De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 18 maart pagina 7

18 maart 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1499 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . die ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsfeest van den heer C. T. J. L. Rieber als secretaris der Mij. tot Bev. der Bouwk. door de firma Van de Loo werd .aange boden ter plaatsing in het trappenhuis van het maatsphappeljjkgebouw. De nieuwe baksteenfabrikaten eischen echter om tot hun recht te komen, eene afzonderlijke behandeling, waarbij met inachtneming hunner eigenschappen ge tracht wordt naar eenen daaraan beant woordende vormen- en kleurenspraak: onafhankelijk van de voor hen niet pas sende aesthetische tradities. De firma te verven? Op de Amsterdamschegrach ten verrijzen in lange rijen de sombere gevels naast elkander als negatieven van rouw-brieven. Bjj deze een zwarten rand om het witte papier, bij geene de witte omlijstingen in een zwart gevelvlak. Deze droefgeestighe^l beantwoordt blijk baar nog aan veler ideaal van welstand naar overgeleverde opvatting. Wordt het dan al beslist noodig geacht om alles, tot het onvergankelijk arduin der stoepen toe, braaf en netjes onder de verf te houden, waarom dan bij voort during die afgrijselijke kombinatie van Miirkisches Provinzial-Museum te Berlijn. Van de Loo stelt zich voor binnenkort het streven in die richting aan te moe digen door het uitschrijven van eenige prijsvragen ter rationeele toepassing der nieuwe en technisch volmaakte voort brengselen van haar bedrijf. Dankbaar kan daarvan tevens partij worden getrokken teneinde onze bouw kunst ongezocht eene levendiger n kleurrijker aanzien te verleenen dan zij gemeenlijk vertoont. De blindeersteenen, de hageperste siersteenen, de versierde, geëngobeerde en verglaasde steenen im mers worden geleverd in groote verschei denheid van kleuren. Hemelsbreed is het onderscheid met de gekleurde steen van eenige jaren her vooral wanneer die daarbij nog verglaasd was wier felle, brutale kleuren de verschrikking van menig, aan Fröbel-vlechtwerk herinne rend metselaars-kunststuk tot het uiterste dreven. Eene enkele opmerking, waaraan ik herinnerd werd door 't geen boven ge schreven staat over de wensehelijkheid van eenige meerdere kleur, zij hier ingelascht. Wordt het niet tijd te breken met de gewoonte onze oude baksteengevels zwart IIIIIIIIIIIIIIHIMlIllmlIIIIIIIIMIMIIIIHlnlMIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIMMtlMIIMIHIMMIIIIHIIHIIIII doodekop en steengrauw koud en kil als de beruchte Hollandsche .,deftigheid" aangehouden? In het voordeel van ons stadsschoen zeker niet. Al blijven er nog desiderafa, toch kan men zeggen dat in het tegenwoordig stadium onze klei-industrie een zeker rustpunt bereikt heeft, waarop zij kan afwachten welke toepassingen aan hare voortbrengselen wacht. Wanneer de toekomst getuige is van de ontwikkeling eener zuivere, vaderlandsche baksteenbouwkunst, die de uiting is van een frisschen en vroolijken architekten-zin, dan zal daarbij evenwel een groot deel der verdienste toekomen aan degenen die een zoo uitstekende bouwstof ter be schikking stelden. De man die het wapen zoo voortreffelijk smeedde en scherpte, mag niet onvermeld blijven naast dengeen die het voert. Plet is daarom dat, al blijve aan deze bijdrage zelfs de schijn verre van commercieele bijoogmerken, toch de naam Van de Loo niet mocht worden achterwege gehouden. J. II. W. LELIMAN, Bouivk. Ing. Remliranit-allini. M. de R. De verschijning van het Rembrandt-album, door het centraal-comitéen de plaatselijke comité's der nationale Rembrandthulde, be stemd tot eene feestgave aan de onbemid delde medeburgers van alle gezindten heeft in het algemeen zeer groote voldoening ge geven. Velen in den lande, der beweging sympathisch gezind, waren door reeds vooruit gepubliceerd oordeel van tegenstanders eenigszins bevreesd dat het boekske niet zou mede vallen. Lokale beroemdheden in de verschil lende gemeenten hadden zich reeds ongunstig uitgelaten. Vegetariërs, socialisten, liberalen, van alles had men onder die twijfelaars en kunstgevoelmonopolisten. Doch gelukkig bestonden centraalcomitéen de 200 plaatselijke comité's uit personen van allerlei overtuiging en godsdienst, zoodat de strijd alleen bestond tusschen mannen die iets doen wilden en tusschen de lieden die hun kracht vinden in afkeuren en afbreken. Die strijd wordt nu beslecht en, bedriegen de voorteekenen niet, ten gunste van de mannen van de daad. Talloos zijn de gunstige beoordeelingen van het album in de Nederlandsche pers. Het Nieuws van den Dag, De Telegraaf, de Arnhemsche Ct., de Overijl, en ZwoUche Ct., etc. etc., allen gaven waardeerende artikelen. Alleen de verslaggever van het Handelsblad is niet te vreden. Die heeft ontdekt dat de schilderijen eigenlijk nog mooier zijn dan de reproducties. Dat ben ik met den geachten criticus eens; dat zij n we allemaal eens! Doch het is zeer onbillijk om te eischen dat repro ducties gelijk aan de origineelen moeten zijn en hoe fraai ook het werk van Veth, dat nog moet verschijnen en dat de geachte handelsbladschryver vlak na zyn ongunstig oordeel over het Rembrandtalbum sterk recommandeerde, zal worden, zelfs de heer Veth zal de eerste zijn om te beseffen dat de reproducties in zijn werk zee r verre beneden de origineelen zullen staan. Dat kan nu een maal niet anders. Dat evenwel het streven van de comités voor de nationale Rembrandt hulde, behalve in bijna de geheele nederlandsche pers, ook zeer in het buitenland wordt gewaardeerd, bewijst het uit eigen beweging oprichten van comités in Hamburg enjBerlijn, die de duizende schoolkinderen in die steden met ons album zullen begiftigen. Twee zeer gereputeerde kunstkenners dr. A. Lichtwark, te Hamburg direktor der Kunsthalle en Ferdinand Avenarius, redakteur van het radicale kunstblad Kunstwart en voor zitter van den Dürerverein, hebben hunne bewondering voor de uitvoering van het Album betuigd, en het genoemd eene prachtige bijdrage voor de Aesthetische op voeding der jeugd en des volks". Dit alles M. de R. is mijns inziens wel in staat om een tegenwicht te vormen tegen het oordeel van den anonymen Uandelsblad-veislaggever. Die gemeenteraadsleden, die zich bij de aanstaande beslissing over het al of niet subsidieeren door de gemeente van het Amsterdamsch comité, misschien zouden heb ben doen leiden door het Handelsblad, tegen hunne eigen rnfeniny (die. ik sprak reeds ver scheidene raadsleden er over, bepaald gunstig was) in, kunnen, wat de artistieke waarde van het album aangaat, gerustelijk hun stern aan ean eventueelen steun door de gemeente geven. In centraal comitéen in de plaatselijke comité's hebben iri binnen- en buitenland bekende. Nederlandsche kunstenaars zitting, terwijl de kunstcriticus j hr. J. H. Schorer, zelfs hoofd van een plaatselijk comitéis geworden. En nu na maanden lange voorbereiding, na honderde vergaderingen, na gezwoeg en gewerk van photografen, kleuretsers, na eindeloos proeven-gecorrigeer, nu heel Nederland naar | de beslissing van den Amsterdamscheri raad ziet, nu mag men van elk eerlijk raadslid ver wachten dat hij niet aan den leiband van een ongenoemden kmntenschr ijver zal loopen en tegenover diens lichtvaardig oordeel de ge tuigenis van de bovengenoemde kunstautori teiten wil stellen. Veel hangt van de raadsbesligging af, tal loos zullen de aanvragen om gemeentesteun in den lande zijn. Als Amsterdam voorgaat (men behoeft immers de subsidie niet zoo groot te nemen) zullen duizenden en dui zenden in ons vaderland op den gedenkdag gelukkig gemaakt worden en zal Rembrandts naam ophouden voor hen een ijdele klank te zijn. C. L. DA KB. Ons tetooHderwüs 09 dwaalwegen? (Ingezonden.) Ik schrok! De lezing van 't artikel stelde me echter gerust. Dat opschrift was slechts een ondeugendheidje van den heer de Gr. Er wordt tegenwoordig nog al eens over feekenonderwijs geschreven: Nieuwe we gen! t" Nieuwe banen!" De Gr. zocht naar een pakkend, nieuw hoofd en vond dwaalwegen" wel aardig. Ik ook; toch betwijfel ik, of zoo'n grapje wel door den beugel kan, wanneer 't opschrift niet door 't betoog wordt gemotiveerd. En dat kon hier niet beat, eenvoudig omdat ons teekenonderwijs nog altijd op den ouden weg is, wat de schrijver zeer goed weet. 't Werk van de voorstanders van hervor ming bepaalt zich op 't oogen blik nog hoofdzakelijk tot 't maken van propaganda. Alleen wordt toegelaten, dat enkele onder wijzers bescheiden proeven nemen in de nieuwe richting. Of zou de bedoeling van den schrijver misschien zijn, de oude richting als een dwaalweg te karakteriseeren? 't Is zeer goed mogelijk; want ook hij is immers voor een radicale her vorming ? Hij begaat echter meer kleine onnauw keurigheden. De reformisten, zoo verklaart hij, ver vallen in de overdrijving 't teekenen tot een tweede taal te verheffen" en geeft als zijn eigen meening, dat bij de kinderen de vrijmoedigheid moet worden aangekweekt zich door een teekening te uiten. De reformmannen hebben evenwel nooit iets anders beweerd. Dit zijn een paar kleinigheden, maar dan haalt de schr. een grap uit, die waard is om oververteld te worden. Stel u voor een een groepje van mannen, die met ernst, ijver en overtuiging in 't belang van onder wijs en kind reeds eenigen tijd de hervor ming van ons teekenonderwijs bepleiten. Daar komt de heer de Gr. aanstappen: wat ge hebt gedaan heeren! vind ik heel goed, maar 't is nu meer dan wel! Ge zijt leeken of halve leeken, ge hebt zoomin als ik 't teekenen onder de knie, ge hebt geen breede aesthetische ontwikkeling1-' Ge hebt ijver, toewijding en algemeen methodisch inzicht getoond, 't is waar, maar bij de belangrijkste vragen der reform, past"'t u te zwijgen; voor 't minst bescheidenheid. Voor dat werk heb ik andere mannetjes! Hela! mannen van de N. V. v. T. of ge lust hebt of overtuigd zijt of niet, 't doet er niet toe, jieem dat werkje eens over!" Ik hoop voor den heer de Gr. dat de N. V. v. T. aan zijn alarmeerenden oproep gehoor geeft, maar ik kan hem onmogelijk beloven, dat wij, onderwijzers bij de rege ling van een zaak, waarbij we zoo nauw zijn betrokken n.l. 't teekenonderwijs in de Ittijere school, zullen zwijgen of in zijn oogen bescheiden genoeg zullen zijn. Met blijd schap zullen we de heeren aan 't werk zien gaan; maar vergeef ons onze bemoei zucht, we zulien ze op de vingers blijven kijken. Ik ben er bijna zeker van, dat de schr. zelf de situatie, waarin hij zich geplaatst heeft, een beetje vermakelijk zal vinden. Hoe komt hij er toe, den voorstanders van hervorming, die terechtwijzing toe te dienen. Of zijn ze misschien al onbescheiden geweest? Ze hebben in alle gevalle verkeerde dingen gedaan. Luister maar. 1. Ze hebben Miss Hunter hier gehaald. Dat was goed! Maar we hadden misschien goedkooper en evengoed een paar deskun digen kunnen uitsturen. 2. De heer Muller uit Hamburg liet eenige teekenmappen zien, die zijn leerlingen met een bloem of een takje hadden versierd. 't Auditorium, waaronder de reformisten" lieten een gemompel van bewondering hooren. Conclusie: uit mijn voorbeelden blijkt wel, dat 't teekenonderwijs bij vele reformers niet veilig is enz." Ik zal 't wel mis hebben, maar dit lijkt me een argumentatie, om er een op toe te geven. Er behoort werkelijk een subtiel onder scheidingsvermogen toe om aan 't eerste feit eenige bewijskracht te pntleenen. De tweede gebeurtenis is bezwarender voor de reformisten", dan ze er uit ziet. Wij gewone menschen vinden 't zoo natuurlijk, /oo vanzelf' sprekend, dat, als 't kind wat bloemen heeft leereu teekenen, hem de vrijheid wordt gegeven op zijn wijze van die vormen gebruik te maken om 't een of ander te versieren. Glad mis! 't Is uit den booze en moet den kinderen worden verboden; want de heer de Gr. ziet achter zulke beknoeide" mappen de geheeie kunstnijverheid. 't Is een feit, dat na en tengevolge van de wereldtentoonstellingen, 't teekenonder wijs?zelfs op de lagere scholen dienstbaar gemaakt is aan de eischen der kunstnijver heid, wat zich zeer duidelijk nog weer spiegelt in de keuze der leerstof. Onze teeken platen geven als voorbeelden hoofdzakelijk 't vlakke ornament en jaren lang hebben we naar 't zelfde recept oog, hand en ook ilen smunk onzer leerlingen gevormd. Hoe komt de Gr. er aan, dat we den laatste geheel en al hebben verwaar loosd 't Was juist onze glorie, dat we met de voorbeelden, gekozen uit 't schoonste, wat verschillende kunstperioden hadden voortgebracht, den scboonheidszin ontwik kelden. Tegenover deze praktische richting hebben do reformmannen vierkant stelling genomen en 't enorme aangetoond van deze dwaling, die alleen mogelijk is geweest door 't absoluut iiegeeren van 't kind zeil'. Do tijd, dat we grammatica onderwezen, als 't kind nauwelijks kon spreken, ligt reeds ver achter ons; ook voor ons teeken onderwijs is, hopen we de inductieve methode op komst. Eerst dingen, dan abstracties en on niet avereehtsch! Door onze leerlingen in intieme aanraking te brengen met de veelzijdige en onvergankelijke schoonheid der natuur, hopen we ze langzaam op te voeren tot eenig begrip en waardeeririg van lïunst in 't (iliji'/tiecii. Verder gaat de taak der lagere school niet. De zin voor 't schoone kan alleen langs dien natuurlijken weg tot gezonde ontwik keling komen. Den kinderlijken smaak in een bepaalde richting te leiden, is dun kinderziel geweld aandoen, is onnatuurlijk, is hem een aesthetisch oordeel opdringen. Vóór dat ik afscheid neem van den schrijver, moet ik nog iets recht zetten, marot! n.'a. pen-st a. in£ duaacf la. taolit^, . et ccjsen.ciaLn,£ j'au fa.it met, m olu, omdat 't mij eenigszins persoonlijk betreft. 't Vorig jaar zijn vier heeren naar Ham burg geweest, om eens met eigen oogen te zien, hoe de reformmannen hun denkbeelden in praktijk brachten. De heer de Gr. heeft voor dergelijke handelingen de volgende appreciatie: als een schooljongen, die zijn som niet kan maken, bij ziju buren gluurt enz." Van welke kracht deze vergelijking is, blijkt wel hieruit, dat we b.v. de methode Dupuis uit Frankrijk hebben gehaald; 't 't net- en stigmografisoh teekenen uit Duitschlaiid hebbeu betrokken; in 1878 Jhr. Victor de Stuers en Dr. M. Salverda naar Engeland gingen, om een onderzoek in te stellen naar de inrichting van teekenscholen; en in 1880 do heeren Mplkenboer en Striening met een dergelijk doel een bezoek aan Belgiëbrachten. Zelfs deze hoogst bekwame mannen achtten 't niet overbodig, op de plaats zelf te onder zoeken, wat onze buren presteerden. 't Gebruikte beeld is dan ook valsch: we konden heuseh onze som wel maken en ver toonden zelfs zoo nu en dan ons werk met ingenomenheid en trots, totdat we stem men van over de grenzen vernamen, die over tuigend en met klem betoogden, d«,t ze een wel oudere maar betere oplossing hadden weergevonden. En toen we door hunne argumenten half' waren gewonnen en een jarenlange ervaring hun gelijk gaf, toen ja, peccavi! zijn we eens gaan onderzoeken, of 't waar was, wat ze zeiden. Nog eens, we hopen van harte, dat 't den schrijver gehikt, de N. V. v. T. voor de Reform in beweging te krijgen; n succesje heeft h\j al; we zijn meer dan ooit overtuigd, dat bescheidenheid een deugd is. 20 Febr. 1906. H. VAX BREEMEN. Een extra'tje ?oor ontwitteUe Tacantiebonflers. Alleen echter voor zulken, voor wie 't niet noodig is, de acht a tien weken van stop zetting-van-gewone-bezigheid in bepaald dolce farniente door te brengen, want 't extra'tje", waarvan ik met slechts een enkel woord u ga spreken, kost wel degelijk zij 't dan ook heerlijke inspanning. Voor 't overige hebben de reeds plaats gehad hebbende samenkomsten te Kopen hagen van Engelschen, Hollanders en lui van andere nationaliteit, getoond, inderdaad te zijn hoogst-beJangrijfe en van groote charme. Wat daar bijeenkomt en zich stelt onder leiding van de organisatrice miss Butlin, 't zijn allen mannen en vrouwen, die min of meer belang stellen in de algen: eene sociale vraagstukken en gelukkig men vindt ze tegenwoordig onder alle standen. Zoo telde dan ook 't gezelschap, wat verleden jaar van 14?25 Aug. een deel van Denemarks interessante gebouwen (het Frederiksborg-kasteel, de abdij te Roskilde, kasteel Kosenborg, Kronborg niet Helsingör e. a.) bezocht, onder de 05 deelnemers, een Boheemsch-protestante geestelijke, een katho lieke schoolopziener van gelijke nationaliteit, een Engelsche graaf, een eenvoudige onder wijzer, een geestelijke uit de High-Chureh" een vorscher naar Viking-oudhedeu, maar ook een der meest werkzame damesleden der vrouwenbeweging in Engeland, zoo goed als gewone Engelsche dames uit ontwikkelde sfeer. Men wane niet, dat deze bijeenkomsten, waaraan, zooals ik reeds zeide, gezellige toch ten door Seeland per spoor eii per wagen verbonden waren, iets ..schoolachtigs" had den, verre van dien. De lezingen, gehouden door de beste Deensche zaakkundigen, had den het aangename van causerieën en menig korreltje, zooal geen A ttisch, dan toch Deenxcli zout, was er tusschen gemengd. Van de vele onderwerpen, in de komende meeting te behandelen, noem ik slechts: de Auti-alcohol leifi'i/in-i, de hinderdng, de llollimdsrh.e Invloed op Deensche Kunst. JJxltmds en GroKnlands nati'i'naal- en knnstlu'Stuan. Hierbij nog even de waarschuwing, dat men zich er niet om behoeft te bekommeren, de Deensche taal niet machtig te zijn. Het Kopenhaagsche tram- en postpersoneel, zoowel als in 't algemeen de kleine burgerman verstaat Duitsch en weet zich, tant soit peu," in deze taal verstaanbaar te maken. De beschaafde klasse uit zich zeer voldoende in Engelsch en Duitsch. Ook kan met burgerbeurs" de reis best ondernemen worden. Denen zijn nietaangesloten bij de internationale vreemde lingen-afzetters ligue. Daarbij is elk deelnemer van de samenkomst vrij, in de keus van hotel en van restaurant. In 't geheel kan men, op bescheiden wijze levend, rekenen op een dagelijksche vertering van ? 4?? 5 inclusief een burger-hotel; de reis 2e kl..' Kopenhagen komt op + ? 48. Doch ... men moet, wil men inderdaad genieten, zich op niet-vreemden voet tegen over de Engelsche taal weten, en zich ook vrij gemakkelijk daarin kunnen uiten. Op 't eiade van Aug. totpl.m. den 13e Sept. zal een niet-minder verlokkelijke meeting te Stockholm plaats hebben; doch ik vrees, dat slechts weinig Hollanders zóó laat in den tijd, daarvan zullen kunnen profiteeren. Nader inlichtingen worden verstrekt door dr. Hoogvliet, Weimarstraat la, den Haag, miss Butlin's officieelen vertegenwoordiger, terwijl mevr. De Beer, 52 Laan van N. O.-L, den Haag, die verleden jaar de Kopenhaagsche meeting heeft meegemaakt, gaarne bereiJ is, desverlangd, omtrent deze en de nu komende informaties te geven. VROUWKE. Een niterst slechte yertaling. Oscar Wilde's ontroerend De profundüis in vertaling van L. J. Baronesse van der Borch verschenen bij de heeren Scheltensen Giltay te Amsterdam. Als zulk een vertaling verschijnt met een inleiding ?an Van Deyssel grijpt men er met buitengewone belangstelling naar, overtuigd dat het werk van een fijn artiest met de uiterste zorg en teerheid is behandeld. Helaas, welk,een ontgoocheling! Zulk een slechte en slordige vertaling is mij in langen tijd niet onder de oogen gekomen. Wat heeft de vertaalster tot haar arbeid bewogen? Ik neem aan; liefde voor dit boek. Had zij zich dan niet moeten afvragen of zij voor haar taak bekwaam was ? Nu beeft zij zich aan dit boek ergerlijk vergrepen. En Van Deyssel, had aan deze vertaling het gezag van zijn naam niet mogen leenen. Met nadruk dient de wensch uitgesproken te worden dat de uitgevers toch eens ophielden met vertalingen op te dragen aan onbevoegden. Ik mag hier natuurlijk niet volstaan met een bloote beschuldiging. Er dienen bewijzen aangebracht. Ze liggen voor het grijpen: bijna geen bladzijde van dit boek is vrij van slordig heden, onnauwkeurigheden, onjuistheden en belachelijke fouten. De vertaalster heeft blijkbaar de Duitsehe vertaling van dr. Meyerfeld bewerkt, omdat deze vertaling meer bevat dan Ross' Engelsche uitgave. Of zij de Engelsche uitgave wel eens heeft ingezien, kan ik niet vaststellen, slechts vermoeden. Als ik zie dat ze op blz. 159 een citaat in het Duitsch laat staan, dat in den brief aan Ross in het Engelsch voorkomt, omdat het is uit... Macbeth (natuurlijk zet Wilde er dat ten gerieve van een eventueele vertaalster niet bij), zou ik zeggen: neen." Ook niet, als ik op blz. 151 lees van de ronding van een spier," waar blijkbaar het niet kunnen onderscheiden van Muschel" en Muskei" (het Ena;elsch geeft sheU) haar parten heeft gespeeld." Maar als zij op blz. 75 vertaalt (en daarbij tegelijk ons een kijk geeft op haar zonderlinge bijbelkennis): Hij (nl. Cliristus) vergelijkt [het koninkrijk Gods] met kleinigheden: een nietigen zaadkorrel, een handvol loof, een parel," dan wil het naij weer toeschijnen of zij vluchtig het Engelsch heeft ingezien en leaven (zuurdeeg) heeft verward met leares.' Ken boek corrigeeren zonder dat er n drukfout in blijft, zal wel iets onbereikbaars blijven. Maar met dit boek is het in dit opzicht heel droevig gesteld. De epistola e carcere et vincidis wordt Eplstole (?ancere et nonculis (bli. 8), de ipsissima verba van Christus worden ipsissime nule (89). Zou men in panden Heras (82) pauwen van Hera" vermoeden? Of in: wel peralis genot (122): ifSjÊperrers genot f Zou men begrijpen, als de vertaalster op blz. 94 een citaat uit Dante aldus gedrukt laat staan: dat de ziei van een ieder moest wezen een ginsa dl fancivilla rlie puagundo e ridundo pargo leggia, dat de plaats bij Dante zóó luidt (Purg. XVI. 86): a guisa di fanciulla Che piangendo e ridendo pargoleggia." Dat een en dat a doet weer denken aan een inzien van de Engelsche uitgave zonder begrijpen. Op blz. 128 staat: Wie in 't vervolg een nieuw boek De amicitia" schrijft, moet hun ?wis aanwijzen." Duidelijk, niet waar? Voor de veiligheid vergelijken wij even het Engelscb, en lezen daar: must jind a niche for them,''' Het explasifre op blz. 93 zal wel: expansieve, moeten zijn. In dit boek komen herhaaldelijk eigen namen en vreemde woorden voor en slag op slag vinden wij ook hier zotte drukfouten. J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl