Historisch Archief 1877-1940
N®. 1500
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V-OOR NEDERLAND.
BOÈKAANKONDIGIRG.
T. K. E. DB H-AAS OKKEN, Olie Vrienden
in Ofonnegerland. Leeuwarden, Meyer
en Schaafsma.
B^J drijven van Friezen en andere
stijfkoppen, die ons klein Nederland nog willen
verbrokkelen en in bun gewestelijk idioom
de (aal zien,- heeft mjjn sympathie niet. Zelfs
«Ie schetsen en verhalen van een machtig
talent als St^jn Streuvels bekoren mg, afge
zien van de artisticiteit, meer door hun sociale
Insteekenis dan door hun particulariteit en
dus singulierheid Maar 'k stem toe dat er
gebnrrn dialectschrüvers zijn, auteurs die
alleen in en door hun gouwspraak zich artisten
toonen. Het lijkt wel of hun waarnemingen
en voorstellingen zich zooJanig hebben
verVonden met de taal, die ze als kinderen
hebben gepraat, dat ze daarvan onafscheidelijk
zijn. En hoewel ze, juist door den blik, dien
ze op hun ge westgen ooten hebben, blijk geven
?liocfe te staan boven het ontwikkelingspeil
vrn dezen, voelen ze met hen mee en be
grijpen. Fritz Reuter, Cremer, Hollidee,
Seipgens om een paar zeer bekende te
noemen ze bleven, niettegenstaande de
ernstige gebreken "waarmee hun werken zijn
behept, kunstenaars, grooter naarmate ze
minder sentimenteel, minder nederbuigend
vriendelijk, minder moraliseerend. mirder
gewild-geestig, minder banaal zijn. Er is, ook
in liet leven van onze eenvoudige landelijke
.uiden, zooveel lief en zooveel leed, zooveel
zelfzucht en zooveel opoffering, zooveel wat
afkeer wekt en bewondering, zooveel humor,
dat het getrouwe nateekenen en Uitbeelden
daarvan door kunstenaarshand, voldoende is
om fchilderyfjes te ereven vol geest en leven".
Ik aarzel geen oogenblik mevrouw De Haas
«?en plaats aan Ie wyzen naast de auteurs
Bovengenoemd. Haar coup d essai is een coup
de maftre. Vooral daar waar ze door gein
enkele eigenaardigheid aan Cremer in 't bij
zonder herinneit, is ze voortreffelijk, want
geheel oorspronkelijk. Daarom vind ik niet
liet eerste stuk uit den bundel, A Ibel Geldzak
met zijn apostrofen en moralisaties, het beste,
maar voor 't overige zou mij de keus moeilijk
vallen. Tintelen! van leven is De kraamvisite,
koddig-waar De brief, aandoenlijk Jantien oei
't straatje, een wonder van plasticiteit Trinitje
Meroakel, aangrijpend- verheven in zijn een vcud
«Aurrwn A'*'.yV.
Uit de laatste schets las ik enkele frag
menten voor aan een vriend, die alleen Aibel
(Htldzak kende, waarmee. hij niet dweepte; na
de lectuur was hij van het talent van mevr.
De Haas overtuigd. Trouwens, mi-n zou een
Nurks moeten wezen om den humor van die
schets, viij van alle banale,
pez»chte.£r.ee=tiglieden, te miskennen. Een Nurks of een
Groninger met een zwak voor zijn
gewe-itgenooten. ook als ze ruw zijn en plat en goor
f n berekenend. Want een mooi figuur
hebben de Olie l'rundm in den regel niet en een
mooi l i guur maken ze ook niet in den
spiegel, dien mevrouw De Haas ons voor
houdt. Ook hunne deugden zgn vaak gebreken
met een verni-je. Als Teupke kraamv.isite
heeft, is ze hartelijk en gul, maar luistert
eens naar wat ze prevelt, als de ga ten weg
zijn : Mooi was 't man, raoar 't het nog al
wat koat. Ain half pond kontjes was mie
geven, aiu half pond heb 'k kóft veur 'n
kwartje en dan elk twei glaskes roo-branwien,
'n half pond znkker heb 'k köft veur 'n
'u stooter joa da's nait half op goan
non en den room van twei kan melk en
ieder bod anderhalf lood kóffieboonen in pot,
da's drei, en den nog klontjes. Moar 'k heb
ook twei poar hooskes kregen en 'n rokje.
't Ken doch nog genog oet leuf'ken meugelk
krieg wie d'r ook nooit gain lurje-pötje weer
bie"' . . .
Dat willen ook wij maar hopon: haar be
schaving en haar inkomsten veroorloven haar
niet meer dan twee kinderen, ik zou liever
zeggen: geen kinderen. De kijk dien we door
inevrou v De Haas krijgen op 't Groninger
platteland en z;jn bevolking, is over 't alge
meen niet opbeurend, maar de herinneringen
van de schrijfster zijn herinneringen uit baar
jeugd. Misschien zijn de sociale toestanden
intusjchen verbeterd en dwingt armoede niet
meer tot berekenende zelfzucht. Misschien !
Hoe dit zij, aan de waarde der schetsen
doet dit weinig af. Met de vtrschijning dezer
genrestukjes kunnen we zoowel het publiek
als de auteur van harte gelukwenschen. Deze
perzik smaakt naar meer.
Utrecht. _ W. PIK.
oDJD£toe$tamleD in M Heul
Cijfers en grafische voorstellingen.
Deze uitgave van de Sociaal-Technische
Vereeniging van Democratische ingenieurs,
nllllllllllllMIIMII
M A N Ó R.
Kaar het Duitsch, door E. d. B.
I.
Midden in de Noordelijke IJszee ligt een
zaam en verlaten, even ver van Schotland,
IJsland en Noorwegen, een proep van vijf
endertig eilanden, de Fiir-öer genaamd, woest,
rotsachtig, wolkomsluierd, vol van 't zwaar
moedig gekrijsch der meeuwen, omspoeld
door schuimende golven, bijna immer in
nevelen gebuid. In het binnenland berg
toppen, achttien honderd en tweeduiaend voet
boven de zee; woeste rotsen ; donkere afgron
den; dennenoer wouden ; ontelbare bronnen,
die vaak van groote hoogte, brullend en
«chuimend naar beneden storten, van rots
blok op rotsblok. De oevers zy'n diep inge
sneden door bochten en fjorden; bijna overal
door ongenaakbare rotsen omringd. Rondom
is de zee vol klippen ; hier en daar geheel
en al versperd; vol draaikolken en wilde
stroomingen. Zeventien zijn er maar bewoond.
Strömöen Wagöz\jn slechts door een smalle
sont gescheiden ; zwemmend kan men
dieovereteken ; maar daarvoor moet men een kloek
zwemmer zijn. Menige plaatsnaam herinnert
nog tfan den tijd, toen op de Fiir-öer nog
geen kerken verrezen waren en het oude
geloof nog niet was uitgeroeid, b. v. Thorshavn
aan de kust van Strömö. Strömöbeteekent
etroomeiland.
Op zekeren dag roeide van SUömüeen
visscher met 7.;jn vijftienjarigen zoon de
«pen zee in. Een storm stak op ; de boot
feloegom ; de golven wierpen den zcontusschen
de klippen van Wagö. Dat werd gezien door
«en jongen schipper op Wagö. Hij sprong in
<le golven, zwom tusschen de klippen door,
is feitelijk riet anders dan eene omwerking
van de laatst verschenen woning- en
bewoningstarigtiek van het Centraal Bureau
voor de Statistiek, van de hand van den
ingeeieur A. Kepplcr.
Dit werkje heeft dus ook geen pretenties.
Maar toch zijn de cijfers en grafische
tabellen sprekend in hun eenvoud, waar
mede zo ons voor oogen tooveren de
woningellende van ons vaderlanJ, met zijn
ruim 300.000 nkamer-wonin?en, waarvan
weder n derde deel tot woonplaats ver
strekt aan 5 of meer personen per woning.
Met 20 i^Ct. der tweekamer-woningen is
het niet beter gesteld, daarin worden 7 of
meer personen per woning opgeborgen.
Het werkjo houdt zich niet bo/isr niet
den aard der woning, wat haar bewoonbaar
heid betreft, het kan dit ook niet, want
hierover bestaan slechts gegevens voor
enkele plaatsen, door verschillende enquêtes
verkregen.
Voor Nederland in zijn geheel ontbreken die.
Maar ook zonder toetsing aan de andere
eischen van hygiëne, geven de hier verza
melde cijfers en tabellen een compact beeld
van de wouing-ellende in ons vaderland.
Dit met grooter duidelijkheid onder de
oogen van het publiek te hebben gebracht,
dan mogelijk is door de cijferreek se n dor
officieele statistiek, is de groote verdienste
van deze bewerking.
Moge zij onder veler oogen komen, in
het bizonder onder die van de zeer talrijke
gemeentebesturen, die tot nu in gebreke
bleven de woningwet toe te passen «en die
dus daardoor verantwoordelijk worden voor
het nog ianger voortbestaan
dezeronmenschwaardige toestanden. Het werkje moge hun
een memento" zijn.
Jubeleum-Rembrandt.
De firma Jos. NIKS & Co. te Haarlem, geeft
in 3 eeriön prentbrieikaarten uit, ieder van
12 reproducties, in facsimilénaar orifciiieele
teekeuingen.
NIEUWE UITGAVEN.
Calulotjue d'une Bibliothèque précieuse sur
Xapolé'i> I et l'histoire de «on temps, g
nC'alo^ie?liérald'que. Almanachs historiques et
littéraires de 17SO?Ihlö. Sciences tnilitai/es,
historiques derégiments. Littératureet moeurs
du ISe siècle. Beauz-Arts, histoire de Tart du
Japon, dont la vente auralieu au 5 au 11 avril
190(>. La Haye, Van Stockum's Antiquariat. (J.
B. J.Kerlinj.).
150 tfifnunymes Pefiuitions et exercices
d'appliratinn u l'u?agre <les cunditiats an brevet
do Prdfefseur de francais (Kuseignement se
condaire) par I. M. J. HOOG. Uitga-ve J. B.
Wolters., Groningen.
Voornpoed of Armoede rnr/r on:e Nationnle
Arbiidenbevtjlking door E. R. te Maastricht.
Brochure aangeboden aan H. M. de Koningin,
alsook aan de Ie en 2e kamer de .Siaten
Generaal, met verzoek mede te werken tot
verkrijging van herziening der wet op invoer
rechten en tot wederinvoering der d
ll'urentieele rechten in ome koloniën.
(Zie vervolg op pag. 10.)
Inhoud van Tijdschriften.
Sociaal technische vereeniging voor demo
cratische ingenieurs en architecten".
Woningtoettandtn in Nederland, cijfers en graphische
voorstellingen, bewerkt naar de woning-sta
tistiek van 31 Dec.lS'Jt). Rotterdam, W. L, en
J. Brusse.
D mr dr.igt gevaar. Een boek voor
meisjes van 16 jaar en daarboven, «loor
Mevrouw Dr. F,MMA F. A. DRAKE. Uitgave
Höveker & Wormser te Amsterdam.
//(t oude Tmla'nent. - Naar de Leidsche
vertaling met verkorte inleidingen en toe
lichtingen bewerkt door J. HOOYKAAS,
Ptedikant te Amersfoort, onder toezicht van
Prof. H. Oort. Afl. 3, 4 en 5. Uitgave Boekh.
en Drukkerij voorheen E. J. Bri i te Leiden.
De Aarde inhwir lulken,Ro. 15. Hoojdblid:
Indrukken v..n Finland, door jonkvrouwe
(Jlara Engelen. Van het Grieksctie konings
huis1. Hijblail: Gla l ijs voor diplomaten.
Een Nederlandsche op reis in Lapland.
Grindelwald brj maneschijn.
Geschiedschrijversvreugdo. Een mislukte beritocht.
Zedeles aan op reis gaanden. Ruis van den
hertog der Abruzztn. De best bewaakte
mensch. Feuilleton.
Eigen Haard, No. 12: De kinderen van
Warmelo, door L. *E. L, Hut kind vsn
Staat, door Fr. do W. H., met portretten.
Nederlaad voor honderd jaren, iLior Generaal
Wüppermann. (Slot). Een toch'ju naar
het Tobameer, door Si Ano. met afb. liet
koninklijk bezoek aan het overstroomde Zee
land, met fut o's van den heer Wou. er Cool.
Feuilleton.
greep het drijvende lichaam en bracht het
op t land. Toen zette hij zich op ten rotsblok,
en hield den van kou verstijfde op x.ijn fclmot,
in zijn armen. Opeens sloeg de^.e de oogen op.
Schipper; Hoe heet je V"
Jongt- u : Har; ik ben fan Strömö.''
Hij roeide hem de sont over naar Ström
terug en bracht hem naar Lara, zijn moeder.
Dankbaar omhelsde de jongen bij 't afscheid
zijn redder. De vader werd dood door de
golven aan land gespoeld. De schipper heette
Manor. Hij had geen ouders meer en was
vier jaar ouder dan Har. Hij kreeg hem lief
en verlangde er naar hem weer te zien.
Soms roeide hij dan over naar trörnöof
zwom, toen het zomer werd, door de
lauwwarme golven, als 't dagwerk gedaan was.
Har liep naar den oever, beklom een hooge
klip, en wuifde met zijn doek, aly hij in de
verte Manor's bootje zag komen. Dan bleven
zij bij elkaar, een of twee uur lang. Bij kalm
weer roeiden zy de zee in en zongen
matrozenliedjes. Of zij kleedden zich uit en doken in
de golven, en zwommen naar de zandbank,
die tegenover de kust lag; en de robben,
die zich koesterden in liet warme zand,
vluchtten. Of zij gingen naar het donker
groene woud met zijn hooge denntn, wier
ruischende toppen verkondden Thor's taal,
of zaten neder op een steen, onder de takken
van een ouden beuk. Dan praatten ze samen,
en maakten plannen. Als er eens een schip
kwam, dat op de walvis-ehvangst ging, dan
zouden zij beiden meegaan. En als zij zoo op
den steen zaten, dan sloeg Manor zijn arm
om Har's schouders, en noemde hem .,Min
Jong", en de jongen kende niets heerlijkwrs,
dan dat Manor hem zoo omarmde. Als het
erg laat was, wanneer hij kwam, dan liep hij
stil naar het vlierboechje dat Hars ven
ster beschaduwde en tikteaan het raam. Har
werd wakker en sloop naar buiten, naar hem
toe. Hrj voelde zich zoo gelukkig, als hij bij
Manor kón zign.
Boiintaaï?
In den nieuwen jaargang van zijn Hou.
Revue weidt de tieer Frans Nelscher in 't
kort uit over onze tijdschriften, en aan't eind
van zijn al heel weinig zeggend betoogje
vindt hij een transfugio sanguinus
letteraris" gewenscht
' Mijnheer de Redacteur, misschien is een
van uw lezers in staat me mee te deelen
wat voor taal dit is. Er is eenige
overeeneenkouist waar te nemen met het Latijn, en
als ik mij niet vergis, zij t gij ook met die
taal bekend. Ge weet dat ik ook nog al eens
in vreemde talen heb rondgekeken; maar
heusch, deze Nelschertaal pu/.zles me".
We mogen toch niet veronderstellen dat een
ernslig, deaelijk,
realistisch-gedokunienteerdwetenschappelijk man als de heer Netscher,
die heeleuiaal alleen de Hult. Htvue redigeert,
zoo maar wat neerschrijft of uit zijn geachten
duim zuigt, niet waar? L' zult daarom zeker
wel zoo goed willen zijn, mijnheer de Redac
teur, een kolom beschikbaar te stellen voor
de verschillende verklaringen die van 's heeren
Netschers woorden mochten inkomen. A pro
pos, mijnheer de Redacteur, als u nog eens
eigenaardige staaltjes van ei gen aardig Ne
Ierland^ch en Fransch (?un monsieur quelqu'
onque") wilt ontmoeten, lees dan eens de
karakterschets van Vau der Zwaag. 't Is wel
een eigenaardig genoegen en origineel ver
maak zoo bekarakterschetst te worden ! Men
zou zoo zeggen dat er g^en iagere school in
Santpoort is. Nog een viaag: wat zegt'sheeren
Netschers letterkundige | atroou hier wel van?
EDWAKD B. KOSTER.
IIIMMHHIHflIllllllimiMimlIMmHIIMIIIIlMltlllllIJMHtlllllilllMMI
VOOR DAMES.
Dii nstttot CE-M ere.
i.
Voor 't raam van de huiskamer zaten ze
bij elkaar, tante Anuemie en nicht Nelly ; en 't
was zoo A-at Oude Tijd tegenover Nieuwe Tijd.
In voorkomen nl., tn. ook 'n beetje in be
grippen. Oe jonggetrouwde nicht had maar
even willen overwippen, om 't recept van ten
zandtaart te halen, maar vóór ze 't wist was
het gesprek op dienstboden gevallen en
daar gingen de tongen ! als stroomend water.
Tante was n levende antiquiteit. De huis
kamer, hiiar huiskamer, geleek een hoekje
van ten oudheidknu lig museum, zij zelve een
vergroot voorvaderlijk familieportret, levend
geworden. En hoe goed zij in dat milieu paste!
Een beknopt mutsje van zwarte kant bedekte
haar grijzend haar. en tevens de kale pltk
op haren schedel; een toertje omüjsite haar
gedicht dat al een beetje perkamentachtig
begon te worden, en paste wonderwel bij
den stalen bril met groote glazen. Zij droe^
een zwartzijden japon van grootmoederlijkeu
snit en daarover een dito voorschoot,
polsmofjes aan de gerimpelde handen, een
ouderwetsch wit kraagje en l-arnsteenen speld.
Vóór haar, op de theetafel, lag haar schild
padden brillehuisje met zilver gemonteerd,
haar groen/.ijden beiirsje met kraaltjes, haar
peperuaumdoosje, ilucon en sleutelring, ter
wijl uit de half geopende reticule aan haar
zij een paar breinaaldeu staken, de uiteinden
zorgvuldig bestoken met zilveren klo.jjjjes
opdat ze niet door stof en voering heen
zouden boreu. 't Was eeu type ' dal denken
deed aan de tante van Potgieter ; en had zij
ook nog den fuuneuzeii ivoren oracelet be
zeten, het signalement van deze twee ware
niet slecht ovfreengt komen.
De jonge dame iu deii crapauJ naast haar
was iets modems. Zij droeg liet haar met
een vervaarlijken kuif; Riktst met de kuit"
zouden de vriendinnen haar genoemd hebben,
ware zij niet van Je sexie" geweett. Haar
reseda-kleurige japon sloot aan den hals met
een geploohlen Alaria Stup.rt-kraag, of liever:
boord Had zij niet zulke mooie armtri ge
had, zij had stellig geen halve mouwen ge
dragen, misschien ook niet de fraaie arm
banden, op een waarvan een
klein-medaillonhorloge prijkte. Beschuitkleurige laarsjes
kwamen onder den rand van haren robe
ductiesse te vo-ir-chiju en keuiig 'aten haar
de witglacéhandschoenen, welke zij naar 't
tcheen vergat af te leggen 'c Mocht gezegd
worden dat zij aan den frans :hen stelregel
voldeed : bien co.U'ée, bien gautée, bien
chaussée." E< n ceintuur van zacht leder om
sloot hetgeen de dichters leest" gelieven te
roemen ; een nieuwerwttsch taschje, bever
bont met doiver^uide knip, hing van 't cein
II
Eens op een dag, kwam er een Deensche
driemaster, die ankerde in de veilige bocht
van VVagöt n matrozen zocht voor een vaart
van twee maan Jen, ter nalvischvangst. Manor
ging aan boord. De slanke, jeugdig-frissche
jonden werd dadelijk aangenomen. Har wilde
mee ala scheepsjongen. Maar Lara zei jam
merend : Je bent mijn eenig kind. De zee
heeft je vader al verslonden. Wil jij uae nu
ook verlaten?" Har bleef. Manor ging. Het
schip lichtte liet anker.
Twee maanden waren voorbij gegaan. Het
begon al winter ie worden. Har beklom zijn
klip en staarde in de verte; en op een mor
gen ?ag hij het schip komen en zwaaide
vroolijk niet zijn doek. Maar het weer was
stormachtig ; de branding stond fel. Het
schip biniude op de bocht van Wagöaf. Waar
't kon Wagöniet bereiken, sloeg uit elkaar
op de gevaarlijke rillen van Stiörnö, en
strandde voor Har's oogen. Hij zag hoe de
schipbreukelingen worstelden niet de golven.
Een zag hij onder hen, die met krachtigen arm
een plank greep, maar in 't volgende oogenblik
met de plank in de kokende branding werd
neergezogen. Hij kende hem. Het was Manor.
Vele lijken werden door den vloed aan
gebracht. Men spreidde stroo uit op het strand,
en daarop legde men ze, lijk naast lijk. Har
hielp mee en zocht onder al de lichamen.
Toen bracht men Manor's lijk, en legde het
neJer op het stroo. !>aar lag hij nu voorhetn,.
met natte haren, w aaruit zeewater droop, niet
gesloten oogen, koud, met bleeke lippen en
bleeke wangen, waaruit het bloed geweken
was, slank van gestalte, dood zelfs nog mooi
om te zien. Dus moet ik je zóó weerzien,
Manor 1:' riep Har uit, en hij wierp zich
snikkend op het dierbare lichaam en nog n
oogenblik smaakte hij het genot der omhelzing.
Men bracht de lijken naar den anderen
oever van de sont, en begroef ze nog den
zelfden dag in de duinen van Wagö.
tuur en verborg, naar den bultigen vorm te
oordeelen, allerlei kleine schatten. Stellig
geen breinaalden met zilveren klompjes en
elastiekje. ...
Dat geklaag over de dienstboden l och,
dat is altijd zoo geweest", zei tante, en keek
tegelijk in 't spionnetje naar haar eigen dienst
bode op straat. Die op haar beurt weer keek
naar de jongens", in plaats van voort te
maken met net buitenwerk. In mijn tijd
klaagden de huismoeders zoo goed als nu,
en spraken ook al over den vroegeren tijd,
toen alles zooveel beter was. 'k Geloof dat
die tijd eigenlijk prehistorisch waa. Lees maar
eens onze oude romans lees b.v. Wdlem
loevend van de dames Wolu' en Deken ; daar
zul je vinden hoetanteMarthareedsklaa.de
dat men nu (d. i. omstreeks 17S4; niet half
zooveel van de boojen kan gedaan krijgen
als in de oude tijd". En hoe ze aan Daatje
Ky/.ig schreef dat haar man dacht dat zij met
de meiden gekeven had, zoo ontsteld was ze;
waarop zij hem geantwoord had : Man, ik
laat de meiden drijven en zeilen; het zijn
agterenden van beulen, daar niet mee is te
beginnen." En wil je 't nog hooger ophalen;
reeds een eeuw vroeger, in 1682, verscheen
er te Amsterdam een boek onder den titel
Keren duyrelen, regecretid?, en vervoerende de
htdendaa^sche d'eiistme'him. Dus, dat was toen
ook al zoo. Het gaat met die
meidengeschiedeiiis van het potje in het pannetje, maar
de soep blijft dezelfde."
Ja, en de soep is slecht", pruilde nicht.
. Ten minste nog iets slechter dan vroeger,
zooveel wil ik toegeven", zei tante. In mijn
jungen tijd zouden de meiden er b.v. niet
aan gedacht hebben zich te kleeden zooals
ze nu dotn. Hier, te Amsterdam, droegen ze
vee!al jak en rok van paarsch katoen met
spikkeltjes, een gesteven kornetmun, trypen
pantoffels en witte kousen. Ze hielden veel
van goud ; 't was hun glorie om een gouden
ketting te hebben, gouden oorbellen, kerkboek
met gouden slot, bloedkoralen snoer met dito,
en ik zal niet zeggen dat ze aan zulke
fierlefirttjes niet te veel geld besteedden; geld dat
Ke liever naar de spaarbank hadden moeten
brengen. Maar hun linnenkast mocht gezien
worden, en van hun loon, dat bij den ge
goeden burgerstand niet meer dan ? 40 was,
ijielden ze over. Terwijl tegenwoordig och,
rui zit de boel vlak op /,ij. De seven
duyvelen" Hoogmoed, Spilzucht, Luiheid, en!
zitten er nu weer dik in, en ik ben niet
zeker dat er niet nog zeven bij zijn gekomen."
Ja maar, tante, dat ligt ook wel eens aan
de mevrouwen zelve. Ik ken hier op de
Heerengracut een familie, waar de meiden
een keuken hebben als de inodeikeuken van
de tent jonsttlling, en nog een bijkeuken die
er uitziet als em burgerlijk salet: pendule,
wipstoelen. . .."
Wipjen zou ik ze'1, pruttelde tante. Weet
je vel, Neellje ( k kan met dat Nelly ' niet
best overweg; dat <iie wip.-toelen en pendule
"nauw verban l houden met het feit, dat de
boeren in de provincie geen meiden meer
hebben om het vee te melken ?"
Geen wonder, met zulke loon en', zei
nicht, ? 15U en f 175 's jaars met veel verval,
waschgeld, kermisj'ooi, .St. N ie jlaasfooi, Xieu
.vjaarsfooi, en alle dagen papueke-vet, Want
men weet wel hoe pauw die tueidt n het over
een kale boel" hebben, t n boe gauw ze aan
de deur of bij den kiuideiiur een gezin in
opspraak kunnen brengen. Daarom geeft men
hun in 's vredesraam maar van alles mee;
trouwens, als ze 't niet kregen, dan. zouden
ze 't wel riemen. Maar nu vraag ik, wanneer
zulke meiden eens in een minder i ovale
dienst komen, of ze niet ontevreden zullen
wezen, of ze niet allerlei pretenties zullen
heboen ? Zu'ke ri_,ke lui bederven de markt
voor 'n ander."
Wel, ik wil toese en dat er veel mevrou
wen zijn die de meiden in.lerdaa>i bederven,
uit zwakheid, uit vrees voor opspraak, uit
gemakzucht ('u and-T woord vorr luiheid) of
door het slechte voorbeeld. Wanneer He mei
den b.v. zim hoe mevrouw en de jnil'ers
steeds den mond vol hebben over modes, en
opschik, dan worden ze allicht net zoo. De
dagelijksche omgang blijft niet zonder invloed;
wie zich aan een ezel wrijft, krijgt er haren
van. Maar dat neemt nut weg dat het tegen
woordig geslacht van dienstboden etn ver
keerd geslacht is ; een geslacht a's waarvan
ile bijbtl spreekt, welks tanden zwaar.len
en welks baktandeu messen zijn." D. w. z.
dat hun mon i een guillotine is voor iederen
goeden naam. ..
Zie nu eens aan, nu pruttelt u nog harder
dan ik!"
Jawel, kind, maar ik houd ook al zoo'n slor
dige vijftig jaar dienstboden, jij nog niet eens
vijftig weken, en dan moet ik zeggen dat er
'n hee( verschil is met vroeger, en dat ik
III.
Somber en zwijgend zat dien avond Har
in de hul. L;ira wilde hem troosten, maar
hij wilde geen troost; hij vervloekte de goden.
Hij ging naar bed, maar kon niet inslapen.
Tegen middernacht viel hij in lichten sluimer.
Opeens wekte hem een geruisch Hij keek
op. 't Was buiten, aan 't raam. De takken
van den vlier>truik kraakten en het rit
selde in zijn dioge blaren. Het venster werd
geopend ; een gestalte klom raar binnen.
Ha! Hij kende die gestalte.' Trots de dui
sternis had hij haar dadelijk herkend! Met
langzame schreden kwam zij nader, legde
zich bij hem in 't bed ; hij sidderde ; maar
hij weerde haar niet af. iij streelde hem de
wangen, maar de hand was koud, o I zoo
koud, zoo koud! Hij lilde als van koorts.
Zij kuste den warmen, weeken jongensmond
niet ijskoude lippen. Hij voelde de natte
kleeren; nat haar hing over het voorhoofd.
Ontzetting doorhuiverde hem. Maar met genot
was die gemengd. De gestalte zuchtte. Het
klonk alsof zij zeggen wilde:
Het verlangen dreef mij tot je! Ik vind
geen rust in mijn grafi '
Hij durfde niet spreken. Nauwelijks durfde
hij ademhalen. En reeds verhief de gestalte
zich. Zij zuchtte als wilde zij zeggen :
Nu moet ik weer terug!' Zij klom op de
vensterbank; verdween zooals zij gekomen was.
Manor is hier geweest,' sprak Har zacht
in zichzelf.
Dienzelfden nacht was een visscher van
Strömöbuiten in de sont met zijn boot. De zee
lichtte. Van zijn roeispaan spatten glanzende
vonken. Daar hoorde hij, kort voor midder
nacht, een wonderlijk geruisch. Hij zag hoe
iets de lichtende golven kliefde, waai van hij
de gestalte niet kon onderscheiden, maar met
de snelheid van een grooten visch en in de
richting van Strömö. Een visch was het niet,
zooveel kon hij in 't donker wel zien.
Den volgenden nacht kwam Manor weer,
mijne ervaringen uit den laatsten tijd niet.
licht zal vergeten." Keetje! (hier schoof tante
het raam even op) komt die stoep vandaag
nog klaar?" Daarna, tot du bezoekster ziek
keerende:
Dat is nu de derde leverancier, met wiea
ze den tijd verpraat en ondërwyl staat het
deksel op den waterketel te dansen, zoo laat ze
het gas verbranden, 't Gaat van hen niet af.
De <aak is: zij houdt niet van de sclirobberij,
en heeft mij al te verstaan .gegeven dat ik
daarvoor de, glazeuwasscherij moest halen.Ver
beeld je, een glazenwasscher voor eeri stoep]
Wat men al niet beleeft als men oud,wordt,
zei de hek*, toen moest ze verbrand worden.
Nu, zoover ig 't met mij nou niet, en eea
heks ben ik voor mijne meiden nooit geweest,
maar ik sla ten gat in 'ie lucht als ik die
pretenties zie, en die kleeding. Liefst eea
'naüaperij van het verpleegsterkostuiim: 'a
diensljapon van blauw keizerslinuen met een
witten boezelaar met kiuisbanlen en Hijve
witte boord en tulle mutsje. Mijn vorige meid
droeg er zelfs Cléo-haar bij.'t Was de doch te;
van een water- en vuur-vrouw uit de St.
.lacobstraat, en als ik haar 's Zondags zag
uitgaan, dan dacht ik wel eens: als men de
koe niet kemie, dan zou men niet weten
waar het kalf vandaan kwam
Hoe zag dat kalf er dan uit?" informeerde
nicht belangstellend.
Nu, met 'n struisveer op de- hoed en
chevreau rijglaaisjes en een taille -mantel vaa
geplet mantelpluche och, die kr.n jv tegen
woordig op de uitverkoop al voor 'n tientje
krijgen. Hunne moyem veroorloven hun best
c/ïcciamis
40 c e n t B per regel.
Gedeponeerd
Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTRAYT 8.
Depots: v. Baerlestraat 38, Joh.
Verhulststraat 105, Ferd. Bolstraat 4. Weesperajde 74,
Plantage Kerklaan 15, Tilanusstraat ,So, Vou
Zesenslraat 29,Watergraafsmeer: Breedeweg L
Ie Helniersstr, 201, Ie Const. Huygensstr. 92,
de Clercqstraat 8, Nassankade 304<i,
Marnixstraat 257, Haarl.dijk 20, 2e Tuind warsstraat 2.
cht Victoriawate;
OBERLAHNSTEir
cht Victoriawate,
OBERLAHNSTEIN.
BOUWT t. NUNSPEET
o/d.
VELUWE,
Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.
iimiiiMimiiiiiiMitiiiiiiiMMiiimnniift,
ijskoud evenals gisteren, maar verlangender.
Hij omhelsde den knaap met koude armen;
kuste hem op wingen en mond, legde het
hoofd aan zijn zachte borst. Har sidderde.
Zijn hart klopte hoorbaar onder die innige
omhelzing. En juist op dat kloppende hart
legde Manor zijn hoofd. De lippen zochten
den zacht zweilenden heuvel boven het hart,
die door het kloppen bewoog. Daar begon
tij te zuigen, verlangend en dorstig, als een
zuigeling aan de moederborst. Maar reeds na
eeriige oogenblikken hield hij op; hij verhief
zich en verdween, 't Was Har te moede, alsof
een zuigend uier zich aan hem had volge cogen.
Ook dezen nacht was de visscher weer bezis<
in de sont. Juist op 't zelfde uur als gisteren,
hoorde hij het ruischen weer. 't Kwam nu
vlak langs hem. In 't bleeke maanlicht kon.
hij 't onderscheiden: het was een zwemmend
?men>~ch. Liggend op de rechterzijde zwom hij,
zooals soms matrozen zwemmen, maar hij had
een doodshemd aan. De zwemmer scheen hem
in 't geheel met op te merken, hoewel hij het
gezicht naar hun toegewend hield. Hij zwom
met gesloten oogen. liet schouwspel bracht
den visscher zoo van streek, dat hij zijn
uitgeztt net inhaalde en wegroeide.
Ouk de volgende nachten kwam Maror weer.
Soms omhelsde hij den jongen in zijn slaap.
Want nu en dan overmande Har de slaap,
vóór Manor kwam. Hij ontwaakte dan in
zijn omhelzing. Telkens weer zochlen d«
lippen den weeken heuvel boven het hart»
AU het dag werd, zag Har soms, datuitzija
linkerborst nog een klein bloeddrupp h je
parelde. Hij veegde het met zijn hemd af.
Ook was al eens van zelf een drupje in zijn
heind geloopen. Alleen in den nach', dat
het volle maan was, kwam Manor niet.
(Slut volgt}..