De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 25 maart pagina 2

25 maart 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

I) K AM: T K II D A M M K 11 W K K K 13 L A I) V O O U fl K D K U L A iN D. JSo. löOu awbltenaren, een plaatsje wel is waar nog zeer bescheiden, inaar toch beter passende lij hun -tegenwoordige maatschappelijke positie en meer in overeenstemming: met Lun tegenwoordige behoeften. Hun ont werp is een degelijk stuk we k. Het baseert 4e salarissen op de jongste onderwijswet, de wet van Dr. A. Kuyper, die ook den liijzonderen onderwijzers zoo zeer ten goede Somt. En het stelt aan onze gemeentekas den zeer matigen eisch om te voorzien in een verhoogde uitgave van gemiddeld ? 2150 jier jaar tot anno 1916. Daarbij hebben de-heeren het oog gehouden op onzen groei als voorstad van Amsterdam. Immers, zij hebben bij hun berekeningen aangenomen, dat naa^t onze 6 openbare scholen van heden aoor 2 noodig zullen zijn tot 1916. Do regeling berust verder in haar geheel op de volgende maxima, afgeleid uit de wet, iu verband met den Hilversumschen levensstandaard. ? 1200 voor een onderwijzer zonder hoofd akte (aanvangssalaris ?600). ? 1400 voor een onderwijzer met hoofd? *kte (ininiraum-salarH ?800). / 1600 vooreen on lerwijzer met verplichte hoaf lakte (minimum ? 1200). /' 1890 voor een schoolhoofd (minimum ? 1400). Deze maxima worden eerst bereikt op een leeftijd, voor dïmeosten vallende tus schen 35 en 40 ja'ar. Do regeling kent Bovendien jaarlijks aan do schoolhoofden ./ 400, aan de overige onderwijzers j' 100 bij-trage in de woninghuur toe. De commissie van toezicht op het lager onderwijs heeff op verzoek ook haar meening uitgesproken. Zij heeft bij den Gemeenteraad een voorstel ingediend, dat aan de school hoofden ? 1900 als maximum, naast / 1500 als minimum, wil toekennen, en dat voor alle overige salarissen het adres der onder wijzers steunt. Gaat de Gemeenteraad op dit voorstel in, dan komt de geheele regeling in het eerst volgende decennium op de luttele verhooging van uitgaven van gemiddeld } 2660 per jaar te staan vooreen corps van 68 ambtenaren op heden tot ruim 90 in 19Ui, dat is gemiddeld f 40 i f 30 per hoofl. Wij twijfelen dan ook niet, of de Ge meenteraad zal de oude verordening, die 1 tha-ns door de herhaalde partieele wijzi gingen met de eenvoudigste lotrica spot, vervangen door een der bei Ie rationeele ontwerpen, die hierboven werden geschetst. Hij bedenke, dat een nieuwe lap op den kedelaarsdeken alleen enkelen tevreden zal stellen, alleen voor korden tijd doel zal treffen; dat hij zoodoende telkens en telkens zal worden lastig gevallen, om aan de jecktmatige wenschen van de overigen te Toldoen. Hij bedenke tevens, dat meteenverordening in den trant dier beide ontwerpen een regeling zal worden getroffen, die in de gegeven omstandigheden tot 1916 geen wijziging behoeft en ook voor latere jaren dienst kan doen. In een van de laatste Wereldkronieken 'n kiek j-e., Een roodhuid met vervaarlijken kam zotte hanenveeren van z'n salamanderiug. n 'c hoekje, links erboven, 'n bleek por tretje, 'n Fijn knap snoetje. Mevrouw van Dommelen uit Den Haag. Tuilüoedje, char mant sn'iitje. In de toelichting lees je 'n dottt ri^' verhaal. Mevrouwtje, 31 jaar, was smoor geworden van den roodhuid, toen ie ep 't tooneel in 't Haagje was. Zoo een Jormidabelen roodbruinen gevel! Zoo'n huid a's vetgewreven '-.astauje ! Ze was met be hulp van 'n tolk met 'in in conversatie ge treden. De bliksemstraal sloeg in haar hart, en in het roodez\jne. C'ótait l' amour. Op 't oogenblik zit 't paar in Amerika, nadat mevrouw, vlijtig Engelsch gevost heeft, en den rooden Jen beeft weten te beluiden, dat 'c «urn contanten niet mankeert."Blijft af Ie wachten, wanneer madame, met de zachte oogharen in dauw op de Wilbelmina-pier weerkeert! Ik kan hier ter plaatse niet meedoen" met Iiuiskamerlijke: Ach, hoe-interessant! Noch '(, billijken, dat de pers berustend de handen vouwde, en 't commentaar aan '11 \\ereldJrronieJb-redacteur overliet. De zaak is van ge wicht. Wij hebben 't allen meegemaakt, hoe de roale, zwarte en gele vuilpoesen Arabieren, Ashantijnen, Abessiniërs, Roodhuiden, die 'u pienter impresario bij ons ter markte gooide, in een minimum van tijd uitverkocht raakten. Bij ons; in Frankrijk; in Duitschland. De y.couwen van West-Europa hebben 'u perv-ersen kletirpnzin" gekregen, om voor ditmaal Oscar Wilde's bloeuirrjken schrijftrant hulde te betuigen. Het is op 'i oogenblik zoo : 't knijpt je in de--keel I Waanneer 'i B'-rllner Tageblatt schrijft: Die- Schwiirmerei der Berliner Frauen und M-adchen für die dunkelrassige Miinnerwelt ist schon haufig in auilïilliger Weise zutage getreten, so ungenie.it aber kaum wie jetzt gegen den gegenwartig hier auftretenden Abessiniern. Fast tiiglich mussen abendsnach Schlusz der Vorfülirung Miidehen mitsanfier Gewalt fortgewiesen werden, weil sie sich von ihr;n braunen Freunden nicht trennen kunnen dan bet eekent dat nog al iets. De redactie van het gioote blad van Mozes Mosse is nu juist niet samengesteld uit lie^ den, die niet graag 'n kluit werpen naar de banier van het Arisch Germaansche volksras. ])e berichten laten ook niets aan duidelijk heid te wenschen over. '.t Zijn geen rneii-jes yan de Friedrich drasse, die voor de zwarte heeren staan te hemelblikken en sentimen teel te doen. Vrouwen en meisjes van stand, beschaving en ontwikkeling ! Ook de hoogere burgerscholierende sciool werpt 'r duitje in 't zakje. Als kan blijken uit het volgende briefje: Lieber Herr Mullah. Vo.n allen ihren Tvindsleuten gefallen Sie inir am besten. leh möchte gern wissen, eb die schone Farbe Ihrer Haut wirklich echt ist. Ik habe mit jiieinen Freundiunen deshalb gewettet, und liin neuüch stundeulang vor Ihreu gestanden, ohne den Mut zu linden sie anzusprechen. Aper niichsten will ich es wagen." En zoo jrborts. 'L Loont mij niet deze kattebel tot hét bittere eind toe uit te werken. Er: is meer materiaal, 't Parijsche Journal disc.h,te kortelings in zijn rubriek: A travers Paris .-?niet likkebaardend welgevallen 't yerhaal Op yan 'n, kleine madame bourgeoise. Op -geen" winkelgang te'avond of middag door de;Seinestad.bad- memmwde husj-elijkstrouw niet booge bakjes vertreden. 'n Zachte wind streek in het zeiltje en de schuit sneed toe op de koperen kust. Tot 'n klip in zicht kwam. 'o neger van 't Petit Casino waar het bootje op kwam te stranden. 'n Avond zag madame hem, zoo d'ie op 't tooneel stond, klos-dansen stampend, grijn zen plooiend, ooiten rollend, kreten slakend. Den volgenden dag, na de generale repetitie, vroeg ze belet. In ho >gere vervoering, met zachte geluksoogen, kwam ze in bet cabinet d'attente. De rest valt te ralen. In de Berlijnscbe kranten van de:e week weer 't volgende entrefilet, dat te denken geeft: D r föliwarze Paiiker dis LeibgardeHusaren-regements in PoUdam, TrompeterUn'erofli/.ier Arara ist ernstlich erkrankt, und bi findet sich seit einiger Zeit i-n Lazarett. E' kann zwar das Klima ganz.gut vertragen, aher Arara ist der erkla'rte L-etaling vieler Miidehen und das wirkte ungümtig auf seine Gesundheit ein. * *'n Bedenkelijk verschijnsel. EIeb ik het recbt, te vragen? De k vest ie is van twee kanten te bezien. Van liet ra^standpuat en van dat der moraal. Ik voel me niet competent van rasstandpunt te verdoemen wijs er alleen op. dat in Amerika de society 'n blanke vrouw uilstoot, die zich met 'n zwanen Jan afgeeft; dat alle West-Europeesche volkeren, die koloniseeren wanneer zij ook den mannen vrij gaven de eig^H vrouwen op 't voetstuk tilden. Wijs er verder op, dat van den tijd der Batavieren -af het den roem van de vrouwen van ons ras is geweest d.u zij voor en door alles leefden en 'eden met. het vo!k van haar soort; moeilijk bij 'n vreemden veldhet r inden harem kropen. Wijs op 'n regeeringsbesiuit, d it der Duitsche vrouw, die de siotitigheid had be gaan met 'n Suahelvi-kader (piiv-aat docent) in 't huwelijk te tredt-n ? .Ie land ng in Dar-Es-Salaam olliciëel verbood terwijl datzelfde gouvernement het concubinaat zijner krijgers in die landstreek bevordert. Ouk te boorster plaatse wordt dus blijvbaar met twee maten g/'.meten! De vrou. ven dragen meer dan de mannen: het ras en z'n toekomst! Van het standpunt der moraal valt wél te vonnissen. Dat bet rei/.ende gekleurde gespuis bij ons zoo snel uitverkocht raakt, is m. i. bloot 'n capricieu-e perversiteit toe te schrijven. Die systematisch aangewakkerd wo.'dt door persrela^en als bovenstaande Die meer in het buitenissige dan iri de kleur 'n ziekelijke neiging te voldoen zoekt. liet is de plicht der organen van open bare meenino; onzen vrouwen aan 't verstand te brengen dit, in en door baar, nó* ons ras de hoogste cultuur der menschheid ten kroon draagt. A m s t, 20 Maart. R. FEEXSTKA. in de Op waardige wijze heeft zich de honderd acht en dertigste uitvoering der Maatschappij Caecilia" aangesloten bij haar voorgangers. Het bleek, dat het programma voor dit concert ten buitengewone aantrekkingskracht had uitgeoefend op liet publiek, want de sciouwburgzaal was gehetl uitverkocht en honderde toehoorders, die plaatsen hadden aangevraagd, moesten .teleurgesteld worden. Zulks is zeker zeer onaangenaam voor hen die de uitvoeringen van Ca»cilia" zoo bijzon der waardeeren en misschien reeds jaren lang geregelde en trouwe bezoekers zijn der concerten, liet bestuur van Oaeeilia'' vindt het eveneens zeer jammer, dat aan zoovele aanvragen om plaatsen niet kon worden voldaan en het daarom trouwe bezoekers moest teleurstellen ; maar het is nu eenmaal niet anders. Bij de Cancilia-concerten is de schouwburg te klein en zouden er op enkele rangen min^ens tweemaal zooveel zitplaatsen moeten zijn, om aan alle aanvragen te kunnen voldoen. Aan den andt-ren kant is het een verblij dend verschijnsel dat een zoo sympathieke instelling als Oaecüia"', door et-n dusdanig talrijke opkomst van het publiek, aantieel zoo gebaat wordf. Het programma bevatte de Jupiter-symphonie en het vierde vioolconcert van Mozart, Wasmer's Tannhiiuser-oiiverture en Beethoven's vijfde syjiphonie. A.ls men nu in aan merking, neemt, dat Carl Flescb de solist was, die het vioolconcert voordroez, dan is hiermede de oorzaak van het succes eensdeels wel verklaard. Voor bet andere gedeelte zou men dan de gevolgtrekking kunnen uiaken dat het publiek, hetwelk de Caecilia-concerten bezoekt, meer prijs stelt op een pro gramma, waarvan bakende en gewaardeerde werken, gelijk Beethoven's vijfde symphonie en Wagner's Tannhauser-ouverture een hoofdbestandd^el uitmaken, dan op een reeks werken, die gedeeltelijk onbekend en gedeel telijk hypermodern zijn. Mozart's Jtipiter-sycnphonie diende tot herdenking van 's meesters geboortedag Men had daarmede een goede keus gedaan. Wel zal men aan de g-mol sympbonie, wat fijn heid en gratie aangaat, de voorkeur schenken biven de andere syoiphonieën van den mees ter, maar geen der orchestwerken van Mozart kan zoo goed een sterke bezetting van het strijkquartet verdragen als de Jupiter-symphonié. Mis-ichien kwamen de houten blaas instrumenten wel een weinig hierdoor in verdrukking; doch de acoustiek van den schouwburg, die vooral bevorderlijk is voor de duidelijkheid, reduceerde dit euvel tot een kleinigheid Het vierde concert van Mozart staat in in zijn geheel niet op dezelfde hoogte als het meer bekende in A. Het Andante echter is een parel van de zuiverste soort en kan gerust naast het allerschoonste gesteld wor den van wat Mozart geschreven heeft. Even eens mag men het Rondo beschouwen als een stukje muziek, zoo gemoedelijk en hui selijk van inhoud, met zijn leuke triolen in het hoofdmotief, dat liet volkomen den tijd geest weergeeft. Het Allegro slaat niet geheel op dezelfde hoogte; bet komt mij niet zoo geniaal voor; meer conventioneel dan de twee andere deelen. ..jD.e .wy.ze waarop de heer Flesch dit con cert .gespeeld, heeft is .kortweg jneestejlijk te noemen. Behouden * een enkel kort ooj;eiiblik van onrust in het eerste gedeelte, was de geheele voordracht een toonbeeld1.van stijl. .Daarbij is de toon van Flesch Steeds .zoo mooi. Flesch en zijn viool bebooren bij elKaar. Hg tracht alle mooie eigenschappen van zij a prachtig instrument vo >r den dag te brengen. Hij rust niet voordat een of andere cantilene of paaaage een hoog scboonheidsgenot oplevert, zonder daarom ook maar bet geringste aan de muzikale eisclien van het werk ten offer te brengen en dat is de oorzaak dat het alles zoo mooi klinkt wat Flescli speelt. Een Fchier' niet eindigend salvo van toe juichingen wai het loon voor 's kunstenaars schoone daad. Wat nu te zeggen van de uitvoering van Wagner's annhiiuser-ouverture? llt-t werk, ondanks zijn zestigjarigen ou ierdom, nog uiu pakkend en fri>ch als ware het in deii allerlaatsten tijd ge-chreven, oefende ook thans weer een fascineerenden invloed uit op het publiek. De machtige toon der strijkinsti umenten vers i olt zich wonderwel met het hout en met het imponeerende koper. Met Beethoven's vijfde symphonie had men een slot ;\an den a-'oud gegeven, gelijk het niet waardiger mogelijk ware geweesi. Onge twijfeld is deze s-ymphoriie wel de meest beminde van de negen. Zij is pjpulair in den volsten zin des vvooids. ledereen kent het hoofdmotief en vervolüt met de grootste belangstelling het wonderbaarlijke tonende], dat zich door Beethoven's geest daaruit heeft ontwikkeld tot een meesterstuk van den eersten rang. Ook de ' mooie melolit en waaraan deze svmphonie zoo rijk is, en die in het jubelen ie fmale-'.herna haar toppu.it vin h n, ^zijn bij iedereen oekeud. e wij'.e waarop de heer Mengelberg de orchestwerken heeft gedirigeerd, was zeer schoon. Kernachtig vooral de Tannhauserouverture en mooi genuanceerd Beef-hoven's symphonie. Het i uoliek dankte den dirigent herhaaldelijk op de ondubbelziunigste manier. Xog heb ik te schrijven over een uitvoering waarbij Poi«irt bet Hexenlied'' vanSchilliugi heeft voorgedragen met begeleiding van het concertgebouw orchest ouder Mengeloerg's leiding. Hoe zeer het in gewone omstandigheden af Ie keuren is, den eenen kunstenaar met den anderen te vergelijken, zal men toch in dit geval de herinnering aan Wüllner's voordracht van dit «elfde werk onmogelijk uit het geheu gen kunnen bannen en dan wordt men als 't ware gedwongen oen vergelijking te maken. Nu is de toon, liet karakter v.in Wildenbrucb's gedicht zeer somber, zooals men weet; daarom ligt het, gelijk ik reeds vroegei heb aangetoond, bijzonder gunstig in bet talent van dr, Wüilner. Possart meende in den aanvang een quasi gemoedelijken rerhaaltoon te moeten aanslaan. Daardoor kreeg bet begin iets luchtigs, dat kwalijk paste bij den somberen ernst van het gedicht. Het is toch billijk dit men van een verbaier verwacnt, dat bij van den aanvanu af zelf onder den indruk verkeert van hetgeen hij- vertellen zal ! Ook bet slot maakte niet den indruk, dien men er wel van zou verwacht, hebben, .Wüilner heeft ontegenzeggelijk niet het Hexenlied' meer weten te bereiken, dan zijp beroemde collega. Toch moest men weder bet prachtige orgaan bewonderer. van Possart. In alle liggingen klinkt het even schoon en liet is steeds willig om te volbrengen wat de meester er van eischt. Alleen datgene wat bij er van eischt, strookt niet steeds met de hier eenmaal ingeburgerde opvatting van Wudenbruch's gedicht. De muziek van Schillings kwa n mij thans nog mooier vooi d.tn vroegei; zij werd ook wondervul gespeeld. Het kwam mij overigens voor dat de laak van den lieer Mengel>)erg moeielijker was dan voorheen, tengevolge van de vrijheden met den tekst, die Possart zich veroorloofde. Mijn ineening over het genre ,/leclaniatorium" ma; ik bekend achten, daarop behoef ik dus niet terug te komen. Possart droeg overigens nog voor das Lied von der Glocke"' van Sohiller. Daarin kon hij al de virtuose eigenschappen van stem eti voordracht aan den dag leggen. Voorts werkte nog mede op dit concert mevrouw Emmy Bur^?Zimmerniann, jeug dige dramatische zangeres der Hof ope,ra te Dresden. Zij zong Dich, theure Halle" uit Wagner's Taunhiiuser'1 met frissche stem. Het opslepen der tonen ontsierde echter in hooge mate haar voordracht. In bet tweede deel gaf zij b'ijk met Wolf s An eine Aeolsharfe'" en Verborgenheit" niet goed te weten wat er mede aan te vangen. Het eerste lied werd veel te slepend gezongen en beide zonder de bij Wolf zoo noodige rhythmische elasticiteit. Het best gelukte baar Brahms' Vergebliches Stanicheu". Me vrouw Rider begeleidde zeer goed op den vleugel. Door het orchest werden nog uitgevoerd, onder Mengelberg's leiding de. Tannhi userouverture en het voorspel voor de deuid acte van Lobengrin, van Wagner. ANT. AvF.r.KAMr. De roman ian Elapbalni, De Iii:rg rem Licht, door Louis Cot I'EKUS. Amsterdam, L. J. Veen. Wel volgen de werken van onzen persten romancier elkaar in den laatsten tijd niet eene vrij groote snelheid, niettemin blijft liet voor een aanzienlijk gedeelte van het lezend Nederland steeds min of meer een evenement, wanneer een nieuw boek van Louis Couperus het licht ziet. En geen won der..., want telkens wekt de/.e onvermoeide auteur onze verbazing door de voortbreng selen zijner schatrijke fantasieën voortdurend gevoelen we weder de onweerstaanbare beko ring eener taal, die meermalen als met eene tooverpen geschreven schijnt. liet terrein, waaroo de dichter Couperus zich beweegt, is van eene bonte verschei denheid; pas heeft hij ons de deftige kringen van de residentie 's Gravenhage binnengeleid en hebben we vele kleine zielen leeren ken nen of medegevoeld de gewetenswroeging van heel oude rnensehen, of gansch andere snaren doet bij trillen; met stouten wiekslag gaat hij ons voor naar de verre onwezenlijke sfeer der sage van blijde goden en (Unsende nymphen, we volgen den luidruchtiger! op tocht van Dionysos en Anadne, ,ie moeten mee, willens of onwillens, voortges'eej.t, be dwelmd door deze overweldigende apotheose van den wijnroes. Thans betreedt Couperus het voor hem geheel .nieuwe- gebied van den historischen roman. En kan het ons verbazen, dat de auteur, toen hij een historischen roman ging schrijven, als van zelf moest komen tot een .tijdperk ?$?.&&?....versal,' ;.5f.aifc-aedeiibede|-f,r om. dit banale woord te gebruiken? Immers we weten het, het kan ons niet meer ontgaan dat zich bij dezen schrijver in «ijn ver schillende werken ne zelfde neiging blijft openbaren, de bepaa'de voorliefde om oiis te schilderen het decadente, het perverse in mensch en maatschappij. Gelijk voor sommigen het eigenaardig aroom van liet in late herfstdagen rottend gebladerte oneindig meer attractie be/.it dan frissche leniegeuren. zoo gevoelt deze auteur zich steeds getrokken tot het luxueus grootsche van de decadentie. Nu weet ik heel goed (Marcellus Emants wees er r.og op in zijn anikel Kunst en Waarheid" irr (Iruot Xederland van Oclober 1SI05), d it veredeling, zedelijkheid <{ deugd niets te maken hebben met het eigenlijk wezen der kunst, dat wie eeu kunstwerk afkeurt omdat het niet vere lelt, de zt-d Rijkheid of de deugd niet eeit, bet enkel om bijredenen afkeurt, en dat de artiest geen moralist is, toch frappeer ie mij de keu',e van Louis Couperus Al behoeft niemand en wel 't allerminst een groot kunstenaar zich te bekommeren om of zich te richten naarden smaak van anderen, toch moet de schrijver mij een uitroep van verbazing ten goede houden bij het lezen van di-n brief aan zijn uitgever, waarin Couperus verklaart dat hem tusschen de Rorneinsche keizers altijd het meest heeft getroffen de figuur van Ekgabaltis, het mooie zon'iepriestertje, dat tot keizer werd uitgeroepen omdat l,et le^er verliefd op hem wa* en omdat hij zoo mooi kon dansen' Ook is er bij Couperus g,en sprake van eene plotselinge opwelling geweest, want tien j.-iren heeft iiem deroman van Elagabalus door den neest gesieeld. Krr als ik dan dacht aan de dagen, toen ik zelf rondwandelde tusschen de bouwvallen van Forum en Palatimn, of in de Museums van Vatioaan en Capitool met aar dachtige belangstelling de talrijke statuën en busten der Romeinsche Caesars beschouwde, welke andere gestalten kwamen mij toen voor den geest" machtige figuren van mannen, die hun groole rol in de wereldgeschiedenis hebben gespeeld, geniale heerschers, w.er namen rai no^ na eeuwen met eeie ui sympathie genoemd worden. En deze dichter gevoslde het meest voor Ktagabaln-», Elagabalus, over wien alle ge schiedschrijvers het eens zijn dat hij enkel een vies-hysterisch j mgetje was, verslaafd aan tegennatuurlijke ontucht, waanzinnig van wellust, in de ergste mate ijdel en bijgeloovig, die enkele jaren in naam het Romeinsc'ie rijk bestuurd heeft, loopend a'-in den leiband eener heerschzuchtige grootmoeder, nadat deze met IIH re fabelachtige schatten de legioenen i n Syri had omgekocht 0111 haren klein'.oou tot keizer uit te roepen. De reputatie harer dochter Soaemiiis, die waarschijnlijk in dit opzicht weinigof niets te verliezen had, werd dan ook door de oude Julia Maesa van geene waarde geacht, immers orn de aanspraken van den knaip te vermeerderen deed zij het gerucht uit strooien dat de jeugdige Bassianus Elaga balus eigenlijk een bastaard was van den ver moorden k eiser Caracalla. In een tijd, waarin alles inoielijk wa-!, gelukte de intrige der heerschzuchtige oude vrouw; in de Irnte van het jaar 218 werd de veertienjarige zonne priester onder den naam van Marcus Aurelius Antoninus door de soldaten met liet keizerlijke purper getooid en weidra zag men te Rome het vreemde schouwspel van een kei'er, die zijn onderdai.en in verrukking bracht door zyne danskunst en van eene grootmotder, die persoonlijk deelnam aan de vergad- ringen van den Ronieinschen senaat. De Syrische Deus Sol Elagabal, zooals de zonnegod op (ie Romeinsche munten heet, en aan wien Bassianus zijn naam Elagabalus ontleend-1, had zijn reusachtigen tempel te Emesa, aan . den weg van Antiochia naar Palmyra en Damascus, maar nad.it de zorn:epiiester keizer geworden was, nam hij '/.ijn god in de gedaante van een kegelvormigen zwarten steen mede naar Rome, waar hij boven alle andere ioden vereerd werd. Het leven van den keizer en zijne omaevicg was ove rigens e< n ware ht xcn«abhat van onzedelijk heid, geldverspilling en dolzinn ge uitspat tingen op allerlei gebied. Meer dan drie jaren heef t Rome dezen onzin geduld; toenKlagibalus ten blotte zijn rechtschapen neef Alt-x anus, denzoon van Maesa's jongste dochter '.M. imaea, dien hij tot troonopvolger had moeten aan nemen, naar bet leven stond, was ook het leger dezen onwaardiger! keizer moede. Een opstand brak uit, Elagabalus en zijne moeder Soaeiniap, die bij voorkeur in den «ijk der lichtekooien in de Subura vet toefde, werd(in door de soldaten gedood en uanMonds erkende men als alb enhe vscher Alexianus, die voortaan Alexau-ler Suverus zuil h eet en. Indien Louis Couperus dus een schildering heeft willen geven van een door en door verdorven tijd, dan Ion hij stellig geen betere keuze gedaan hebben, want erger en erger lijker dan on Ier de regeering van d^n knaap Elagabalus is het zelfs in het, verliederlijkte Rome van den laten keizertijd nimmer toe gegaan. Toch moet ik eerlijk bekennen, dat ik met onsHiiu]?^.' belangstellJi;^ naar den roman vaa Kiagabalus gegrepen heb, omdat ik heel benieuwd was hoe door dezen auteur ten tooneele zou worden gebracht eene periode in de Komeinsehe geschiedenis, waarmede ik door mijne t-tudiün geheel vertrouwd ben geraakt en waarvan de li.jofdllgureii min of meer goede bekenden van mij geworden zijn. Er is iets van eigenaardige bekoring in ge legen o ui na een tijdvak te hebben leeren kennen uit enkel wetenschappelijke bronnen en werken van historische crit.ek, waar de inhoud alles en de vorm weinig of niets beteekent. nu een taaiartiest over ditzelt Ie onderwerp te hoeren, een umi van lijnen oxquisen smaak, die geen ..érudit'' is, zooals Couperus zelf verkla-irt, met te groote be scheidenheid, want de schrijver blijkt zich wonderwel te hebben itipeweikt in de vele j détails van liet antiek-Roineinsche leven. j Bronnen voor hem waren vooial llerodianus en de biographie van Elagabalus, welke in de Ili-tovia Augmta voorkomt en op naam staa. van zekeren Aelius l.-impridiu-1, die in de 4e eeuw zou geleefd hebben. Overal ont moeten wij in Couperus' roman détails, aan deze biographie ontleend, doch het blijkt tevens dat hij Cassitis l io bi'-tii-li-en'e. den tijdgenoot van Elagabuhu. die om zijne hooge levenspo-'ititi zooveel beter tot oordeelen in s-taat was. wiens geschiedwerk daarom verre den voorieiu- verdient boven «Ie verwarde onbetrouwbare lli-toria Augusta of de mede(1,'eünL'en van llerodianus, die meer riie'or en dichter dan historicus was. Doch genoeg hierover! De kunstenaar Couperus is ons geen rekenschap schuldig, hij geeft ons zij n t* visie, zijne kunst en als kunstwerk staat- de roman van Elagabalus ; heel hoog, zooals-uftgeöo^g- alles wat de-ze auteur ons gegeven heeft bijna twintig jaren lang. Achter de droge opsomming van al icrlei trekjes in de biographie der Historia Augusta meent Couperus de ziel te hebbeu gevonden van het mooie jonge zonnepriestertje. dat geen Romein maar een Aziait was, vroom en bijna dweepziek in zijne vereering van «Ie Zon, ingewijd in de mysterieën djr Magieëi.- en de geheime wetenschappen der Kabbala.Co;i -erus gevoelt' duidelijk sympathie voor den knaap vrouwelijke ziel in een bizonder scbooneii mannelijken vorm, zoodat de Magieërsm hem zagen de illu7.ie vaii de weer op aarde gt incar neerde Man-VrouVv,zoo bekoorlijk en innemend in alle zijne uitingen, dat een geheel volk. een, gehetl leger van ruwe so'.daten hem aan >ad, geniaal in zijn danskunst, iu het is .reken van talen, zoowel vroom in zijn god i-dienst als djl vroolijk van kiaderlijke jeugd. Nog tal van schakeeringen meer, die telkens t-éu nieuw facet laten vonkelen." Zóó is de visie van den kunstenaar, van dendimterCou erup, die Elagabaius zóó heeft opgevat. Heel mooi is dit alles, wij bewonderen de visie, <1 fan tasie van den kunstenaar, maar is het niet pretentieus om te verklaren dat alle anderen, die over Elagabalus geschreven hebben, hetn (,elastard hebben! Hier verlaat de romancier zijn terrein en veroordeelt bij de geschied schrijvers,, over wie hij niet kan en ma^. oordeelen. Couperus is geen omnis homo, zijn opvat'ing van de figuur van dezen meest geënerveerde!! Romeinschen keizer is stellig geheel subjectief en excentriek, om niet te spreken van idealiseerend. De auteu- onthoude zich echter van historische critiek! Ook wij willen dus in het werk van Cou perus aUeen het kunstwerk bewonderen en dan geeft het boek werkelijk veel artistiek en psychologisch genot. Mooi van taal, verheven van ge lachte zijn de gesprekken tusschen den jeugdigen lloogepriester van de Zon en den Magiër Uydaspes, als zij staan op het terras van den Starretoren te Emesa en /-ich verdiepen in de. mystische keunis van het sckseloo/.e Licht! Het is Couperus zoo volkomen toever trouwd te schilderen met schelle kleuren de O )Stersche weel Ie, tentoongespreid bij den e eredienst van den god Elagabalus. die troont op den Berg van Licht, eene gloedvolle be schrijving te geven van de hartstochtelijke opwinding der gensuëele menscheniaassa, welke aanstormt en opdringt zoowel te Emesa als te Rome om een blik of een lach op te vangen van ( en beeldschoonen knaap met de violette oogen, den Man-Maagd. Nu en dan echter laat de schrijver zich 16 veel gaan, b.v. bij de beschrijving van een gedrang voor den Zonnetempel heet het -. de glacbtofi'eren, schreeuwden, bloed stroomde, vleesch, l aren kleefden aan vingers en kleéren, die scheurden tot flarden: beenderen, onder de voeten, kraakten." Later bij een oratie voor het paleis te Rome lezen we : Daar vertrapten ze elkaar om een doek te bemachtigen; wie viel. werd onder den voet tot moes en de beenderen kraakten. Huu sandalen doorweekten in bloed, aan hunne zolen kleefde het nerverige vleemh, maar zij merkten het niet, in hun groote voldane opgewondenheid.'' Onwillekeurig denken we aan Emeralda's triomftocht in Psyche," toen de vorstin over haar volk iieen reed : de tallooze raderen ratelden, snijdende vorens in vleesch en in bloed, bloed en menschenvleesch tot modder." Wat in een sprookje geoorloofd is, mag nog niet in een historisehen roman! Voortrelielijk mooi is weder dat drukke gedoe op het Forum te Rome bij de aan bidding van 's keizers beeltenis, waar de auteur zich ook zoo volkomen op de hoogte toont van de topographie der antieke stad. En dan welk eene prachti e realiteit in die levendig febaiende menigte, die de Via Appia afsientert, omdat volgens geruchten de kei-er met zijne omgeving in aantocht is. We zien en hooren de legioenen, wier voor hoede zwaar aan (reuude over bet breed vierkante plaveisel met dien regelmatigen dreun des bronsbeslazen schoeisels: de zware caligae, die rythmiesch in mannelijke maat over de wit schitterende steenen nader stap ten." Teekeiiachtig wordt hierbij gesproken van de bartche snoeien der veteranen." En zoo zou men kunnen voortgaan en op sommen het vele, waaraan wij ook in dezen roman den grootmeester der Ncderhuidsche belletrie kunnen herkennen. Couperus zegt da- de Berg van Licht een boek is voor enkelen" en werkelijk dringt zich nu en dan bij de lectuur de wensch op dat het boek slechts door enkelen moge ge lezen worden. Er is toch in dit werk iets bedwelmends, iets '.insbegooeheleiKls, dat voor jeugdige lezers go v a ir k:ui opleveren; het gemeene wordt er al te mooi voorgesteld. I)e Vr-.'i- 7'Mo',s"//i fr/H'dalor was ree !s beducht dat de opwindende lectuur van ..Dionyzos" de natie aan het drinken zou brengen, nu dan is het met dezen roman veel erger ge steld, Waaro:n wordt bij 'je ui! kleed nart ij, van den lloogepriester der Z-jn telkens weder (l-? aandacht gevestigd op het mernbruur virile? Het is alsof de auteur er nu en dan bijna behagen in schept brutaal te zijn. ook i de walgelijke scène tusschen den keizer en dnii Thra'cicr Maximinu-? wrs geheel onnoodig. Men krijgt te veel van prinpische razernij, ziekelijke zinnelijkheid en tegennatuurlijke ontucht en daarom zullen velen naast het ? artistiek en psychologisch genot, dat dit i tnerkwaaidige boek verschaft, zich nood zakelijk geërgerd voelen en men kan niet anders dan dit betreuren. Hoewel van minder belang, moet deze vraag worden gesteld; waarom geeft ,-le schrij ver bij de vele Latiji.K'he en Grieksehe be namingen, die voor nitt-cla'siek onf wikke'den onver-taanbaar zijn, van sommige wo-inlen de vu-klaring, van andere niet V Waarom plaatst hij b.v. achter sigma de vertaling ..aanligbed", achter cryptoporticus ..geheime gang" achter arx citadel" enz. en laat bij den lezer volkomen in onwetendheid bij woorden als: congiarius, tepidarium, p.ienula, ka'afrac'arii, thuriferarii, kornis, carpeuta, basternae? In het derde deel *) van de Berg van Licht" 70.1 natuurlijk de catastrophe behandeld worden, de ondergang van deze even mis dadige als dolzinnige reieering, het trngiseh einde van den viesh\ sterischen, Joor en door ged-genereerdeu knaap Bassianus Llsiga'.a'us. Vreemd is het, dat door de illustraties, die deze twee boekdeelen versiert n. genomen naar bekende antieke beelden, geen der hoofd personen uit den roman is voorgesteld. Dr. K. E. W. Si u'.c ; u.\x. 1 , i uilangs werd het mij toegezonden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl