Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOQR NEDERLAND.
No. 1500
Daklooze Zwervers
door CHR. J. SCHÜVER.
(Met teekeningen van H. Heyenbrock.)
Hefgroote werk, dat in de wereld
wordt gedaan, groot er dan de verovering
van den dampkring of het samenbinden
van keizerrijken, is de volmaking van
het menschdom "
(W. LOFTUS HARE, ReUgion p. 50.)
Moeder was na een lange ziekte ge
storven. Die ziekte had de laatste mid
delen van het gezin uitgeput, want vader
was al eenige maanden werkeloos en
zoo waren niet alleen alle spaarduitjes
opgeteerd, maar ook was alles van eenige
waarde naar het pandjeshuis verdwenen,
zonder eenig uitzicht op mogelijkheid
van terughalen. En nu was moeder
dood, en de nood ten top gestegen. Te
vergeefs had de man, gebroken en ellendig
door het leed en de ontberingen der
laatste maanden, dag in dag uit om werk
geloopen; hij zag er alles behalve flink
uit en de bazen hebben natuurlijk liever
gezonde sterke knechts. In uitersten
nood gaf een maat hem den raad: Steel
jij een kleinigheid en geef je zelf aan,
dan ga je voor een poos de kast in, en
je vier kinderen komen in het
Stadsbestedelingenhuis. Een oogenblik weifelde
hy; nog nooit had-ie zich aan anderer
goed vergrepen, zoud-ie 't dan nu doen ?
Maar toen bedacht-ie, dat 't toch maar
alleen zou zijn om voor zich en zijn
kinderen brood en een dak te krijgen
gisteren waren zij uit hun schamele
woning gezet, en heel niet om te
stelen. En toen na kort beraad stal hij
bij een uitdrager een mansbroek, verkocht
die aan een anderen koopman voor twee
kwartjes, en ging toen zelf den diefstal
aangeven.
Gtevolg: Man in arrest, kinderen naar
Stadsbestedelingenhuis. Hij bleef twee
maanden ia voorarrest, kreeg toen nog
? 6 uit de gevangenis 'ontslagen. En
buiten gekomen vond hij . op de stoep
der gevangenis een suppoost van het
Bestedelingenhuis te Amsterdam, die
hem onmiddellijk zijne 4 kinderen over
gaf en zich verwijderde.
Dit is een merkwaardig staaltje van
de half beid der maatregelen, waai mede
in onze maatschappij tot nu toe officieel
getracht wordt leniging te brengen in
stoffelijke ellende. Kinderen wier ouders
in gevangenis of ziekenhuis vertoeven,
brengt men tijdelijk onder in een Stads
bestedelingenhuis; maar op het oogenblik
zelf van ontslag dier ouders uit gevan
genis of gasthuis, wacht men hen we
derom met die kinderen op' heelemaal
geen rekening houdend met het feit, dat
die ouders niet eens onmiddellijk voor
zichzelf zullen kunnen zorgen in de meeste
gevallen, en derhalve de onmiddellijke
verzwaring hunner zorgen met die kin
deren hen noodzakelijk weer zal terug
drijven in den zoo pas verlaten poel van
misdaad of ziekte.
Daar stond dus de man weer precies
even ver als 4 maanden vroeger, en
reeds kwam de gedachte bij hem op, of
't niét het beste zou zijn zich maar weer
op staanden voet te vergrijpen aan het
heilig eigendom" en op die manier zijn
kinderen weer onderdak te brengen.
Maar toen bedacht hij zich, dat
zijnuitgaanskas in elk geval toereikend zou zijn
om naar Amsterdam te komen en dien
dag tenminste te eten.
Dienzelfden avond wendde hij zich,
teneinde raad, tot een der politie-bureaux,
deed den commissaris zijn verhaal, en
vroeg wat hij nu moest beginnen. De
commissaris raadde hem, zich te vervoe
gen aan de Toevlucht voor Onbehuisden
in het Oude Buitengasthuis, 2e
Constantijn Huygensstraat 35, waar men
hem wel zou helpen. Hier heen begaf
zich dus het gezin en daar werden de
vier kinderen voorloopig opgenomen en
de man zelf gezonden naar de
mannenafdeeling in de Haarlemmer Houttuinen.
Over deze instelling nu, die een nood
zakelijke aanvulling vormt van de open
bare maar ontoereikende inrichtingen
van liefdadigheid (?) wensch ik den lezers
van dit blad een en ander mee te deelen.
Vooraf zij nog gezegd, dat bovenbe
doelde man, na eenigen tijd in de Toe
vlucht gewoond en gewerkt te hebben,
er in slaagde weer een baas te vinden,
die hem vast werk gaf, zoodat hij spoedig
zelf weer de zorg voor zijne kinderen
kon op zich nemen. Was hij daar dus
dadelijk terecht gekomen, dan zou heel
de voorafgaande geschiedenis zijn voor
komen, en de maatschappij zou zich het
doelloos onderhoud vier maanden lang
van dezen man en zijne vier kinderen
hebben bespaard en hem met veel minder
kosten afdoende geholpen hebben.
Waar moet ik heen ?
twee maanden gevangenisstraf en werd
naar Alkmaar gebracht. 1)
Toen de vier maanden om waren, zag
de man zich op zekeren ochtend ten
negen uur met een uitgaanskas van pl.m.
1) Om der waarheid wille moet hier echter
worden opgemerkt, dat vermoedelijk lange
straf werd- opgelegd om het gezin tijdelijk
onderdak te helpen. Toch blijft zoo iets
uitstel van executie, geen hulp.
Er zijn bij den huidigen
maatschappelijken toestand, in de groote steden
aanhoudend een zeker aantal maatschap
pelijk verongelukten, of bijna veronge
lukten, die zoo ongeveer met korter of
langer tusschenpoozen de vlottende be
volking uitmaken van politiebureau,
gasthuis, slaaphuizen, bestedelingenhuis
en gevangenis. Zij komen er vandaan of
zij gaan er heen. Dit is het bezinksel
uit de samenleving neergeslagen door
ziekte,, ontucht, misdaad, drank en allerlei
wanverhoudingen.
Maar het is een vreeslijke en
wraakroepende zonde tegen zichzelve, dat onze
samenleving uit domme schrielheid voor
deze ongelukkigen niet meer afdoende
tracht te zorgen dan zij thans doet.
Want onder die allerellendigsten zijn
er velen, die niet geholpen zijn met wat
brood en huisvesting alleen, maar die
vooral moeten geholpen worden aan een
weg om in de maatschappij terug te
keeren als menschen, niet als verschoppe
lingen; die behoefte hebben aan vrienden
om leiding te geven aan het verloren
leven dier arme tobbers. Het inzicht dat
een dergelijke doeltreffende hulp in
Amsterdam noodzakelijk was, leidde tot
de stichting der Toevlucht voor Onbe
huisden. Haar doel wordt als volgt om
schreven :
Wij geven arbeid, brood en onderdak
aan al die ellendigen, die, zoo zij niet
geholpen worden, een gewissen onder
gang tegemoet gaan. Wij steken de
hand toe aan oud-gevangenen, aan den
dronkaard, aan den zedelijk zwakke,
die hulp noodig heeft en geholpen wil
worden. Wij bewaren hen voor drank,
bandeloosheid en gevangenis, leeren
hen werken, om straks in de maat
schappij terug te keeren, gewapend
met de kracht, die zij in onze inrich
tingen ontvingen, oin als eerbare men
schen dikwijls tot toonbeeld voor velen
te worden. Onze inrichtingen zijn
tehuizen voor ongelukkigen en schip
breukelingen der maatschappij; zij
staan open voor ieder, man, vrouw
of kind van welke richting of gods
dienst ook.
De grondslag der tegenwoordige inrich
ting werd door den heer F. Jonker, thans
directeur, gelegd.in 1903. Zijn rijpe erva
ring op het gebied van armenzorg had
hem de groote behoefte van Amsterdam
doen zien, en hij besloot daaraan tege
moet te komen. Want ondanks de toe
vlucht op de Passeerdergracht en de
shelter van het Heilsleger bleven nog
velen dakloos, wilden zij niet op de
politiebureaux een onderdak zoeken. Ook
werd de noodzakelijkheid gezien niet
alleen een onderkomen te verschaffen,
maar ook de gelegenheid, zich te reinigen
en de meestal zeer vervuilde kleeding
te zuiveren.
In 1903 en 1904 werden nog op de
politiebureaux gehuisvest resp. 4665 en
5279 personen, en daarbij moet worden
opgemerkt, dat het meerendeel der
dakloozen zich niet bij de politie aanmeldt.
Zoo werden dan de toevluchten op de
Bloemgracht 24 voor vrouwen en kin
deren en in de Haarlemmer Houttuinen
15 voor mannen geopend, terwijl boven
dien aan laatstgenoemd adres een kleine
gaarkeuken gevestigd werd, die gratis
en voor geringen prijs warm voedsel ver
schafte. Ook was er logies tegen geringe
betaling te krijgen voor wie iets beta
len kon.
Aan deze toevluchten werd tevens,
voor zoover de beschikbare middelen
gedoogden, eene gelegenheid tot werk
verschaffing verbonden.
21 Juli 1904 constitueerde zich in eene
vergadering ten stadhuize, onder
praesidium van Burgemeester Van Leeuwen,
tot steun en voortzetting van het werk
door den heer Jonker aangevangen, de
Vereeniging Hulp voor Onbehuisden",
(Kon. goedgek. 30 Aug. 1904). Het Be
stuur werd gevormd door de hoeren J. II.
van Eeghen (voorz.), J. F. L. Blankenberg
(2evoorz.), Dr. C. W. Janssen (penningrn.),
Mr. J. G. Schölvinck, Dr. M. X. Josephus
Jitta, W. H. van Zanten Jr. (secr.), Mr. C.
H. Gucpin (secr.). De heer Jonker bleef
aan het hoofd der inrichting, bijgestaan
door zijne echtgenoote.
De in bovengenoemde gebouwen be
schikbare ruimte, waar eiken nacht ge
middeld voor 165 personen een bed gereed
stond en waar in 15 maanden tijds 54,750
betalende en 125,290 gratis-maaltijden
verstrekt werden, bleek al spoedig te
klein om aan de talrijke aanvragen te
voldoen niet alleen, maar ook te voldoen
volgens de eischen welke de directeur
met het oog op reinheid en hygiëne
noodzakelijk achtte. Men moest dus reeds
op uitbreiding zinnen en stond toen voor
de noodzakelijkheid nog een perceel te
huren en in te richten, al bemoeilijkte
die verspreiding van het werk over ver
schillende perceelen den arbeid in hooge
mate. Er rezen toen plannen tot bouw
eener geschikte gelegenheid, als de ge
meente een terrein zou willen afstaan.
Maar inmiddels had de heer W. H. van
Zanten Jr., een oud-industrieel, die reeds
indertijd een werkzaam aandeel nam in
de werkverschaffing in het oude Buiten
gasthuis, niet alleen reeds begeerige blik
ken geslagen op dit verlaten en steeds meer
tot een puinhoop vervallend gemeente
gebouw dat zich juist voor eene Toe
vlucht zoo uitstekend zou leenen, maar
zelfs had deze wakkere vriend der armen
tot tweemaal toe een aanval gedaan op
de weekhartigheid van Arnstel's burger
vader, om dezen te bewegen, dat hij zijn
invloed zou aanwenden in zoodanige rich
ting, dat aan de Vereeniging Hulp voor
Onbehuisden" het oude Buitengasthuis
in bruikleen zou worden afgestaan. Maar
al draagt burgemeester Van Leeuwen,
zooals genoegzaam bekend is, den armen
zijner gemeente een goed hart toe, de
aanzoeken van den heer Van Zanten
stieten af op de hangende plannen, welke
aan dit gebouw eene gansch andere be
stemming zouden geven. Evenwel, de
heer Van Zanten behoort tot die
menWaar zal ik slapen '.'
schen, die niet licht een plan, dat hun
redelijk voorkomt, laten varen. Hij voor
zag waarschijnlijk heel terecht, dat die
andere plannen nog wel zoo heel lang
onverwezenlijkt konden blijven, en hij
vond het toch maar zonde en jammer,
dat zoo'n groot gemeentegebouw daar
bezig was in puin te vallen, terwijl zijne
Vereeniging het toch, zoo opperbest zou
kunnen gebruiken. En al meenden ook
zijne medebestuurders, dat hij vergeefsche
moeite deed, hij waagde een derden aanval
en dezen keer bezweek de burgemeester;
hij beloofde zijn steun, en het voorstel
werd aanhangig gemaakt bij B. en W.
en bij de Commissie voor de Gasthuizen.
Nu was de zaak gezond, want welke
eerbare machthebbende zou tegen dit
menschlievend en het gemeentebelang
tevens dienend Toorstel zijne stem durven
verheffen ? Het gold hier toch in de eers-te
plaats die arme kleine zwervers en die
afgetobte mannen en vrouwen, die geen
dak hebben, aan nachtverblijf te helpen
en hun terugkeer in het ordelijk leven
te bevorderen ; en tevens zou hierdoor
een groot gemeentegebouw, een der be
langrijkste gedenkteekenen van
OudAmsterdam, voor volslagen vernieling
worden behoed.
Zoo kon dus de Ver. H. v. O. in het
voorjaar van 1905 een begin maken met
reiniging en herstel van het schromelijk
verwaarloosde en vervallen gebouw; de
oud-Amsterdamsche gebouwen kunnen
echter tegen een stootje en de hoofd
zaak, de zware muren (90 cM. dik)
stonden ongedeerd. Hier deed zich nu
Een hoekje van het oude Buiten-Gasthuis vóór de herstelling.