De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 1 april pagina 3

1 april 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ifc. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TÖOR NEDERLAND. ióDggtens aan Miller'a m^vaart .gedaciit te hebben. Hofdgk neeft er bujkbfwr niets van geweten en bewaart een plechtig stilzwijgen. l)e oorzaak ligt voor ** h«nd: grondige etudie van Bnitsche litewtntttjgescDiedenia 'hebben noch Jonckb'.oet, noch» Ten Brink gemaakt, en Huët die *oo verbazend veel Fransen bad gelezen, heeft maar *eer weinig geweten Van de werken der meent bekende «chryvers in puitschland en aoo goed als niets van de invloeden, die in sommige perio den zoo krachtig werkten. Nu is de studie der philologie in Neder land sedert lang uitsluitend beperkt tot lexicologie en erin voorloopig van de toekonwt te verwachten. De doctoren in de Nederlandec'he letteren promoveeren veelal op disser taties over totaal onbekende menschen of over onderwerpen die niemand belang in boezemen. En 4Jn er by als drs. Vogelsang, De Vries, De Vooys, Van Moerkerken. e a., die prachtig werk leverden, waarin ieder beschaafd eu geletterd man belaag moest ettll n, dan zyn zy verder inoeielyk aan den arbeid te krijgen, daar zy in de volmaakte onzekerheid verkeeren waar hun bedragen dankbaar ontvangin zullen worden. \'an hoogst gelukkige beoefenaars der vergelij ken Ie literatuur heb ik belangrijke studiën gelezen, die 20 niet geplaatst ton ien krijgen. IntusBcben dr. Meune heelt gedaan,: wat bier te lande al lang gedaan had moeten worden en men staat verbaasd over du nauw lettende zorg waarmede hij de Leidsuhe bibliotheek en aude:e bibliotheken heelt doorzocht. Eerst sraat de schr. stil l y de vertalingen van den Werlher", te beginnen inl77öd.i. twee jaar na de verschijning van het oor spronkelijke, zes in getal eu herhaaldelijk lierdiukt. (Dut'het Ie deel van de Gids" m 1812 verscheen, is stellig een niet gecorri geerde zetfout, de schr. is te nauwgezet orn -zulk een fout te maken). Daarna komen de navolgingen ter sprake, waardoor met den Werthtr, gelyk de echr. zegt, voor Nederland eene nieu*e literatuur^periode begint. Hy behandelt Feit h met al de wairdeering, die aan Jb'eith toekomt, en die velen wel eens ten onrechte verwaarloosden (gel g k deDuilfcohers Gottsfhed op de schandelykste wijze afmaken, hoewel uijn arbeid inderdaad heel wat mier waardeering.-verdiende) H y roemt hem als den eersten,' die (met Van Alphen) vol belangstelling kennis nam van de Duiische letteren en noemt ook dadelijk een zestal «chryvers onder wier invloed Feita werkte. Hoe uit de lectuur van dat zestal en de invloed van Young en Ossian onze sentimenteele period? ontstond wordt hier duidelijk aangetoond. Dat de Werlher telkens weer de hoofdgids is blijkt uit gelijke uitdrukkingen, diéde geliefden bezigen, gelyke boeken, die zij lezen, gelijke wenscheu, die zij uitspreken, gelijke plaatsen die ze bezoeken, enz. enz. De meeste werken van Feith worden gekaakteriseerd en ontleed, alle met gelijk resul taat, dat ze nl. on ier Düitechen invloed, veelal onder dennaa-n vanden Wertner zyn geschre ven. Alles wat zich daarbij aansloot wordt hier behandeld met de bioor leelingen uit dien tijd, aanhalingen uit brieven eu derg. Belangryk zyn ook de medeieelingen aan gaande rechtstreeksche navolgingen van den ttertlter deels oorspronkelijk, deels vertaald, tooneelst ukken zoowel als ro:naus. Ook de vertalingen worden opgegeven en de meeste Ie ier s zuilen evenals ik hier voor 't eerst vernemen, dat teith's Julia in vele talen niet alleen.maarzelfi in het Russisch vertaald werd. 'De voorraad materiaal uier verwerkt doet ons verbaasd gtaan, te meer omdat de opgave en karakleriseering van werken overal even volledig is. Verwant aan Feitn noemt schr. de werken van K. M. Post, d.e voor veertig jaar nog druk gelezen werden ; ook die van De Witte, den meesten Nederlanders zeker even als my onbekend ; verder Gerrit Paape, die ook nog om staatkundige redenen alge meen bekend werd en Tollens ia zyn jongen iyd. Overal vinden wy de nauwlettende opgave van werken, waaraan deze ont eend of verwant zyn. Iu het 3e hoofdstuk vinden ?we uitvoerig opgegeven, wat de tijdgenooten ov.er die seutiuienteele werken zeiden. Ook hier dezelfde scherpzinnige keus van schrij vers ter behandeling. Het is een werkelyk boeiend geschreven hoofdstuk, dat men niet veel genoegen en toenemende belangstelling leest en (omhult u het hoofd, Nederlandsche geleerden), zelfs de humor, van de goede soort, ontbreekt niet. De scür. noemt het pryzenswaardige en het onbeduidende, maar daar hij alles karakteri seert, verneemt de lezer nauwkeurig, welk Boort werk behandeld wordt. Als voorbeelden van gezonde reactie behandelt de schr. Wolf en Deken, van wie hij heel veel en over wie hij nog veel meer gelezen heeit. Ook in deze werken vindt hy talrijke sporen van herinne ringen aan den H erther, maar hij verwijst ook naar de dissertatie ?an mej. dr. Moquette en herinnert, dat op den titel van Sara Burgtrhart (grooteodeels Wolijes eigen geschiedenis) wel staat Niet vertaald7', maar dat er heel Teel vertaald is uit Richardson. Ten slotte ontvangen we eene vergelijking tusschen het Tugebuch van Lavater eu het Dagboek van Feith, en Het Graf van Feith en de Linsamkeiten van Cronigk. Alles samenvattend kom ik tot het besluit, dat we hier te doen hebben met een studie met kennis van zaken, groote voorbereiding en nauwgezetten ernst ondernomen en ten einde gebracht, die aan de Nederlanders voor het eerst een levendig tafreel ontrolt uit een gewichtige periode onzer letterkundige ge schiedenis, vooral gewichtig om de gevolgen. Moge deze studie van een buitenlander oiüe jonge geleerden'aansporen iets dergelijks te ondernemen, niet over Karet van Mander als dichter, of over de Staalkundige Gedichten van Willem Van Haren en dergelijke academische titels, zooals die onlangs voor het examen Nederlandsen, middelbaar onderwijs werden opgegeven, maar Ofer een of ander hoofdstuk onzer letteren dat tot dusverre niet of onvol doende werd behandeld eu dat toch stellig onze belangstelling waard is en bij de verschij ning ook ongetwijfeld belangstelling zou vinden. Amsterdam. TACO H. DE BEEE. IQ den spiegel. Autobiografische echets van ERNST ZAII.V. Kleine kamer met den lessenaar, de hooge boekenplanken, de paar platen aan den wand, niet den strak starenden mooien nieuwsgieri gen berg, die altijd en altijd weer door het raam naar binnen kijkt, kleine kamer met al dat lawaai om je heen, van jou wil ik spreken en ook van hem, die in je woont Over jon is het niet moeily'k te praten. Je bent een vaderland voor me, stil en verloren van de wereld, ofschoon bet leven van die wereld om je heen bruist «Is het meer om een eiland. Achter je heb je het geratefvan de rytaigen, die eiken zomer langs drie bergpassen heen en weer trekken, en vóór je hebt je het dagelyksch snorren van de groote Gottbardtreinen, En toch ben je stil en heb je me geleerd, dat het' beter ia in jou te wDnen dan in de luidruchtige wereld en je h*bt me ook geleerd, dat er niet veel men schen noodig zijn om gelukkig in je te zyn. Maar kleine kamer, het is moeilijker om iets te vertellen vau degeen, die in je woont. Nu geboren ben ik in Zürich 24 Janu ari 1867 en ik heet Ernst Zahn. En daar valt me op eens in in jou, kleire kamer, valt me dat in dat als ik van my'n leven vertellen wil, ik eigenlijk even goed van de huizen en kamers vertellen kan, waarin dat leven is doorgebracht. Daar heb 'je mijn geboortehuis, het caf Littéraire aan de Storchengasse in Zürich, dat mijn vader gepacht had. Gottlried Keiler, toen al een man, ging daar .steeds in en uit, toen ik nog een zuigeling was. Mijn God, nu gaan we beiden weer naast elkaar in de literatuur en hy is weer de man en ik ben bij hem vergeleken nog altijd de zuigeling. Maar wie kan daar wat aan doen! Maar het volgende huis I Dat was als een slot aan een ouden toren vastgebouwd en toch was het weer een cafédoor inyn vader gepacht. Het stond op een heuvel door oude kastanjes omgeven, het keek in het heerlijke meer van Zürich en heette Zum l'auingarten". Waarom ik dat huis zoo lief heb? Ouidat het in de sprookje jnevelen van een verleden staat, waar ik my nog maar weinig van herinneren kan en omdat die twee, daar jong waren, die nu in een ander huis in Zürich wonen, in een stille straat, in het groen liggend, en die nu oud zyn: Vader en Moeder! Zij gaan door de mooie kamers vau hun eenvoudig huis; ze hebben een zware dagtaak achter den rug en lachen dikwijls in zichzelf. Dat doen ze, als ze er aan denken, hoe goed de kinderen het nu hebben, en dat zy dat aan hen te danken hebben. Vader ij sneeuwwit en bij moeder spinnen de jaren ook al grijze draden door het haar. Maar stil, ze willen niet geprezen worden. God behoede ze! Voort naar andere huizen op mijn weg! De scholen! Langs n ga ik nog dikwijls voorbij. Ze is oud en grijs, het Züricher gymnasium, als een hoofd vol wijsheid, oud en grijs. Ik heb er niet veel van die wijs heid gehaald, ik was een slechte leerling. Maar later op die andere school kwam ik goed vooruit. Ze lag in een groen dal, met een grooten tuin er om heen, en met my woonJen zoowat honderd leerlingen van allerlei nationaliteiten in bet groote instituut Breidenstein in Grenchen (Soljthurn). Een oud huis had ik bijna vergeten, het huis van my'n grootvader, den slager Johannes Buck, bij wien Ik lange jaren in huis woonde, toen ik op school ging. Zur Mau^fille" heette het; het staat er nog in de Kirchgasse in Zürich. De ou.le menschen die er met my woonden, zijn er niet meer; zij zijn naar aller menschen rustplaats, het graf ge bracht. Daar in hun huis hoorde ik voor de eerste maal het klokje der poëzie. Het was een schuchter luiden, en het lu dde jaren lang zoo voort, terwijl ik in Genève, Enge land en Italiëmenig huis in en uit trok om mijn vak te leeren. Toen ik weer in de bergen kwam en in het roezige station aan den Gothard-ingang, waar jy ook bent, kleine kamer, werd de klank van dat klokje etecds voller. Hier ontstond mijn eerste boek: Kiitnpfe (1893). Hier ontstonden al de andere als een lange slang van deelen. Ik wou, dat ik die slang bij de vier, vijf eerste geledingen kon af snijden. Hier zullen ook mijn nieuwe boeken ontstaan. Om o .er hun vermoedelijke waarde of niet-waarde te praten, daar heb ik geen lust in. Ook zorgen pennen en stemmen daar genoeg voor in het lievftgroo'.e Duitsche vaderland. Ich will meine Strasze gehen Und blieken zur Seite nicht". De ernstige wil besnaar. Ik heb in den loop van de jaren veel geleerd, veel lof heeft mij goed gedaan, voor veel afkeuring moet ik dankbaar zyn. Of ooit het kunnen tot de hoogte van het willen zal sty'gen, dat moet de toekomst leeren. Van mijn schrijftafel loop ik elk oosienblik naar beneden naar de eet taal, waar de schrijver weer Wirt" wordt. Veel menschen schudden daarover het hoofd. Mij is het beroep van mijn valer lief, hem dank ik mijn brood Wie weet of ook de schrijver hem niet de lust en het pleizier in zijn*werk dankt. De mooie groote bron van de vreug i van het werk ligt in een klein huis, waarvan ik tot slot in dit verhaal van mijn huizen nog even vertellen wil. Het ligt iu het Goeschener dal, aan het eind van het dorp, midden op een weide. Rondom verheflen zich de bergen, des ralende Dammagletscher werpt zijn licht door de ruiten. In het dal heerscht groote stilte. In dat huis brengen vijf kinderen, mijn kinderen hun zorgelooze dagen door, en een vrou <v zorgt goe l voor ze; ze weet ze te leiden met zachte verstandige hand, en heef c het geduld om ook haar man te begrijpen. Hier in de bergen heb ik mijn thuis ge vonden. Ik hoop daar te blijven tot ik naar het laatste huis van mijn levensweg moet verhuizen; tot dien tijd hoop ik te werken en veel moois en hoogs te bereiken, want ik hoor de klokjes der poëzie machtig luiden van mijn bergen, wonderlijke welluidende tonen, en misschien lukt het mij toch nog eenmaal, die tonen in hun pure reinheid weer te geven. Misschien! Er is nog hoop. En hoop doet leven. -::- * v:Deze kleine schets doet ons Zahn beter kennen, dan het nauwkeurigste levensbericht. Wij zien hem voor ons als een eenvoudige krachtige figuur met een open 00.5 voor de poëzie van het leven. Nu nog etn enkel woord over Zahn als schrijver. Toen op het Goeschener kerkhof een gedenkteekeii werd onthuld voor den bouw meester van den Gothardtunnel en voor de arbeiders, die tijdens den bouw waren ver ongelukt, droeg Zahn een gedicht voor, dat hy zelf gemaakt had en dit in het Luterner D igblml werd opgenomen. Dat was zijn eerste succes. Kort daarna deed Lij mee aan een prijsvraag. Met zijn novelle Kamp/e die later als boek uitkwam, verwierf hij den j.rijs. Na deze novelle, die nog wat onaf en hulpeloos lykt, maar^ toch al ontegenzeggelijk talent verraadt, is Zahn ontzettend vooruitgegaan en heeft hy zyn mooi land met zyn sym pathiek volk in meer dan een dozijn boeken beschreven. Ik haal hier aan wat August Friedrich Kranae in De -Litteraritche Echo over hem schryft; Uit elk van zyn werken spreekt de ge weldige schoonheid van zyn bergwereld; hy kent de natuur tot in de geheimste hoekjes van haar weten, hy vertelt niet als een, die een oogenblik als dronken wa* van haar heerlykhéid, neen hy geeft haar weer omdat zijn ziel tot in al haar diepte zoowel door haar overweldigende grootschheid als door haar liefelykheid getroffen is. Al de gloeiende kleuren, die van débereen afstralen bij zons op- of ondergang geeft hy weer in zyn wer ken, zij geven menscben en gebeurtenissen hun warm koloriet. In zijn eerste novellen is de schildering van liet landschap a's het verbysterd stamelen van n, die pas de oogen geopend zijn, hij kan de juiste woorden, de juiste nuancen niet vinden, later als de woor denstroom voller bruist, omgeeft hij zijn figuren door de natuur als met een gouden ly'st, waarvan een schitterende glans afstraalt. Nog later brengt hij het zoover, dat de men schen en gebeurtenissen, die hij beschrijft, n worden met denatu'ir. Lyst en schilderij smelten ineen. De natuur wordt de achter1 grond waar de figuren tegen uitkomen, met hun scherpe omtrekken, sterk en geweldig als de steenblokken op de Alpenweiden. Zoo zien wy Zahn in de beste van zijn novellen en romans, in AlMn Indergand, nog meer in Clan Marie, in zijn vertellingen Schatten en Das Afuttergöllesli uit zijn bundel Scltatten, z^n hoogste punt bereiken. C. BIEXT.AIT. Hoe Gfletöe stierf. Volgens een tot nu onuitgegeven brief. Een hoogst interessante brief over Goethe's laatste oogenblikken op den 22sten Maart was het 74 jaar geleden, dat die groote dich ter stierf bevindt zich in afschrift, in het bezit van Freiherr Otto van Boenigk, te Halberëtadt. De briefschrijfster is de schilderes Louise Seidler, die tot de intimen van Goethe's huis bt hoorde. De merkwaardige brief zal bij menigeenv opnieuw bewondering wekken voor den man, wiens machtige geest ook dan nog niet rusten wilde, toen: de overgang van eens ons be kend bestaan in eenander", zooals Goethe den dood noemde, bij hem plaats greep ; de verheven schoonheid en de adel zijner zielleven, zich tot aan zija laatsteii adem tocht kenmerken. Louise Seidler schreef onder den datum van: VVeimar, 23 Maart 1832', aan den Dn-sdenschen auteur J. G. von Qnandt: Waarschijnlijk zult Gy, waarde, vereerde vriend, reeds uit de couranten vernomen hebben, welk een onherstelbaar verlies ons getroflen heeft, en zal het u stellig eene be hoefte zijn, om nog het ten en ander over de laatste levensdagen van dien grooten, edelen dichter te hooren, Daarom zet ik mij tot schrijven, maar verzoek u bij voorbaat mij te willen veront schuldigen, wanneer ik onduidelijk en verward schry'f, daar ik, nog geheel onderden indruk van het gebeurde, diep geschokt beu. Na, de zoo sympathieke ver-tioudmg op het gebied van mijn kunst, waarin ik het geluk had dn laatste jaren tot hem te staan, gevoel ik mij eenzaam en als eene weeze. Gisteren om half twaalf 's nachts stierf Goethe, zoo edel en schoon als heel zijn leven geweest is. Acht dagen te voren bezocut de groot-hertogin hem; hij onderhield zich gedurende e'n uur dru^ eu vol levendigheid met haar; waarschijnlijk heeft hij zich toen dl te zeer ingespannen, althans de rijtoer, die hij dadelyk daarop ondernam, bekwam hem slecht, hij scheen koude gevat te hebben, kreeg katarrhale koortsen en was zeer stil. De dokter moet het geval d.idrlijk on gunstig ingezien hebben, maar kreeg weer hoop, toen het wat beter ging. Twee digen vóór het einde echter, toen er juist strenge koudj intrad, veranderde de toestand weer, en kreeg de patiënt hevige pijnen op de borst en in den rug, gepaard met benauwdheden, die dan eene rochelende ademhaling veroor zaakten. D3 dokter gaf alle hoop op beter schap op, maar de dochter (hiermede werd Goethe's schoondochter bedoe'd.i hield door haar dapper voorbeeld den moed bij ons levendig, ik was in die dagen veel bij de kJeine, vijfjarige Alma (Goethe's jongste kleinkind, 1827?1844); ons kwam het onge looflijk voor, d.tt hij opgegeven werd, bij die helderheid en opgewektheid van geest! Hij sprak veel over zijne kleurenleer; den laatsten avond vertelde hij zijne dochter nog uitvoerig, over het s uiten van den vrede van Basel, met al de diplomatische onderhandelin gen; ook wenïuhte hij. dat de jongens (i ioethe's kleinzoons) naar het theater zouden gaau, met ' hem zou het stellig wel spoedig beter gaau, de medicijnen deden hare werking, de be nauwdheid was veel beter!... Ach, wij waren vol hoop eu moed toen de dokter 's avonds half acht ons wederom bitter teleurstelde ; want de handen begonnen reeds koud te worden en de pols verzwakte merkbaar, en toch bleef hij nog even opge wekt ! niet kunnende slagen vroeg hij otn Salvandy (een boek van den Franschen diplomaat graaf Salvandy, over de revolutie van 1830; Te vergeefs trachtte de dokter dat te verhinderen, want toen hij naar boven gegaan was om naar de kleine Alma te zien, liet Goethe lid.t brengen en beproefde te lezt-n, wat hem echter niet gelukte. De dochter, die ongemerkt in de naaste kamer gebleven was, begroette hij steeds op nieuw met de hartelijkste woorden wanneer zij bij hem kwam. Op den ochtend van zijn sterfdag, had hij haar nog zijn portefeuile b j zich laten brengen en wilde kleurproeven met haar ondernemen, gaf haar no^ menige verklaring daarover ; O'jk over de naderende lente had hij gesproken en dat die, hem wel weer spoedig zou helpen genezen. Toch be weert de dokter, dat het begin van het einde om zeven uur 's avonds ingetreden moet zijn. G.jethe wilde nog een poging doen om te schrijven, liet zich bladen papier geven otn ze te nummeren. Na tien uur werd hij rus tiger, sprak weinig neer, alleen af en toe, b.v : Kom hier bij mij zitten, mijn lieve dochter, heel dicht bij;" en later nog : geef uie je lief pootje." Zijne oogen waren meest half geslopen ; hij opende ze slecht af en toe, om met onuitsprekelijke teederheid zijne dochter aan te zien, die, zich beheerschende o:n naar zijn geest te handelen, kalm bleef en geen Iraan stortte, de kussens verschikte en zyn hand vasthield, tot aan zyn laatsten ademtocht. Kort maar hevig was de laatste strijd die dez i machtige natuur te-doorstaan had; maar het hoofd ..bleef in dezelfde houding evenals de .handen. Zóó bleef de dochter nog lange, onbewegelyk, zitten, toen versct eidene ande ren reeds verschrikt en schreiend naar bin nen kwamen ; toen stond zy' op, drukte die onvergetelijke oogen voor eeuwig toe, liet de kinderen roepen om hem nog te aanschouwen en b.'gaf zich toen eerst naar haar kamer bo^en. waar de natuur haar recht eischte en een stroom van tranen haar eenige verlich ting schonk. De overledene bleef nog gedurende eenige uren op de ziekenzaal, waarop hy ook vele nachten doorgebracht heeft, en werd eerst later op zijn legerstede neergelegd. Hy moet weinig veranderd zijn. Maandag om zes uur 's morgens zal de begrafenis plaats hebben. Hy zal in den vorstelijken grafkelder, naast groothertog Karl August, rusten. M. v. O. Mauve comitéte Laren t"ï.-H. Er heeft zich te Laren een commissiegevormdi om daar, waar MdUve de laatste jaren van zijn leven woonde, een eenvoudig herinneringsteeken aan zijn nagedachtenis te wijden. Men stelt zich voor, het herinnerinisteeken, waarvan de vervaardiging aan den beeldhou wer Ed. Jacobs te Laren wordt opgedragen te onthullen inde maand September a. s., in welke maand een tentoonstelling zal worden gehou den van Mauve's werken, welke werken men van de gelukkige eigenaars in bruikleen hoopt te verkrijgen. Ten 'einde op tijd gereed te zijn, zou het comitégaarne vóór 15 April willen weten, over welk bedrag het kan beschikken en ver zoekt bijdragen liefst vóór dien datum toe te zenden aan den penningmeester. Nadere inlichtingen worden gaarne ver strekt door den secretaris. Het eere-comitébeslaat uit Jozef Israëls, Willein Mans, H. W. Meidag en B. J. Blommers; het comitéuit C. L. Velthuijsen, burgemeester vau Laren, eere-voorzitter; Tony Otfermans voorzitter; N. van Harpen, secretaris; J. J. Tim Jr, penningmeester; Wally Moes, Arina Hugenholtz, dr. Herm. G. Willenborg en Jan Hamdortf. VERBETERING. In het artikel van mevrouw Van Loenende Bordes, Huisbezoek bij de verkiezingen", regel 19, 4e kolom staat: men gaat steeds hongert loonen bieden, terwy'l er had moeten staan: men gaat steeds hoor/er loven en bieden." Inhoud vaa Tijdschriften. Op de Hoogte, Maart-all.: Keproductie naar schilderij van L. B ilestriervVvondichemering, bijlage. Overd i maand, die heenging, door I 7an Bosse. --Wat zijn zweef bruggen ? door Wouter Cool. Een scau:fbrug van nieuwe constructie. Een rchilder, die zijn ezel in de Arct'.sche sneeuwvelden zet. De lelietjes der dalen, in <\e vrije natuur en onder 's menschen handi-n. Een natuurscliat, door dr. A. J. M. Garjeanne. Oader kw.'ekers handen, door Ernst Oelrich. Groei, Roman van J, Eigen huis Dramatische Kroniek, door L. van Capulle E'-n liefde, door Johanna Steke'.ee. Werkers uit ons middin. DeHta'lemmermeerpoïder, Drie jubileums, door J. Eigen huis. Bij Iragen uit Tijdschriften, door Frans llnlleman. Wat er uitgekomen is?Inge zonden boeken Fotografie, door J. R. A Schuiten. Van komen en aaan E'ijen Haard. No. l i-i: De kinderen van Wariuelo, door L. E., JI. De Tabaksvei lingen in Frascati in de Nes te Amsterdam, met af b. Avond, Oor. Frantsen. De torp^disten van Den Brii-l, door Joh. H. Been, niet port. en af b. linpreghie. Vijf en twintig jaren sparecs, door mr. G. Keiler, me1 portret en ?,? b. Eene oude copie van d< n Rembrandt van Dekemastade. Ver scheidenheid. Feuilleton. IIIIMMIIIIIIIIIIIIIMIlmlIllllmlIMIIIIIIIIIIMIIItlllllllHIIIIIIIIIMMM VOOR DAMES. lieBstöoileraére. II. (S V).mle sloeg Langendijk dicht en zei dat ze e ;u fonds" bij elkaar zou hebbeu, had ze de helft van hetgeen de meiden in die vijflig jaar over de balk" hadden gegooid; d. i. verkwist. ..Verkwist! bleef het daar nog bij!" zuchtte Nelly aluit Neeltie. M lar ik ben iu die vijftig weken (/,ooals u zegt) met mijne opeenvolgende meiden Hl heel wat uit mijn garderobe en tnijn provisiekast kwijt geraakt, wat met verkwisting niet te maken heeft. Men bemerkt het verlies van allerlei kleinig heden dikwijls eerst dan, wanneer de dienst bare het huis reeds uit is. Een zakje met geld, of kostbare stukken zullen ze zoo gauw niet stelen, maar 't zijn allemaal kruimeldieven, die je de boel bij stukjes en beetjes ontiragen. Nu eens een kornet of een ge dragen struisveer, dan weer 'n stuk keuken gerij, een ander maal 'n paar llesschen uit den kelder; ze weten wel, mevrouw zal daar om niet de pelisie" in huis halen. En waar al de suiker, de koflie en thee was gebleven ; waarom ik de vorige maand juist op zulk soort van dingen zoo'n schrikbarend tekort had, dat heb ik eer-t begrepen toen ii be merkte dat de sleutel van de kamerdeur op de provi.siekast paste, en dat de moeder van die meid een komenijvvinkeltje in de St. Jacobstraat had. ..Maar hadt je dan geen getuigen van die meid? O ja, ze had 'n mooi getuigschrift, maar niet van menschen hier uit de stad, eu 't bleek later dat 'n verloopen schoolmeester, die er z'n werk van maakt', haar aan dat stuk geholpen had. Bovendien, ik heb ook wel meiden op een eclit ge! uigschrift gekregen, die toch geen zier deugden. Ue vorige me vrouw dacht zeker: als ik er maar af b'n, of: geef ik geen goede getuigen, dan heb ik zoolang ze hier nog wezen moet ook niets meer aan die meid; of wel. men doet het uit medelijden Welk een leelijk koopje men degene heeft, die op ZOO'E getuigschrift afgaat ja, daar maalt men niet 0:11. Ik heb al eens tegen mijn man gezegd ; er bestaan hier zoo veel vereeiiigiugen : nien moest uu eens op lichten" eene Vereeniging tot waarheid spra ken bij het geven-van getuigem".?- »><? 't Is infaam," erkende tante. Tk voor my heb er my alty'd goed bij bevonden on zoo min mogely'k -op hi-refjes af te gaaé, maar déadressen, welke zoo'n meid opgeeft» zelf af te loopen. Vooral de adressen die zf nift opgeeft, en waar zij tóch geweest i*. Die hoor je by zoo'n gelegenheid wel, ea je hoort somg tevens dingen die zoo'n meid. als ze in dienst was geweest, een ro )d pascfttclaww 40 e en t» per r«f«l. niuiiiiiniiiiiiiiiimiitiiiii TRADBMARK MARTELIS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrggbaar bjj alle Wgnhandelaars ea bfl de vertegenwoordigers MOOPJlANMdr BUI IXIKIL, Wünhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 per f hel. Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstraat 1571 K. F. DEUSCHLE-BENGER. Gedeponeerd. Filialen SPUI 25, VAN WOUiSTRAiTt. Depots: v. Baeilestraat 38, Joh. Verhulststraat 105, Ferd. Holstraat 4, Weesoer/ijdw 74, Plantage Kerklaan 15, Tilanu^st rati; S.!. Voe Zesenstraat 29,Wateigraafsiuetr: I'reedewcul. Ie Helmersstr, 201, Ie Const. [Iiiygensxtr. s)2, de Clercqstraat 8, Nassankade Hn-t-i, Martiiistraat 257, Ilaarl.dijk 20, 2e Tuindwarsstruat . IK A B E S L, l T II U K W O l, T K tt l M P V R IJ. firma A t) K. Kf;HA K K L, Hofl. Heiügenweg, Finnii II vl'i.'Jiïlt, ttofl. Koningsplein. Mag. ,, H KI A i n KR\ Veenestr.49, Den Haa,£ ./. (,O».s.S'_fc'.v.s./r Gr. Houtstr. 14, Haarlem. Waar geen contractanten zijn, wende men zich tot de Ned. Fabr. LA CQVKTK* Eggertstraat 3 te Amsterdam. cht Victoriawate. OBERLAHNSTEIM. cht Victoriawate OBERLAHNSTEIN. BOUWT te NUNSPtET o/d. VELUWE, Inlicht. b,d. Vereeniging Kantoren; voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl