Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER W -E K K E L A D V O O II NEDERLAND.
No. 1502
Sociale,
fvtf afvallen op de
II (Slot. >
Zeer ernstige dingen zijn gezegd aan bet
ad*res der werklieden, die vallen onder de
bepalingen der Ongevallenwet. Zóó ernstig,
dat de Minister van Landbouwer zelfs reden
in heeft gevonden, in de Kamer te verzekeren,
dat de misbruiken"' die van de wet worden
gemaakt, aanleiding zullen zijn voor eene
ingrijpende herziening der wet, waarbij de
eer f te 42 dagen van arbeids-ongeschiktheid
na een ongeval komen voor rekening niet
van de Rijksverzekeringbank, maar van de
Ziekteverzekering, die de minister zich
voorttelt in te voeren, en waarvoor de premie
tour-let grootste deel betaald zou moeten wor
den door de werklieden zelf.
Dit zou metterdaad voor de arbeiders wor
den : een belangrijk verlies van eenmaal toe
gestane rechten, een prijsgeven ook van het
standpunt, voor een zekere periode, dat de
geldelijke s< hade der ongevallen, door of bij
den arbeid veroorzaakt, komt voor rekening
der ondernemers
Over het gewicht en de beteekenis dezer
principteele wijziging en voor de werk
lieden verslechtering der Ongevallenwet,
wensch ik thans niet te spreken. Er is nog
slechts een enkele uitspraak in die richting.
Zoodra het voornemen daartoe meer Btelligen
vorm krijgt, zal er wel het een en ander
mér daarover gezegd worden. »
Slechts over enkele uitingen, die blijkbaar
tot de bedoelde uitspraak van den minister
aanleiding gaven, en die directe aanvallen
beteekenen op de Ongevallenwet, met de
bedoeling niet om de wet aan te vullen,
maar otn haar een stuk van haar terrein te
ontnemen, wensch ik iets te zeggen.
In het de vorige week gesignaleerde artikel
van de ,.Risicobank" wordt, blijkens het
daarin aangehaalde, onomwonden van de
werklieden in de Rotterdamsche haven
gezegd, dat meermalen" de indruk is gewekt,
dat losse bootwerkers of sjouwers ' ongeveer
opzettelijk" een verwonding opliepen, een
flinke buil of een gekneusde teen", om dan
gedurende 10 ft i4 dagen van 70 pCt. van
hun dagloon verzekerd te zijn. Verder het
misbruik, dat degenen die 70 pCt. uilkeering
ontvangen, en dus volledig ongeschikt zijn,
liet niet onaardig" vinden, het een of
ander nuttig werkje thuis" te kunnen ver
richten.
Minder insinueerend, maar vrijwel in
den zelfden geest is de volgende zinsnede
voorkomende in het verslag van de
llijkgverzekeringsbank over 1904, luidende :
In het algemeen zou, volgens het
Bestuur, de energie bij de getroffenen
om aan te pakken en door te zetten,
onder den invloed der Ongevallenver
zekering belangrijk zijn verminderd."
E.n deze ziLSiede uit het Verslag, benevens
mededeelingen overhel zonderlinge gedrag van
sommige geneesheeren en de toeneming van
de neurose, gaven eei'ige Eerste Kamerleden
aanleiding, daarover ernstig hun bedenkingen
te luchten.
In de zitling van 30 Januari sprak de heer
Laan het vo'gende:
Wanneer de wet duur en omslachtig
was, doch goed werkte, zou ik zwijgen,
maar het Versla,; van de Rijksverzeke
ringsbank is daar, om te bewijzen, dat
de Ongevallenwet oorzaak is van het
moreele peil van den werkman. Het is
niet tegen te spreken: de werking van
de Ongevallenwet is schadelijk en
demoraliseerend voor den werkman."
Uit die beweringen (want mér zijn het niet)
heeft de minister de conclusie gemeend te
mogen trekken, dat inderdaad de door hem
bedoelde wijziging noodig is.
Is die conclusie gerechtvaardigd?
Ik meen: allerminst!
In de eerste plaats de krasse, insinueerende
beweringen van de Risico-bank". Inderdaad
is het aantal ongevallen in de Rotterdamsche
haven enorm groot. Maar klinkt het niet
onzinnig te beweren, dat de havenarbeiders
er op uit zouden zijn, een ongeval te krijgen?
Dat zij riskeeren een vél ernstiger ongeval
te krijgen dan een buil" of gekneusden"
teen? In de eerste plaats toch zit de boot
werker, die tengevolge daarvan 10 of 14
dagen" zonder werk is, ook 10 of 14 dagen
zonder inkomsten, en ook wel eens 3 weken,
omdat.... de uitkeering niet binnen dien ter
mijn komt.
Dat is voor menschen als losse bootwerkers,
die steeds om de 4 of Sdagen hun loon krijgen,
een ernstige last, die geen hunner vrijwillig
zich zou berokkenen. In de tweede plaats
kry'gt iemand die een buil" krijgt, in 't ge
heel geen uitkeering. Pas als het een bloe
dende verwonding is. Maar kan men zich nu
toch redelijk denken, dat iemand zich zulk
een verwonding zal berokkenen, met geen
ander doel dan ... 14 dagen of 3 weken thuis
te zitten met pijn en hinder, met de kans,
daarna moeilijk werk te kv.nnen bekomen en
daarvoor La die 2 of 3 weken.... 70 pCt.
van het loon te ontvangen?
Dat zijn toch onderstellingen, die kant noch
wal raken. In de derde plaats zij er op ge
wezen, dat er tal van bootwerkers zijn (ik
zou er een 12-tal dergelijke gevallen uit eigen
praciijk kunnen noemen), die kwetsuren
hadden aan hand, been of voet hebben ge
had, en moeielijk hun arbeid kunnen her
vatten, die de grootste moeite hebben om
weer arbeid te vinden, wijl de bazen hen
niet aannemen; dat verder haven werkers, die
voor 50 pCt. weder geschikt voor hun arbeid
zijn beoordeeld, m 'l geheel geen arbeid kunnen
?rinden, omdat niet n werkgever zulke werk
lieden in dienst neemt! Dat constateert het
verslag der R. V. B. zelf, waar (op blz. 52)
over de medewerking der patroons geklaagd
wordt. Werkgevers, die zich niet meer of
minder moeite" door den controleerenden
geneesheer hadden la'en bewegen, om ge
troffenen weder aan 't werk te zetten, wat
voor hun herstel heilzaam was,
reeds na 14 dagen aan zoodanigen
proef een einde maakten, onder opmer
king in sommige gevallen, dat ze spijt
hadden, er mee begonnen te zijn, en
niet van plan waren, er ooit weer aan
te beginnen."
Welke schadelijke gevolgen dus een ongeval
voor de havenarbeiders hehben kan, nog bui
ten de lichamelijke smart, ligt voor de hand,
en zoo komt die bewering van de Risico-bank"
al in een zeer zonderling licht. Want zelfs al
zouden de bootwerkers op de 70 pCt. belust"
zijn ze hebben de mate van hun ongeval
niet in de hand! Van de ongevallen in de
haven over 1904, werden, volgens het verslag
der Arbeids-inspectie, er 1070 veroorzaakt door
het vallen van goederen of gereedschappen.
Zulke vallende voorwerpen kunnen en het
gebeurt dikwijls den dood veroorzaken!
Zullen ze dan deze risico vrijwillig beloopen?
En bovendien mag hierin de eerste plaats nog
herinnerd worden aan de Verslagen der Haven
controleurs, die b v over ne maand de vol
gende gebreken vonden in de werktuigen en
gereedschappen: 29 slechte runners, 20 ont
zette runners, 21 geen borg aan de laadbocm,
6 slechte geleid blokken, 5 slecht touwwerk,
9 de luiken niet verzekerd, 8 slechte winchen,
13 slechte geien, 5 te veel ploeg-m aan een
luik en nog een 34 tal diverse andere gebre
ken. Dit wijst er op, welk een enorme mate
van zorgeloosheid voor de veiligheid er ook
is bij'de ondernemers, voor wie snelheid en
gejaagdheid, alles ter wille der snelle lossing,
Doven alles gaat. Dit wordt bevestigd door
den Inspecteur van den Arbeid in de He
inspectie, die zegt dat
als hoofd-oorzaak van de vele
ongevallen bij het laden en lossen van
schepen moet worden aangemerkt de
wijze van werken, daaronder te
verstaan de groote haast waarmee men
te werk gaat. Ook het nu en dan naar
het schijnt voorkomen van overmatig
lansie werktijden verdient engetwijfeld
daarbij te worden genoemd."
Ziedaar feiten en getuigenissen, die tegen
over de door niets aanneuielijks gemotiveerde
en niet te conti oleeren beweringen van de
Risico-bank voldoende weerleggen; en
betoogen dat, eerstens van een algemeen misbruik
in dezen zin als door haar bedoeld, eenvoudig
geen sprake kin zijn, en tweedc-ns, dat het
enorm groote aantal ongevallen, dat in Rot
terdam'j haven plaats vindt, een gevolg is
van oorzaken, die liggen in het bedrijf zelf,
en in de ruwe, onverantwoordelijke haast,
waarmee het transportbedrijf wordt uitge
oefend en waarbij men zich om du arbeids
voorwaarden in den regel al bitter weinig
bekommert. Het zou wel, de toestaiiden
kennende, ongehoord zijn, wanneer zul e
beweringen, als hier door de Risico-bank
werden gedaan, ook maar voor een gering
deel een motief rneó waren om de wet te
veranderen ten nadeele der werklieden.
En nu nog iets over de moreele inzinking
van den werkman, waarvan, in and°re woor
den, het Verslag der Rijksverzekeringsbank
gewaagt, en die door den heer Laan als
vaststaand werd aangenomen.
Laat uien dit toch niet vergeteu. dat indien
men feiten van simulatie wil voorkomen,
men nooit verzekeringswetten moet invoeren.
De jacht op rente" en de simulatie, waar
vindt men die niet? komt datniet evengoed
voor bij Indische ambtenaren, bij militairen,
hoogere en lagere, bij alle categorieën die
in soortgelijke omstandigheden zijn? Dat deze
ook bij de Ongevallenverzekeiing voorkomt,
waarbij zoovele duizenden betrokken zijn, is
dat een verrassing, voor wie ooit met
eenigerlei soortgelijke verzekering kennis maakte?
Maar de Rijksverzekeringsbank, resp. hare
controleerende geneesheeren, resp. de specia
liteiten die vooral bij neura.stheuische gevallen
geraadpleegd worden, weten daarop wel zoo
veel middelen, om de simulatie te te
constateeren, en bovendien, de C'ent-r. Raad is zóó
gestreng in het ie«'(/s-vorderen van de arbeids
ongeschiktheid, dat waarlijk van een algemeen
misbruik, in dien zin dat de arbeiders rente
krijgen die hun niet toekomt, wel geen sprake
zijn kan. Het moet hier bij beweringen blijven.
Maar dit wil ik wel zeggen, dat zoo dikwijls
ik gevallen heb bijgewoond, waarin de ge
neesheeren simulatie aanwezig achtten, ook
nooit uitkeering is verstrekt geworden. Bo
vendien zijn de getroffenen, van wie simulatie
ondersteld wordt, en die procedeeren, in dun
regel bij het voeren van't proces reeds weken
en weken zouder uilkeering en zonder ver
dienste, lijden zij reeds honger. Zelfsal winnen
ze dus hun proces, dan winnen ze deze toch
nog niet anders dan ten koste van aanmer
kelijke opofferingen !
Wél is het waarheid, m. i., dat de Onge
vallen-verzekering de neurose ontwikkelt.
Maar dat is niet iets wit tegen de werklieden
aangevoerd kan worden, want ze worden,
zonder het zich bewust te zijn, t r zelf onge
lukkig <loor. Dat heeft, gelijk de heer Laan
onderstelde, met het moreele peil" niets te
maken Dat zijn gevoUen van angst, onzeker
heid, langdurige processen, en de meening
dat er onrecht ge.-ch.iedt. Dat is met de
ziekte-uilkeering voor de eerste weken ook
niet te verhelpen, want in Duitschland, waar
deze regeling sinds jaren bestaat, hoort men
nog steeds soortgelijke klachten. Ik beweer
echter, dat het grootste deel der gevallen
van neurose veroorzaakt worden door de
Rijksverzekeringsbank zélf, door het te vroeg
verminderen der rente. Talrijk zijn dergelijke
gevallen, waarin ten slotte de R. V. B. ong-lijk
krijgt, na maanden en maanden van geding,
maar dan is meermalen reeds veel, veel
bedorven!
Moge de Reg^ering zich wél bedenken,
vóór ze er toe over gaat op tot nu toe ge
hoorde motieven de Ongevallenwet te herzien
in achterwaartsche richting!
S.
KatboMe Moto Littratonr.
III. t Slot j.
Nog een ander verschijns.-,], dat ook eenige
jaren na het oprichten van De Nieuwe Gids
te constateeren viel, openbaarde zich. Van
onzen Tijd" kreeg legio navolgers! Vooral
de allerjongsten, studenten en bakvischjes,
waren enthousiast en in de wolken! O wat
was die katholieke moderne woordkunst toch
heerlijk, toch nig! Ja, dut was nu het lang
verwachte, het echt-goede, het all
n-waardevolle. Men dweepte met Van onzen Tijd"
erger dan de sentimenteelejuffers in de dagen
van Góthe met dat hérlijke Das Leiden
des jungen Werthers"! Men verslond als het
ware iedere aflevering en iedere aflevering
kwam voor de ijveraars feitelijk een maand
te laat. Nu zou dit dwaze dweepen niet zoo
erg zijn geweest mettertijd zou dat wel
bekoelen! als het slechts bij dweepen ge
bleven was. Doch zooals het in zulke gevallen
meer gaat, ging het ook hier. In Göthe's tijd
zag inen meer dan n jongeling in een
Wertherpakje loopen om zich later te zelf
moorden, in de katholieke literatuur rezen
de moderne" sonnetten makers als padde
stoelen uit den grond. Tal van tijdschriften
en dagbladen kunnen hier als de droevige
getuigen fungeeren. Blader in Katholiek,
Katholieke Gids, het Jaarboel-je van Alb.
T/iijm of Stemmen onzer Eeuw 1), lees
Centrum, Maasbode of welk ander blad, dat
Zondags nog al eens gaarne een versje pu
bliceert en men zal er bewijzen te orer vin
den, dat er meer moderne dichters in naam
dan in werkelijkheid onder de katholieken
zijn opgestaan. Zelfs zuiver-godsdienstige
tijdschnftjes als de Rozenkrans", offeren op
het ai'aar der quasi moderne poë/.ie. 2)
Iedereen meende moderne sonnetten en
stemmingsverzen te kunnen maken en het
is er de laatste jaren niet beter op geworden.
Daardoor ontstond verwarring en werden
velen het ware pad oijster. Reeds in den
tweeden jaargang van Van Onzen Tijd" wees
Maria Viola, in een literaire kroniek, op dit
geenszins denkbeeldige gevaar. Kr zijn ande
ren, jongeren veelal, die er (van de nieuwe
richting) evenmin iets van vatten, ? maar,
van een opgewonden natuur zijnde, en
lichteh?k tot vage en ongemotiveerde bewonde
ring overslaand, gaan zij hun onbeheerschte
geestdrift luchten in klank-lawaai, dat van
verwarrende werking is op het zwakke
versgevoel der goed-willende, maar nog niet
goed weg wetende, verbouwereerd luiste
rende menigte. Hun onbezonneuhei l berok
kent de literaire ontwikkeling van wie reeds
door ernstige studie tot zuiverder
waardeeriug gerakend waren wezenlijker schade dan
de onschuldige rijmelaars der doode
rhetorische school, daar zij de literaire begrippen
verwart, het gevoel vertroebelt en de fantasie
benevelt, en beier ware dan ook hun optre
den te negeeren, als een preciese duiding van
hun doen niet het voordeel had, een helderder
licht te doen vallen op de noodzakelijkheid
van scherp disdngueeren."
Van zijn eerste optreden af heeft, zich Van
Onzen Tijd" daarom, steeds scherp gekant
tegen die verkeerde, wijl talentlooze navol
ging. In niet zelden zeer scherpe kritieken
werden de talentlooze nagal uiers op hun
nummer gezet, ja totaal afgemaakt.
Herinner ik hier slechts aan de vernieti
gende kritiek, welke kapelaan Bmnewiertz
in Van Onzen Tijd' uitbracht over Langs
mij u jveg" van kapelaan Dondert1, welk ver
zen bundeltje, vol Heine- en
Schaepinanimitatie, in 1902 verscheen.
Zóó streed Van Onzen Tyd" riet alleen
tegen de vóortachtigers, maar evengoed tegen
de moderne rhctonca, welke niet liet minst
in den kattiolieken letterkundigen tuin welig
te tieren begon. Dit wekte verbittering en
verzet. Booze tongen raakten los en veel
gefluister ging er van zelfadoratie, verwaand
heid en aanbidden van allén eigen kringetje
van begunstigden, evenzoovele niet bewezen
beweringen als min edele verdachtmakingen.
De, katholieke jongeren stoorden zich echter
aan dit alles niet. Zij gingen onvermoeid en
hoopvol op den ingeslagen weg voort. Z'j
mengden zich niet in den strijd en waar zij
zelf zich te verdedigen onnoodig achtten,
traden anderen voor hen m het strijdperk.
Het was er de redactie van het jonge tijd
schrift blijkbaar mér om te doen, goede dan
vele medewerkers te vinden. Door de onder
vinding van anderen geleerd, beseften /ij,
wilde de tuin der katholieke moderne litera
tuur eenmaal heerlijk-rol van bloesems staan,
het verkieselijker «as, slechts weinige, maar
dan van de edelstebloemensoorteu tekweeken,
dan vrij den tuin open te zetten voor alle,
ook minderwaardige soorten. Deze laatste
immers zouden weldra als ruig en onkruid
de goede planten verstikken.
Men heeft er den katholieken jongeren
meer dan eens een verwijt van gemaakt, dat
zij zich tot zoo'n eng kringetje beperkten en
niet wijd hunne poorten openden om gast
vrijheid te bieden aan allen, die iets voelden
voor de moderne woordkunst. Juist echter in
het isolement lag ojk. voor de katholieke
jongeren hunne kracht. Zij zullen dd betui
gingen van sympathie ongetwijfeld gewaar
deerd hebben, doch moesten zij daarom aan
stonds iuvitatiekaaitjes zenden aan alle be
wonderaars en voorstanders hunner idealen?
Hun optreden verwekte nu wel meer dan
ns verbittering er ligt dikwijls zoo'ii
korte afstand tusschen teleurstelling en ver
bittering! maar mochten zij zich daaraan
storen? En wat zag men later gebeuren?
Van Onzen Tijd" nam aldoor in beteekenis
toe, ook andersdenkenden spraken waardee
rend over hetgeen de katholieke jongeren
presteeien en, ondanks alle booze voorspellingen
en bestrijding uit eigen kring, verwierf Van
Onzen Tijd1' steeds grooter schare vrienden
en medewerkers, totdat de eerste allevering
van den zesden jaargang, een groot boek
riu en een keurig boek, breei en lang, vier
vel dik", om met de Nieitn-e Rutlerdamsche
Courant te spreken, mede het eerste oilicieele
nummer was van den bekenden katholieken
kuustkring De Violier' te Amsterdam! o)
Vooruitgang valt er dus te constateeren,
ongetwijfeld. Maar of ..Van Onzen Tijd" na
volkomen beantwo )rdt aan zijne roeping?
Volgens mij niet. Van Onsen Tijd" is voor
mij niet allén en uitsluitend het orgaan van
de moderne katholieke kunst. Zijn grootste
verdienste 13 m. i. hierin gelegen, dat het de
katholieken heeft geleerd belang te stellen iu
hetgeen er sinds '8(i in de literatuur omging
en hen de moderne literatuur heeft leeren
liefhebben, bestudeeren en beoefenen, wat
zonder het verschijnen van Van Onzen Tijd''
misschien niet zoo spoedig zou gebeurd zijn.
Toen Van Onzen Tijd" voor het eerst onder
de katholieken optrad, was hetgeen dit ver
kondigde, voor de meeste geloofsgenpoten nog
nieuw, zeer nieuw. Toen Van Onzen Tijd"
er echter eenmaal was, was ook de belang
stelling daar in de moderne literatuur. Zelf
heeft het aan oorspronkelijk werk nog niet
zoo heel veel geleverd, maar toch moet het
reeds een groote voldoening zijn voor de
katholieke jongeren, dat zij den eersten stoot
gegeven hebben aan eene beweging, die nu
aldoor breeder en grooter onder de katho
lieken wordt.
Opmerkelijk is het, dat sinds de laatste
zeven, acht jaren een geheel nieuwe stroo
ming door vele katholieke tijdschriften en
dagbladen gaat. Kapelaan Binnewiertz kou
een reeks uitmuntend-gestyleerde artikelen
over Moderne Poëtiek" -I) in het oudste
katholieke tijdschrift De Katholiek"
publiceeren. Leo Balet leverde in hetzelfde maand
schrift moderne schetsen, terwijl verzen van
katholieke jongeren schier overal in werden
opgenomen. De nieuwe richting had thans
ook bij de katholieken ingang gevonden, M.
A. P. C. Poelhekke gaf iu l'JÜl zijn Land
der Zon", Linnebank . S. Cr. in 1U04 een
bundeltje over Jongere Letteren", Albertine
Smulders in 1905 Verzen" en Logenden",
Huibers Christus Mysticus", Balet Roe
ping' en Felix Rutten dit jaar een lijvigen
bundel Verzen". Goed is alles nog lang niet
in deze Doeken, De verzen van Felix Rutten
geven meer blijk van groote productiviteit
en gespeel met fraaie woorden, knap-in-elkaar
ge/.et, dan van werkelijk diep-voelen en
groot-kunnen, Balet's Roeping' is ondanks
verschillende goede fragmenten, vrijwel mis
lukt, en de Christus Mysticus van Huibers
is te veel navolging van Vondel en Schaap
man om feitelijk eigen werk te mogen
heeten. Maar ondanks deze onvolkomenheid,
ondanks deze meer prijzenswaardige pogin
gen dan welgeslaagde proeven, wijst alles er
toch op, dat er voor de katholieke moderne
literatuur een nieuw tijdperk is aangebroken,
dat 7,00 langzamerhand in Holland is gaan
groeien en beginnen te bloeien een katholieke
letterkunde," en dat niet te vergeefs de ver
wachtingen daarop zullen gebouwd zijn.
De tachtiger beweging had een helsch
geweld, een vaart om alles te verslaan, een
lust om satan zelf te overduvelen. Maar de
heele bende had geen enkel genie; zoo als zij
zich overschat hebben, hebben zij zich over
werkt ; in tien jaar was hun kracht kapot.
Hun eigen vel zouden zij voor perkament,
hun eigen botten voor pennen gebruiken;
hun ongebondenheid is alleen in boeken
ingebonden, een band van papier waar hun
ellende uitbarst. Zoo'n harts'.ocht, zoo'n ver
schrikkelijke razernij, om zich in woorden te
verdeelen en te sterven, dat is duivelswerk,
het werk van den dood, moord en zelfmoord
tegelijk.
Maar een geestdrift in de vrienden te drij
ven, tot er strepen vliegen van verlichting,
de vrienden heet te stoken tot er vonken
stuiven van gloed, dat mogen wij die ook
gezonden zijn, dat kunnen wij die ook zijn
bezield bij God, mij beginnen voor God.
Wanneer wij elkaar belovendenieuwe kunst
te maken, wanneer wij dat waarachtig willen,
dan zal 't gebeuren. Kloos heeft gevloekt en
het gedaan gekregen, wij gaan bidden en
't beter doen."
, Met dit citaat uit een belangrijk, doch
tevens wel ietwat pedant artikel van Gerard
Brom, in het pas verschenen Jaarboekje
van Alb. Thijm", wensch ik dit overzicht te
besluiten, hopende dat Gerard Brom niet
alleen een der eerst willenden zal zijn, maar
ook, als opvolger van Kloos c.s., gerekend
moge worde tot een der eerste katholieke
genieën ! Huxiu M VAX CAI.KER.
Hilversum, 18 Maart 'uu.
1) Dit artikel was reeds geschreven, vóór
de uitgave der Stemmen onzer Eeuw",
o L Maart, wegens gebrek aan belangstelling
gestaakt is. H. v. C.
2) Hier zij echter opgemerkt, dat in laatst
genoemd tijdschrift reeds meer dan eens
verzen versch. nen.van uieer innerlijke waaide
dan over het algemeen in dergelijke, perio
dieken worden aangetroffen. II. v. C.
3) Wat moet die eerste atlevering van den
nieuwen jaargang wel een akelige nachtmerrie
bezorgd hebbeu aan K. K. ?>/-., die in zijn
pamflet: Decadentenkunst", in 11)02 ver
schenen, beweerde, dat na twee jaren levens
van dit tijdschrift kon worden vastgesteld,
da: het mislukt was.'
H. v. C.
4) Deze artikelen, met een uitvoerige studie
over Guido Gezelle en andere opstellen ver
meerderd, verschenen in 1905 onder den titel
Letterkundige Opstellen" bij de Wed. K.
van Rossum te Utrecht.
CYRII:L BUYSSE, Het Leren ran l!"z>'li. tau
Dalen. C. A. J. v. Dishoeck, lliissiuu.
Buysse heeft betere romans dan deze ge
schreven. In zijne bij'.oudere kracht: de ruige,
forsche beelding van het Vlaamscho landleven,
daarvan al de ruwheid en ook al de poëzie,
is hij hier niet.
Deze roman is van alles wat en eigenlijk
van niets vél. Brokken pure idylle volgen
gemoedelijk brokken schouw realisme. Kr is
lijn-naïve poëtiek naast barbaarsch natura
lisme. Bladzijden lang zijn we in vrij slap,
en wat ouwerwetsch, intrige-gedoe en dan
gaan we plots een fragment sterke moderne
beschrijvingskunst is. Bnysse's eigen, kleurige
en frisscbe stijl is aan vele gedeelten
innigteere psychologie gegeven, maar dan gaat, iu
een grauwen gemengde-berichijos gruwel, op
eens een vlugge slordige vertelier aan den
gang. 't Geheel rammelt: de conceptie is
onvast, er is geen eenheid van stijl.
En 't verhaal, 't lijkt zoo sprookjesachtig,
zoo gansch niet levenswaar, 7,00 verzinsel
aldoor. Kozeke's geluk is al te zonnig, haar
noodlot al te grauw.
Maar pakkend is het zeker. A's we't boek
eenmaal aan 't lezen zijn, leggen we 't niet
neer, 't houdt onze belangstelling aldoor.
Wat zeker een niet geringe verdienste is.
Maar ontroering geeft het toch niet.
Itozeke van Dalen is een boeremueiske, dat
met Aifuns trouwt, Fons met zijn mooie
zachte oogen en zijn hart vol liefde. Kn 7,e
heeft Smul, den dierlijken woestaard den bons
gegeven. In 't huwelijk met Fons is niets dan
geluk. Van een legaat van tar.te koopen zij
zich een boerderijtje. Maar Fons <vordt ziek en
Smul 'de paardenknecht wordt dan gehuurd om
<le boerderij te helpen bestieren. lle sterke
werkzame kerel blijft dit doen, u's l ons nu-1
mi'jonkvrouwe Anna en haar man voor herstel
naar 't Zuiden is en natuurlijk ook nadat Tuiis.
teruggekomen, gestorven i-f. Kn legen den
nfschuwelijkeu bruut is Rozeke niet bestand.
Hij verkracht haar, twoenialen, dan mout ze
hem trouwen. Hij mishandelt haar, krijgt oen
ongeluk dat hem kreupel maakt, mishandelt
haar nog meer en eindigt met zich in dron
kenschap te verdrinken.
Kozeke leeft dan nog enkele jaren in groote
eenzaamheid, ver en wijd buiten haar bekrom
pen dagelijksclien kring in de herinnering
van liet verleden.
De gang van het verhaal is vrat vreemd.
Zorgvuldig worden soms bladzijden hing be
schrijvingen gegeven van betrekkelijk onbe
langrijke dingen en dan springen, in
noncl-ulanten vertel stijl, gebeurtenissen van huigen
tijd, wier verloop zorgvuldiger behoorden
gekend, om ze pychologisch waarschijnlijk te
maken, voorbij. Het noodlot, dat Kozeke treft,
behoefde nok niet zoo erbarmeloos te zijn,
maar Buysse's bruten, die 't recht van den
sterkste laten geiden, houden aitous de lots
beschikking in banden.
Dit is trouwens niet alleen zoo in ..d'Mzc-ke
van Dalon".
En de harde, te harde con'rii-'en : -.'.e
woesteling is zoo helsch-gemeen m<u-u!rk,
aan de brave deugd van den goede ontbreakt
niets. Die, we denken aan Cunsciense, die
oud-VIaamsche contrasten l
Maakt het niet kregel, wanen we er OES niet
in een halfstuiversroman bij, een stukje als dit:
Zij wilde een kaars van boven de kast
nemen en plaatste de lamp even op 't schoor
steenblad, toen hij haar eensklaps, als een
roofdier op de teenen kwam nagehold, du
lamp uitblies en in een woeste pranging haar
omhelsde Zij slaakte een gil, maar kort; hij
drukte haar de handen op den mond en
kreet dof: zwijgt, of ik vermoord ou !
Zij viel in onmacht, zijlings tegen 't bed,
dat vaag wit schemerde in een hoek.
Hij knarsetandde, grinnekend als een sater,
van woest genot en wraak .. ."
En 't is niet expresselijk uitgezocht, dit, er
is keur van fragmenten in dezen stijl te over.
Maar ook. natuurlijk, want Buysse is een
kunstenaar, die wat innig en oprecht hem
trof, ontroerend fijn kan mededeelen, pracht
bladzijden als deze:
Toen steeg op eens, als een zacht jubelende
groet van levenslust en liefde, een teer en
lijn gezang van uit de grijze licht naar den
langzaam ophelderenden hemel. Het galmde
zoo frisch en zoo rein en zoo zoet, zoo vol
ontroerde melodie, het steeg in de geurende
atmosfeer als een zingende extase tot de
laatste, weg bleekende sterren; en zij zagen
't eerste leeuwerikje van den pas geboren
zo merochtend, wervelwiekend in het trillen
van zijn fijne vlerkjes, naar de hooge, y'le,
lichtblauw wordende lucht. Het steeg en steeg,
steeds hooger en hooger, als wou het aan den
verren doffen horizon iets zoeken, dat slechts
van uit de ontoegankelijkste regionen te ont
dekken was. En toen scheen het eensklaps
onbewegelgk te blijven hangen, niet zichtbaar
meer voor hen die daar in 't grijs beneden
stonden, en alleen zijn gezang parelde nog
steeds, heel fijn nu, als in kristallen droppels
op de aarde neer, terwijl ginds hél verre
in 't Noord-Oosten, een transparant-geelachtig
schijnsel, over een lange, lage en smalle uit
gestrektheid, als een weerschijn van een ein
deloos verren brand den doffen einder kleurde.
Het was de dageraad."
Zóó, voortreffelijk in stijlbeelding is Buysse
vaak in dit Rozeke van Dalen." Maar hij ia
er n, die zélve ons heeft verplicht hem
hoogen eisch te stellen. En dan vinden we
den uitnemenden Buysse iu Rozeke van Dalen
waarlijk al te weinig.
HENHI DEKKING.
T?ee Dicbttóels.
I.
Das Martyrlum der Liebe, Ein Cyclus
Gedichte. Berlin und Leipzig,
Friedrich Luekhardt, 1905.
ESIIMER-VAUKIK, Les Tiiuribuhims
atfa'sisis. Paris. Edition de La Vie".
Voor 't saimn behandelen van deze ge
dichten is niet de aanleiding hun overeen
komst. Integendeel!... Ik zou haast niet
weten waar grooter contrasten te vinden.
Maar juist dat contrast leidt vanzelf tot het
maken van vergelijkingen, waardoor we wel
licht voor beide tot een juiste appreciatie
komen.
Eenige jaren geleden heb ik hier over een
bundel geschreven van een ongenoemd auteur,
getiteld Göllermoral. Ik noemde die gedichten
Kreten, uit de diepten van hartstocht en
van maatschappelijke ellende opgerezen en,
hoewel in kunstvorm, toch niet in de eerste
plaats bedoelend kunst te zijn; verzen met
sociaal-wijggeerige strekking, van een hoogst
ernstig en wilde smarten meelijdend mensch,
in wien bitterheid, ironie, weemoed en ver
langen beurtelings n zelfde gevoel trachtten
te uiten: dat van menschelijke machteloos
heid tegenover de wetten die het
menschenbestaan als verordeningen van onbekende
goden beheerschen; van goden tegen wier
! moraal het aardsche individu met al zijn
moedig willen, al zijn energiek streven niet
! opgewassen is; tegen wier moraal hij bij
j voortduring botst niet zijn hoogste idealen.
>"iet in de eerste plaats bedoelden die
] gedichten kunst te zijn?ze waren uitingen
i van menschelijk voelen eridenken di^ trachtten
i de sfeer der schoonheid te naderen en ook
nu en dan daarbinnen drongen.
In den bundel Marlynum der Liebe be
merken wij iets dergelijks. De schrijver bleef
dezelfde: ik zou haast zeggen meer ernstig
peinzer en diep voeler, dan de openbaring
daarvan vervormend tot het taaigeheel, dat
ons op zich zelf bekoort door harmonieerenden
klankenval. Gelijk de titel aanduidt wordt
in dit boek gehandeld over het Martelaar
schap der Liefde. De dichter is pessimist en
me dunkt Schopenhauer's Melapliytik der
dcfchlechtsl'i'be heeft diepe indrukken bij
hem nagelaten. In het slotgedicht van den
b'.indel wordt een gesprek gegeven tusschen
der God der Liefde en den Duivel der Liefde,
in.a.w, tusschen liet menschelijk-ideale en
het dierlijk-brute in den hartstocht, die tot
instandhouding van de menschheid haar
overweldigenden invloed uitoefent.
Kn kenmerkend voor het gedachteleven
van den auteur is stellig dat deze beide het
j niet eens kunnen worden. Van een
ver/.oei ning der elkaar bestrijdende elementen geen
l sprake. Evenmin van een macht in den
mensch die ze tot de weldadige harmonische
eenheid weet te doen samenwerken.
Die beiden Guller standen wild unO trotzig
Und sah'n sich an mit stolz erhob'nen
Iliiuptern . . .
I's wolltte keiuer sich dem andern beugen.
Indessen geht der Mensch gedanken vuil
l'nd triiuint von Liebe
Ziedaar het einde. ..l'einzensffioede'' had
er boven dit slot kunnen slaan. Want het
peinzen, het overwegen, het grübeln over
het raadselachtige, blijft de hoofdzaak. Al
het andere, het hartstochtelijke, lyrische,
ironische, het meelijdende met den waan
en de verblinding - - het is alles gevolg van
denken. Niet direct wordt gereageerd. We
zullen in de samenstelling van den bun
del daarvoor nog een bewijs putten, 't Is>
voorshands genoeg te constateereu dat de
grondslag van alles pessimistische overtuiging
:s, de publicatie verbreiding van die overtui
ging bedoelt en de verzen de middelen
daartoe lijken.
Ligt hierin in den versvorm het
V-wijs dat de uitingen van dezen ongenoemde
U-ch de kuustsfccr zoo dicht mogelijk willen
naderen, van de gedichten van
EshrnerValdor kan men veilig zeggen dat zij door
die sfeer heen zijn gegaan. Met andere woorden
dat verschillende ervan aan de andere zijde
er vreer buiten geraakt zijn.