Historisch Archief 1877-1940
No. 1499
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
. die ter gelegenheid van het 25-jarig
ambtsfeest van den heer C. T. J. L. Rieber
als secretaris der Mij. tot Bev. der Bouwk.
door de firma Van de Loo werd .aange
boden ter plaatsing in het trappenhuis
van het maatsphappeljjkgebouw.
De nieuwe baksteenfabrikaten eischen
echter om tot hun recht te komen, eene
afzonderlijke behandeling, waarbij met
inachtneming hunner eigenschappen ge
tracht wordt naar eenen daaraan beant
woordende vormen- en kleurenspraak:
onafhankelijk van de voor hen niet pas
sende aesthetische tradities. De firma
te verven? Op de Amsterdamschegrach
ten verrijzen in lange rijen de sombere
gevels naast elkander als negatieven van
rouw-brieven. Bjj deze een zwarten rand
om het witte papier, bij geene de witte
omlijstingen in een zwart gevelvlak.
Deze droefgeestighe^l beantwoordt blijk
baar nog aan veler ideaal van welstand
naar overgeleverde opvatting.
Wordt het dan al beslist noodig geacht
om alles, tot het onvergankelijk arduin
der stoepen toe, braaf en netjes onder
de verf te houden, waarom dan bij voort
during die afgrijselijke kombinatie van
Miirkisches Provinzial-Museum te Berlijn.
Van de Loo stelt zich voor binnenkort
het streven in die richting aan te moe
digen door het uitschrijven van eenige
prijsvragen ter rationeele toepassing der
nieuwe en technisch volmaakte voort
brengselen van haar bedrijf.
Dankbaar kan daarvan tevens partij
worden getrokken teneinde onze bouw
kunst ongezocht eene levendiger n
kleurrijker aanzien te verleenen dan zij
gemeenlijk vertoont. De blindeersteenen,
de hageperste siersteenen, de versierde,
geëngobeerde en verglaasde steenen im
mers worden geleverd in groote verschei
denheid van kleuren. Hemelsbreed is het
onderscheid met de gekleurde steen van
eenige jaren her vooral wanneer die
daarbij nog verglaasd was wier felle,
brutale kleuren de verschrikking van
menig, aan Fröbel-vlechtwerk herinne
rend metselaars-kunststuk tot het uiterste
dreven.
Eene enkele opmerking, waaraan ik
herinnerd werd door 't geen boven ge
schreven staat over de wensehelijkheid
van eenige meerdere kleur, zij hier
ingelascht.
Wordt het niet tijd te breken met de
gewoonte onze oude baksteengevels zwart
IIIIIIIIIIIIIIHIMlIllmlIIIIIIIIMIMIIIIHlnlMIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIMMtlMIIMIHIMMIIIIHIIHIIIII
doodekop en steengrauw koud en kil
als de beruchte Hollandsche .,deftigheid"
aangehouden? In het voordeel van
ons stadsschoen zeker niet.
Al blijven er nog desiderafa, toch
kan men zeggen dat in het tegenwoordig
stadium onze klei-industrie een zeker
rustpunt bereikt heeft, waarop zij kan
afwachten welke toepassingen aan hare
voortbrengselen wacht. Wanneer de
toekomst getuige is van de ontwikkeling
eener zuivere, vaderlandsche
baksteenbouwkunst, die de uiting is van een
frisschen en vroolijken architekten-zin,
dan zal daarbij evenwel een groot deel
der verdienste toekomen aan degenen die
een zoo uitstekende bouwstof ter be
schikking stelden. De man die het wapen
zoo voortreffelijk smeedde en scherpte,
mag niet onvermeld blijven naast dengeen
die het voert. Plet is daarom dat, al blijve
aan deze bijdrage zelfs de schijn verre
van commercieele bijoogmerken, toch de
naam Van de Loo niet mocht worden
achterwege gehouden.
J. II. W. LELIMAN,
Bouivk. Ing.
Remliranit-allini.
M. de R.
De verschijning van het Rembrandt-album,
door het centraal-comitéen de plaatselijke
comité's der nationale Rembrandthulde, be
stemd tot eene feestgave aan de onbemid
delde medeburgers van alle gezindten heeft
in het algemeen zeer groote voldoening ge
geven. Velen in den lande, der beweging
sympathisch gezind, waren door reeds vooruit
gepubliceerd oordeel van tegenstanders
eenigszins bevreesd dat het boekske niet zou mede
vallen. Lokale beroemdheden in de verschil
lende gemeenten hadden zich reeds ongunstig
uitgelaten.
Vegetariërs, socialisten, liberalen, van alles
had men onder die twijfelaars en
kunstgevoelmonopolisten. Doch gelukkig bestonden
centraalcomitéen de 200 plaatselijke comité's
uit personen van allerlei overtuiging en
godsdienst, zoodat de strijd alleen bestond
tusschen mannen die iets doen wilden en
tusschen de lieden die hun kracht vinden
in afkeuren en afbreken. Die strijd wordt
nu beslecht en, bedriegen de voorteekenen niet,
ten gunste van de mannen van de daad.
Talloos zijn de gunstige beoordeelingen van
het album in de Nederlandsche pers. Het
Nieuws van den Dag, De Telegraaf, de Arnhemsche
Ct., de Overijl, en ZwoUche Ct., etc. etc., allen
gaven waardeerende artikelen.
Alleen de verslaggever van het Handelsblad
is niet te vreden. Die heeft ontdekt dat de
schilderijen eigenlijk nog mooier zijn dan de
reproducties. Dat ben ik met den geachten
criticus eens; dat zij n we allemaal eens! Doch
het is zeer onbillijk om te eischen dat repro
ducties gelijk aan de origineelen moeten zijn
en hoe fraai ook het werk van Veth, dat
nog moet verschijnen en dat de geachte
handelsbladschryver vlak na zyn ongunstig
oordeel over het Rembrandtalbum sterk
recommandeerde, zal worden, zelfs de heer
Veth zal de eerste zijn om te beseffen dat
de reproducties in zijn werk zee r verre beneden
de origineelen zullen staan. Dat kan nu een
maal niet anders. Dat evenwel het streven
van de comités voor de nationale Rembrandt
hulde, behalve in bijna de geheele
nederlandsche pers, ook zeer in het buitenland
wordt gewaardeerd, bewijst het uit eigen
beweging oprichten van comités in Hamburg
enjBerlijn, die de duizende schoolkinderen
in die steden met ons album zullen begiftigen.
Twee zeer gereputeerde kunstkenners dr. A.
Lichtwark, te Hamburg direktor der
Kunsthalle en Ferdinand Avenarius, redakteur van
het radicale kunstblad Kunstwart en voor
zitter van den Dürerverein, hebben hunne
bewondering voor de uitvoering van het
Album betuigd, en het genoemd eene
prachtige bijdrage voor de Aesthetische op
voeding der jeugd en des volks".
Dit alles M. de R. is mijns inziens wel in
staat om een tegenwicht te vormen tegen het
oordeel van den anonymen
Uandelsblad-veislaggever.
Die gemeenteraadsleden, die zich bij de
aanstaande beslissing over het al of niet
subsidieeren door de gemeente van het
Amsterdamsch comité, misschien zouden heb
ben doen leiden door het Handelsblad, tegen
hunne eigen rnfeniny (die. ik sprak reeds ver
scheidene raadsleden er over, bepaald gunstig
was) in, kunnen, wat de artistieke waarde van
het album aangaat, gerustelijk hun stern aan
ean eventueelen steun door de gemeente
geven.
In centraal comitéen in de plaatselijke
comité's hebben iri binnen- en buitenland
bekende. Nederlandsche kunstenaars zitting,
terwijl de kunstcriticus j hr. J. H. Schorer, zelfs
hoofd van een plaatselijk comitéis geworden.
En nu na maanden lange voorbereiding, na
honderde vergaderingen, na gezwoeg en gewerk
van photografen, kleuretsers, na eindeloos
proeven-gecorrigeer, nu heel Nederland naar |
de beslissing van den Amsterdamscheri raad
ziet, nu mag men van elk eerlijk raadslid ver
wachten dat hij niet aan den leiband van een
ongenoemden kmntenschr ijver zal loopen en
tegenover diens lichtvaardig oordeel de ge
tuigenis van de bovengenoemde kunstautori
teiten wil stellen.
Veel hangt van de raadsbesligging af, tal
loos zullen de aanvragen om gemeentesteun
in den lande zijn. Als Amsterdam voorgaat
(men behoeft immers de subsidie niet zoo
groot te nemen) zullen duizenden en dui
zenden in ons vaderland op den gedenkdag
gelukkig gemaakt worden en zal Rembrandts
naam ophouden voor hen een ijdele klank
te zijn.
C. L. DA KB.
Ons tetooHderwüs 09 dwaalwegen?
(Ingezonden.)
Ik schrok! De lezing van 't artikel
stelde me echter gerust. Dat opschrift was
slechts een ondeugendheidje van den heer
de Gr.
Er wordt tegenwoordig nog al eens over
feekenonderwijs geschreven: Nieuwe we
gen!
t"
Nieuwe banen!" De Gr. zocht
naar een pakkend, nieuw hoofd en vond
dwaalwegen" wel aardig. Ik ook; toch
betwijfel ik, of zoo'n grapje wel door den
beugel kan, wanneer 't opschrift niet door
't betoog wordt gemotiveerd. En dat kon
hier niet beat, eenvoudig omdat ons
teekenonderwijs nog altijd op den ouden weg is,
wat de schrijver zeer goed weet.
't Werk van de voorstanders van hervor
ming bepaalt zich op 't oogen blik nog
hoofdzakelijk tot 't maken van propaganda.
Alleen wordt toegelaten, dat enkele onder
wijzers bescheiden proeven nemen in de
nieuwe richting. Of zou de bedoeling
van den schrijver misschien zijn, de oude
richting als een dwaalweg te
karakteriseeren? 't Is zeer goed mogelijk; want
ook hij is immers voor een radicale her
vorming ?
Hij begaat echter meer kleine onnauw
keurigheden.
De reformisten, zoo verklaart hij, ver
vallen in de overdrijving 't teekenen tot
een tweede taal te verheffen" en geeft
als zijn eigen meening, dat bij de kinderen
de vrijmoedigheid moet worden aangekweekt
zich door een teekening te uiten. De
reformmannen hebben evenwel nooit iets anders
beweerd.
Dit zijn een paar kleinigheden, maar dan
haalt de schr. een grap uit, die waard is
om oververteld te worden. Stel u voor een
een groepje van mannen, die met ernst,
ijver en overtuiging in 't belang van onder
wijs en kind reeds eenigen tijd de hervor
ming van ons teekenonderwijs bepleiten.
Daar komt de heer de Gr. aanstappen:
wat ge hebt gedaan heeren! vind ik heel
goed, maar 't is nu meer dan wel! Ge zijt
leeken of halve leeken, ge hebt zoomin als
ik 't teekenen onder de knie, ge hebt geen
breede aesthetische ontwikkeling1-' Ge hebt
ijver, toewijding en algemeen methodisch
inzicht getoond, 't is waar, maar bij de
belangrijkste vragen der reform, past"'t u
te zwijgen; voor 't minst bescheidenheid.
Voor dat werk heb ik andere mannetjes!
Hela! mannen van de N. V. v. T. of ge
lust hebt of overtuigd zijt of niet, 't doet
er niet toe, jieem dat werkje eens over!"
Ik hoop voor den heer de Gr. dat de
N. V. v. T. aan zijn alarmeerenden oproep
gehoor geeft, maar ik kan hem onmogelijk
beloven, dat wij, onderwijzers bij de rege
ling van een zaak, waarbij we zoo nauw
zijn betrokken n.l. 't teekenonderwijs in de
Ittijere school, zullen zwijgen of in zijn oogen
bescheiden genoeg zullen zijn. Met blijd
schap zullen we de heeren aan 't werk
zien gaan; maar vergeef ons onze bemoei
zucht, we zulien ze op de vingers blijven
kijken.
Ik ben er bijna zeker van, dat de schr.
zelf de situatie, waarin hij zich geplaatst
heeft, een beetje vermakelijk zal vinden.
Hoe komt hij er toe, den voorstanders van
hervorming, die terechtwijzing toe te dienen.
Of zijn ze misschien al onbescheiden geweest?
Ze hebben in alle gevalle verkeerde
dingen gedaan. Luister maar.
1. Ze hebben Miss Hunter hier gehaald.
Dat was goed! Maar we hadden misschien
goedkooper en evengoed een paar deskun
digen kunnen uitsturen.
2. De heer Muller uit Hamburg liet eenige
teekenmappen zien, die zijn leerlingen met
een bloem of een takje hadden versierd.
't Auditorium, waaronder de reformisten"
lieten een gemompel van bewondering
hooren.
Conclusie: uit mijn voorbeelden blijkt
wel, dat 't teekenonderwijs bij vele
reformers niet veilig is enz."
Ik zal 't wel mis hebben, maar dit lijkt
me een argumentatie, om er een op toe te
geven.
Er behoort werkelijk een subtiel onder
scheidingsvermogen toe om aan 't eerste
feit eenige bewijskracht te pntleenen.
De tweede gebeurtenis is bezwarender
voor de reformisten", dan ze er uit ziet.
Wij gewone menschen vinden 't zoo
natuurlijk, /oo vanzelf' sprekend, dat, als
't kind wat bloemen heeft leereu teekenen,
hem de vrijheid wordt gegeven op zijn
wijze van die vormen gebruik te maken
om 't een of ander te versieren. Glad mis!
't Is uit den booze en moet den kinderen
worden verboden; want de heer de Gr.
ziet achter zulke beknoeide" mappen de
geheeie kunstnijverheid.
't Is een feit, dat na en tengevolge van
de wereldtentoonstellingen, 't teekenonder
wijs?zelfs op de lagere scholen dienstbaar
gemaakt is aan de eischen der kunstnijver
heid, wat zich zeer duidelijk nog weer
spiegelt in de keuze der leerstof.
Onze teeken platen geven als voorbeelden
hoofdzakelijk 't vlakke ornament en jaren
lang hebben we naar 't zelfde recept oog,
hand en ook ilen smunk onzer leerlingen
gevormd. Hoe komt de Gr. er aan, dat we
den laatste geheel en al hebben verwaar
loosd 't Was juist onze glorie, dat we
met de voorbeelden, gekozen uit 't schoonste,
wat verschillende kunstperioden hadden
voortgebracht, den scboonheidszin ontwik
kelden.
Tegenover deze praktische richting
hebben do reformmannen vierkant stelling
genomen en 't enorme aangetoond van deze
dwaling, die alleen mogelijk is geweest
door 't absoluut iiegeeren van 't kind zeil'.
Do tijd, dat we grammatica onderwezen,
als 't kind nauwelijks kon spreken, ligt
reeds ver achter ons; ook voor ons teeken
onderwijs is, hopen we de inductieve methode
op komst. Eerst dingen, dan abstracties en
on niet avereehtsch! Door onze leerlingen
in intieme aanraking te brengen met de
veelzijdige en onvergankelijke schoonheid
der natuur, hopen we ze langzaam op te
voeren tot eenig begrip en waardeeririg van
lïunst in 't (iliji'/tiecii. Verder gaat de taak
der lagere school niet.
De zin voor 't schoone kan alleen langs
dien natuurlijken weg tot gezonde ontwik
keling komen. Den kinderlijken smaak in
een bepaalde richting te leiden, is dun
kinderziel geweld aandoen, is onnatuurlijk,
is hem een aesthetisch oordeel opdringen.
Vóór dat ik afscheid neem van den
schrijver, moet ik nog iets recht zetten,
marot!
n.'a. pen-st a. in£ duaacf la. taolit^,
. et ccjsen.ciaLn,£ j'au fa.it met, m
olu,
omdat 't mij eenigszins persoonlijk betreft.
't Vorig jaar zijn vier heeren naar Ham
burg geweest, om eens met eigen oogen te
zien, hoe de reformmannen hun denkbeelden
in praktijk brachten. De heer de Gr. heeft
voor dergelijke handelingen de volgende
appreciatie: als een schooljongen, die zijn
som niet kan maken, bij ziju buren gluurt
enz."
Van welke kracht deze vergelijking is,
blijkt wel hieruit, dat we b.v. de methode
Dupuis uit Frankrijk hebben gehaald; 't
't net- en stigmografisoh teekenen uit
Duitschlaiid hebbeu betrokken; in 1878 Jhr.
Victor de Stuers en Dr. M. Salverda naar
Engeland gingen, om een onderzoek in te
stellen naar de inrichting van
teekenscholen; en in 1880 do heeren
Mplkenboer en Striening met een dergelijk
doel een bezoek aan Belgiëbrachten. Zelfs
deze hoogst bekwame mannen achtten 't
niet overbodig, op de plaats zelf te onder
zoeken, wat onze buren presteerden.
't Gebruikte beeld is dan ook valsch: we
konden heuseh onze som wel maken en ver
toonden zelfs zoo nu en dan ons werk met
ingenomenheid en trots, totdat we stem
men van over de grenzen vernamen, die over
tuigend en met klem betoogden, d«,t ze een
wel oudere maar betere oplossing hadden
weergevonden. En toen we door hunne
argumenten half' waren gewonnen en een
jarenlange ervaring hun gelijk gaf, toen
ja, peccavi! zijn we eens gaan onderzoeken,
of 't waar was, wat ze zeiden.
Nog eens, we hopen van harte, dat 't den
schrijver gehikt, de N. V. v. T. voor de
Reform in beweging te krijgen; n succesje
heeft h\j al; we zijn meer dan ooit overtuigd,
dat bescheidenheid een deugd is.
20 Febr. 1906.
H. VAX BREEMEN.
Een extra'tje ?oor ontwitteUe Tacantiebonflers.
Alleen echter voor zulken, voor wie 't niet
noodig is, de acht a tien weken van stop
zetting-van-gewone-bezigheid in bepaald
dolce farniente door te brengen, want 't
extra'tje", waarvan ik met slechts een enkel
woord u ga spreken, kost wel degelijk
zij 't dan ook heerlijke inspanning.
Voor 't overige hebben de reeds plaats
gehad hebbende samenkomsten te Kopen
hagen van Engelschen, Hollanders en lui
van andere nationaliteit, getoond, inderdaad
te zijn hoogst-beJangrijfe en van groote charme.
Wat daar bijeenkomt en zich stelt onder
leiding van de organisatrice miss Butlin, 't
zijn allen mannen en vrouwen, die min of
meer belang stellen in de algen: eene sociale
vraagstukken en gelukkig men vindt
ze tegenwoordig onder alle standen.
Zoo telde dan ook 't gezelschap, wat
verleden jaar van 14?25 Aug. een deel van
Denemarks interessante gebouwen (het
Frederiksborg-kasteel, de abdij te Roskilde,
kasteel Kosenborg, Kronborg niet Helsingör
e. a.) bezocht, onder de 05 deelnemers, een
Boheemsch-protestante geestelijke, een katho
lieke schoolopziener van gelijke nationaliteit,
een Engelsche graaf, een eenvoudige onder
wijzer, een geestelijke uit de High-Chureh"
een vorscher naar Viking-oudhedeu, maar
ook een der meest werkzame damesleden der
vrouwenbeweging in Engeland, zoo goed als
gewone Engelsche dames uit ontwikkelde
sfeer.
Men wane niet, dat deze bijeenkomsten,
waaraan, zooals ik reeds zeide, gezellige toch
ten door Seeland per spoor eii per wagen
verbonden waren, iets ..schoolachtigs" had
den, verre van dien. De lezingen, gehouden
door de beste Deensche zaakkundigen, had
den het aangename van causerieën en menig
korreltje, zooal geen A ttisch, dan toch
Deenxcli zout, was er tusschen gemengd. Van
de vele onderwerpen, in de komende meeting
te behandelen, noem ik slechts: de Auti-alcohol
leifi'i/in-i, de hinderdng, de llollimdsrh.e Invloed
op Deensche Kunst. JJxltmds en GroKnlands
nati'i'naal- en knnstlu'Stuan.
Hierbij nog even de waarschuwing, dat men
zich er niet om behoeft te bekommeren, de
Deensche taal niet machtig te zijn. Het
Kopenhaagsche tram- en postpersoneel, zoowel als in
't algemeen de kleine burgerman verstaat
Duitsch en weet zich, tant soit peu," in deze
taal verstaanbaar te maken. De beschaafde
klasse uit zich zeer voldoende in Engelsch en
Duitsch. Ook kan met burgerbeurs" de reis
best ondernemen worden. Denen zijn
nietaangesloten bij de internationale vreemde
lingen-afzetters ligue. Daarbij is elk deelnemer
van de samenkomst vrij, in de keus van
hotel en van restaurant. In 't geheel kan
men, op bescheiden wijze levend, rekenen
op een dagelijksche vertering van ? 4?? 5
inclusief een burger-hotel; de reis 2e kl..'
Kopenhagen komt op + ? 48.
Doch ... men moet, wil men inderdaad
genieten, zich op niet-vreemden voet tegen
over de Engelsche taal weten, en zich ook
vrij gemakkelijk daarin kunnen uiten.
Op 't eiade van Aug. totpl.m. den 13e Sept.
zal een niet-minder verlokkelijke meeting
te Stockholm plaats hebben; doch ik vrees,
dat slechts weinig Hollanders zóó laat in
den tijd, daarvan zullen kunnen profiteeren.
Nader inlichtingen worden verstrekt door
dr. Hoogvliet, Weimarstraat la, den Haag,
miss Butlin's officieelen vertegenwoordiger,
terwijl mevr. De Beer, 52 Laan van N. O.-L,
den Haag, die verleden jaar de
Kopenhaagsche meeting heeft meegemaakt, gaarne
bereiJ is, desverlangd, omtrent deze en de nu
komende informaties te geven.
VROUWKE.
Een niterst slechte yertaling.
Oscar Wilde's ontroerend De profundüis
in vertaling van L. J. Baronesse van der
Borch verschenen bij de heeren Scheltensen
Giltay te Amsterdam. Als zulk een vertaling
verschijnt met een inleiding ?an Van Deyssel
grijpt men er met buitengewone belangstelling
naar, overtuigd dat het werk van een fijn
artiest met de uiterste zorg en teerheid is
behandeld. Helaas, welk,een ontgoocheling!
Zulk een slechte en slordige vertaling is mij
in langen tijd niet onder de oogen
gekomen.
Wat heeft de vertaalster tot haar arbeid
bewogen? Ik neem aan; liefde voor dit
boek. Had zij zich dan niet moeten afvragen
of zij voor haar taak bekwaam was ? Nu
beeft zij zich aan dit boek ergerlijk vergrepen.
En Van Deyssel, had aan deze vertaling het
gezag van zijn naam niet mogen leenen.
Met nadruk dient de wensch uitgesproken
te worden dat de uitgevers toch eens ophielden
met vertalingen op te dragen aan onbevoegden.
Ik mag hier natuurlijk niet volstaan met
een bloote beschuldiging. Er dienen bewijzen
aangebracht. Ze liggen voor het grijpen: bijna
geen bladzijde van dit boek is vrij van slordig
heden, onnauwkeurigheden, onjuistheden en
belachelijke fouten.
De vertaalster heeft blijkbaar de Duitsehe
vertaling van dr. Meyerfeld bewerkt, omdat
deze vertaling meer bevat dan Ross' Engelsche
uitgave. Of zij de Engelsche uitgave wel eens
heeft ingezien, kan ik niet vaststellen, slechts
vermoeden. Als ik zie dat ze op blz. 159 een
citaat in het Duitsch laat staan, dat in den
brief aan Ross in het Engelsch voorkomt,
omdat het is uit... Macbeth (natuurlijk zet
Wilde er dat ten gerieve van een eventueele
vertaalster niet bij), zou ik zeggen: neen."
Ook niet, als ik op blz. 151 lees van de
ronding van een spier," waar blijkbaar het
niet kunnen onderscheiden van Muschel"
en Muskei" (het Ena;elsch geeft sheU) haar
parten heeft gespeeld." Maar als zij op blz. 75
vertaalt (en daarbij tegelijk ons een kijk geeft
op haar zonderlinge bijbelkennis): Hij (nl.
Cliristus) vergelijkt [het koninkrijk Gods] met
kleinigheden: een nietigen zaadkorrel, een
handvol loof, een parel," dan wil het naij
weer toeschijnen of zij vluchtig het Engelsch
heeft ingezien en leaven (zuurdeeg) heeft
verward met leares.'
Ken boek corrigeeren zonder dat er n
drukfout in blijft, zal wel iets
onbereikbaars blijven. Maar met dit boek is het
in dit opzicht heel droevig gesteld. De
epistola e carcere et vincidis wordt Eplstole
(?ancere et nonculis (bli. 8), de ipsissima verba
van Christus worden ipsissime nule (89). Zou
men in panden Heras (82) pauwen van Hera"
vermoeden? Of in: wel peralis genot (122):
ifSjÊperrers genot f Zou men begrijpen, als de
vertaalster op blz. 94 een citaat uit Dante
aldus gedrukt laat staan: dat de ziei van een
ieder moest wezen een ginsa dl fancivilla
rlie puagundo e ridundo pargo leggia, dat
de plaats bij Dante zóó luidt (Purg. XVI. 86):
a guisa di fanciulla
Che piangendo e ridendo pargoleggia."
Dat een en dat a doet weer denken aan
een inzien van de Engelsche uitgave zonder
begrijpen.
Op blz. 128 staat: Wie in 't vervolg een
nieuw boek De amicitia" schrijft, moet hun
?wis aanwijzen." Duidelijk, niet waar? Voor
de veiligheid vergelijken wij even het Engelscb,
en lezen daar: must jind a niche for them,'''
Het explasifre op blz. 93 zal wel: expansieve,
moeten zijn.
In dit boek komen herhaaldelijk eigen
namen en vreemde woorden voor en slag op
slag vinden wij ook hier zotte drukfouten.
J