Historisch Archief 1877-1940
Ne. 1501
I) E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
MAGfil's Soepen in tabletten,
merk misster,
maKen het mogelijk om in den kortst
mogelijken tijd (10?25 minuten), slechts
met water, voortreffelijke krachtige
soepen klaar te maken. Per tablet voor
2 flinke borden
Fransehe soepen 10 Ct.
Pikante soepen 18
MAGGTs Bouillon-Capsules,
merk Kruisster,
geven door oplossing in kokend water
oogenblikkelijk een voortreffelijken voor
het gebruik gereed zijnden bouillon. Per
capsule voor 2 koppen
Consommé(extra sterk vleeschnat
zonder vet) 12 Ct.
Bouillon (vleeschnat met vet) . 9
tiHiiiiMiHiiiiiiiinimiiiii
poort bezorgd zouden hebben. Maar 'n me
vrouw, die willens en wetens een valsch
getuigschrift afgeeft en daardoor vaak een
heek familie in de narigheid helpt, wel,
die verdient dat t» zelf de grootste sloerie
van Nederland ia haar dienst krijgt.
't Beste is...." wilde nicht zeggen.
Dat je er buiten kant," viel tante haar
in de rede. Natunrljjk als je huishouden
er naar is; dan.kom je met 'n meisje voor
de schel en een schoonmaakster voor 't ruwe
werk 'n heel eind ver, mits dat je geleerd
hebt zelf de banden uit de mouw te steken.
Dat is de hoofdzaak.
O ik doe heel veel in 't huishouden,"
verzekerde Nelly, en zette 'n hooge borst.
JÏ?... laat me je handen eens zien.
Neen, niet van boiten, 'maar van binnen."
Met een critigchen blik, versterkt door
een uitmuntenden bril beug tante de gladde,
gesoigneerde handen barer nicht. Toen
schudde zg het ? .hoofd en zei: Je zoudt
iemand kunnen wijs maken dat onze Lieve
Heer op een keraenboom woont, maar mg
zul je niet wy's maken dat je veel aan het
huiswerk doet. Miaschien stof afnemen, of
zooiets l En dan aog met handschoenen aan,
niet waar ?"
Maar men kan toch geen meidenwerk
doen, in onzen stand ? Mijn man zegt: meiden
zy'n een noodzakelijk kwaad.
Wat zou 'n man l Een man behoeft er
niet mee op te trekken, is.'t wel? De man
nen zouden beter doen, zoolang als zy' alleen
de wetten maken, dat ze de vroegere straf
bepalingen weer invoerden, gelijk die te
Amsterdam in het jaar 1682 tegen brutale,
babbelzieke en pronkerige meiden en knechts
werden uitgevaardigd. Krijg Det tegenwoordig
maar eens met hen te kwaad, b.v. over een
geldkwestie, en ze zullen je uitschobben
a<s vuile visch. Maar in dien tijd, als meneer
of mevrouw er een eed op wou doen dat er
grove insubordinatie had plaats gehad, dan
gingen ze voor zes weken op water en brood
achter de tralies. Heere, heere! wat zou ik
al kunnen zweren l Als 't bewezen was dat
ze over hun volk,1 weer aan 't labbekakken
(kwaadspreken) waren geweest, dan voor drie
maanden naar 't Spinhuis. En wanneer ze
kleeren droegen zooals hun mevrouwen,
wanneer ze iets van fluweel, zijde, kant,
boordsel, goud of juweelen aan 't ly f hadden,
wanneer ze iets anders droegen dan jak en
schort, dan verbeurden ze hun opperste
kleed." Lieve hemel, hoeveel als dame
gekleede meiden zouden zonder mantel over
straat loopen, was die wet nog van kracht.
Maar nous avons changétout cela;" de
wind waait nu uit den demokratischen hoek.
Toch leest men wel eens van de ou
getrouwen", meende Nelly, en keek ter sluik
op i het miniatuur-horloge dat haar op den
pols zat. Vooral in de provincie; en dat ze
van ik weet niet welke damesvereeniging een
premie krijgen voor vijfentwintigjarige trouwe
dienst, pour encourager les autres."
O ja, men leest er van, zooals men van
uitzonderingen op den regel leest. Nu is vijf
entwintig jaar ook 'n heele tijd,- maar zelfs
de ^booyen1' van tien en twaalf jaar in n
dienst zy'n zeldzaam. Menschen die het echter
goed getroffen hebben met hun dienstboden,
of die in ruime levensomstandigheden
verkeeten en daardoor den gouden sleutel be
zitten waarmee zulke harten altijd te openen
zijn "
On ne trouve guère d' ingrats tant qu'on
eet en tat de faire du bien", wierp nicht
er tusschen.
Juist; maar ook menschen die zelf slechts
een kippenhuishoudentje hebben, of wier
familie jaren lang op dezelfde buitenplaats,
hetzelfde dorp, de broodheer is geweest voor
3e smalle gemeente op hun erfelijken grond,
al zulke menschen zy'n geneigd om de schuld
van dat voortdurend veranderen van dienst
personeel liefst by' den werkgever te zoeken.
Zy' kennen de huurlingen van een groote
stad niet. Het hindert me b.v. in den
aristocratischen mr. Jacob van Lennep, Ko van
Lennep", den man met het lange witte haar,
UIT DE NATUU
CLVIl. Bottende Blaren.
Dat lijkt vandaag wel een anachronisme,
want 't sneeuwt op 't oogeiblik echt
wintersch. En 't vriest eiken nacht zoo geducht,
dat ik met schrik denk aan de bloembollen,
die al afgedekt" waren.
Nu loopt dat met de bloembollen gewoonlijk
nog al goed af, maar 't ontluiken van de
boombladeren is misschien weer een halve
maand vertraagd. Daarom zijn mij de takken
op vazen nu des te liever; die lijden geen
koude en botten ook best, al missen ze wat
veel de. zon. Ik ben bly' dat ik juist in dit
jaar aangeraden heb planten op water te
kweeken; als Maart met zoo mooie beloften
van de eerste vy'f dagen ons zoo grievend
teleurstelt als dezen keer, kan de natuur in
huis ons althans eenigszins 't gemis vergoeden.
Net komt er weer een brief van een van
de lezers van de Groene; mijn afgesneden
takken doen 't op water prachtig, tot de
peren en appels toe staan in vollen bloei."
Iedereen in huis heeft er plezier in, er is
geen vaasje of flesch in huig zonder takken
en twijgen."
Zoo is 't by' my ook, maar was Maart ge
bleven zooals hy begonnen is, dan had er
geen mensch meer naar omgekeken; dan
schemerde nu al "t eerste groen aan de boo
men en dat is buitenshuis door de massa
altjjd nog veel mooier dan by' dat simpele
twijgje op de vensterbank.
' Wat men evenwel thuis veel beter kan
nagaan, dat zy'n de details van 't ontplooien.
Hoe zoo'n beuken of lorkenknop zich rekt en
iteenschuift, hoe schub voor schub bleeke
groene randen krijgt en eindelijk het eerste
uiterst teere groen komt gluren uit de
laatste bronzen schubben. Of als er verras
singen bij komen en bij lork of spar in
dien ik bier zooveel jaren voorbij mijn raam
zag gaan. nl. dat hij bij zy'n eigen familie
zulk goed huispersoneel vond en toen niet
kon begry'pen dat anderen gchorremorrie
zouden hebben. Dat moet ik je toch nog
even voorlezen."
Tante borg Langendijk weer achter de
groene gordijntjes en kreeg Het leven van C.
en D. J. van Lennep uit de kast. Ditmaal
bladerde ze iets langer in de lijvige, met
honderde briefen en stukken opgevulde
deelen; maar eindelijk vond ze toch wat ze
zocht.
O l hier is het. Hy' spreekt over het huis
houden van zijn vader David Jacob, over die
goede Engeltje, de kamenier zy'ner moeder
en de nog voortreffelijker juffrouw Wageli,
de Zwitsersche huishoudster-gezelschapsjuf
frouw : voorts over de verknochtheid tusschen
meesters en dienaars, waarvan de voorbeel
den al meer en meer zeldzaam worden" ; om
dan voort te gaan :
Men wij t dit laatste thans algemeen aan
de dienstboden; doch al wil ik die niec ge
heel vrijpleiten, geloof ik, dat ook een groot
deel schuld by de meesters ligt. Daar ik
echter niet wil of kan aannemen, dat de
menschen, 't zy' meesters of dienstboden,
heden ten dage slechter zijn dan vroeger,
meen ik de veranderde verhouding grooten
deels te moeten toeschrijven aan den veran
derden toestand der Maatschappij, en dan
mag het een vreemd, maar toch voor den
wijsgeer licht verklaarbaar verschijnsel heeten
dat, naarmate de grenzen tusschen de ver
schillende standen der Maatschappij zyn
weggevallen, de onderlinge welwillendheid
tusschen de individu's is verminderd. Ik zal
over dit stuk hier in geen bespiegelingen
treden, en mij bepalen met als feit te
constateeren dat men vroeger, niet alleen in de
meer nederige huishouding, waar de eenige
dienstmeid mede aan tafel at, maar ook
bij de aanzienlijken, de dienstboden aan
merkte als leden van het gezin, en niet
alleen voor hun stoffelijk, maar ook voor
hun zedelijk welzijn zorg droeg. Hadden zij
gebreken, men had er omtrent evenveel ge
duld mede als met die van kinderen of ver
wanten, en men zocht die te verbeteren door
vermaning en voorbeeld. Men berispte, men
bekeef niet: men knorde zelden, men schold
nimmer. Eindelijk, en hier kwam het vooral
op aan, men was welwillend, hartelyk; maar
men was niet gewoon de gemeenzaamheid
zoover te drijven om de huighouding, of de
handelingen van vrienden en bekenden tot
een stof .van gebabbel met de dienstboden
te maken, veel minder hen de rol te laten
spelen der vertrouwden" uit de treur- en
bly'spelen van het klassieke theater. Het
kan zy'n dat het niet overal zoo ging; maar
zoo ging het althans in de huisgezinnen, die
ik mij uit vroeger tijd herinner; en op die
wyze laat zich verklaren dat inej. Wiigeli op
haar ouden dag niet te veel beweerde, toen
zij zeide, van haar zalige vriendin sprekende:
Waren de meiden niet altijd goed als zy' bij
mevrouw kwamen, zy waren goed ais zij er
vandaan gingen."
Wat zeg je daarvan, Xeel T' en tante
sloeg het boek dicht.
Alleen dit, dat mr. Jacob v. Lennep blijk
baar nog den goeden tijd met de dienst
boden heeft meegemaakt, maar dat hij wel
een ander deuntje zou zingen, zat hij eens
in een hedendaagsch amsterdamsch burger
huishouden, en de ervaringen die men daYir
opdoet. Zouden we zoo'n Gouden Eeuw der
dienstboden ooit terugkrijgen?
Tante Annemie schudde bedenkelijk het
grijze hoofd en zei:
Dat denk ik niet; misschien door die
veranderde toestanden" aan welke v. Lennep
de schuld geeft. Er zou echter m. i. reeds
veel verbeterd kunnen worden, wanneer hier
een toestand geschapen werd zooals in
Duitschland. Ik heb gehoord dat de politie zich daar
met dit volksbelang bemoeit, dat iedere meid
een dienstboekje moet kunnen vertoonen
waarin hare antecedenten en conduite-staat
zijn vermeld en dat door de autoriteiten is
Bottende lindetak.
afgestempeld. Bestond zoo'n controle hier te
lande, er zou misschien een eind komen
aan de schaamtelooze exploitatie, waaraan
de werkgever hier van den kant van den
werknemer bloot staat, aan het geknoei met
getuigschriften, het gesukkel met besteedsters
en dienstboden-kantoren, de praktijken van
oplichtsters die in lederen dienst een blauwen
Maandag bly'ven, alleen om telkens weer 'n
goospenning machtig te worden, enz. Ik ben
voor het pruisisch systeem en geloof dat we
dan wat minder dienstboden-ellende zouden
hebben; evenals ik geloof dat drie maanden
pruisische politie in onze straten ons on
hebbelijk gepeupel eerder goede manieren
zou leeren, dan door de zwakke pogingen
van filantropische vereenigingen, die zich de
zedelyke opheffing onzer straat-Apachen ten
doel stellen".
Weer dwaalde Nelly's blik naar 't horloge
in haar armband, en ditmaal rees ze met
'n schrik overeind.
O hemel, vier uur... en mijn man zit te
wachten. ?
Bah, 'n man kan altijd wachten, zelfs als
we ons staan te kleeden.
Maar reeds was ze de trap af, en ijlde
huis toe.
Heb je nu dat zandtaart-recept ?" infor
meerde hij belangstellend.
Zandtaart? ? och heere, dat heb ik nog
vergeten, schandelijk vergeten".
Zoo! en waarover heb je't dan gehad?"
Och, over ... iets anders".
Modes of dienstboden; natuurlijk!"
Tante Annemie interesseert zich niet meer
voor modes. Daarvoor is het mensch te oud".
Nu, dan over de meiden".
Hm!... ja, nu moet ik even naar het
eten zien. Je weet, Naatje is niet te ver
trouwen, die kookt drieërlei in n pot:
aangebrand, lang van nat en nog niet gaar,
zooals grootmoó placht te zeggen".
S. KAI.FF.
2) De Oude Tijd, 1873, pag. 361.
Tehuis voor werkende vrouwen".
Het bestuur van het Tehuis voor werkende
vrouwen", voormalig ,,Huis en Haard", Laan
van Nieuw Oost Indië14, den Haag, wenscht
ter kennis van belangstellenden te brengen,
de resultaten van het vierde jaar. Het aantal
betalende inwonenden en logees bedroeg 140
met 7225 pensiondage n en een gemiddelde
van bijna 20 inwonenden per dag. De ont
vangsten bedroegen _/.10271,?, de uitgaven
? 10119,055, terwy'l vo^r voedingsgrondstotfen
werd uitgegeven ? 5354,86'.
De directie kon aan hare verplichtingen
voldoen en voor huur&van huig en inboedel
een bedrag van f. 1SBO,?afdragen, terwijl
nog voor het reservefonds ? 239,05 kon
worden ter zy'de gelegd.
Het aantal personen, dat in den loop van
1905 het Tehuis bezocht, bestond uit 28 vaste
inwoonsters en 112 logees, weder te verdeelen
in 60 werkende, 9 rustende, 14 leerlingen,
19 voor examen en 38: ambtelooze vrouwen.
Met het doel van de inrichting voor oogen,
zag de directie met genoegen het aantal
examencandidaten klimmen van 7 tot 19.
Ofschoon de zomer vacanties minder logees
brachten dan verwacht mocht worden, ziet
de directie toch met tevredenheid op het
afgeloopen jaar terug, en, daar de toestand
op het oogenblik zeer gunstig is te noemen,
gaat zij met vertrouwen het laatste proefjaar
in, daarbij het Tehuis met warmte aanbe
velend in de belangstelling van haar, voor
wie het werd opgericht.
Prospectus en volledige inlichtingen zijn op
aanvrage gaarne bij de directie te verkrijgen.
Uitvoering H. van Tussenbroek.
2de Paaschdag. Ten bate van de
Weldadigheidsvereeniging Trein 8 28 H. IJ. S. M."
Reeds thans zijn voor deze uitvoering alle
plaatsen verkocht en aangemoedigd door dit
plaats van groen iets roods, prachtig licht
karmijn, uit het donkere schubbenpak dringt,
als daar naast aan den zelfden tak een kleine
gele tros afzakt uit een dikken knop, net een
miniatuur-trogj e van bleek-geelgroene druiven;
en rondom uit de ronde cylinderknoppen
van de lork bosjeg jne zachte naalden zich
in 't licht werken, dan is de moeite van 't
halen, snijden en verzorgen dubbel beloond.
Maar ook 't eenvoudig botten van de blad
knoppen is op zich zelf al belangwekkend en
mooi genoeg. Zoo'n jong b ad is heel wat
anders dan de volwassen groene schijf, met
of zonder uitgeschulpten rand.
Het pag ontknopte blad is geen schijf, 't is
een geplooide strook of kraag. Van '[eigenlijke
zachte groene weefsel, van zijn bladmoes laat
het zoo weinig mogelijk kijken. Zie het er maar
eens met aandacht op aan; het ontluikende
blaadje van beuk of linde laat alleen zy'n
ribben zien, de zijnerven zy'n tegen elkaar ge
legd en er tusschen, gevouwen alg 't papier
van een lampion, ligt het teere weefsel.
Soms is dat in elkaar gefrummeld als een
zyden doek, vaak is 't jonge blad opgerold en
zit op zijn steel als een besuikerd flensje op
de vork, meestal is 't geplooid; zooals bij beuk
en linde.
Waartoe dat ? 't Is niet alleen een vraag
van ruimte, want dan zou 't nieuwe blad,
zoodra 't uit zy'n knellende, schubben is
gegewrongen, zich uitspreiden zoo ver en zoo
vlak 't kon. Dat doet 't evenwel niet.
't Bly'ft omhoog gericht en ineengeplooid,
als machteloos en schuw voor 't zonnelicht;
het trilt en beeft in den frisschen lente
wind, die er mee wil spelen. Rekken de blad
stelen, dan staat 't jonge blad eerst loodrecht
of schuin omhoog, somtijds voorover; of 't
hangt neer, met den top naar de aarde gericht,
nog onbekwaam voor uitspreiden; zooals bij
de kastanje, 't Is of de boom geen kracht,
geen sappen of geen voedsel genoeg heeft
om al die duizend jonge handjes-bladeren
behoorlijk omhoog te houden, zoo mach
teloos hangen ze, nog geheel omgeven, door
succes, heeft het Bestuur besloten eene 2e
uitvoering te doen plaatgvinden op Zondag
22 April a. s.
Degenen die thans plaatsen daarvoor
wenschen te reserveeren, gelieven zich aan te
melden aan het Secretariaat der Prop.-Comm.
Keizersgracht 98. Telephoon 1691.
#
Het doel dezer vereeniging is, kinderen
van mingegoeden, die tot versterking hunner
gezondheid eenigen tijd naar buiten zouden
moeten, onder haar toezicht daartoe -?voor
zooverre mogelijk.?in slaat te stellen.
Zy' tracht dit doel te bereiken door de
daartoe in aanmerking komende kinderen
jaarly'ks n of meermalen buiten, hetzy' by'
daartoe geschikte personen of inrichting te
plaatsen, hetzij door hen in n door de ver
eeniging te exploiteeren gebouw op te nemen.
Vijf leden hebben collectief het recht l
kind aan het Bestuur ter uitzending voor te
dragen. Zij leggen daarby' een medisch attest
over betreffende den gezondheidstoestand van
dat kind, waarop het Bestuur over al of niet
uitzending beslist.
Elk lid kan in den loop van n
vereenigingsjaar slechts tot ne combinatie: van
5 leden, die een kind ter uitzending voor
draagt, behooren.
De contributie bedraagt ?5.20 per jaar.
Het secretariaat is gevestigd Amstel 240.
Telefoonnummer 14.3.
Vier ?vrouwelijke, Fransche dramaturgen :
Régine Martial, Adrienne Cambry, Jeanne
Paul-Ferrier, Anna Sée. Brieven van
Koningin Victoria. Emmuska, barones
Orczy.
Omdat het aantal vrouwelijke componisten
en vrouwelijke tooneelschrijfsters gering
blijft, verdienen zij, die op dat gebied uit
munten onze aandacht.
Parijs heeft op 't oogenblik vier gchrijfsters
van wie in verschillende theaters stukken
zijn opgevoerd.
Régine Martial. een bekende Parijsche
tooneelspeelster, heeft van af haar prille jeugd
lust, neiging en liefhebberij gehad, haar
denkbeelden op papier te brengen. En, altijd
weer drong zich de dramatigche vorm aan
haar op.
Wat zij in die vroege jaren schreef, voldeed
haar persoonlijk niet, maar wakkerde haar
sluimerende hartstocht voor het tooneel
steeds meer aan.
Zij besloot, tot niet geringe ontzetting van
haar familieleden, actrice te worden.
Ik houd van het tooneel, en, ik ben
doodelijk van mijn beroep. Ik ben en wil actrice
blijven, ik ben geen geleerde vrouw," zegt
Régine Martial.
Nu haar stnk ,,Sacha:' zooveel succes heeft
in het Tbéatre du Gymnase, vreest de guitige,
geestige comédienne dat het publiek haar
voor een bas-bleu zal gaan houden.
Vroeger reeds schreef zij een stuk in twee
bedrijven: La Lutte" dat in Italiëwerd
opgevoerd. Ook is van baar hand een bundel
verschenen : Proses d'actrice ' waarbij nie
mand minder dan Jeari Richepin, een voor
rede schreef.
Aangaande haar tooneelstukken zegt de
auteur van Sauha ,,Vóor ik mijn stukken
schrijf, doorleef en speel ik ze. ".Mijn
theaterroutine komt mij nu uitstekend te pas, want
ik voel precies waar ik moet afbreken, voor
dat een tirade te lang wordt."
* #
#
Mevrouw Adrienne Cambry heeft als dra
matisch auteur de voldoening gehad, dat
haar allereerste werk Je suis ministre" door
het Théatre Molière is aangenomen en ver
toond. Mevrouw Cambrv's eersteling heeft in
de letterkundige wereld niet veel meer dan
een succes d'estime. Het publiek wijkt af van
deze meening. Avond aan avond wordt Je
snig rainistre" voor volle zalen vertoond en
luide toegejuicht.
de nestharen die ze meebrachten uit den knop.
Maar die slapheid is niets dan gchijn ; betast
ge zoo'n gchijnbaarverleppenden bladstee], dan
blijkt die heel stevig en veerkrachtig te zijn;
die kromming naar onder, de grijsgele be
haring en dat verbergen van 't bladgroen
moeten een andere beteekenis hebben.
't Eerate 't begte beuken- of lindenblad
kan u zesgen wat 't beduidt. Het pag ge
boren beukenblad lijkt heelemaal belegd met
fijne witte zijde, rekt ge de plooien even uit,
dan bemerkt ge de vergissing: alleen de
randen en de zijnerven zijn behaard; de rest
is zoo glad als een spiegel. En't jonge linde
blad, dat is alleen van onder bepluisd, van
boven is het nog veel gladder en glimmender
dan van den zomer, 't lijkt gevernigt en dat
is 't ook.
De zaak is, dat het groene blad moes
beschut moet worden; de honderdduizend
celletjes, die tusschen de nerven en aderen
liggen en die het leven van de boom om zoo
te zeggen in handen hebben, dat zijn z'n
edelste organen; daarmee ademt de plant,
daarmee transpireert ze en daarmee maakt
ze het doode voedsel, lucht, water en zout, tot
levende stof.
Geen wonder dat dit edele en teere weefsel
verzorgd en beschermd wordt; in de knop
door schubben, hars, zijde, oi watten; en ook
nog, als 't in ons te onbetrouwbaar voorjaar
daaruit te voorschijn moet komen. Zoolang
het blaadje nog klein is, nog groeien moet en
zijn eindelyken stand niet heeft ingenomen,
kan de opperhuid, die 't blad zomers be
schermt, niet hard en ruw zijn ; zoolang moet
't beschermd worden tegen zon en wind en
scherpe droogte door een laag van vilt of
zyden haren, door ineenrollen of plooien;
zoolang mag 't niet vlak uitgespreid, parallel
met den bodem aan lucht en licht zijn
volle oppervlakte bieden. Neen, zoolang het
niet uitgegroeid is, en weerstand bieden kan,
moet het bladgroen tusschen de stevige
nerven blijven, en zal 't blad zijn top of
omhoog of omlaag richten, aan wind en
MAfiGI's Aroma,
merk Kruisster,
geeft aan zwakke soepen, sausen, groen
ten, hutspot zoowel aan allerlei
vleeschgerechten oogenblikkelijk een verrassenden,
fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve
spaarzaam te gebruiken.
Yerkrygbaar in flaeons vanaf 30 Ct.
imMMIItimilMIIMIIMIIMIIIIIIHIMIIIHMIIIIIIKIIIIIIIIIMMMIIIIIIIIIIIHIMMIHII
Mejuffrouw Jeanne Paul-Ferrier, bewoont
een mooie villa, even buiten Parijs. Zy' heeft
een stuk in n bedrijf geschreven :
Polichinelle", dat veel opgang maakt in de
variétés.
Jeanne Ferrier ie een ernstige vrouw die
geheel haar leven wijdt aan weldadigheid.
Over het succes van Polichinelle zegt zij:
Het dingetje verdient werkelijk niet de eer
die men er aan bewijst. Ik heb het in mijn
snipper-uurtjes geschreven, als verpoozing
van mijn drukke werkzaamheden. De kri
tiek is allervriendelijkst voor mij geweest.
Wel heb ik even moeten glimlachen om
de bewering van een der heeren critici, die
Polichinelle" toeschrijft aan een heel jong
meisje! Ik schreef mijn eerste stuk in 1881
en dat werd uitnemend vertolkt door de
dames Keichemberg en Baretta.
* *
De vierde dramaturge is werkelijk een
jong meisje, genaamd Anna Sée. Te oordeelen
naar de foto, is zij een elegant persoontje,
sober en stijlvol gekleed, maar met een paar
oogen en een mond die doen vermoeden dat
zij geen poesje is om zonder handschoenen aan
te raken. Haar eerste stuk met den grimmigen,
schrik-aanjagenden titel Les Rapaces" is een
succes. Antoine keurde het werk van Anna
Sée een kuifje naar zijn hand en hij laat het
door de beste krachten van zijn théatre de
l'Oeuvre vertolken. Wy' gunnen het woord
aan het pittig juffertje: Door twee avonden
werd mij mijn stuk geïnspireerd, te weten
den avond toen ik voor de eerste maal
Antoine mocht toejuichen en toen ik zag
opvoeren Zaken zijn zaken".
Antoine onthulde mij een eenvoudige en
ware kunst, het leven, zooals het i's; Got was
beslist school sch; daarentegen gaf Antoine
in plaats van declamatie en kunstgrepen,
zuivere observatie: voor mij lessen in de
kunst van het durven. Van toen af leerde
ik met scherpe, forsche trekken personen
teekenen, die ik vroeger schroomvallig Schet
ste. Figuren en typen in 't leven roepen,
verwikkelingen bedenken waar machtige
passies in botsing komen, onze denkbeelden
in onberispelijke taal weergeven, dat alles
staat gelijk met de schoonste muziek, de beste
boeken en de heerlijkste schilderijen."
* *
*
Lord Esher en Arthur Benson geven een
verzameling brieven uit van de hand van
koningin Victoria van Engeland. De koning
van Engeland heeft deze uitgave zeer ge
steund. Voor zy'n vertrek naar het Zuiden
heeft hij persoonlijk de drukproeven van
deze merkwaardige epistels gecorrigeerd. De
brieven dateeren uit de eerste
regeeringsjaren der koningin, Zooals de meeste be
schaafde vrouwen, was Victoria een geboren
brief schrijfster. Zij wijdde geregeld lederen
dag een paar, uren aan correspondentie en
ander schrijfwerk.
* *
#
De Hongaarsche barones, Emmuska Orczy,
die sedert haar kinderjaren in Londen woont,
is op eens erfgename geworden van een kolos
saal vermogen. Baron Felix Orczy, weduwnaar,
verliet met de kleine Emmuska Buda Pesthr
en, vestigde zich te Lon,den, waar hij werk
zaam was bij de diplomatie. AJs geboren
Hongaar was hij zér muziekaal, en, hoewel
hij de muziek slechts als dilettant beoefende,
was zijn klavierspel van dien aard, dat hij
eerder den naam van artiest dan van dilettant
verdiende. Liszt droeg een van zijn schoonste
rhapsodieën op, aan zijn vriend Felix Orczy.
Na zijn dood, leefde zijn dochter op be
scheiden voet, aangezien zij met een klein
sommetje moest rondkomen. Gaandeweg be
gon zij zich naam en een bron van inkomsten
te maken door haar letterkundigen arbeid.
Haar tooneelatuk The scarlet Pimpernel"
beleeft weldra zijn vierhonderdste opvoering.
Haar jongste roman Een Zoon van het volk"
was oorzaak dat de Hongaarsche
executeurtestamentair achter het adres van Emmuska
rczy kwam. Sedert den dood van haar vader,
had de barones alle relaties met haar geboorte
land verbroken. Thans is zij naar Hongarije
gereisd en zal er een maand blijven. Haar
oom, broer van haar vader, vermaakte haar
zijn geheele vermogen.
Jammer dat zulke lieve ooms tot de uit
zonderingen behooren.
CAPRICE.
* *
*
Rijstrand met gestoofde vruchten.
Benoodigdheden: l liter melk, 120 gram rijst. 90 gram
suiker, 24 gram gelatine, % liter slagroom.
Bereiding: Kook de melk met de rijgt,
voeg de suiker en de geweekte gelatine toe
zoodra de rijst gaar is; klop den room en
voeg dien bij de rijst, zoodra ze een weinig
bekoeld is. Vul er een rand mede, plaats ze
op ijs; als de rand gestort is, legt men
gei stoofde vruchten in 't midden.
zon zoo weinig mogelijk vat en vlakte geven,
om 't te sauselen of uit te drogen.
Bij enkele boomen is dit beschermen van
't jonge blad al heel mooi waar te nemen,
door de byzondere inrichtingen, die er bij te
pas komen. Wie zoo'n geval heel duidelijk
thuis wil nagaan, moet een tak vaa een
tulpenboom snijden; niet van de magnolia,
die zijn bloemen krijgt vóór de bladeren op
bladerlooze rijs", maar de echte tulpenbootn
die in Juni bloeit en bladeren draagt, waarvan
de top afgeknipt schijnt te zijn. By deze
Liriodendron blijft het jonge blad nog een
poosje door een koker of toetje half omsloten
tot het wat gewend is aan weer en wind, dan
eerst komt 't voorzichtig uit zyn wiegje.
Dat botten en bladontplooien geeft weer
een heel nieuwen kijk op de takken-cultuur
en vermeerdert stellig de belangstelling van
jong en oud. 't Is by' geen twee boomen of
kruiden van verschillend geslacht precies
gelijk, elk beschermt zijn jonggeboren blaadjes
op zijn eigen manier; dit dag aan dag te
volgen kan een volkomen onschadelijk en
nobel genot zijn, dat geen geld, geen inspan
ning en zoo goed als geen ty'd vordert. Het
zou u moeite kosten, veel genietingen op te
noemen, van welke zooiets gezegd kan worden.
E. HEIMANS.