De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 25 maart pagina 6

25 maart 1906 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOQR NEDERLAND. No. 1500 Daklooze Zwervers door CHR. J. SCHÜVER. (Met teekeningen van H. Heyenbrock.) Hefgroote werk, dat in de wereld wordt gedaan, groot er dan de verovering van den dampkring of het samenbinden van keizerrijken, is de volmaking van het menschdom " (W. LOFTUS HARE, ReUgion p. 50.) Moeder was na een lange ziekte ge storven. Die ziekte had de laatste mid delen van het gezin uitgeput, want vader was al eenige maanden werkeloos en zoo waren niet alleen alle spaarduitjes opgeteerd, maar ook was alles van eenige waarde naar het pandjeshuis verdwenen, zonder eenig uitzicht op mogelijkheid van terughalen. En nu was moeder dood, en de nood ten top gestegen. Te vergeefs had de man, gebroken en ellendig door het leed en de ontberingen der laatste maanden, dag in dag uit om werk geloopen; hij zag er alles behalve flink uit en de bazen hebben natuurlijk liever gezonde sterke knechts. In uitersten nood gaf een maat hem den raad: Steel jij een kleinigheid en geef je zelf aan, dan ga je voor een poos de kast in, en je vier kinderen komen in het Stadsbestedelingenhuis. Een oogenblik weifelde hy; nog nooit had-ie zich aan anderer goed vergrepen, zoud-ie 't dan nu doen ? Maar toen bedacht-ie, dat 't toch maar alleen zou zijn om voor zich en zijn kinderen brood en een dak te krijgen gisteren waren zij uit hun schamele woning gezet, en heel niet om te stelen. En toen na kort beraad stal hij bij een uitdrager een mansbroek, verkocht die aan een anderen koopman voor twee kwartjes, en ging toen zelf den diefstal aangeven. Gtevolg: Man in arrest, kinderen naar Stadsbestedelingenhuis. Hij bleef twee maanden ia voorarrest, kreeg toen nog ? 6 uit de gevangenis 'ontslagen. En buiten gekomen vond hij . op de stoep der gevangenis een suppoost van het Bestedelingenhuis te Amsterdam, die hem onmiddellijk zijne 4 kinderen over gaf en zich verwijderde. Dit is een merkwaardig staaltje van de half beid der maatregelen, waai mede in onze maatschappij tot nu toe officieel getracht wordt leniging te brengen in stoffelijke ellende. Kinderen wier ouders in gevangenis of ziekenhuis vertoeven, brengt men tijdelijk onder in een Stads bestedelingenhuis; maar op het oogenblik zelf van ontslag dier ouders uit gevan genis of gasthuis, wacht men hen we derom met die kinderen op' heelemaal geen rekening houdend met het feit, dat die ouders niet eens onmiddellijk voor zichzelf zullen kunnen zorgen in de meeste gevallen, en derhalve de onmiddellijke verzwaring hunner zorgen met die kin deren hen noodzakelijk weer zal terug drijven in den zoo pas verlaten poel van misdaad of ziekte. Daar stond dus de man weer precies even ver als 4 maanden vroeger, en reeds kwam de gedachte bij hem op, of 't niét het beste zou zijn zich maar weer op staanden voet te vergrijpen aan het heilig eigendom" en op die manier zijn kinderen weer onderdak te brengen. Maar toen bedacht hij zich, dat zijnuitgaanskas in elk geval toereikend zou zijn om naar Amsterdam te komen en dien dag tenminste te eten. Dienzelfden avond wendde hij zich, teneinde raad, tot een der politie-bureaux, deed den commissaris zijn verhaal, en vroeg wat hij nu moest beginnen. De commissaris raadde hem, zich te vervoe gen aan de Toevlucht voor Onbehuisden in het Oude Buitengasthuis, 2e Constantijn Huygensstraat 35, waar men hem wel zou helpen. Hier heen begaf zich dus het gezin en daar werden de vier kinderen voorloopig opgenomen en de man zelf gezonden naar de mannenafdeeling in de Haarlemmer Houttuinen. Over deze instelling nu, die een nood zakelijke aanvulling vormt van de open bare maar ontoereikende inrichtingen van liefdadigheid (?) wensch ik den lezers van dit blad een en ander mee te deelen. Vooraf zij nog gezegd, dat bovenbe doelde man, na eenigen tijd in de Toe vlucht gewoond en gewerkt te hebben, er in slaagde weer een baas te vinden, die hem vast werk gaf, zoodat hij spoedig zelf weer de zorg voor zijne kinderen kon op zich nemen. Was hij daar dus dadelijk terecht gekomen, dan zou heel de voorafgaande geschiedenis zijn voor komen, en de maatschappij zou zich het doelloos onderhoud vier maanden lang van dezen man en zijne vier kinderen hebben bespaard en hem met veel minder kosten afdoende geholpen hebben. Waar moet ik heen ? twee maanden gevangenisstraf en werd naar Alkmaar gebracht. 1) Toen de vier maanden om waren, zag de man zich op zekeren ochtend ten negen uur met een uitgaanskas van pl.m. 1) Om der waarheid wille moet hier echter worden opgemerkt, dat vermoedelijk lange straf werd- opgelegd om het gezin tijdelijk onderdak te helpen. Toch blijft zoo iets uitstel van executie, geen hulp. Er zijn bij den huidigen maatschappelijken toestand, in de groote steden aanhoudend een zeker aantal maatschap pelijk verongelukten, of bijna veronge lukten, die zoo ongeveer met korter of langer tusschenpoozen de vlottende be volking uitmaken van politiebureau, gasthuis, slaaphuizen, bestedelingenhuis en gevangenis. Zij komen er vandaan of zij gaan er heen. Dit is het bezinksel uit de samenleving neergeslagen door ziekte,, ontucht, misdaad, drank en allerlei wanverhoudingen. Maar het is een vreeslijke en wraakroepende zonde tegen zichzelve, dat onze samenleving uit domme schrielheid voor deze ongelukkigen niet meer afdoende tracht te zorgen dan zij thans doet. Want onder die allerellendigsten zijn er velen, die niet geholpen zijn met wat brood en huisvesting alleen, maar die vooral moeten geholpen worden aan een weg om in de maatschappij terug te keeren als menschen, niet als verschoppe lingen; die behoefte hebben aan vrienden om leiding te geven aan het verloren leven dier arme tobbers. Het inzicht dat een dergelijke doeltreffende hulp in Amsterdam noodzakelijk was, leidde tot de stichting der Toevlucht voor Onbe huisden. Haar doel wordt als volgt om schreven : Wij geven arbeid, brood en onderdak aan al die ellendigen, die, zoo zij niet geholpen worden, een gewissen onder gang tegemoet gaan. Wij steken de hand toe aan oud-gevangenen, aan den dronkaard, aan den zedelijk zwakke, die hulp noodig heeft en geholpen wil worden. Wij bewaren hen voor drank, bandeloosheid en gevangenis, leeren hen werken, om straks in de maat schappij terug te keeren, gewapend met de kracht, die zij in onze inrich tingen ontvingen, oin als eerbare men schen dikwijls tot toonbeeld voor velen te worden. Onze inrichtingen zijn tehuizen voor ongelukkigen en schip breukelingen der maatschappij; zij staan open voor ieder, man, vrouw of kind van welke richting of gods dienst ook. De grondslag der tegenwoordige inrich ting werd door den heer F. Jonker, thans directeur, gelegd.in 1903. Zijn rijpe erva ring op het gebied van armenzorg had hem de groote behoefte van Amsterdam doen zien, en hij besloot daaraan tege moet te komen. Want ondanks de toe vlucht op de Passeerdergracht en de shelter van het Heilsleger bleven nog velen dakloos, wilden zij niet op de politiebureaux een onderdak zoeken. Ook werd de noodzakelijkheid gezien niet alleen een onderkomen te verschaffen, maar ook de gelegenheid, zich te reinigen en de meestal zeer vervuilde kleeding te zuiveren. In 1903 en 1904 werden nog op de politiebureaux gehuisvest resp. 4665 en 5279 personen, en daarbij moet worden opgemerkt, dat het meerendeel der dakloozen zich niet bij de politie aanmeldt. Zoo werden dan de toevluchten op de Bloemgracht 24 voor vrouwen en kin deren en in de Haarlemmer Houttuinen 15 voor mannen geopend, terwijl boven dien aan laatstgenoemd adres een kleine gaarkeuken gevestigd werd, die gratis en voor geringen prijs warm voedsel ver schafte. Ook was er logies tegen geringe betaling te krijgen voor wie iets beta len kon. Aan deze toevluchten werd tevens, voor zoover de beschikbare middelen gedoogden, eene gelegenheid tot werk verschaffing verbonden. 21 Juli 1904 constitueerde zich in eene vergadering ten stadhuize, onder praesidium van Burgemeester Van Leeuwen, tot steun en voortzetting van het werk door den heer Jonker aangevangen, de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden", (Kon. goedgek. 30 Aug. 1904). Het Be stuur werd gevormd door de hoeren J. II. van Eeghen (voorz.), J. F. L. Blankenberg (2evoorz.), Dr. C. W. Janssen (penningrn.), Mr. J. G. Schölvinck, Dr. M. X. Josephus Jitta, W. H. van Zanten Jr. (secr.), Mr. C. H. Gucpin (secr.). De heer Jonker bleef aan het hoofd der inrichting, bijgestaan door zijne echtgenoote. De in bovengenoemde gebouwen be schikbare ruimte, waar eiken nacht ge middeld voor 165 personen een bed gereed stond en waar in 15 maanden tijds 54,750 betalende en 125,290 gratis-maaltijden verstrekt werden, bleek al spoedig te klein om aan de talrijke aanvragen te voldoen niet alleen, maar ook te voldoen volgens de eischen welke de directeur met het oog op reinheid en hygiëne noodzakelijk achtte. Men moest dus reeds op uitbreiding zinnen en stond toen voor de noodzakelijkheid nog een perceel te huren en in te richten, al bemoeilijkte die verspreiding van het werk over ver schillende perceelen den arbeid in hooge mate. Er rezen toen plannen tot bouw eener geschikte gelegenheid, als de ge meente een terrein zou willen afstaan. Maar inmiddels had de heer W. H. van Zanten Jr., een oud-industrieel, die reeds indertijd een werkzaam aandeel nam in de werkverschaffing in het oude Buiten gasthuis, niet alleen reeds begeerige blik ken geslagen op dit verlaten en steeds meer tot een puinhoop vervallend gemeente gebouw dat zich juist voor eene Toe vlucht zoo uitstekend zou leenen, maar zelfs had deze wakkere vriend der armen tot tweemaal toe een aanval gedaan op de weekhartigheid van Arnstel's burger vader, om dezen te bewegen, dat hij zijn invloed zou aanwenden in zoodanige rich ting, dat aan de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden" het oude Buitengasthuis in bruikleen zou worden afgestaan. Maar al draagt burgemeester Van Leeuwen, zooals genoegzaam bekend is, den armen zijner gemeente een goed hart toe, de aanzoeken van den heer Van Zanten stieten af op de hangende plannen, welke aan dit gebouw eene gansch andere be stemming zouden geven. Evenwel, de heer Van Zanten behoort tot die menWaar zal ik slapen '.' schen, die niet licht een plan, dat hun redelijk voorkomt, laten varen. Hij voor zag waarschijnlijk heel terecht, dat die andere plannen nog wel zoo heel lang onverwezenlijkt konden blijven, en hij vond het toch maar zonde en jammer, dat zoo'n groot gemeentegebouw daar bezig was in puin te vallen, terwijl zijne Vereeniging het toch, zoo opperbest zou kunnen gebruiken. En al meenden ook zijne medebestuurders, dat hij vergeefsche moeite deed, hij waagde een derden aanval en dezen keer bezweek de burgemeester; hij beloofde zijn steun, en het voorstel werd aanhangig gemaakt bij B. en W. en bij de Commissie voor de Gasthuizen. Nu was de zaak gezond, want welke eerbare machthebbende zou tegen dit menschlievend en het gemeentebelang tevens dienend Toorstel zijne stem durven verheffen ? Het gold hier toch in de eers-te plaats die arme kleine zwervers en die afgetobte mannen en vrouwen, die geen dak hebben, aan nachtverblijf te helpen en hun terugkeer in het ordelijk leven te bevorderen ; en tevens zou hierdoor een groot gemeentegebouw, een der be langrijkste gedenkteekenen van OudAmsterdam, voor volslagen vernieling worden behoed. Zoo kon dus de Ver. H. v. O. in het voorjaar van 1905 een begin maken met reiniging en herstel van het schromelijk verwaarloosde en vervallen gebouw; de oud-Amsterdamsche gebouwen kunnen echter tegen een stootje en de hoofd zaak, de zware muren (90 cM. dik) stonden ongedeerd. Hier deed zich nu Een hoekje van het oude Buiten-Gasthuis vóór de herstelling.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl