De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 25 maart pagina 3

25 maart 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

N®. 1500 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V-OOR NEDERLAND. BOÈKAANKONDIGIRG. T. K. E. DB H-AAS OKKEN, Olie Vrienden in Ofonnegerland. Leeuwarden, Meyer en Schaafsma. B^J drijven van Friezen en andere stijfkoppen, die ons klein Nederland nog willen verbrokkelen en in bun gewestelijk idioom de (aal zien,- heeft mjjn sympathie niet. Zelfs «Ie schetsen en verhalen van een machtig talent als St^jn Streuvels bekoren mg, afge zien van de artisticiteit, meer door hun sociale Insteekenis dan door hun particulariteit en dus singulierheid Maar 'k stem toe dat er gebnrrn dialectschrüvers zijn, auteurs die alleen in en door hun gouwspraak zich artisten toonen. Het lijkt wel of hun waarnemingen en voorstellingen zich zooJanig hebben verVonden met de taal, die ze als kinderen hebben gepraat, dat ze daarvan onafscheidelijk zijn. En hoewel ze, juist door den blik, dien ze op hun ge westgen ooten hebben, blijk geven ?liocfe te staan boven het ontwikkelingspeil vrn dezen, voelen ze met hen mee en be grijpen. Fritz Reuter, Cremer, Hollidee, Seipgens om een paar zeer bekende te noemen ze bleven, niettegenstaande de ernstige gebreken "waarmee hun werken zijn behept, kunstenaars, grooter naarmate ze minder sentimenteel, minder nederbuigend vriendelijk, minder moraliseerend. mirder gewild-geestig, minder banaal zijn. Er is, ook in liet leven van onze eenvoudige landelijke .uiden, zooveel lief en zooveel leed, zooveel zelfzucht en zooveel opoffering, zooveel wat afkeer wekt en bewondering, zooveel humor, dat het getrouwe nateekenen en Uitbeelden daarvan door kunstenaarshand, voldoende is om fchilderyfjes te ereven vol geest en leven". Ik aarzel geen oogenblik mevrouw De Haas «?en plaats aan Ie wyzen naast de auteurs Bovengenoemd. Haar coup d essai is een coup de maftre. Vooral daar waar ze door gein enkele eigenaardigheid aan Cremer in 't bij zonder herinneit, is ze voortreffelijk, want geheel oorspronkelijk. Daarom vind ik niet liet eerste stuk uit den bundel, A Ibel Geldzak met zijn apostrofen en moralisaties, het beste, maar voor 't overige zou mij de keus moeilijk vallen. Tintelen! van leven is De kraamvisite, koddig-waar De brief, aandoenlijk Jantien oei 't straatje, een wonder van plasticiteit Trinitje Meroakel, aangrijpend- verheven in zijn een vcud «Aurrwn A'*'.yV. Uit de laatste schets las ik enkele frag menten voor aan een vriend, die alleen Aibel (Htldzak kende, waarmee. hij niet dweepte; na de lectuur was hij van het talent van mevr. De Haas overtuigd. Trouwens, mi-n zou een Nurks moeten wezen om den humor van die schets, viij van alle banale, pez»chte.£r.ee=tiglieden, te miskennen. Een Nurks of een Groninger met een zwak voor zijn gewe-itgenooten. ook als ze ruw zijn en plat en goor f n berekenend. Want een mooi figuur hebben de Olie l'rundm in den regel niet en een mooi l i guur maken ze ook niet in den spiegel, dien mevrouw De Haas ons voor houdt. Ook hunne deugden zgn vaak gebreken met een verni-je. Als Teupke kraamv.isite heeft, is ze hartelijk en gul, maar luistert eens naar wat ze prevelt, als de ga ten weg zijn : Mooi was 't man, raoar 't het nog al wat koat. Ain half pond kontjes was mie geven, aiu half pond heb 'k kóft veur 'n kwartje en dan elk twei glaskes roo-branwien, 'n half pond znkker heb 'k köft veur 'n 'u stooter joa da's nait half op goan non en den room van twei kan melk en ieder bod anderhalf lood kóffieboonen in pot, da's drei, en den nog klontjes. Moar 'k heb ook twei poar hooskes kregen en 'n rokje. 't Ken doch nog genog oet leuf'ken meugelk krieg wie d'r ook nooit gain lurje-pötje weer bie"' . . . Dat willen ook wij maar hopon: haar be schaving en haar inkomsten veroorloven haar niet meer dan twee kinderen, ik zou liever zeggen: geen kinderen. De kijk dien we door inevrou v De Haas krijgen op 't Groninger platteland en z;jn bevolking, is over 't alge meen niet opbeurend, maar de herinneringen van de schrijfster zijn herinneringen uit baar jeugd. Misschien zijn de sociale toestanden intusjchen verbeterd en dwingt armoede niet meer tot berekenende zelfzucht. Misschien ! Hoe dit zij, aan de waarde der schetsen doet dit weinig af. Met de vtrschijning dezer genrestukjes kunnen we zoowel het publiek als de auteur van harte gelukwenschen. Deze perzik smaakt naar meer. Utrecht. _ W. PIK. oDJD£toe$tamleD in M Heul Cijfers en grafische voorstellingen. Deze uitgave van de Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische ingenieurs, nllllllllllllMIIMII M A N Ó R. Kaar het Duitsch, door E. d. B. I. Midden in de Noordelijke IJszee ligt een zaam en verlaten, even ver van Schotland, IJsland en Noorwegen, een proep van vijf endertig eilanden, de Fiir-öer genaamd, woest, rotsachtig, wolkomsluierd, vol van 't zwaar moedig gekrijsch der meeuwen, omspoeld door schuimende golven, bijna immer in nevelen gebuid. In het binnenland berg toppen, achttien honderd en tweeduiaend voet boven de zee; woeste rotsen ; donkere afgron den; dennenoer wouden ; ontelbare bronnen, die vaak van groote hoogte, brullend en «chuimend naar beneden storten, van rots blok op rotsblok. De oevers zy'n diep inge sneden door bochten en fjorden; bijna overal door ongenaakbare rotsen omringd. Rondom is de zee vol klippen ; hier en daar geheel en al versperd; vol draaikolken en wilde stroomingen. Zeventien zijn er maar bewoond. Strömöen Wagöz\jn slechts door een smalle sont gescheiden ; zwemmend kan men dieovereteken ; maar daarvoor moet men een kloek zwemmer zijn. Menige plaatsnaam herinnert nog tfan den tijd, toen op de Fiir-öer nog geen kerken verrezen waren en het oude geloof nog niet was uitgeroeid, b. v. Thorshavn aan de kust van Strömö. Strömöbeteekent etroomeiland. Op zekeren dag roeide van SUömüeen visscher met 7.;jn vijftienjarigen zoon de «pen zee in. Een storm stak op ; de boot feloegom ; de golven wierpen den zcontusschen de klippen van Wagö. Dat werd gezien door «en jongen schipper op Wagö. Hij sprong in <le golven, zwom tusschen de klippen door, is feitelijk riet anders dan eene omwerking van de laatst verschenen woning- en bewoningstarigtiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek, van de hand van den ingeeieur A. Kepplcr. Dit werkje heeft dus ook geen pretenties. Maar toch zijn de cijfers en grafische tabellen sprekend in hun eenvoud, waar mede zo ons voor oogen tooveren de woningellende van ons vaderlanJ, met zijn ruim 300.000 nkamer-wonin?en, waarvan weder n derde deel tot woonplaats ver strekt aan 5 of meer personen per woning. Met 20 i^Ct. der tweekamer-woningen is het niet beter gesteld, daarin worden 7 of meer personen per woning opgeborgen. Het werkjo houdt zich niet bo/isr niet den aard der woning, wat haar bewoonbaar heid betreft, het kan dit ook niet, want hierover bestaan slechts gegevens voor enkele plaatsen, door verschillende enquêtes verkregen. Voor Nederland in zijn geheel ontbreken die. Maar ook zonder toetsing aan de andere eischen van hygiëne, geven de hier verza melde cijfers en tabellen een compact beeld van de wouing-ellende in ons vaderland. Dit met grooter duidelijkheid onder de oogen van het publiek te hebben gebracht, dan mogelijk is door de cijferreek se n dor officieele statistiek, is de groote verdienste van deze bewerking. Moge zij onder veler oogen komen, in het bizonder onder die van de zeer talrijke gemeentebesturen, die tot nu in gebreke bleven de woningwet toe te passen «en die dus daardoor verantwoordelijk worden voor het nog ianger voortbestaan dezeronmenschwaardige toestanden. Het werkje moge hun een memento" zijn. Jubeleum-Rembrandt. De firma Jos. NIKS & Co. te Haarlem, geeft in 3 eeriön prentbrieikaarten uit, ieder van 12 reproducties, in facsimilénaar orifciiieele teekeuingen. NIEUWE UITGAVEN. Calulotjue d'une Bibliothèque précieuse sur Xapolé'i> I et l'histoire de «on temps, g nC'alo^ie?liérald'que. Almanachs historiques et littéraires de 17SO?Ihlö. Sciences tnilitai/es, historiques derégiments. Littératureet moeurs du ISe siècle. Beauz-Arts, histoire de Tart du Japon, dont la vente auralieu au 5 au 11 avril 190(>. La Haye, Van Stockum's Antiquariat. (J. B. J.Kerlinj.). 150 tfifnunymes Pefiuitions et exercices d'appliratinn u l'u?agre <les cunditiats an brevet do Prdfefseur de francais (Kuseignement se condaire) par I. M. J. HOOG. Uitga-ve J. B. Wolters., Groningen. Voornpoed of Armoede rnr/r on:e Nationnle Arbiidenbevtjlking door E. R. te Maastricht. Brochure aangeboden aan H. M. de Koningin, alsook aan de Ie en 2e kamer de .Siaten Generaal, met verzoek mede te werken tot verkrijging van herziening der wet op invoer rechten en tot wederinvoering der d ll'urentieele rechten in ome koloniën. (Zie vervolg op pag. 10.) Inhoud van Tijdschriften. Sociaal technische vereeniging voor demo cratische ingenieurs en architecten". Woningtoettandtn in Nederland, cijfers en graphische voorstellingen, bewerkt naar de woning-sta tistiek van 31 Dec.lS'Jt). Rotterdam, W. L, en J. Brusse. D mr dr.igt gevaar. Een boek voor meisjes van 16 jaar en daarboven, «loor Mevrouw Dr. F,MMA F. A. DRAKE. Uitgave Höveker & Wormser te Amsterdam. //(t oude Tmla'nent. - Naar de Leidsche vertaling met verkorte inleidingen en toe lichtingen bewerkt door J. HOOYKAAS, Ptedikant te Amersfoort, onder toezicht van Prof. H. Oort. Afl. 3, 4 en 5. Uitgave Boekh. en Drukkerij voorheen E. J. Bri i te Leiden. De Aarde inhwir lulken,Ro. 15. Hoojdblid: Indrukken v..n Finland, door jonkvrouwe (Jlara Engelen. Van het Grieksctie konings huis1. Hijblail: Gla l ijs voor diplomaten. Een Nederlandsche op reis in Lapland. Grindelwald brj maneschijn. Geschiedschrijversvreugdo. Een mislukte beritocht. Zedeles aan op reis gaanden. Ruis van den hertog der Abruzztn. De best bewaakte mensch. Feuilleton. Eigen Haard, No. 12: De kinderen van Warmelo, door L. *E. L, Hut kind vsn Staat, door Fr. do W. H., met portretten. Nederlaad voor honderd jaren, iLior Generaal Wüppermann. (Slot). Een toch'ju naar het Tobameer, door Si Ano. met afb. liet koninklijk bezoek aan het overstroomde Zee land, met fut o's van den heer Wou. er Cool. Feuilleton. greep het drijvende lichaam en bracht het op t land. Toen zette hij zich op ten rotsblok, en hield den van kou verstijfde op x.ijn fclmot, in zijn armen. Opeens sloeg de^.e de oogen op. Schipper; Hoe heet je V" Jongt- u : Har; ik ben fan Strömö.'' Hij roeide hem de sont over naar Ström terug en bracht hem naar Lara, zijn moeder. Dankbaar omhelsde de jongen bij 't afscheid zijn redder. De vader werd dood door de golven aan land gespoeld. De schipper heette Manor. Hij had geen ouders meer en was vier jaar ouder dan Har. Hij kreeg hem lief en verlangde er naar hem weer te zien. Soms roeide hij dan over naar trörnöof zwom, toen het zomer werd, door de lauwwarme golven, als 't dagwerk gedaan was. Har liep naar den oever, beklom een hooge klip, en wuifde met zijn doek, aly hij in de verte Manor's bootje zag komen. Dan bleven zij bij elkaar, een of twee uur lang. Bij kalm weer roeiden zy de zee in en zongen matrozenliedjes. Of zij kleedden zich uit en doken in de golven, en zwommen naar de zandbank, die tegenover de kust lag; en de robben, die zich koesterden in liet warme zand, vluchtten. Of zij gingen naar het donker groene woud met zijn hooge denntn, wier ruischende toppen verkondden Thor's taal, of zaten neder op een steen, onder de takken van een ouden beuk. Dan praatten ze samen, en maakten plannen. Als er eens een schip kwam, dat op de walvis-ehvangst ging, dan zouden zij beiden meegaan. En als zij zoo op den steen zaten, dan sloeg Manor zijn arm om Har's schouders, en noemde hem .,Min Jong", en de jongen kende niets heerlijkwrs, dan dat Manor hem zoo omarmde. Als het erg laat was, wanneer hij kwam, dan liep hij stil naar het vlierboechje dat Hars ven ster beschaduwde en tikteaan het raam. Har werd wakker en sloop naar buiten, naar hem toe. Hrj voelde zich zoo gelukkig, als hij bij Manor kón zign. Boiintaaï? In den nieuwen jaargang van zijn Hou. Revue weidt de tieer Frans Nelscher in 't kort uit over onze tijdschriften, en aan't eind van zijn al heel weinig zeggend betoogje vindt hij een transfugio sanguinus letteraris" gewenscht ' Mijnheer de Redacteur, misschien is een van uw lezers in staat me mee te deelen wat voor taal dit is. Er is eenige overeeneenkouist waar te nemen met het Latijn, en als ik mij niet vergis, zij t gij ook met die taal bekend. Ge weet dat ik ook nog al eens in vreemde talen heb rondgekeken; maar heusch, deze Nelschertaal pu/.zles me". We mogen toch niet veronderstellen dat een ernslig, deaelijk, realistisch-gedokunienteerdwetenschappelijk man als de heer Netscher, die heeleuiaal alleen de Hult. Htvue redigeert, zoo maar wat neerschrijft of uit zijn geachten duim zuigt, niet waar? L' zult daarom zeker wel zoo goed willen zijn, mijnheer de Redac teur, een kolom beschikbaar te stellen voor de verschillende verklaringen die van 's heeren Netschers woorden mochten inkomen. A pro pos, mijnheer de Redacteur, als u nog eens eigenaardige staaltjes van ei gen aardig Ne Ierland^ch en Fransch (?un monsieur quelqu' onque") wilt ontmoeten, lees dan eens de karakterschets van Vau der Zwaag. 't Is wel een eigenaardig genoegen en origineel ver maak zoo bekarakterschetst te worden ! Men zou zoo zeggen dat er g^en iagere school in Santpoort is. Nog een viaag: wat zegt'sheeren Netschers letterkundige | atroou hier wel van? EDWAKD B. KOSTER. IIIMMHHIHflIllllllimiMimlIMmHIIMIIIIlMltlllllIJMHtlllllilllMMI VOOR DAMES. Dii nstttot CE-M ere. i. Voor 't raam van de huiskamer zaten ze bij elkaar, tante Anuemie en nicht Nelly ; en 't was zoo A-at Oude Tijd tegenover Nieuwe Tijd. In voorkomen nl., tn. ook 'n beetje in be grippen. Oe jonggetrouwde nicht had maar even willen overwippen, om 't recept van ten zandtaart te halen, maar vóór ze 't wist was het gesprek op dienstboden gevallen en daar gingen de tongen ! als stroomend water. Tante was n levende antiquiteit. De huis kamer, hiiar huiskamer, geleek een hoekje van ten oudheidknu lig museum, zij zelve een vergroot voorvaderlijk familieportret, levend geworden. En hoe goed zij in dat milieu paste! Een beknopt mutsje van zwarte kant bedekte haar grijzend haar. en tevens de kale pltk op haren schedel; een toertje omüjsite haar gedicht dat al een beetje perkamentachtig begon te worden, en paste wonderwel bij den stalen bril met groote glazen. Zij droe^ een zwartzijden japon van grootmoederlijkeu snit en daarover een dito voorschoot, polsmofjes aan de gerimpelde handen, een ouderwetsch wit kraagje en l-arnsteenen speld. Vóór haar, op de theetafel, lag haar schild padden brillehuisje met zilver gemonteerd, haar groen/.ijden beiirsje met kraaltjes, haar peperuaumdoosje, ilucon en sleutelring, ter wijl uit de half geopende reticule aan haar zij een paar breinaaldeu staken, de uiteinden zorgvuldig bestoken met zilveren klo.jjjjes opdat ze niet door stof en voering heen zouden boreu. 't Was eeu type ' dal denken deed aan de tante van Potgieter ; en had zij ook nog den fuuneuzeii ivoren oracelet be zeten, het signalement van deze twee ware niet slecht ovfreengt komen. De jonge dame iu deii crapauJ naast haar was iets modems. Zij droeg liet haar met een vervaarlijken kuif; Riktst met de kuit" zouden de vriendinnen haar genoemd hebben, ware zij niet van Je sexie" geweett. Haar reseda-kleurige japon sloot aan den hals met een geploohlen Alaria Stup.rt-kraag, of liever: boord Had zij niet zulke mooie armtri ge had, zij had stellig geen halve mouwen ge dragen, misschien ook niet de fraaie arm banden, op een waarvan een klein-medaillonhorloge prijkte. Beschuitkleurige laarsjes kwamen onder den rand van haren robe ductiesse te vo-ir-chiju en keuiig 'aten haar de witglacéhandschoenen, welke zij naar 't tcheen vergat af te leggen 'c Mocht gezegd worden dat zij aan den frans :hen stelregel voldeed : bien co.U'ée, bien gautée, bien chaussée." E< n ceintuur van zacht leder om sloot hetgeen de dichters leest" gelieven te roemen ; een nieuwerwttsch taschje, bever bont met doiver^uide knip, hing van 't cein II Eens op een dag, kwam er een Deensche driemaster, die ankerde in de veilige bocht van VVagöt n matrozen zocht voor een vaart van twee maan Jen, ter nalvischvangst. Manor ging aan boord. De slanke, jeugdig-frissche jonden werd dadelijk aangenomen. Har wilde mee ala scheepsjongen. Maar Lara zei jam merend : Je bent mijn eenig kind. De zee heeft je vader al verslonden. Wil jij uae nu ook verlaten?" Har bleef. Manor ging. Het schip lichtte liet anker. Twee maanden waren voorbij gegaan. Het begon al winter ie worden. Har beklom zijn klip en staarde in de verte; en op een mor gen ?ag hij het schip komen en zwaaide vroolijk niet zijn doek. Maar het weer was stormachtig ; de branding stond fel. Het schip biniude op de bocht van Wagöaf. Waar 't kon Wagöniet bereiken, sloeg uit elkaar op de gevaarlijke rillen van Stiörnö, en strandde voor Har's oogen. Hij zag hoe de schipbreukelingen worstelden niet de golven. Een zag hij onder hen, die met krachtigen arm een plank greep, maar in 't volgende oogenblik met de plank in de kokende branding werd neergezogen. Hij kende hem. Het was Manor. Vele lijken werden door den vloed aan gebracht. Men spreidde stroo uit op het strand, en daarop legde men ze, lijk naast lijk. Har hielp mee en zocht onder al de lichamen. Toen bracht men Manor's lijk, en legde het neJer op het stroo. !>aar lag hij nu voorhetn,. met natte haren, w aaruit zeewater droop, niet gesloten oogen, koud, met bleeke lippen en bleeke wangen, waaruit het bloed geweken was, slank van gestalte, dood zelfs nog mooi om te zien. Dus moet ik je zóó weerzien, Manor 1:' riep Har uit, en hij wierp zich snikkend op het dierbare lichaam en nog n oogenblik smaakte hij het genot der omhelzing. Men bracht de lijken naar den anderen oever van de sont, en begroef ze nog den zelfden dag in de duinen van Wagö. tuur en verborg, naar den bultigen vorm te oordeelen, allerlei kleine schatten. Stellig geen breinaalden met zilveren klompjes en elastiekje. ... Dat geklaag over de dienstboden l och, dat is altijd zoo geweest", zei tante, en keek tegelijk in 't spionnetje naar haar eigen dienst bode op straat. Die op haar beurt weer keek naar de jongens", in plaats van voort te maken met net buitenwerk. In mijn tijd klaagden de huismoeders zoo goed als nu, en spraken ook al over den vroegeren tijd, toen alles zooveel beter was. 'k Geloof dat die tijd eigenlijk prehistorisch waa. Lees maar eens onze oude romans lees b.v. Wdlem loevend van de dames Wolu' en Deken ; daar zul je vinden hoetanteMarthareedsklaa.de dat men nu (d. i. omstreeks 17S4; niet half zooveel van de boojen kan gedaan krijgen als in de oude tijd". En hoe ze aan Daatje Ky/.ig schreef dat haar man dacht dat zij met de meiden gekeven had, zoo ontsteld was ze; waarop zij hem geantwoord had : Man, ik laat de meiden drijven en zeilen; het zijn agterenden van beulen, daar niet mee is te beginnen." En wil je 't nog hooger ophalen; reeds een eeuw vroeger, in 1682, verscheen er te Amsterdam een boek onder den titel Keren duyrelen, regecretid?, en vervoerende de htdendaa^sche d'eiistme'him. Dus, dat was toen ook al zoo. Het gaat met die meidengeschiedeiiis van het potje in het pannetje, maar de soep blijft dezelfde." Ja, en de soep is slecht", pruilde nicht. . Ten minste nog iets slechter dan vroeger, zooveel wil ik toegeven", zei tante. In mijn jungen tijd zouden de meiden er b.v. niet aan gedacht hebben zich te kleeden zooals ze nu dotn. Hier, te Amsterdam, droegen ze vee!al jak en rok van paarsch katoen met spikkeltjes, een gesteven kornetmun, trypen pantoffels en witte kousen. Ze hielden veel van goud ; 't was hun glorie om een gouden ketting te hebben, gouden oorbellen, kerkboek met gouden slot, bloedkoralen snoer met dito, en ik zal niet zeggen dat ze aan zulke fierlefirttjes niet te veel geld besteedden; geld dat Ke liever naar de spaarbank hadden moeten brengen. Maar hun linnenkast mocht gezien worden, en van hun loon, dat bij den ge goeden burgerstand niet meer dan ? 40 was, ijielden ze over. Terwijl tegenwoordig och, rui zit de boel vlak op /,ij. De seven duyvelen" Hoogmoed, Spilzucht, Luiheid, en! zitten er nu weer dik in, en ik ben niet zeker dat er niet nog zeven bij zijn gekomen." Ja maar, tante, dat ligt ook wel eens aan de mevrouwen zelve. Ik ken hier op de Heerengracut een familie, waar de meiden een keuken hebben als de inodeikeuken van de tent jonsttlling, en nog een bijkeuken die er uitziet als em burgerlijk salet: pendule, wipstoelen. . .." Wipjen zou ik ze'1, pruttelde tante. Weet je vel, Neellje ( k kan met dat Nelly ' niet best overweg; dat <iie wip.-toelen en pendule "nauw verban l houden met het feit, dat de boeren in de provincie geen meiden meer hebben om het vee te melken ?" Geen wonder, met zulke loon en', zei nicht, ? 15U en f 175 's jaars met veel verval, waschgeld, kermisj'ooi, .St. N ie jlaasfooi, Xieu .vjaarsfooi, en alle dagen papueke-vet, Want men weet wel hoe pauw die tueidt n het over een kale boel" hebben, t n boe gauw ze aan de deur of bij den kiuideiiur een gezin in opspraak kunnen brengen. Daarom geeft men hun in 's vredesraam maar van alles mee; trouwens, als ze 't niet kregen, dan. zouden ze 't wel riemen. Maar nu vraag ik, wanneer zulke meiden eens in een minder i ovale dienst komen, of ze niet ontevreden zullen wezen, of ze niet allerlei pretenties zullen heboen ? Zu'ke ri_,ke lui bederven de markt voor 'n ander." Wel, ik wil toese en dat er veel mevrou wen zijn die de meiden in.lerdaa>i bederven, uit zwakheid, uit vrees voor opspraak, uit gemakzucht ('u and-T woord vorr luiheid) of door het slechte voorbeeld. Wanneer He mei den b.v. zim hoe mevrouw en de jnil'ers steeds den mond vol hebben over modes, en opschik, dan worden ze allicht net zoo. De dagelijksche omgang blijft niet zonder invloed; wie zich aan een ezel wrijft, krijgt er haren van. Maar dat neemt nut weg dat het tegen woordig geslacht van dienstboden etn ver keerd geslacht is ; een geslacht a's waarvan ile bijbtl spreekt, welks tanden zwaar.len en welks baktandeu messen zijn." D. w. z. dat hun mon i een guillotine is voor iederen goeden naam. .. Zie nu eens aan, nu pruttelt u nog harder dan ik!" Jawel, kind, maar ik houd ook al zoo'n slor dige vijftig jaar dienstboden, jij nog niet eens vijftig weken, en dan moet ik zeggen dat er 'n hee( verschil is met vroeger, en dat ik III. Somber en zwijgend zat dien avond Har in de hul. L;ira wilde hem troosten, maar hij wilde geen troost; hij vervloekte de goden. Hij ging naar bed, maar kon niet inslapen. Tegen middernacht viel hij in lichten sluimer. Opeens wekte hem een geruisch Hij keek op. 't Was buiten, aan 't raam. De takken van den vlier>truik kraakten en het rit selde in zijn dioge blaren. Het venster werd geopend ; een gestalte klom raar binnen. Ha! Hij kende die gestalte.' Trots de dui sternis had hij haar dadelijk herkend! Met langzame schreden kwam zij nader, legde zich bij hem in 't bed ; hij sidderde ; maar hij weerde haar niet af. iij streelde hem de wangen, maar de hand was koud, o I zoo koud, zoo koud! Hij lilde als van koorts. Zij kuste den warmen, weeken jongensmond niet ijskoude lippen. Hij voelde de natte kleeren; nat haar hing over het voorhoofd. Ontzetting doorhuiverde hem. Maar met genot was die gemengd. De gestalte zuchtte. Het klonk alsof zij zeggen wilde: Het verlangen dreef mij tot je! Ik vind geen rust in mijn grafi ' Hij durfde niet spreken. Nauwelijks durfde hij ademhalen. En reeds verhief de gestalte zich. Zij zuchtte als wilde zij zeggen : Nu moet ik weer terug!' Zij klom op de vensterbank; verdween zooals zij gekomen was. Manor is hier geweest,' sprak Har zacht in zichzelf. Dienzelfden nacht was een visscher van Strömöbuiten in de sont met zijn boot. De zee lichtte. Van zijn roeispaan spatten glanzende vonken. Daar hoorde hij, kort voor midder nacht, een wonderlijk geruisch. Hij zag hoe iets de lichtende golven kliefde, waai van hij de gestalte niet kon onderscheiden, maar met de snelheid van een grooten visch en in de richting van Strömö. Een visch was het niet, zooveel kon hij in 't donker wel zien. Den volgenden nacht kwam Manor weer, mijne ervaringen uit den laatsten tijd niet. licht zal vergeten." Keetje! (hier schoof tante het raam even op) komt die stoep vandaag nog klaar?" Daarna, tot du bezoekster ziek keerende: Dat is nu de derde leverancier, met wiea ze den tijd verpraat en ondërwyl staat het deksel op den waterketel te dansen, zoo laat ze het gas verbranden, 't Gaat van hen niet af. De <aak is: zij houdt niet van de sclirobberij, en heeft mij al te verstaan .gegeven dat ik daarvoor de, glazeuwasscherij moest halen.Ver beeld je, een glazenwasscher voor eeri stoep] Wat men al niet beleeft als men oud,wordt, zei de hek*, toen moest ze verbrand worden. Nu, zoover ig 't met mij nou niet, en eea heks ben ik voor mijne meiden nooit geweest, maar ik sla ten gat in 'ie lucht als ik die pretenties zie, en die kleeding. Liefst eea 'naüaperij van het verpleegsterkostuiim: 'a diensljapon van blauw keizerslinuen met een witten boezelaar met kiuisbanlen en Hijve witte boord en tulle mutsje. Mijn vorige meid droeg er zelfs Cléo-haar bij.'t Was de doch te; van een water- en vuur-vrouw uit de St. .lacobstraat, en als ik haar 's Zondags zag uitgaan, dan dacht ik wel eens: als men de koe niet kemie, dan zou men niet weten waar het kalf vandaan kwam Hoe zag dat kalf er dan uit?" informeerde nicht belangstellend. Nu, met 'n struisveer op de- hoed en chevreau rijglaaisjes en een taille -mantel vaa geplet mantelpluche och, die kr.n jv tegen woordig op de uitverkoop al voor 'n tientje krijgen. Hunne moyem veroorloven hun best c/ïcciamis 40 c e n t B per regel. Gedeponeerd Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTRAYT 8. Depots: v. Baerlestraat 38, Joh. Verhulststraat 105, Ferd. Bolstraat 4. Weesperajde 74, Plantage Kerklaan 15, Tilanusstraat ,So, Vou Zesenslraat 29,Watergraafsmeer: Breedeweg L Ie Helniersstr, 201, Ie Const. Huygensstr. 92, de Clercqstraat 8, Nassankade 304<i, Marnixstraat 257, Haarl.dijk 20, 2e Tuind warsstraat 2. cht Victoriawate; OBERLAHNSTEir cht Victoriawate, OBERLAHNSTEIN. BOUWT t. NUNSPEET o/d. VELUWE, Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet. iimiiiMimiiiiiiMitiiiiiiiMMiiimnniift, ijskoud evenals gisteren, maar verlangender. Hij omhelsde den knaap met koude armen; kuste hem op wingen en mond, legde het hoofd aan zijn zachte borst. Har sidderde. Zijn hart klopte hoorbaar onder die innige omhelzing. En juist op dat kloppende hart legde Manor zijn hoofd. De lippen zochten den zacht zweilenden heuvel boven het hart, die door het kloppen bewoog. Daar begon tij te zuigen, verlangend en dorstig, als een zuigeling aan de moederborst. Maar reeds na eeriige oogenblikken hield hij op; hij verhief zich en verdween, 't Was Har te moede, alsof een zuigend uier zich aan hem had volge cogen. Ook dezen nacht was de visscher weer bezis< in de sont. Juist op 't zelfde uur als gisteren, hoorde hij het ruischen weer. 't Kwam nu vlak langs hem. In 't bleeke maanlicht kon. hij 't onderscheiden: het was een zwemmend ?men>~ch. Liggend op de rechterzijde zwom hij, zooals soms matrozen zwemmen, maar hij had een doodshemd aan. De zwemmer scheen hem in 't geheel met op te merken, hoewel hij het gezicht naar hun toegewend hield. Hij zwom met gesloten oogen. liet schouwspel bracht den visscher zoo van streek, dat hij zijn uitgeztt net inhaalde en wegroeide. Ouk de volgende nachten kwam Maror weer. Soms omhelsde hij den jongen in zijn slaap. Want nu en dan overmande Har de slaap, vóór Manor kwam. Hij ontwaakte dan in zijn omhelzing. Telkens weer zochlen d« lippen den weeken heuvel boven het hart» AU het dag werd, zag Har soms, datuitzija linkerborst nog een klein bloeddrupp h je parelde. Hij veegde het met zijn hemd af. Ook was al eens van zelf een drupje in zijn heind geloopen. Alleen in den nach', dat het volle maan was, kwam Manor niet. (Slut volgt}..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl