De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 1 april pagina 10

1 april 1906 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DEAMSTER DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1501 als in Barque"; 'n eenzame boot op 'n wy'de zee in .de,jubeling yan tinten van 'n zon achter, p:wolken;. myseijeua als,'n ver schijning glijdt het ranke, vaartuig over de vlakke spiegeling jn.de onw.ezenljjke;,pnbegrensheid van het.-liqhtende water.. Minder begrijp ik z'n mysticisme, dat me verward lijkt in, de te opdringende passie der kleuren, maar;vreemd doet 't, wonderlijk vreemd van visie, als 'n hallucinatie van fijn en exotisch tintenspel in de nuchterheid van het dagelijksche ruwe leven. Deze tentoonstellingen zijn schoone ver tellingen van overwinnen door heftigen strijd. P a r ij s, Maart '06. TOM SCH. MeMe Moderne Literatuur. . IL Toch waren de jongeren nogJang niet waar ze zy'n moesten. Eén groot gebrek had de nieuwe beweging en dit moest worden ver holpen, wilde de beweging niet op niets uitloopen. De zoo noodzakelijke eenheid ontbrak en mét de eenheid de onontbreekbare leiding. Als individuen stonden ze in de beweging, welke zich over .het geheele land had uitge breid, naast elkaar, zonder die groote kracht te kunnen uitoefenen, welke voor het wel slagen hunner pogingen strikt noodig was. De katholieke jongeren waren geheel anders begonnen dan de tachtigers. Hun eerste werk was geweest zich te concentreeren, te vormen tot n vast aaneengesloten groep met De Nieuwe Gids als leidend en leerend hoofdorgaan. Later mochten zich meerderen af scheiden, nieuwe tijdschriften vormen, bij den aanvang was de concentratie toch hunne groote kracht. Zooals nu de beweging onder de katholieke jongeren werkte, kon daar nooit iets van terecht komen. Als eenlingen waren zij niet opgewassen tegen de o verblijven den der oudere generatie,. welke al heure be schikbare krachten verzameld had . om te strijden den wanhoopstrijd der verdwijnende soort, gel;jk Jan Kalf het latei- zou noemen. De oprichting van een eigen orgaan, waarin de bekwaamste woordvoerders geregeld aan bet woord zouden zijn, werd een gebie dende eisch. De katholieke jongeren begre pen zulks en als gevolg hiervan kwam merkwaardige datum in de katholieke litera tuurgeschiedenis ! in de maand October van het jaar 1900, het gewensclite eigen orgaan tot stand: Van Onzen Tijd, gewijd aan literatuur, sociale wetenschap en kunst (de tweede rubriek liet men echter al spoedig achterwege), onder redactie van Alb. van der Kallen, Th. Molkenboer, Albertine Smulders en Maria Viola! Zoo was dan de eerste gewichtige stap op het nieuwe pad der kunst gezet, en restte er niets . meer, dan vol vertrouwen voort te gaan op dien weg, zoo hoopvol ingeslagen. Nu het moderne tijdschrift er eenmaal was, zouden de nieuwe kunsttheoriën wel ingang vinden bij de schare. 'Helaas, al te spoedig zou ook hier de weg met distels en doornen begroeid zijn! Waar vroeger slechts nu en dan een enkeling zijne stem verhief tegen moderne woordkunst, stond nu een gansch koor van ouderen op, trachtend het nog zwakke, piep-jonge stemmetje te over schreeuwen. Met de oprichting van Van Onzen Tijd ontbrandde de strijd tusschen ouderen en jongeren op zijn felst, en wanneer ik al de staaltjes van venijnige, geniepige en... hoogst zonderlinge kritiek hier moest ophalen, zou ik minstens over een kolom of twintig van het weekblad moeten beschikken. Eén frap pant voorbeeld van de onbetrouwbaarheid der kritiek van die dagen moge hier toch volgen. In een polemiek met Jan Kalf schreef De Maasbode, 23 Febr. 1904; Wij mogen voor den heer Kalf een onbetrouwbare Vondelgids zijn, in onze eigen geschriften weten wij oen weg nog wel." 't Is mogelijk, maar voor een hél enkelen keer waag ik hieraan toch te twijfelen l In 1903 nl. kwamen mij de kunstkritieken van De Maasbode al heel onbetrouwbaar voor. Zyne kritieken waren al even wonderbaar en grillig als de natuur. Bij de Vondelpromotie des heeren Huibers 1) (Maasbode 16 Januari '03) vloeide o.a. dit zinnetje uit de redactioneele pen: Maar in dit tijdperk,'nu rumoerige critiek en pedante Nieuwe-Gidsery helaas ook van het Katho lieke erf de ware kunit en de ware schoon heid dreigt weg te dringen, is het ons enz.. ." In de maand Januari zag het er dus voor de ware kunst en de ware schoonheid op ons Katholiek erf erbarmelijk uit. Ze dreigden weggedrongen te worden door rumoerige critiek en pedante Nieuwe-Gidserij." Met de jaargetijden echter wisselen lucht- en weergesteldheid. Na kouden winter krijgen wij lente en lekkeren zonneschijn en ook wij, menschen, ondergaan den invloed dier ver schillende wisselingen. Ook de ? Maasbode. En daarom schreef hjj bij de Vondelpromotie des heeren Van Zuyle, 2) een half jaartje later 5 Juli '03 : Daar zijn er nog wel, die hun kunstkracht uitstorten in subtiel gedoe, in nage maakte mystiek, in klink-klank zonder ge dachte, in zinnetjes met veel streepjes tusschen de woorden maar dit geslacht gaat onder ons katholieken zoetjes aan weer uitsterven; natuur en waarheid hou'den weer de over hand, en wat er goeds'en voortreffelijks was in de nieuwe opbloeiing der kunst, wordt wel haast gemeengoed van allen." Hoe welwillend is hier de redactie! In Januari nog dreigden onze katholieke NieuweGidsers" de ware kunst en de ware schoon heid" van het katholieke erf weg te dringen en in Juli o wonderbare invloed der zomersche natuur l gaat dit geslacht onder ons katholieken zoetjes aan weer uitsterven." Natuur en waarheid houden weer de overhand." Sterker nog l Wat er goeds en voortreffelijks was in de nieuwe opbloeiing der kunst, wordt welhaast ge meengoed van allen." Gemeengoed van allen. Kan het beter, mooier, voortreffelijker? Maar hoe dien plotselingen, gunstigen ommekeer te verklaren? Als ik niet wist, dat De Maasbode even afkëerig is van vleierij als van critisch geknutsel" en kleinzielig dis puut", zou ik aan den Maasbode de eer toe schrijven van dezen gunstigen ommekeer in onze literatuur en wel naar aanleiding van dit zinnetje (Maasbode, 5 Juli '03): En wij, die van meet af gewaarschuwd hebben tegen het met pak en zak overloopen naar de modernen, met min wijze woorden misschien, wij die er steeds toe aanmaanden om niet exclusief te wezen, maar de nieuwe kunst idee aan te passen en te huwen aan de Vondeliaansche gedachte, wij mogen het wel eenigszins eene voldoening voor ons rekenen, dat mm nu elkaar gaat ontmnetcn op een ter rein, dat wij van stonde af aan hebben afge bakend als het eenig mogelijke voor den katholieken' kunstenaar." ? Nu echter zal het wel aan de weersgesteld heid liggen, dat deze kritiek zoo goed uitvalt. : In den zomer, als alles tintelt van vröolijk zonnelicht en de vogeltjes liefelijk fluiten, zijn we aH'rjd béter gemutst dan met die barre winterkou. Edoch alles is op deze werrelt die zoo dwerrelt van korten duur, ook de zomermaanden. Onbemerkt zitten we weer in de kou. En.. . de goeie buien zijn mede verdwenen, ók bij De Maasbode. Daarom lees ik vier maandjes later, 18 November '03, onder een artikel van . P. Hyacinth Hermans, dévolgende redactioneele noot: Wat zou Van onzen Tijd" die toekomst, waarvan hier sprake is, in zijn macht hebben, indien dat tijdschrift er toe kon besluiten, om geen andere poëzie op te nemen, aan geen andere kunst toegang te geven, dan aan die, welke, zij het maar ook in de verte, het merk draagt van de poëzie des heeren Van Zuyle. (En als wij dit zeggen, zal men wel zoo vriendelijk zijn ons goed te verstaan). Nu echter staat deze dichter met een enkel ander hier of daar als een aangename bloem Ie geuren te midden van een menigte... bui tenissigheden" Wat is de AT«a*6ode-redactie toch vatbaar voor natuur-indrukken! Iri de warme Julimaand zegt ze, dat wat er goeds en voortreflelijks was in de nieuwe opbloeiing der kunst, welhaast GEMEENGOED VAN ALLEN wordt", in 't gure November-tij staat Van Zuylen met een enkel ander hier of daar als een eenzame bloem te geuren te midden van een menigte... buitenissigheden"! Wie dit zonder op de natuursgesteldheid te letten, verklaren kan, mag het zeggen. Ik yoór mij zie er niets anders in dan geen weg weten in de eigen geschriften! In Januari te zeggen, dat de ware kunst van het katholieke erf dreigt weggedrongen te worden, in Juli te beweren, dat dit niet het geval is, maar ze zelfs ge meengoed van allen zal zijn, om in November weer te verkondigen dat slechts een enkele hier en daar de ware kunst beoefent, al deze tegenstrijdigheden kunnen mij slechts de on betrouwbaarheid der redactioneele, literaire -Jfaas&odïe-kronieken doen duidelijk worden. En al zegt de Maasbode nu ook, dat hij nog lang zooveel oude plunje niet heef t als K uy p er, enkele versleten rokjes hangen er toch ook reeds in zijn garderobe! Tegen deze en dergelijke kritieken had Van Onzen Tijd", vooral in 't begin veel te strijden. De jongeren stoorden zich echter niet aan al het lawaai en geschetter rondom zich en gingen kalm voorwaarts. Wel bleek de opge nomen taak niet zelden moeilijker dan men verwacht had, wel was er teleursstelling waar iets moois ook iets heerlijksvoor de toekomst deed verhopen, maar de kern was toch goed en dat goede zou blijven voor alle tijden. Na n jaar levens was de invloed, dien Van Onzen Tijd" op de geesten uitoefende, reeds duidelijk merkbaar. Eenerzijds had het tijdschrift door het vele goede, reeds in zóó'n kort tijdsbestek, zich zelfs onder de ouderen vrienden weten te verwerven, die openlijk hunne ingenomen heid met het tijdschrift betuigden, anderzijds was de scheidingslijn tusschen jongeren en ouderen aldoor scherper getrokken, stonden ze feller tegenover elkander. Een der vrienden heb ik boven reeds geciteerd en hier volge nog deze merkwaardige uitspraak .van den WelEerw. heer P. M. Bots over ,, Van Onzen Tijd": De tijd en ondeivinding moet bij de jongere auteurs nog een en ander wijzigen en doen rijpen, maar de school is er, en de leden zijn minstens reeds krachtig genoeg om haar verder uit te breiden. Niet aan schrijver dezes is het gegeven aldaar mede een plaats te veroveren, doch het goed recht hunner school staat bij mij even hoog als dat van andere richtingen, al is ook zij daarom niet de eenig goede." Van algemeene bekendheid is tevens, ten minste bij de Katholieken, dat ook de redac teur-secretaris van het oudste katholieke tijdschrift De Katholiek, Mgr. van Cooth, den jongeren een goed hart toedroeg en draagt, getuige herhaaldelijk de opname van moderne literaire bijdragen als van Leo Balet e.a., getuige de verzoening ook, die deze eminente redacteur tusschen ouderen en jongeren poogde tot stand te brengen. Hoewel dit laatste niet volkomen gelakte, valt er thans toch eene merkwaardige toenadering tusschen ouderen en jongeren te bespeuren. Dit was echter nog niet het geval in 1901, zooals ik boven reeds aanstipte. (Slot volgt.) HENRI H. v. CALKER. Hilversum, 18 Maart '06. 1) A. Huibers, pr., dichter van den Christus Mysticus." 2) Dr. A. Smoor, die onder het pseudo niem : Herman van Zuyle verschillende goede verzen in Van Onzen Tijd" publiceerde en nog steeds daaraan medewerkt. Twickel contra Enschede. Wie ook maar eenigszins bekend is met de Twentsche toestanden, gevoelt het zon derlinge dezer tegenstelling: Nederlands schoonste landgoed procedeert contra Neder lands voort varendste fabrieksstad. Eenerzijds de landheer dien het bevuilen van zijn schoone possessie door stinkend fabrieks water een doorn in het oog is, anderzijds de stad die zich allerminst bekommert over de afvalproducten harer talrijke fabrieken. De eigenaar van het schoone landgoed Twickel, dr. R. F. Baron van Heeckeren van Wassenaer, heeft de stad Enschede gedagvaard dadelijk op te houden met het afvoeren of doen afvoeren van het vuile rioolwater naar de Twekkelerbeek, met machtiging desnoodig zelf dien afvoer op kosten van gedaagde te doen stoppen, en haar te veroordeelen tot vergoeding van alle kosten, schaden en interessen, op te maken bij staat. Tot die dagvaarding bestond allo aan leiding. Enschede dat hemelsbreed ongeveer op 3 uren afstands van Delden (Twickel) gelegen is, voert sedert jaren het rioolwater af naar deze nagenoeg 20 meter lager ge legen gemeente. Vroeger, toen aan de weverijen geene ververijen verbonden waren, de industrie nog zooveel minder beteekenis had, de Twekkelerbeek bijna uitsluitend diende tot afvoer van het overtollige regenwater datuitLonnekers hooge buurtschappen afstroomde naar het zooveel lager gelegen Rcggcdal, en het onreine water zich onder weg zoovele buitensporigheden veroorloven mocht, dat de zuurstof uit den dampkring met hare oxydeerende bacteriën als de natuurlijke snel werkende biologische reinigings-installatie krachtig destilleerend op het onzuivere water inwerkte, vroeger was de aard van het beekwater heel anders. Doch de tijden veranderden, de beken werden verdiept, de onontgonnen gronden, voorheen toevluchten voor 't toegevloeide regenwater, kwamen in cultuur, de lage gronden werden door bevloeiing of kunstmest tot sappige klaverweiden, de heidegronden tot bosschen. Zoo werd allengs de, Enschede in wijden kring omsluitende, boeren gemeente Lonneker tot het oord waar de fabrikanten zomerverblij ven inrichtten,de jagers onder hen het wild vervolgden en de grondeigenaren slapend rijk werden. Slapend rijk, die uitdrukking is niet overdreven. Ongeveer 10 jaar geleden deelde een grondbezitter mede dat hij, in de onzekerheid verkeerend of een weide nabij Enschede gelegen, al of niet als bouw terrein moest aangemerkt worden, den fiscus raadpleegde, die de waarde op ? 2 per centiare schatte. Circa 3 jaar later werd die grond voor ? 30 per centiaro verkocht. Niet zelden zijn in de gemeente Lonneker heidegronden verkocht voor ?1500 a ? 2000 per hectare. 't Spreekt van zelf dat die stijging der grond-waarde de exploitatie der woeste gronden zér bevorderde. En overmits elke doelmatige ontginning moet gebaseerd zijn op regelmatigen afvoer van water, werden beken, slooten en greppen in behoorlijken staat gebracht, zoodat de afvloeiing allengs sneller en met minder stoornis geschiedde. Daardoor werd het fabrieksvuil van En schede, dat voorheen niet ver door den stroom werd medegevoerd, maar in latere jaren door middel van riolen naar de be wuste Twekkelerbeek, was geleid geworden, naar beneden afgevoerd en begon het land goed Twickel, dat door die beek over een lengte van ruim 10.000 meter, dat is 2 uren gaans, doorsneden wordt, allengs intiemer kennis te maken met het gore vuil dat Enschede missen wilde. 't Is wel een gelukkige toevalligheid dat deze landheer een der weinige aristocraten is die prijsstellen op hygiënische toestanden. Gewoonlijk liggen de kasteelen binnen grachten die des zomers kritiek geuren. Op Twickel echter juist het tegendeel. Daar werd zelfs, op eigen kosten, een buisleiding van uit Almelo gelegd, ten einde het drinkwater te Delden te verbeteren en het kasteel en naaste omgeving te voorzien van rein water. Men begrijpt welk een ver ontwaardiging zich van den eigenaar van Twickel moet meester gemaakt hebben, toen hij, elk jaar mér, zijn landgoed zag onge nietbaar worden. Elk jaar meer. Want voor heen waren aan de katoenfabrieken geene ververijen verbonden, zoodat toen vél min der en veel minder stinkend afval water afgevoerd werd. Enschede wordt dus wellicht de dupe van deze complicatie: dat alles samen is geloopen om haar te doen boeten voor de jovialiteit waarmee ze de beneden stroomsgelegen grondeigenaren het genot van stinkend water heeft gegund* Want bij de onï&iandigheden door mij kortelijks besprokeiy komt, nog dat in de jaren der sterk toeajljfiaad^: vervuiling van 't beekwater door d% fabrieken een weten schappelijk man is opgestaan, die in tijd schriften en door voordrachten ons heeft gewezen op het schitterend voorbeeld door Glasgow aan alle steden der wereld gegeven waar watervervuiling tot hinder en schade aanleiding geeft. Dr. J. W. Jenny Weijerman, bacterioloog bij de gemeentelijke-geneeskundige dienst te Amsterdam, heeft zich hoogst verdien stelijk gemaakt door de Nederlandsche steden en industrieelen er op te hebben gewezen dat er in het noorden van Engeland een stad van beteekenis ligt, die door biologische reiniging van afvalwater het gracht- en fabriekswater zuivert en tot helder water weder omwerkt, en dat de fabrieksplaatsen die niet gelegen zijn aan rivieren en fabrieken dien hinder kunnen wegnemen door het Glasgowsche systeem na te volgen, om zoodoende te doen verdwijnen wat aanstoot geeft aan hen die nog andere belangen kennen dan goederen fabriceeren. En gelukkig, ook in Twenthe ontwaakt allerwege het begrip, dat het groot e fabrieks wezen ook groote schaduwen uitwerpt en er naar andere bronnen van bestaan en andere middelen van vertier behoort omge zien te worden. Vandaar de meer dan ge wone belangstelling in de procedure TwickelEnschede, niet voortspruitend uit den kamp tusschen twee kapitaalreuzen, maar gegrond op de behoefte der bevolking niet te worden vereenzelvigd met deze nijverheid, het heer lijke buitenleven vrij te houden van stadsvuil, het vriendelijke landschap voor den vreemdeling open te stellen, zoolang het klimaat daartoe uitlokt. In allo gemeenten worden vereenigingen gevormd tot verfraaiing van het eigenaardige landschap,waaraan schilders en schilderessen de motieven ontleenen; wegen worden verbe terd, wandelingen veraangenaamd. De land bouw spant zich in om.met behulp van kunst meststoffen, veredelde granen, werktuigen en onderlinge samenwerking vooruit te komen. Voor hen die het schoone in het eenvoudige kunnen ontdekken, is Twenthe een aardige streek om er te vertoeven. Met den achterhoek van Gelderland vormt zij een vriendelijk geheel. In zekeren zin is dus de procedure'PwickelEnschede een strijd tusschen poëzie en proza, tussehen genot en geld, tusschen vrede en rumoer. Niet alleen Enschede berokkent door de vele afvalproducten overlast aan de om geving. Overal waar fabrieken gevonden worden en geene rivieren hot vuil spoorloos doen verdwijnen, rijzen klachten over stank, schade aan landbouw en visscherij. In de omgeving van Hoogevoen, Smildo, Amers foort, Eindhoven, Helmond, Tilburg, Waal wijk, Delft, de Twentsche f'abrieksteden, maar vooral in de Groninger voenkolonie is het misbruik dat van de openbare wateren gemaakt wordt, hinderlijk, ergerlijk en on gepast. De energieke poging van den eigenaar van het door zijn natuurschoon zoo be kende landgoed Twickel om don rechter te doen uitmaken of hot recht tot vervuiling der riolen en tot afvoer op de beken onbe perkt is, heeft dan pok een verre strekking. j Gelukt het hom tot in hoogste instantie, het | recht te verkrijgen Enschede te dwingen ; op to houden met het afvoeren van stinkend rioolwater, dan is overal de gelegenheid geopend om zoo noodig coöperatief tegen die steden of fabrieken op te treden die tot nu toe de vervuiling der vroeger zoo frissche heldere beekjes, grachten, water leidingen en slooten in de hand hebben gewerkt. De visscherij, de landbouw en vooral het verkeer in en de bewoonbaarheid van door beken doorsneden streken,hebben een groot algemeen belang bij dit geding, dat onlangs aan de rechtbank te Almelo aangebracht is en waaromtrent de officier van justitie in de vorige maand geconcludeerd heeft datT wickel zal toegelaten worden om door getuigen en deskundigen te bewijzen dat het beekwater vroeger helder, thans vuil is en stinkt mede tengevolge van de doordegemeenteEnschedo genomen maatregelen tot afvoer van haar rioolwater. Interessant is 't het standpunt te kennen waarop in rechte Twickel en Enschede zich gesteld hebben. Twickel stelt, dat het water der Twek kelerbeek, waarin het smerige water afge voerd is, niet tot het openbaar domein be hoort, van ouds rein, helder, tot huiselijk gebruik geschikt, visehrijk en drinkbaar was, doch in de laatste jaren geheel ver vuild is, een vreemdsoortige kleur aange nomen heeft en, vooral des zomers, een ondragelijken stank verspreidt, waardooralle visch verdwenen, het water geheel ondrink baar is en het park en omgeving soms verpest worden, dat Enschede daarvan grootendeels de schuld draagt door het in voeren van een rioolstelsel, waarin liet riool-, verf-, bleek- of afvalwater van En schede geloosd wordt, dat die enorme hoe veelheden uiterst vuil water niet in die kleine Twekkelerbeek kunnen opgelost wor den, zoodat ze, door Twickel afstroomend, grooten stank veroorzaken, dat Enschede daartegen geene voorzorgen gebruikt heeft, dat niemand het recht heeft het van nature reine en heldere water van een aan de oever eigenaren toebehoorend stroomend water te vervuilen of te laten vervuilen. Enschede voert daartegen aan dat zij ont kent dat Twickel eigenaar van het water der beek is, dewelke kadastraal niet is in gedeeld, noch tot de aangrenzende perceelen behoort en als aan niemand behooronde, eigendom van den Staat is, dat zij niets anders heeft gedaan dan de hygiëne bevor deren en niet aansprakelijk mag gestold worden voor de uitbreiding der industrie, dat eischer geen recht heeft op helder en bruikbaar water, daar het eerst zijn eigen dom zou worden op het pogenblik en in den toestand waarin het zijn goed bereikt, dat de oevereigenaar, gelijk eischor is, geene meerdere rechten op het water heeft dan art. 67(i B. W. toekent. In de re- en dupliek werden bovenstaande en andere argumenten nader toegelicht, waarbij leuk en raak is hot antwoord van eischer, dat even stout is het beweren van gedaagde dat de ingestelde actie een unicum is, terwijl het unieke van dit geval toch overigens ook nog verklaard zou kunnen worden uit het unieke der aanleiding, n.l. dat een groote gemeente op zoo brutale wijze de lager gelegen eigenaren met al het vuil waarmede zij binnen hare grenzen geen weg weet, tracht op te schepen." Zooals reeds door mij is gezegd, is bij conclusie door don Officier van Justitie voorgesteld dat eischer tot het door hem aangeboden bewijs door getuigen en des kundigen zal worden toegelaten, op grond dat het hebben van het rioolstelsel de oor zaak van den toestand is en de oever eigenaar tevens eigenaar is der door zijn landgoed stroomende, niet bevaarbare en niet vlotbare beek. Dergelijke wateren behooren, volgens algemeene opvatting, niet tot die zaken die aan niemand toebehooron, alleen de oevereigenaren kun nen van die stroomen profijt hebben, de eilanden en platen die in die stroomen op komen, zijn aan de oevereigenaren toege wezen, ze vormen mot de bedding n geheel. Het water is van de bedding een accessoir, bij geheel opdrogen der beek valt de geheele bedding aan de eigenaren toe, uit de bepa ling dat de Staat als eigenaresse der bevaar bare rivier, de daarin opgekomen eilanden en platen tot zich trekt, volgt dat de oever eigenaren die hetzelfde recht hebben in de niet-bevaarbare stroomen, dit hebben omdat zij eigenaren van die stroomen zijn, ook hun recht op de aanspoelingen vindt zijn grond in het recht op de rivier, de oevereigenaren hebben recht op bevloeiing, visschen, aftapping voor industrioele doel einden en den loop te wijzigen; dat alles wijst op eigendom van het water. Eischer biedt aan te bewijzen dat Enschedo grootendeels de oorzaak is van den in do laatste jaren geheel veranderden toestand van het water, deze heeft zeer zeker recht om hot rioolstelsel in te voeren en te ver beteren, mits de exploitatie zoodanig ge schiede, dat zo niet eens anders recht schendt en schade veroorzaakt aan derdon. Hot causaal verband tusschen het rioolstelsel on de vervuiling is een vraag voor deskundigen en getuigen, waarvan afhangt of eischers eigendomsrecht geschonden is. Van uit een landhuishoudkundig oogpunt bezien is deze procedure inderdaad eon unicum. Maar juist hier in Twenthe zijn de toe standen er naar geworden om zulk eon botsing tussehen de hegemonie der industrie en den tegenzin van den adel tegen inbreuk op liet eigendomsrecht, uit te lokken. Wat Glasgow tot stand bracht, vermag ook Enschede. De industrio verkeert erin zeer bloeienden toestand, fortuinen worden verdiend. Kr is dus geen aanleiding tot de bewering dat de eigenaar van het landgoed Twickel de nijverheid aldaar bedreigt; daarentegen mag wel 'gezegd worden dat zijn kloek verzet te^en de grove veront reiniging dor beken naast het eigenbelang, een zeer groot algemeen belang omvat. Daarom heb ik getracht de aandacht der lezers op doze belangrijke procedure to vestigen. Almelo, lll?:i?'06. N. Fu. SNEL. van Slingenstein, een trotsche dame, die van haar kinderen: Max en Nettie, absolute ge hoorzaamheid eischt, en ds. Sluiter, wiens zoon en dochter : Jan Willem en Frieda een eigen meening mogen hebben, en met hun ouders meer kaïneraadschappelijk omgaan. Zij blijven allen in hun rol, evenals Linade dochter der hnismenschen" bij wie de student * Max te Utrecht op kamers woont. De brave lui in 't boek zijn geen engelen, en de andere zijn geen monsters. Er gebeurt wat gebeuren moet, gegeven de karakters, die met vaste hand geteekeni worden. De trotsche ietwat bekrompen douairière kan natuurlijk niet toestaan, dat een zoon van haar trouwt met de mooie Lina, en 't spreekt van zelf, dat de zwakke Max zijn geliefJe, die hem meer liefhad dan haar eer, ontrouw wordt, allo eeden en beloften verbrekende! Maar hu verliest daardoor de achting voor zich zelven en de liefde voor zijn moeder, die hem een laagheid deed begaan. Ook was te wachten, dat Nettie een mooi maar onbeduidend en ijdel kind, zedelijk zou ondergaan door het huwelijk met een min derwaardig man, dien haar moeder om zyn adelijken naam en mooie titels tot schoon zoon begeerde; maar veel minder lag voor de hand, dat de aardige Frieda Sluiter Max tot man wilde hebben; zij wist alles van hem. Maar de liefde is blind; zij nam hem zooals hij was, ofschoon zy wist, dat vader en broe der haar keuze bedenkelijk vonden. Max was niet veel bijzonders, te zwak van hart orn slecht, maar ook om trouw en eerlijk te zijn. Hij schaamde zich meer over het gemeene figuur, dat hij tegenover Lina ge maakt had, toen hij de liaison" verbrak dan over zijn ontrouw. Hij eindigt natuurlijk met ook zijn vrouw te bedriegen, zoodra hij Lina weer ziet. Ds. Sluiter had dat kunnen voor zien. De verhouding van dezen vader tot zijn dochter is innig en hartelijk, maar hij doet te weinig zijn gezag gelden tegenover de lieve onervaren dochter; hij wil niet heersenen als de douairière en vervalt in het andere uiterste. Overigens is ds. Sluiter een mooie figuur. Zijn de dominees in vele boeken van den lateren tijd karikaturen, hy is een beschaafd en beminnelijk man met goede manieren verheven beginselen en groot plichtsbesef. Zijn houding tegenover Lina, die het levens geluk zijner dochter hielp bederven, is die van een man wiens leven beheerscht wordt door het besef, dat hij ook de diepstgezonkenen moet trachten te redden. Ten slotte weet hij het, hart van zijn on gelukkig kind tot rust te brengen en de douairière tot ootmoed te stemmen. De auteur heeft zijn optreden kennelijk met groote voor liefde geteekend, ik zou zeggen: ook met groot talent. Zin. v. H. Schandelijk eervol ontslag". De heer Kleij heeft aan Hare Majesteit de Koningin het onderstaand adres verzonden. Geeft met diepen eerbied te kennen: Th. Kleij, gepensioneerd majoor-magazijnmeester bij de Militaire Administratie van het Ned. Ind. leger; dat hij, na ernstig beraad, nogmaals tot Uwe Majesteit komt omdat hij niet berusten kan in de beschikking op zyn request, dd. 28 Juli 1905; dat hij bedoeld request met bijlagen en beschikking heeft doen drukken en een exem plaar daar van eerbiedig hierbij aanbiedt; dat hij op de beschikking" enkele kantteekeningen heeft moeten maken omdat daarin onwaarheden voorkomen en hij dat reeds heeft aangetoond in een den 15en Februari 1906 aan den minister van oorlog toegezonden exemplaar; dat de minister den commandant van het kon. werfdepot een bevoegdheid toe kent welke die commandant niet bezit en hem zelfs nooit gegeven zoude mogen worden, ook niet door den minister. (Eerbiedige referte aan de schriftelijke kantteekeningen op blz. 18 en 19, in verband met de punten B, bh. 9, en F, blz. 13 en 14.) dat adressant handhaaft, alles wat hij in zijn lequest, en bijlagen daarvan, heeft gezegd; dat een kapitein van het K. W. D o.a. reeds schreef (na ontvangst van het ge drukte exempl. een schandelijk eervol ont slag") ik beaam wat er in staat"; dat een ander kapitein die even als de zoo even bedoelde tegelijk met adressant onder overste Van den Hoff diende o.m. schreef: De minister beweert dat de com mandant volkomen daartoe bevoegd was", dit gelijkt op niets en geeft geen groot denk beeld vaneen Opper-Officier, nog wel minister, die met alle kracht de discipline in het leger inoet handhaven en daarvoor aan H. M. de Koningin en heel de natie verantwoordelijk is; dat laatstbedoelde kapitein hier juist de hoofdzaak aanstipt immers de minister van oorlog neemt willekeur (var overste v. d. lloll') in bescherming, boven onderwerping aan de krijgstucbt die gehoorzaamheid eischt, óók van de chefs aan wetten, regle menten en voorschriften door de bevoegde, boven hen gestelde, autorieteiten uitgevaarj digd; dat adressant thans bij deze, op grond van 't voorgaande en op grond van 't geen in de bijlage is aangevoerd, den luitenantkolouel C. F. van den Hoff beschuldigt van j willekeur; het geren van orders in strijd met voorschriften van hooger/tand, waartoe hij de bevoegdheid niet bezat en waardoor adressant is geprovoceerd tot dienstweigering; (waar voor hij is gestraft met ontslag, zonder dat hij zich heeft kunnen of mogen verdedigen, ja zelfs, zonder dat hij is gehoord) en waar door de discipline en de krijgstucht zijn ondermijnd; adressant verzoekt Uwer Majesteit eerbiedig, wel een militair-gerechtelijk onderzoek te willen doen plaats hebben, opdat aan hem die dupe is geworden van die willekeur alsnog gerechtigheid moge geschieden. 't Welk doende, TH. KLEIJ. Ouders en kinderen. Roman door .Sc/i; LA CirApjii.i.E KOOIJOL. Haarlem, Vincent Loosjes. 1904. Dit boek handelt over de verhouding tusschen ouders en kinderen in den tegenwoordigen tijd, een zeer belangwekkend onderwerp, e auteur is niet maar g,ian schrijven zonder van te voren goed te weten, wat zij wilde. Zij brengt ons terstond in kennis met de hoofdpersonen: de douairière Wedstrijd in kunstwerken. Het Nederl. comitévoor den Parijschen wedstrijd in kunstwerken door vrouwen heeft besloten de ingekomen en ter verzending j waardig gekeurde voorwerpen ten toon te j stellen in de beide kleine zalen van PulchriStudio te 's Gravenhage. De tentoonstelling nal geopend zijn van Maandag 9 April e.k., i des namiddags l uur tot Woensdag 11 April d.a. v. des namiddags 4 uur, tegen den toe gangsprijs van 50 ets. per persoon. Een even tueel overschot, na aftrek der kosten, zal worden bestemd voor de slachtoffers der jongste overstroomingen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl