De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 1 april pagina 5

1 april 1906 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ne. 1501 I) E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MAGfil's Soepen in tabletten, merk misster, maKen het mogelijk om in den kortst mogelijken tijd (10?25 minuten), slechts met water, voortreffelijke krachtige soepen klaar te maken. Per tablet voor 2 flinke borden Fransehe soepen 10 Ct. Pikante soepen 18 MAGGTs Bouillon-Capsules, merk Kruisster, geven door oplossing in kokend water oogenblikkelijk een voortreffelijken voor het gebruik gereed zijnden bouillon. Per capsule voor 2 koppen Consommé(extra sterk vleeschnat zonder vet) 12 Ct. Bouillon (vleeschnat met vet) . 9 tiHiiiiMiHiiiiiiiinimiiiii poort bezorgd zouden hebben. Maar 'n me vrouw, die willens en wetens een valsch getuigschrift afgeeft en daardoor vaak een heek familie in de narigheid helpt, wel, die verdient dat t» zelf de grootste sloerie van Nederland ia haar dienst krijgt. 't Beste is...." wilde nicht zeggen. Dat je er buiten kant," viel tante haar in de rede. Natunrljjk als je huishouden er naar is; dan.kom je met 'n meisje voor de schel en een schoonmaakster voor 't ruwe werk 'n heel eind ver, mits dat je geleerd hebt zelf de banden uit de mouw te steken. Dat is de hoofdzaak. O ik doe heel veel in 't huishouden," verzekerde Nelly, en zette 'n hooge borst. JÏ?... laat me je handen eens zien. Neen, niet van boiten, 'maar van binnen." Met een critigchen blik, versterkt door een uitmuntenden bril beug tante de gladde, gesoigneerde handen barer nicht. Toen schudde zg het ? .hoofd en zei: Je zoudt iemand kunnen wijs maken dat onze Lieve Heer op een keraenboom woont, maar mg zul je niet wy's maken dat je veel aan het huiswerk doet. Miaschien stof afnemen, of zooiets l En dan aog met handschoenen aan, niet waar ?" Maar men kan toch geen meidenwerk doen, in onzen stand ? Mijn man zegt: meiden zy'n een noodzakelijk kwaad. Wat zou 'n man l Een man behoeft er niet mee op te trekken, is.'t wel? De man nen zouden beter doen, zoolang als zy' alleen de wetten maken, dat ze de vroegere straf bepalingen weer invoerden, gelijk die te Amsterdam in het jaar 1682 tegen brutale, babbelzieke en pronkerige meiden en knechts werden uitgevaardigd. Krijg Det tegenwoordig maar eens met hen te kwaad, b.v. over een geldkwestie, en ze zullen je uitschobben a<s vuile visch. Maar in dien tijd, als meneer of mevrouw er een eed op wou doen dat er grove insubordinatie had plaats gehad, dan gingen ze voor zes weken op water en brood achter de tralies. Heere, heere! wat zou ik al kunnen zweren l Als 't bewezen was dat ze over hun volk,1 weer aan 't labbekakken (kwaadspreken) waren geweest, dan voor drie maanden naar 't Spinhuis. En wanneer ze kleeren droegen zooals hun mevrouwen, wanneer ze iets van fluweel, zijde, kant, boordsel, goud of juweelen aan 't ly f hadden, wanneer ze iets anders droegen dan jak en schort, dan verbeurden ze hun opperste kleed." Lieve hemel, hoeveel als dame gekleede meiden zouden zonder mantel over straat loopen, was die wet nog van kracht. Maar nous avons changétout cela;" de wind waait nu uit den demokratischen hoek. Toch leest men wel eens van de ou getrouwen", meende Nelly, en keek ter sluik op i het miniatuur-horloge dat haar op den pols zat. Vooral in de provincie; en dat ze van ik weet niet welke damesvereeniging een premie krijgen voor vijfentwintigjarige trouwe dienst, pour encourager les autres." O ja, men leest er van, zooals men van uitzonderingen op den regel leest. Nu is vijf entwintig jaar ook 'n heele tijd,- maar zelfs de ^booyen1' van tien en twaalf jaar in n dienst zy'n zeldzaam. Menschen die het echter goed getroffen hebben met hun dienstboden, of die in ruime levensomstandigheden verkeeten en daardoor den gouden sleutel be zitten waarmee zulke harten altijd te openen zijn " On ne trouve guère d' ingrats tant qu'on eet en tat de faire du bien", wierp nicht er tusschen. Juist; maar ook menschen die zelf slechts een kippenhuishoudentje hebben, of wier familie jaren lang op dezelfde buitenplaats, hetzelfde dorp, de broodheer is geweest voor 3e smalle gemeente op hun erfelijken grond, al zulke menschen zy'n geneigd om de schuld van dat voortdurend veranderen van dienst personeel liefst by' den werkgever te zoeken. Zy' kennen de huurlingen van een groote stad niet. Het hindert me b.v. in den aristocratischen mr. Jacob van Lennep, Ko van Lennep", den man met het lange witte haar, UIT DE NATUU CLVIl. Bottende Blaren. Dat lijkt vandaag wel een anachronisme, want 't sneeuwt op 't oogeiblik echt wintersch. En 't vriest eiken nacht zoo geducht, dat ik met schrik denk aan de bloembollen, die al afgedekt" waren. Nu loopt dat met de bloembollen gewoonlijk nog al goed af, maar 't ontluiken van de boombladeren is misschien weer een halve maand vertraagd. Daarom zijn mij de takken op vazen nu des te liever; die lijden geen koude en botten ook best, al missen ze wat veel de. zon. Ik ben bly' dat ik juist in dit jaar aangeraden heb planten op water te kweeken; als Maart met zoo mooie beloften van de eerste vy'f dagen ons zoo grievend teleurstelt als dezen keer, kan de natuur in huis ons althans eenigszins 't gemis vergoeden. Net komt er weer een brief van een van de lezers van de Groene; mijn afgesneden takken doen 't op water prachtig, tot de peren en appels toe staan in vollen bloei." Iedereen in huis heeft er plezier in, er is geen vaasje of flesch in huig zonder takken en twijgen." Zoo is 't by' my ook, maar was Maart ge bleven zooals hy begonnen is, dan had er geen mensch meer naar omgekeken; dan schemerde nu al "t eerste groen aan de boo men en dat is buitenshuis door de massa altjjd nog veel mooier dan by' dat simpele twijgje op de vensterbank. ' Wat men evenwel thuis veel beter kan nagaan, dat zy'n de details van 't ontplooien. Hoe zoo'n beuken of lorkenknop zich rekt en iteenschuift, hoe schub voor schub bleeke groene randen krijgt en eindelijk het eerste uiterst teere groen komt gluren uit de laatste bronzen schubben. Of als er verras singen bij komen en bij lork of spar in dien ik bier zooveel jaren voorbij mijn raam zag gaan. nl. dat hij bij zy'n eigen familie zulk goed huispersoneel vond en toen niet kon begry'pen dat anderen gchorremorrie zouden hebben. Dat moet ik je toch nog even voorlezen." Tante borg Langendijk weer achter de groene gordijntjes en kreeg Het leven van C. en D. J. van Lennep uit de kast. Ditmaal bladerde ze iets langer in de lijvige, met honderde briefen en stukken opgevulde deelen; maar eindelijk vond ze toch wat ze zocht. O l hier is het. Hy' spreekt over het huis houden van zijn vader David Jacob, over die goede Engeltje, de kamenier zy'ner moeder en de nog voortreffelijker juffrouw Wageli, de Zwitsersche huishoudster-gezelschapsjuf frouw : voorts over de verknochtheid tusschen meesters en dienaars, waarvan de voorbeel den al meer en meer zeldzaam worden" ; om dan voort te gaan : Men wij t dit laatste thans algemeen aan de dienstboden; doch al wil ik die niec ge heel vrijpleiten, geloof ik, dat ook een groot deel schuld by de meesters ligt. Daar ik echter niet wil of kan aannemen, dat de menschen, 't zy' meesters of dienstboden, heden ten dage slechter zijn dan vroeger, meen ik de veranderde verhouding grooten deels te moeten toeschrijven aan den veran derden toestand der Maatschappij, en dan mag het een vreemd, maar toch voor den wijsgeer licht verklaarbaar verschijnsel heeten dat, naarmate de grenzen tusschen de ver schillende standen der Maatschappij zyn weggevallen, de onderlinge welwillendheid tusschen de individu's is verminderd. Ik zal over dit stuk hier in geen bespiegelingen treden, en mij bepalen met als feit te constateeren dat men vroeger, niet alleen in de meer nederige huishouding, waar de eenige dienstmeid mede aan tafel at, maar ook bij de aanzienlijken, de dienstboden aan merkte als leden van het gezin, en niet alleen voor hun stoffelijk, maar ook voor hun zedelijk welzijn zorg droeg. Hadden zij gebreken, men had er omtrent evenveel ge duld mede als met die van kinderen of ver wanten, en men zocht die te verbeteren door vermaning en voorbeeld. Men berispte, men bekeef niet: men knorde zelden, men schold nimmer. Eindelijk, en hier kwam het vooral op aan, men was welwillend, hartelyk; maar men was niet gewoon de gemeenzaamheid zoover te drijven om de huighouding, of de handelingen van vrienden en bekenden tot een stof .van gebabbel met de dienstboden te maken, veel minder hen de rol te laten spelen der vertrouwden" uit de treur- en bly'spelen van het klassieke theater. Het kan zy'n dat het niet overal zoo ging; maar zoo ging het althans in de huisgezinnen, die ik mij uit vroeger tijd herinner; en op die wyze laat zich verklaren dat inej. Wiigeli op haar ouden dag niet te veel beweerde, toen zij zeide, van haar zalige vriendin sprekende: Waren de meiden niet altijd goed als zy' bij mevrouw kwamen, zy waren goed ais zij er vandaan gingen." Wat zeg je daarvan, Xeel T' en tante sloeg het boek dicht. Alleen dit, dat mr. Jacob v. Lennep blijk baar nog den goeden tijd met de dienst boden heeft meegemaakt, maar dat hij wel een ander deuntje zou zingen, zat hij eens in een hedendaagsch amsterdamsch burger huishouden, en de ervaringen die men daYir opdoet. Zouden we zoo'n Gouden Eeuw der dienstboden ooit terugkrijgen? Tante Annemie schudde bedenkelijk het grijze hoofd en zei: Dat denk ik niet; misschien door die veranderde toestanden" aan welke v. Lennep de schuld geeft. Er zou echter m. i. reeds veel verbeterd kunnen worden, wanneer hier een toestand geschapen werd zooals in Duitschland. Ik heb gehoord dat de politie zich daar met dit volksbelang bemoeit, dat iedere meid een dienstboekje moet kunnen vertoonen waarin hare antecedenten en conduite-staat zijn vermeld en dat door de autoriteiten is Bottende lindetak. afgestempeld. Bestond zoo'n controle hier te lande, er zou misschien een eind komen aan de schaamtelooze exploitatie, waaraan de werkgever hier van den kant van den werknemer bloot staat, aan het geknoei met getuigschriften, het gesukkel met besteedsters en dienstboden-kantoren, de praktijken van oplichtsters die in lederen dienst een blauwen Maandag bly'ven, alleen om telkens weer 'n goospenning machtig te worden, enz. Ik ben voor het pruisisch systeem en geloof dat we dan wat minder dienstboden-ellende zouden hebben; evenals ik geloof dat drie maanden pruisische politie in onze straten ons on hebbelijk gepeupel eerder goede manieren zou leeren, dan door de zwakke pogingen van filantropische vereenigingen, die zich de zedelyke opheffing onzer straat-Apachen ten doel stellen". Weer dwaalde Nelly's blik naar 't horloge in haar armband, en ditmaal rees ze met 'n schrik overeind. O hemel, vier uur... en mijn man zit te wachten. ? Bah, 'n man kan altijd wachten, zelfs als we ons staan te kleeden. Maar reeds was ze de trap af, en ijlde huis toe. Heb je nu dat zandtaart-recept ?" infor meerde hij belangstellend. Zandtaart? ? och heere, dat heb ik nog vergeten, schandelijk vergeten". Zoo! en waarover heb je't dan gehad?" Och, over ... iets anders". Modes of dienstboden; natuurlijk!" Tante Annemie interesseert zich niet meer voor modes. Daarvoor is het mensch te oud". Nu, dan over de meiden". Hm!... ja, nu moet ik even naar het eten zien. Je weet, Naatje is niet te ver trouwen, die kookt drieërlei in n pot: aangebrand, lang van nat en nog niet gaar, zooals grootmoó placht te zeggen". S. KAI.FF. 2) De Oude Tijd, 1873, pag. 361. Tehuis voor werkende vrouwen". Het bestuur van het Tehuis voor werkende vrouwen", voormalig ,,Huis en Haard", Laan van Nieuw Oost Indië14, den Haag, wenscht ter kennis van belangstellenden te brengen, de resultaten van het vierde jaar. Het aantal betalende inwonenden en logees bedroeg 140 met 7225 pensiondage n en een gemiddelde van bijna 20 inwonenden per dag. De ont vangsten bedroegen _/.10271,?, de uitgaven ? 10119,055, terwy'l vo^r voedingsgrondstotfen werd uitgegeven ? 5354,86'. De directie kon aan hare verplichtingen voldoen en voor huur&van huig en inboedel een bedrag van f. 1SBO,?afdragen, terwijl nog voor het reservefonds ? 239,05 kon worden ter zy'de gelegd. Het aantal personen, dat in den loop van 1905 het Tehuis bezocht, bestond uit 28 vaste inwoonsters en 112 logees, weder te verdeelen in 60 werkende, 9 rustende, 14 leerlingen, 19 voor examen en 38: ambtelooze vrouwen. Met het doel van de inrichting voor oogen, zag de directie met genoegen het aantal examencandidaten klimmen van 7 tot 19. Ofschoon de zomer vacanties minder logees brachten dan verwacht mocht worden, ziet de directie toch met tevredenheid op het afgeloopen jaar terug, en, daar de toestand op het oogenblik zeer gunstig is te noemen, gaat zij met vertrouwen het laatste proefjaar in, daarbij het Tehuis met warmte aanbe velend in de belangstelling van haar, voor wie het werd opgericht. Prospectus en volledige inlichtingen zijn op aanvrage gaarne bij de directie te verkrijgen. Uitvoering H. van Tussenbroek. 2de Paaschdag. Ten bate van de Weldadigheidsvereeniging Trein 8 28 H. IJ. S. M." Reeds thans zijn voor deze uitvoering alle plaatsen verkocht en aangemoedigd door dit plaats van groen iets roods, prachtig licht karmijn, uit het donkere schubbenpak dringt, als daar naast aan den zelfden tak een kleine gele tros afzakt uit een dikken knop, net een miniatuur-trogj e van bleek-geelgroene druiven; en rondom uit de ronde cylinderknoppen van de lork bosjeg jne zachte naalden zich in 't licht werken, dan is de moeite van 't halen, snijden en verzorgen dubbel beloond. Maar ook 't eenvoudig botten van de blad knoppen is op zich zelf al belangwekkend en mooi genoeg. Zoo'n jong b ad is heel wat anders dan de volwassen groene schijf, met of zonder uitgeschulpten rand. Het pag ontknopte blad is geen schijf, 't is een geplooide strook of kraag. Van '[eigenlijke zachte groene weefsel, van zijn bladmoes laat het zoo weinig mogelijk kijken. Zie het er maar eens met aandacht op aan; het ontluikende blaadje van beuk of linde laat alleen zy'n ribben zien, de zijnerven zy'n tegen elkaar ge legd en er tusschen, gevouwen alg 't papier van een lampion, ligt het teere weefsel. Soms is dat in elkaar gefrummeld als een zyden doek, vaak is 't jonge blad opgerold en zit op zijn steel als een besuikerd flensje op de vork, meestal is 't geplooid; zooals bij beuk en linde. Waartoe dat ? 't Is niet alleen een vraag van ruimte, want dan zou 't nieuwe blad, zoodra 't uit zy'n knellende, schubben is gegewrongen, zich uitspreiden zoo ver en zoo vlak 't kon. Dat doet 't evenwel niet. 't Bly'ft omhoog gericht en ineengeplooid, als machteloos en schuw voor 't zonnelicht; het trilt en beeft in den frisschen lente wind, die er mee wil spelen. Rekken de blad stelen, dan staat 't jonge blad eerst loodrecht of schuin omhoog, somtijds voorover; of 't hangt neer, met den top naar de aarde gericht, nog onbekwaam voor uitspreiden; zooals bij de kastanje, 't Is of de boom geen kracht, geen sappen of geen voedsel genoeg heeft om al die duizend jonge handjes-bladeren behoorlijk omhoog te houden, zoo mach teloos hangen ze, nog geheel omgeven, door succes, heeft het Bestuur besloten eene 2e uitvoering te doen plaatgvinden op Zondag 22 April a. s. Degenen die thans plaatsen daarvoor wenschen te reserveeren, gelieven zich aan te melden aan het Secretariaat der Prop.-Comm. Keizersgracht 98. Telephoon 1691. # Het doel dezer vereeniging is, kinderen van mingegoeden, die tot versterking hunner gezondheid eenigen tijd naar buiten zouden moeten, onder haar toezicht daartoe -?voor zooverre mogelijk.?in slaat te stellen. Zy' tracht dit doel te bereiken door de daartoe in aanmerking komende kinderen jaarly'ks n of meermalen buiten, hetzy' by' daartoe geschikte personen of inrichting te plaatsen, hetzij door hen in n door de ver eeniging te exploiteeren gebouw op te nemen. Vijf leden hebben collectief het recht l kind aan het Bestuur ter uitzending voor te dragen. Zij leggen daarby' een medisch attest over betreffende den gezondheidstoestand van dat kind, waarop het Bestuur over al of niet uitzending beslist. Elk lid kan in den loop van n vereenigingsjaar slechts tot ne combinatie: van 5 leden, die een kind ter uitzending voor draagt, behooren. De contributie bedraagt ?5.20 per jaar. Het secretariaat is gevestigd Amstel 240. Telefoonnummer 14.3. Vier ?vrouwelijke, Fransche dramaturgen : Régine Martial, Adrienne Cambry, Jeanne Paul-Ferrier, Anna Sée. Brieven van Koningin Victoria. Emmuska, barones Orczy. Omdat het aantal vrouwelijke componisten en vrouwelijke tooneelschrijfsters gering blijft, verdienen zij, die op dat gebied uit munten onze aandacht. Parijs heeft op 't oogenblik vier gchrijfsters van wie in verschillende theaters stukken zijn opgevoerd. Régine Martial. een bekende Parijsche tooneelspeelster, heeft van af haar prille jeugd lust, neiging en liefhebberij gehad, haar denkbeelden op papier te brengen. En, altijd weer drong zich de dramatigche vorm aan haar op. Wat zij in die vroege jaren schreef, voldeed haar persoonlijk niet, maar wakkerde haar sluimerende hartstocht voor het tooneel steeds meer aan. Zij besloot, tot niet geringe ontzetting van haar familieleden, actrice te worden. Ik houd van het tooneel, en, ik ben doodelijk van mijn beroep. Ik ben en wil actrice blijven, ik ben geen geleerde vrouw," zegt Régine Martial. Nu haar stnk ,,Sacha:' zooveel succes heeft in het Tbéatre du Gymnase, vreest de guitige, geestige comédienne dat het publiek haar voor een bas-bleu zal gaan houden. Vroeger reeds schreef zij een stuk in twee bedrijven: La Lutte" dat in Italiëwerd opgevoerd. Ook is van baar hand een bundel verschenen : Proses d'actrice ' waarbij nie mand minder dan Jeari Richepin, een voor rede schreef. Aangaande haar tooneelstukken zegt de auteur van Sauha ,,Vóor ik mijn stukken schrijf, doorleef en speel ik ze. ".Mijn theaterroutine komt mij nu uitstekend te pas, want ik voel precies waar ik moet afbreken, voor dat een tirade te lang wordt." * # # Mevrouw Adrienne Cambry heeft als dra matisch auteur de voldoening gehad, dat haar allereerste werk Je suis ministre" door het Théatre Molière is aangenomen en ver toond. Mevrouw Cambrv's eersteling heeft in de letterkundige wereld niet veel meer dan een succes d'estime. Het publiek wijkt af van deze meening. Avond aan avond wordt Je snig rainistre" voor volle zalen vertoond en luide toegejuicht. de nestharen die ze meebrachten uit den knop. Maar die slapheid is niets dan gchijn ; betast ge zoo'n gchijnbaarverleppenden bladstee], dan blijkt die heel stevig en veerkrachtig te zijn; die kromming naar onder, de grijsgele be haring en dat verbergen van 't bladgroen moeten een andere beteekenis hebben. 't Eerate 't begte beuken- of lindenblad kan u zesgen wat 't beduidt. Het pag ge boren beukenblad lijkt heelemaal belegd met fijne witte zijde, rekt ge de plooien even uit, dan bemerkt ge de vergissing: alleen de randen en de zijnerven zijn behaard; de rest is zoo glad als een spiegel. En't jonge linde blad, dat is alleen van onder bepluisd, van boven is het nog veel gladder en glimmender dan van den zomer, 't lijkt gevernigt en dat is 't ook. De zaak is, dat het groene blad moes beschut moet worden; de honderdduizend celletjes, die tusschen de nerven en aderen liggen en die het leven van de boom om zoo te zeggen in handen hebben, dat zijn z'n edelste organen; daarmee ademt de plant, daarmee transpireert ze en daarmee maakt ze het doode voedsel, lucht, water en zout, tot levende stof. Geen wonder dat dit edele en teere weefsel verzorgd en beschermd wordt; in de knop door schubben, hars, zijde, oi watten; en ook nog, als 't in ons te onbetrouwbaar voorjaar daaruit te voorschijn moet komen. Zoolang het blaadje nog klein is, nog groeien moet en zijn eindelyken stand niet heeft ingenomen, kan de opperhuid, die 't blad zomers be schermt, niet hard en ruw zijn ; zoolang moet 't beschermd worden tegen zon en wind en scherpe droogte door een laag van vilt of zyden haren, door ineenrollen of plooien; zoolang mag 't niet vlak uitgespreid, parallel met den bodem aan lucht en licht zijn volle oppervlakte bieden. Neen, zoolang het niet uitgegroeid is, en weerstand bieden kan, moet het bladgroen tusschen de stevige nerven blijven, en zal 't blad zijn top of omhoog of omlaag richten, aan wind en MAfiGI's Aroma, merk Kruisster, geeft aan zwakke soepen, sausen, groen ten, hutspot zoowel aan allerlei vleeschgerechten oogenblikkelijk een verrassenden, fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve spaarzaam te gebruiken. Yerkrygbaar in flaeons vanaf 30 Ct. imMMIItimilMIIMIIMIIMIIIIIIHIMIIIHMIIIIIIKIIIIIIIIIMMMIIIIIIIIIIIHIMMIHII Mejuffrouw Jeanne Paul-Ferrier, bewoont een mooie villa, even buiten Parijs. Zy' heeft een stuk in n bedrijf geschreven : Polichinelle", dat veel opgang maakt in de variétés. Jeanne Ferrier ie een ernstige vrouw die geheel haar leven wijdt aan weldadigheid. Over het succes van Polichinelle zegt zij: Het dingetje verdient werkelijk niet de eer die men er aan bewijst. Ik heb het in mijn snipper-uurtjes geschreven, als verpoozing van mijn drukke werkzaamheden. De kri tiek is allervriendelijkst voor mij geweest. Wel heb ik even moeten glimlachen om de bewering van een der heeren critici, die Polichinelle" toeschrijft aan een heel jong meisje! Ik schreef mijn eerste stuk in 1881 en dat werd uitnemend vertolkt door de dames Keichemberg en Baretta. * * De vierde dramaturge is werkelijk een jong meisje, genaamd Anna Sée. Te oordeelen naar de foto, is zij een elegant persoontje, sober en stijlvol gekleed, maar met een paar oogen en een mond die doen vermoeden dat zij geen poesje is om zonder handschoenen aan te raken. Haar eerste stuk met den grimmigen, schrik-aanjagenden titel Les Rapaces" is een succes. Antoine keurde het werk van Anna Sée een kuifje naar zijn hand en hij laat het door de beste krachten van zijn théatre de l'Oeuvre vertolken. Wy' gunnen het woord aan het pittig juffertje: Door twee avonden werd mij mijn stuk geïnspireerd, te weten den avond toen ik voor de eerste maal Antoine mocht toejuichen en toen ik zag opvoeren Zaken zijn zaken". Antoine onthulde mij een eenvoudige en ware kunst, het leven, zooals het i's; Got was beslist school sch; daarentegen gaf Antoine in plaats van declamatie en kunstgrepen, zuivere observatie: voor mij lessen in de kunst van het durven. Van toen af leerde ik met scherpe, forsche trekken personen teekenen, die ik vroeger schroomvallig Schet ste. Figuren en typen in 't leven roepen, verwikkelingen bedenken waar machtige passies in botsing komen, onze denkbeelden in onberispelijke taal weergeven, dat alles staat gelijk met de schoonste muziek, de beste boeken en de heerlijkste schilderijen." * * * Lord Esher en Arthur Benson geven een verzameling brieven uit van de hand van koningin Victoria van Engeland. De koning van Engeland heeft deze uitgave zeer ge steund. Voor zy'n vertrek naar het Zuiden heeft hij persoonlijk de drukproeven van deze merkwaardige epistels gecorrigeerd. De brieven dateeren uit de eerste regeeringsjaren der koningin, Zooals de meeste be schaafde vrouwen, was Victoria een geboren brief schrijfster. Zij wijdde geregeld lederen dag een paar, uren aan correspondentie en ander schrijfwerk. * * # De Hongaarsche barones, Emmuska Orczy, die sedert haar kinderjaren in Londen woont, is op eens erfgename geworden van een kolos saal vermogen. Baron Felix Orczy, weduwnaar, verliet met de kleine Emmuska Buda Pesthr en, vestigde zich te Lon,den, waar hij werk zaam was bij de diplomatie. AJs geboren Hongaar was hij zér muziekaal, en, hoewel hij de muziek slechts als dilettant beoefende, was zijn klavierspel van dien aard, dat hij eerder den naam van artiest dan van dilettant verdiende. Liszt droeg een van zijn schoonste rhapsodieën op, aan zijn vriend Felix Orczy. Na zijn dood, leefde zijn dochter op be scheiden voet, aangezien zij met een klein sommetje moest rondkomen. Gaandeweg be gon zij zich naam en een bron van inkomsten te maken door haar letterkundigen arbeid. Haar tooneelatuk The scarlet Pimpernel" beleeft weldra zijn vierhonderdste opvoering. Haar jongste roman Een Zoon van het volk" was oorzaak dat de Hongaarsche executeurtestamentair achter het adres van Emmuska rczy kwam. Sedert den dood van haar vader, had de barones alle relaties met haar geboorte land verbroken. Thans is zij naar Hongarije gereisd en zal er een maand blijven. Haar oom, broer van haar vader, vermaakte haar zijn geheele vermogen. Jammer dat zulke lieve ooms tot de uit zonderingen behooren. CAPRICE. * * * Rijstrand met gestoofde vruchten. Benoodigdheden: l liter melk, 120 gram rijst. 90 gram suiker, 24 gram gelatine, % liter slagroom. Bereiding: Kook de melk met de rijgt, voeg de suiker en de geweekte gelatine toe zoodra de rijst gaar is; klop den room en voeg dien bij de rijst, zoodra ze een weinig bekoeld is. Vul er een rand mede, plaats ze op ijs; als de rand gestort is, legt men gei stoofde vruchten in 't midden. zon zoo weinig mogelijk vat en vlakte geven, om 't te sauselen of uit te drogen. Bij enkele boomen is dit beschermen van 't jonge blad al heel mooi waar te nemen, door de byzondere inrichtingen, die er bij te pas komen. Wie zoo'n geval heel duidelijk thuis wil nagaan, moet een tak vaa een tulpenboom snijden; niet van de magnolia, die zijn bloemen krijgt vóór de bladeren op bladerlooze rijs", maar de echte tulpenbootn die in Juni bloeit en bladeren draagt, waarvan de top afgeknipt schijnt te zijn. By deze Liriodendron blijft het jonge blad nog een poosje door een koker of toetje half omsloten tot het wat gewend is aan weer en wind, dan eerst komt 't voorzichtig uit zyn wiegje. Dat botten en bladontplooien geeft weer een heel nieuwen kijk op de takken-cultuur en vermeerdert stellig de belangstelling van jong en oud. 't Is by' geen twee boomen of kruiden van verschillend geslacht precies gelijk, elk beschermt zijn jonggeboren blaadjes op zijn eigen manier; dit dag aan dag te volgen kan een volkomen onschadelijk en nobel genot zijn, dat geen geld, geen inspan ning en zoo goed als geen ty'd vordert. Het zou u moeite kosten, veel genietingen op te noemen, van welke zooiets gezegd kan worden. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl