf, aan het eind
van den gin?, uitziende op de binnen
plaats. Als dr. C. van Osenbruggen, ons in
dit locaal de beginselen van het Grieksch
onderwees, trachtten jongens van de hoogere
klassen dikwijls onze aandacht af te leiden.
Bij Beynen was van wanorde geen sprake.
Niemand zou het gewaagd of beproefd hebben
wanorde te stichten. Hij was te ernstig en
te streng om die te dulden. Wat de mensch
van zijn zeventiende of achttiende jaar van
zijne opvoeders ziet en hoort en ondervindt,
dat laat zeer diepe sporen in de harten
na voor den tijd." Aldus op het kerkhof
te Voorschoten getuigende aan het graf van
dr. Petrus de Raadt, heeft Beynen geschetst
wat hij zelf voor ons is geweest. Voor som
migen is het geven van onderwijs eene taak,
die, om den hroode, noode en lusteloos wordt
volbracht; in de stemming van den opper
man, die op ktfrrewei gaat, omdat het niet
anders kan.
Het inderwijs van Baynen was
hart^erheflend; het was het onderwijs van den
paedagoog, van den man van het leven."
Oi-a i't labora riep hij ons toe. Velen meenen
dat het laatste het eerste insluit; anderen
slaan zoowel het eene als het andere over;
de godvruchtige Beynen kon zich geen
werken denken zonder bidden. Voor hem
moest dan ook de ontwikkeling van het
verstand samengaan met de vorming van
het hart. Uit die opvatting vloeiden vele
lessen voort, die wij meekregen. Corrumpunt
bonos mores colloquia pra va. (Kwade
samensprekingen bederven goede zeden). Amicus
certus in re incerta cernitut". (Een waar
vriend wordt in een gevaarlijke zaak gekend.)
Het werd ons voorgehouden als hij ons naar
de Syntaxis van Vosiius verwees. Het
glanspunt van de week was de Vrijdagmiddag
van 3?4 uur. Dan moest de Latynsche
Haar stem dunde uit in huiverig gefluister,
wüliepen nu heel langzaam... en zij zei:
Dat zou ik nooit hebben gedaan... En
gelsch is een mooie taal... ik heb vroeger
een Engelschen jongen zoo liefgehad... maar
het leven is allemaal teleurstelling.. . het is
lang geleden... maar hoe ouder je wordt,
hoe minder je vergeet... ik ben daarna ieder
jaar in de vacantie naar Engeland geweest...
komt u nooit meer daar ?"
Ik zal vermoedelijk eene betrekking kun
nen krijgen in Manchester en dat denk ik
maar te doen."
Dat moet u zeker doen... als ik u raden
mag, ga dan naar Engeland... blijft niet in
Holland... de menschen zijn hier zoo bar J. . .
als ik kon, dan ging ik er voor goed wo
nen... maar mijn zuster wil niet... en't is
ook te duur... ik heb maar de helft pen
sioen. . . dertig dienstjaren.. . ik spaar nu
wel om er nog eens heen te komen... maar
't geld glist onder je handen weg. . alles is
zoo duur.. .en ik wordt oud. . . n;i dat onrecht
ben ik nooit meer goed gefeest... u viudt
't toch ook onrecht ?"
Ongetwijfeld."
Zij was treurig:
Iedereen vindt 't onrecht...en toch is er
niemand, die mij helpen wil."
Daarna liepen we nog even voort. We
waren de gracht al op 't eind gekomen, mi
in drukker stadsdeel. Ik dacht waarom zal
ik nog langer bij haar blijven. . .ze is totaal
gek. Dus ik zei:
,.^u, juffrouw Heukelom. . .ik zou u heel
graaa; nog 'n eind brengen... maar ik heb
nog wat te doen."
liet is niets," zeide zij, ik ben eenoude
vrouw.. .niemand zal mij kwaad doen...ik
ben meestal alleen...u vindt toch ook, dat
ik onrechtvaardig behandeld ben ?"
Zeker vind ik dat."
O, als u kunt, help mij dan w 'er om in mijn
betrekking terug te komen, ik wil het zoo
graag. . .eer ik heelernaal te oud ben ge
worden ..."
Ik zal het vast doen.. .morgen zal ik het
doen. . .'n paar dagen blijf ik nog wel hier
in stad."
Ms u het nu maar doet...ik heb het
overal gezocht, maar niemand luistert er meer
naar mij...ze denken allemaal, dat :k gek
ben., .ze begrijpen mij niet..."
Vlug-glissend, 'met haar slappe kattenpas
vlood zij voort, groot in het dunne avond
licht. Ze keek niet om.. .rechtuit ging ze
nog een eind, toen hoekte ze scherp ineens
een anderen weg in.
Maar, bedroefd over het fljn-gekke lot Van
deze vreemde vrouw, nam ik den weg terug
naar het drukke deel van mijn stad Stil,
buiten voor een koffiehuis.: gezeten, dat hél
vol volkte, keek rk naar dejiuizen, en naar
den avond daarboven. Er waa niemand die
.mij nog kende.
, ... "... ,,. JA^QB IsflAKJ» IJE HAAN.