De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 8 april pagina 2

8 april 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER W -E K K E L A D V O O II NEDERLAND. No. 1502 Sociale, fvtf afvallen op de II (Slot. > Zeer ernstige dingen zijn gezegd aan bet ad*res der werklieden, die vallen onder de bepalingen der Ongevallenwet. Zóó ernstig, dat de Minister van Landbouwer zelfs reden in heeft gevonden, in de Kamer te verzekeren, dat de misbruiken"' die van de wet worden gemaakt, aanleiding zullen zijn voor eene ingrijpende herziening der wet, waarbij de eer f te 42 dagen van arbeids-ongeschiktheid na een ongeval komen voor rekening niet van de Rijksverzekeringbank, maar van de Ziekteverzekering, die de minister zich voorttelt in te voeren, en waarvoor de premie tour-let grootste deel betaald zou moeten wor den door de werklieden zelf. Dit zou metterdaad voor de arbeiders wor den : een belangrijk verlies van eenmaal toe gestane rechten, een prijsgeven ook van het standpunt, voor een zekere periode, dat de geldelijke s< hade der ongevallen, door of bij den arbeid veroorzaakt, komt voor rekening der ondernemers Over het gewicht en de beteekenis dezer principteele wijziging en voor de werk lieden verslechtering der Ongevallenwet, wensch ik thans niet te spreken. Er is nog slechts een enkele uitspraak in die richting. Zoodra het voornemen daartoe meer Btelligen vorm krijgt, zal er wel het een en ander mér daarover gezegd worden. » Slechts over enkele uitingen, die blijkbaar tot de bedoelde uitspraak van den minister aanleiding gaven, en die directe aanvallen beteekenen op de Ongevallenwet, met de bedoeling niet om de wet aan te vullen, maar otn haar een stuk van haar terrein te ontnemen, wensch ik iets te zeggen. In het de vorige week gesignaleerde artikel van de ,.Risicobank" wordt, blijkens het daarin aangehaalde, onomwonden van de werklieden in de Rotterdamsche haven gezegd, dat meermalen" de indruk is gewekt, dat losse bootwerkers of sjouwers ' ongeveer opzettelijk" een verwonding opliepen, een flinke buil of een gekneusde teen", om dan gedurende 10 ft i4 dagen van 70 pCt. van hun dagloon verzekerd te zijn. Verder het misbruik, dat degenen die 70 pCt. uilkeering ontvangen, en dus volledig ongeschikt zijn, liet niet onaardig" vinden, het een of ander nuttig werkje thuis" te kunnen ver richten. Minder insinueerend, maar vrijwel in den zelfden geest is de volgende zinsnede voorkomende in het verslag van de llijkgverzekeringsbank over 1904, luidende : In het algemeen zou, volgens het Bestuur, de energie bij de getroffenen om aan te pakken en door te zetten, onder den invloed der Ongevallenver zekering belangrijk zijn verminderd." E.n deze ziLSiede uit het Verslag, benevens mededeelingen overhel zonderlinge gedrag van sommige geneesheeren en de toeneming van de neurose, gaven eei'ige Eerste Kamerleden aanleiding, daarover ernstig hun bedenkingen te luchten. In de zitling van 30 Januari sprak de heer Laan het vo'gende: Wanneer de wet duur en omslachtig was, doch goed werkte, zou ik zwijgen, maar het Versla,; van de Rijksverzeke ringsbank is daar, om te bewijzen, dat de Ongevallenwet oorzaak is van het moreele peil van den werkman. Het is niet tegen te spreken: de werking van de Ongevallenwet is schadelijk en demoraliseerend voor den werkman." Uit die beweringen (want mér zijn het niet) heeft de minister de conclusie gemeend te mogen trekken, dat inderdaad de door hem bedoelde wijziging noodig is. Is die conclusie gerechtvaardigd? Ik meen: allerminst! In de eerste plaats de krasse, insinueerende beweringen van de Risico-bank". Inderdaad is het aantal ongevallen in de Rotterdamsche haven enorm groot. Maar klinkt het niet onzinnig te beweren, dat de havenarbeiders er op uit zouden zijn, een ongeval te krijgen? Dat zij riskeeren een vél ernstiger ongeval te krijgen dan een buil" of gekneusden" teen? In de eerste plaats toch zit de boot werker, die tengevolge daarvan 10 of 14 dagen" zonder werk is, ook 10 of 14 dagen zonder inkomsten, en ook wel eens 3 weken, omdat.... de uitkeering niet binnen dien ter mijn komt. Dat is voor menschen als losse bootwerkers, die steeds om de 4 of Sdagen hun loon krijgen, een ernstige last, die geen hunner vrijwillig zich zou berokkenen. In de tweede plaats kry'gt iemand die een buil" krijgt, in 't ge heel geen uitkeering. Pas als het een bloe dende verwonding is. Maar kan men zich nu toch redelijk denken, dat iemand zich zulk een verwonding zal berokkenen, met geen ander doel dan ... 14 dagen of 3 weken thuis te zitten met pijn en hinder, met de kans, daarna moeilijk werk te kv.nnen bekomen en daarvoor La die 2 of 3 weken.... 70 pCt. van het loon te ontvangen? Dat zijn toch onderstellingen, die kant noch wal raken. In de derde plaats zij er op ge wezen, dat er tal van bootwerkers zijn (ik zou er een 12-tal dergelijke gevallen uit eigen praciijk kunnen noemen), die kwetsuren hadden aan hand, been of voet hebben ge had, en moeielijk hun arbeid kunnen her vatten, die de grootste moeite hebben om weer arbeid te vinden, wijl de bazen hen niet aannemen; dat verder haven werkers, die voor 50 pCt. weder geschikt voor hun arbeid zijn beoordeeld, m 'l geheel geen arbeid kunnen ?rinden, omdat niet n werkgever zulke werk lieden in dienst neemt! Dat constateert het verslag der R. V. B. zelf, waar (op blz. 52) over de medewerking der patroons geklaagd wordt. Werkgevers, die zich niet meer of minder moeite" door den controleerenden geneesheer hadden la'en bewegen, om ge troffenen weder aan 't werk te zetten, wat voor hun herstel heilzaam was, reeds na 14 dagen aan zoodanigen proef een einde maakten, onder opmer king in sommige gevallen, dat ze spijt hadden, er mee begonnen te zijn, en niet van plan waren, er ooit weer aan te beginnen." Welke schadelijke gevolgen dus een ongeval voor de havenarbeiders hehben kan, nog bui ten de lichamelijke smart, ligt voor de hand, en zoo komt die bewering van de Risico-bank" al in een zeer zonderling licht. Want zelfs al zouden de bootwerkers op de 70 pCt. belust" zijn ze hebben de mate van hun ongeval niet in de hand! Van de ongevallen in de haven over 1904, werden, volgens het verslag der Arbeids-inspectie, er 1070 veroorzaakt door het vallen van goederen of gereedschappen. Zulke vallende voorwerpen kunnen en het gebeurt dikwijls den dood veroorzaken! Zullen ze dan deze risico vrijwillig beloopen? En bovendien mag hierin de eerste plaats nog herinnerd worden aan de Verslagen der Haven controleurs, die b v over ne maand de vol gende gebreken vonden in de werktuigen en gereedschappen: 29 slechte runners, 20 ont zette runners, 21 geen borg aan de laadbocm, 6 slechte geleid blokken, 5 slecht touwwerk, 9 de luiken niet verzekerd, 8 slechte winchen, 13 slechte geien, 5 te veel ploeg-m aan een luik en nog een 34 tal diverse andere gebre ken. Dit wijst er op, welk een enorme mate van zorgeloosheid voor de veiligheid er ook is bij'de ondernemers, voor wie snelheid en gejaagdheid, alles ter wille der snelle lossing, Doven alles gaat. Dit wordt bevestigd door den Inspecteur van den Arbeid in de He inspectie, die zegt dat als hoofd-oorzaak van de vele ongevallen bij het laden en lossen van schepen moet worden aangemerkt de wijze van werken, daaronder te verstaan de groote haast waarmee men te werk gaat. Ook het nu en dan naar het schijnt voorkomen van overmatig lansie werktijden verdient engetwijfeld daarbij te worden genoemd." Ziedaar feiten en getuigenissen, die tegen over de door niets aanneuielijks gemotiveerde en niet te conti oleeren beweringen van de Risico-bank voldoende weerleggen; en betoogen dat, eerstens van een algemeen misbruik in dezen zin als door haar bedoeld, eenvoudig geen sprake kin zijn, en tweedc-ns, dat het enorm groote aantal ongevallen, dat in Rot terdam'j haven plaats vindt, een gevolg is van oorzaken, die liggen in het bedrijf zelf, en in de ruwe, onverantwoordelijke haast, waarmee het transportbedrijf wordt uitge oefend en waarbij men zich om du arbeids voorwaarden in den regel al bitter weinig bekommert. Het zou wel, de toestaiiden kennende, ongehoord zijn, wanneer zul e beweringen, als hier door de Risico-bank werden gedaan, ook maar voor een gering deel een motief rneó waren om de wet te veranderen ten nadeele der werklieden. En nu nog iets over de moreele inzinking van den werkman, waarvan, in and°re woor den, het Verslag der Rijksverzekeringsbank gewaagt, en die door den heer Laan als vaststaand werd aangenomen. Laat uien dit toch niet vergeteu. dat indien men feiten van simulatie wil voorkomen, men nooit verzekeringswetten moet invoeren. De jacht op rente" en de simulatie, waar vindt men die niet? komt datniet evengoed voor bij Indische ambtenaren, bij militairen, hoogere en lagere, bij alle categorieën die in soortgelijke omstandigheden zijn? Dat deze ook bij de Ongevallenverzekeiing voorkomt, waarbij zoovele duizenden betrokken zijn, is dat een verrassing, voor wie ooit met eenigerlei soortgelijke verzekering kennis maakte? Maar de Rijksverzekeringsbank, resp. hare controleerende geneesheeren, resp. de specia liteiten die vooral bij neura.stheuische gevallen geraadpleegd worden, weten daarop wel zoo veel middelen, om de simulatie te te constateeren, en bovendien, de C'ent-r. Raad is zóó gestreng in het ie«'(/s-vorderen van de arbeids ongeschiktheid, dat waarlijk van een algemeen misbruik, in dien zin dat de arbeiders rente krijgen die hun niet toekomt, wel geen sprake zijn kan. Het moet hier bij beweringen blijven. Maar dit wil ik wel zeggen, dat zoo dikwijls ik gevallen heb bijgewoond, waarin de ge neesheeren simulatie aanwezig achtten, ook nooit uitkeering is verstrekt geworden. Bo vendien zijn de getroffenen, van wie simulatie ondersteld wordt, en die procedeeren, in dun regel bij het voeren van't proces reeds weken en weken zouder uilkeering en zonder ver dienste, lijden zij reeds honger. Zelfsal winnen ze dus hun proces, dan winnen ze deze toch nog niet anders dan ten koste van aanmer kelijke opofferingen ! Wél is het waarheid, m. i., dat de Onge vallen-verzekering de neurose ontwikkelt. Maar dat is niet iets wit tegen de werklieden aangevoerd kan worden, want ze worden, zonder het zich bewust te zijn, t r zelf onge lukkig <loor. Dat heeft, gelijk de heer Laan onderstelde, met het moreele peil" niets te maken Dat zijn gevoUen van angst, onzeker heid, langdurige processen, en de meening dat er onrecht ge.-ch.iedt. Dat is met de ziekte-uilkeering voor de eerste weken ook niet te verhelpen, want in Duitschland, waar deze regeling sinds jaren bestaat, hoort men nog steeds soortgelijke klachten. Ik beweer echter, dat het grootste deel der gevallen van neurose veroorzaakt worden door de Rijksverzekeringsbank zélf, door het te vroeg verminderen der rente. Talrijk zijn dergelijke gevallen, waarin ten slotte de R. V. B. ong-lijk krijgt, na maanden en maanden van geding, maar dan is meermalen reeds veel, veel bedorven! Moge de Reg^ering zich wél bedenken, vóór ze er toe over gaat op tot nu toe ge hoorde motieven de Ongevallenwet te herzien in achterwaartsche richting! S. KatboMe Moto Littratonr. III. t Slot j. Nog een ander verschijns.-,], dat ook eenige jaren na het oprichten van De Nieuwe Gids te constateeren viel, openbaarde zich. Van onzen Tijd" kreeg legio navolgers! Vooral de allerjongsten, studenten en bakvischjes, waren enthousiast en in de wolken! O wat was die katholieke moderne woordkunst toch heerlijk, toch nig! Ja, dut was nu het lang verwachte, het echt-goede, het all n-waardevolle. Men dweepte met Van onzen Tijd" erger dan de sentimenteelejuffers in de dagen van Góthe met dat hérlijke Das Leiden des jungen Werthers"! Men verslond als het ware iedere aflevering en iedere aflevering kwam voor de ijveraars feitelijk een maand te laat. Nu zou dit dwaze dweepen niet zoo erg zijn geweest mettertijd zou dat wel bekoelen! als het slechts bij dweepen ge bleven was. Doch zooals het in zulke gevallen meer gaat, ging het ook hier. In Göthe's tijd zag inen meer dan n jongeling in een Wertherpakje loopen om zich later te zelf moorden, in de katholieke literatuur rezen de moderne" sonnetten makers als padde stoelen uit den grond. Tal van tijdschriften en dagbladen kunnen hier als de droevige getuigen fungeeren. Blader in Katholiek, Katholieke Gids, het Jaarboel-je van Alb. T/iijm of Stemmen onzer Eeuw 1), lees Centrum, Maasbode of welk ander blad, dat Zondags nog al eens gaarne een versje pu bliceert en men zal er bewijzen te orer vin den, dat er meer moderne dichters in naam dan in werkelijkheid onder de katholieken zijn opgestaan. Zelfs zuiver-godsdienstige tijdschnftjes als de Rozenkrans", offeren op het ai'aar der quasi moderne poë/.ie. 2) Iedereen meende moderne sonnetten en stemmingsverzen te kunnen maken en het is er de laatste jaren niet beter op geworden. Daardoor ontstond verwarring en werden velen het ware pad oijster. Reeds in den tweeden jaargang van Van Onzen Tijd" wees Maria Viola, in een literaire kroniek, op dit geenszins denkbeeldige gevaar. Kr zijn ande ren, jongeren veelal, die er (van de nieuwe richting) evenmin iets van vatten, ? maar, van een opgewonden natuur zijnde, en lichteh?k tot vage en ongemotiveerde bewonde ring overslaand, gaan zij hun onbeheerschte geestdrift luchten in klank-lawaai, dat van verwarrende werking is op het zwakke versgevoel der goed-willende, maar nog niet goed weg wetende, verbouwereerd luiste rende menigte. Hun onbezonneuhei l berok kent de literaire ontwikkeling van wie reeds door ernstige studie tot zuiverder waardeeriug gerakend waren wezenlijker schade dan de onschuldige rijmelaars der doode rhetorische school, daar zij de literaire begrippen verwart, het gevoel vertroebelt en de fantasie benevelt, en beier ware dan ook hun optre den te negeeren, als een preciese duiding van hun doen niet het voordeel had, een helderder licht te doen vallen op de noodzakelijkheid van scherp disdngueeren." Van zijn eerste optreden af heeft, zich Van Onzen Tijd" daarom, steeds scherp gekant tegen die verkeerde, wijl talentlooze navol ging. In niet zelden zeer scherpe kritieken werden de talentlooze nagal uiers op hun nummer gezet, ja totaal afgemaakt. Herinner ik hier slechts aan de vernieti gende kritiek, welke kapelaan Bmnewiertz in Van Onzen Tijd' uitbracht over Langs mij u jveg" van kapelaan Dondert1, welk ver zen bundeltje, vol Heine- en Schaepinanimitatie, in 1902 verscheen. Zóó streed Van Onzen Tyd" riet alleen tegen de vóortachtigers, maar evengoed tegen de moderne rhctonca, welke niet liet minst in den kattiolieken letterkundigen tuin welig te tieren begon. Dit wekte verbittering en verzet. Booze tongen raakten los en veel gefluister ging er van zelfadoratie, verwaand heid en aanbidden van allén eigen kringetje van begunstigden, evenzoovele niet bewezen beweringen als min edele verdachtmakingen. De, katholieke jongeren stoorden zich echter aan dit alles niet. Zij gingen onvermoeid en hoopvol op den ingeslagen weg voort. Z'j mengden zich niet in den strijd en waar zij zelf zich te verdedigen onnoodig achtten, traden anderen voor hen m het strijdperk. Het was er de redactie van het jonge tijd schrift blijkbaar mér om te doen, goede dan vele medewerkers te vinden. Door de onder vinding van anderen geleerd, beseften /ij, wilde de tuin der katholieke moderne litera tuur eenmaal heerlijk-rol van bloesems staan, het verkieselijker «as, slechts weinige, maar dan van de edelstebloemensoorteu tekweeken, dan vrij den tuin open te zetten voor alle, ook minderwaardige soorten. Deze laatste immers zouden weldra als ruig en onkruid de goede planten verstikken. Men heeft er den katholieken jongeren meer dan eens een verwijt van gemaakt, dat zij zich tot zoo'n eng kringetje beperkten en niet wijd hunne poorten openden om gast vrijheid te bieden aan allen, die iets voelden voor de moderne woordkunst. Juist echter in het isolement lag ojk. voor de katholieke jongeren hunne kracht. Zij zullen dd betui gingen van sympathie ongetwijfeld gewaar deerd hebben, doch moesten zij daarom aan stonds iuvitatiekaaitjes zenden aan alle be wonderaars en voorstanders hunner idealen? Hun optreden verwekte nu wel meer dan ns verbittering er ligt dikwijls zoo'ii korte afstand tusschen teleurstelling en ver bittering! maar mochten zij zich daaraan storen? En wat zag men later gebeuren? Van Onzen Tijd" nam aldoor in beteekenis toe, ook andersdenkenden spraken waardee rend over hetgeen de katholieke jongeren presteeien en, ondanks alle booze voorspellingen en bestrijding uit eigen kring, verwierf Van Onzen Tijd1' steeds grooter schare vrienden en medewerkers, totdat de eerste allevering van den zesden jaargang, een groot boek riu en een keurig boek, breei en lang, vier vel dik", om met de Nieitn-e Rutlerdamsche Courant te spreken, mede het eerste oilicieele nummer was van den bekenden katholieken kuustkring De Violier' te Amsterdam! o) Vooruitgang valt er dus te constateeren, ongetwijfeld. Maar of ..Van Onzen Tijd" na volkomen beantwo )rdt aan zijne roeping? Volgens mij niet. Van Onsen Tijd" is voor mij niet allén en uitsluitend het orgaan van de moderne katholieke kunst. Zijn grootste verdienste 13 m. i. hierin gelegen, dat het de katholieken heeft geleerd belang te stellen iu hetgeen er sinds '8(i in de literatuur omging en hen de moderne literatuur heeft leeren liefhebben, bestudeeren en beoefenen, wat zonder het verschijnen van Van Onzen Tijd'' misschien niet zoo spoedig zou gebeurd zijn. Toen Van Onzen Tijd" voor het eerst onder de katholieken optrad, was hetgeen dit ver kondigde, voor de meeste geloofsgenpoten nog nieuw, zeer nieuw. Toen Van Onzen Tijd" er echter eenmaal was, was ook de belang stelling daar in de moderne literatuur. Zelf heeft het aan oorspronkelijk werk nog niet zoo heel veel geleverd, maar toch moet het reeds een groote voldoening zijn voor de katholieke jongeren, dat zij den eersten stoot gegeven hebben aan eene beweging, die nu aldoor breeder en grooter onder de katho lieken wordt. Opmerkelijk is het, dat sinds de laatste zeven, acht jaren een geheel nieuwe stroo ming door vele katholieke tijdschriften en dagbladen gaat. Kapelaan Binnewiertz kou een reeks uitmuntend-gestyleerde artikelen over Moderne Poëtiek" -I) in het oudste katholieke tijdschrift De Katholiek" publiceeren. Leo Balet leverde in hetzelfde maand schrift moderne schetsen, terwijl verzen van katholieke jongeren schier overal in werden opgenomen. De nieuwe richting had thans ook bij de katholieken ingang gevonden, M. A. P. C. Poelhekke gaf iu l'JÜl zijn Land der Zon", Linnebank . S. Cr. in 1U04 een bundeltje over Jongere Letteren", Albertine Smulders in 1905 Verzen" en Logenden", Huibers Christus Mysticus", Balet Roe ping' en Felix Rutten dit jaar een lijvigen bundel Verzen". Goed is alles nog lang niet in deze Doeken, De verzen van Felix Rutten geven meer blijk van groote productiviteit en gespeel met fraaie woorden, knap-in-elkaar ge/.et, dan van werkelijk diep-voelen en groot-kunnen, Balet's Roeping' is ondanks verschillende goede fragmenten, vrijwel mis lukt, en de Christus Mysticus van Huibers is te veel navolging van Vondel en Schaap man om feitelijk eigen werk te mogen heeten. Maar ondanks deze onvolkomenheid, ondanks deze meer prijzenswaardige pogin gen dan welgeslaagde proeven, wijst alles er toch op, dat er voor de katholieke moderne literatuur een nieuw tijdperk is aangebroken, dat 7,00 langzamerhand in Holland is gaan groeien en beginnen te bloeien een katholieke letterkunde," en dat niet te vergeefs de ver wachtingen daarop zullen gebouwd zijn. De tachtiger beweging had een helsch geweld, een vaart om alles te verslaan, een lust om satan zelf te overduvelen. Maar de heele bende had geen enkel genie; zoo als zij zich overschat hebben, hebben zij zich over werkt ; in tien jaar was hun kracht kapot. Hun eigen vel zouden zij voor perkament, hun eigen botten voor pennen gebruiken; hun ongebondenheid is alleen in boeken ingebonden, een band van papier waar hun ellende uitbarst. Zoo'n harts'.ocht, zoo'n ver schrikkelijke razernij, om zich in woorden te verdeelen en te sterven, dat is duivelswerk, het werk van den dood, moord en zelfmoord tegelijk. Maar een geestdrift in de vrienden te drij ven, tot er strepen vliegen van verlichting, de vrienden heet te stoken tot er vonken stuiven van gloed, dat mogen wij die ook gezonden zijn, dat kunnen wij die ook zijn bezield bij God, mij beginnen voor God. Wanneer wij elkaar belovendenieuwe kunst te maken, wanneer wij dat waarachtig willen, dan zal 't gebeuren. Kloos heeft gevloekt en het gedaan gekregen, wij gaan bidden en 't beter doen." , Met dit citaat uit een belangrijk, doch tevens wel ietwat pedant artikel van Gerard Brom, in het pas verschenen Jaarboekje van Alb. Thijm", wensch ik dit overzicht te besluiten, hopende dat Gerard Brom niet alleen een der eerst willenden zal zijn, maar ook, als opvolger van Kloos c.s., gerekend moge worde tot een der eerste katholieke genieën ! Huxiu M VAX CAI.KER. Hilversum, 18 Maart 'uu. 1) Dit artikel was reeds geschreven, vóór de uitgave der Stemmen onzer Eeuw", o L Maart, wegens gebrek aan belangstelling gestaakt is. H. v. C. 2) Hier zij echter opgemerkt, dat in laatst genoemd tijdschrift reeds meer dan eens verzen versch. nen.van uieer innerlijke waaide dan over het algemeen in dergelijke, perio dieken worden aangetroffen. II. v. C. 3) Wat moet die eerste atlevering van den nieuwen jaargang wel een akelige nachtmerrie bezorgd hebbeu aan K. K. ?>/-., die in zijn pamflet: Decadentenkunst", in 11)02 ver schenen, beweerde, dat na twee jaren levens van dit tijdschrift kon worden vastgesteld, da: het mislukt was.' H. v. C. 4) Deze artikelen, met een uitvoerige studie over Guido Gezelle en andere opstellen ver meerderd, verschenen in 1905 onder den titel Letterkundige Opstellen" bij de Wed. K. van Rossum te Utrecht. CYRII:L BUYSSE, Het Leren ran l!"z>'li. tau Dalen. C. A. J. v. Dishoeck, lliissiuu. Buysse heeft betere romans dan deze ge schreven. In zijne bij'.oudere kracht: de ruige, forsche beelding van het Vlaamscho landleven, daarvan al de ruwheid en ook al de poëzie, is hij hier niet. Deze roman is van alles wat en eigenlijk van niets vél. Brokken pure idylle volgen gemoedelijk brokken schouw realisme. Kr is lijn-naïve poëtiek naast barbaarsch natura lisme. Bladzijden lang zijn we in vrij slap, en wat ouwerwetsch, intrige-gedoe en dan gaan we plots een fragment sterke moderne beschrijvingskunst is. Bnysse's eigen, kleurige en frisscbe stijl is aan vele gedeelten innigteere psychologie gegeven, maar dan gaat, iu een grauwen gemengde-berichijos gruwel, op eens een vlugge slordige vertelier aan den gang. 't Geheel rammelt: de conceptie is onvast, er is geen eenheid van stijl. En 't verhaal, 't lijkt zoo sprookjesachtig, zoo gansch niet levenswaar, 7,00 verzinsel aldoor. Kozeke's geluk is al te zonnig, haar noodlot al te grauw. Maar pakkend is het zeker. A's we't boek eenmaal aan 't lezen zijn, leggen we 't niet neer, 't houdt onze belangstelling aldoor. Wat zeker een niet geringe verdienste is. Maar ontroering geeft het toch niet. Itozeke van Dalen is een boeremueiske, dat met Aifuns trouwt, Fons met zijn mooie zachte oogen en zijn hart vol liefde. Kn 7,e heeft Smul, den dierlijken woestaard den bons gegeven. In 't huwelijk met Fons is niets dan geluk. Van een legaat van tar.te koopen zij zich een boerderijtje. Maar Fons <vordt ziek en Smul 'de paardenknecht wordt dan gehuurd om <le boerderij te helpen bestieren. lle sterke werkzame kerel blijft dit doen, u's l ons nu-1 mi'jonkvrouwe Anna en haar man voor herstel naar 't Zuiden is en natuurlijk ook nadat Tuiis. teruggekomen, gestorven i-f. Kn legen den nfschuwelijkeu bruut is Rozeke niet bestand. Hij verkracht haar, twoenialen, dan mout ze hem trouwen. Hij mishandelt haar, krijgt oen ongeluk dat hem kreupel maakt, mishandelt haar nog meer en eindigt met zich in dron kenschap te verdrinken. Kozeke leeft dan nog enkele jaren in groote eenzaamheid, ver en wijd buiten haar bekrom pen dagelijksclien kring in de herinnering van liet verleden. De gang van het verhaal is vrat vreemd. Zorgvuldig worden soms bladzijden hing be schrijvingen gegeven van betrekkelijk onbe langrijke dingen en dan springen, in noncl-ulanten vertel stijl, gebeurtenissen van huigen tijd, wier verloop zorgvuldiger behoorden gekend, om ze pychologisch waarschijnlijk te maken, voorbij. Het noodlot, dat Kozeke treft, behoefde nok niet zoo erbarmeloos te zijn, maar Buysse's bruten, die 't recht van den sterkste laten geiden, houden aitous de lots beschikking in banden. Dit is trouwens niet alleen zoo in ..d'Mzc-ke van Dalon". En de harde, te harde con'rii-'en : -.'.e woesteling is zoo helsch-gemeen m<u-u!rk, aan de brave deugd van den goede ontbreakt niets. Die, we denken aan Cunsciense, die oud-VIaamsche contrasten l Maakt het niet kregel, wanen we er OES niet in een halfstuiversroman bij, een stukje als dit: Zij wilde een kaars van boven de kast nemen en plaatste de lamp even op 't schoor steenblad, toen hij haar eensklaps, als een roofdier op de teenen kwam nagehold, du lamp uitblies en in een woeste pranging haar omhelsde Zij slaakte een gil, maar kort; hij drukte haar de handen op den mond en kreet dof: zwijgt, of ik vermoord ou ! Zij viel in onmacht, zijlings tegen 't bed, dat vaag wit schemerde in een hoek. Hij knarsetandde, grinnekend als een sater, van woest genot en wraak .. ." En 't is niet expresselijk uitgezocht, dit, er is keur van fragmenten in dezen stijl te over. Maar ook. natuurlijk, want Buysse is een kunstenaar, die wat innig en oprecht hem trof, ontroerend fijn kan mededeelen, pracht bladzijden als deze: Toen steeg op eens, als een zacht jubelende groet van levenslust en liefde, een teer en lijn gezang van uit de grijze licht naar den langzaam ophelderenden hemel. Het galmde zoo frisch en zoo rein en zoo zoet, zoo vol ontroerde melodie, het steeg in de geurende atmosfeer als een zingende extase tot de laatste, weg bleekende sterren; en zij zagen 't eerste leeuwerikje van den pas geboren zo merochtend, wervelwiekend in het trillen van zijn fijne vlerkjes, naar de hooge, y'le, lichtblauw wordende lucht. Het steeg en steeg, steeds hooger en hooger, als wou het aan den verren doffen horizon iets zoeken, dat slechts van uit de ontoegankelijkste regionen te ont dekken was. En toen scheen het eensklaps onbewegelgk te blijven hangen, niet zichtbaar meer voor hen die daar in 't grijs beneden stonden, en alleen zijn gezang parelde nog steeds, heel fijn nu, als in kristallen droppels op de aarde neer, terwijl ginds hél verre in 't Noord-Oosten, een transparant-geelachtig schijnsel, over een lange, lage en smalle uit gestrektheid, als een weerschijn van een ein deloos verren brand den doffen einder kleurde. Het was de dageraad." Zóó, voortreffelijk in stijlbeelding is Buysse vaak in dit Rozeke van Dalen." Maar hij ia er n, die zélve ons heeft verplicht hem hoogen eisch te stellen. En dan vinden we den uitnemenden Buysse iu Rozeke van Dalen waarlijk al te weinig. HENHI DEKKING. T?ee Dicbttóels. I. Das Martyrlum der Liebe, Ein Cyclus Gedichte. Berlin und Leipzig, Friedrich Luekhardt, 1905. ESIIMER-VAUKIK, Les Tiiuribuhims atfa'sisis. Paris. Edition de La Vie". Voor 't saimn behandelen van deze ge dichten is niet de aanleiding hun overeen komst. Integendeel!... Ik zou haast niet weten waar grooter contrasten te vinden. Maar juist dat contrast leidt vanzelf tot het maken van vergelijkingen, waardoor we wel licht voor beide tot een juiste appreciatie komen. Eenige jaren geleden heb ik hier over een bundel geschreven van een ongenoemd auteur, getiteld Göllermoral. Ik noemde die gedichten Kreten, uit de diepten van hartstocht en van maatschappelijke ellende opgerezen en, hoewel in kunstvorm, toch niet in de eerste plaats bedoelend kunst te zijn; verzen met sociaal-wijggeerige strekking, van een hoogst ernstig en wilde smarten meelijdend mensch, in wien bitterheid, ironie, weemoed en ver langen beurtelings n zelfde gevoel trachtten te uiten: dat van menschelijke machteloos heid tegenover de wetten die het menschenbestaan als verordeningen van onbekende goden beheerschen; van goden tegen wier ! moraal het aardsche individu met al zijn moedig willen, al zijn energiek streven niet ! opgewassen is; tegen wier moraal hij bij j voortduring botst niet zijn hoogste idealen. >"iet in de eerste plaats bedoelden die ] gedichten kunst te zijn?ze waren uitingen i van menschelijk voelen eridenken di^ trachtten i de sfeer der schoonheid te naderen en ook nu en dan daarbinnen drongen. In den bundel Marlynum der Liebe be merken wij iets dergelijks. De schrijver bleef dezelfde: ik zou haast zeggen meer ernstig peinzer en diep voeler, dan de openbaring daarvan vervormend tot het taaigeheel, dat ons op zich zelf bekoort door harmonieerenden klankenval. Gelijk de titel aanduidt wordt in dit boek gehandeld over het Martelaar schap der Liefde. De dichter is pessimist en me dunkt Schopenhauer's Melapliytik der dcfchlechtsl'i'be heeft diepe indrukken bij hem nagelaten. In het slotgedicht van den b'.indel wordt een gesprek gegeven tusschen der God der Liefde en den Duivel der Liefde, in.a.w, tusschen liet menschelijk-ideale en het dierlijk-brute in den hartstocht, die tot instandhouding van de menschheid haar overweldigenden invloed uitoefent. Kn kenmerkend voor het gedachteleven van den auteur is stellig dat deze beide het j niet eens kunnen worden. Van een ver/.oei ning der elkaar bestrijdende elementen geen l sprake. Evenmin van een macht in den mensch die ze tot de weldadige harmonische eenheid weet te doen samenwerken. Die beiden Guller standen wild unO trotzig Und sah'n sich an mit stolz erhob'nen Iliiuptern . . . I's wolltte keiuer sich dem andern beugen. Indessen geht der Mensch gedanken vuil l'nd triiuint von Liebe Ziedaar het einde. ..l'einzensffioede'' had er boven dit slot kunnen slaan. Want het peinzen, het overwegen, het grübeln over het raadselachtige, blijft de hoofdzaak. Al het andere, het hartstochtelijke, lyrische, ironische, het meelijdende met den waan en de verblinding - - het is alles gevolg van denken. Niet direct wordt gereageerd. We zullen in de samenstelling van den bun del daarvoor nog een bewijs putten, 't Is> voorshands genoeg te constateereu dat de grondslag van alles pessimistische overtuiging :s, de publicatie verbreiding van die overtui ging bedoelt en de verzen de middelen daartoe lijken. Ligt hierin in den versvorm het V-wijs dat de uitingen van dezen ongenoemde U-ch de kuustsfccr zoo dicht mogelijk willen naderen, van de gedichten van EshrnerValdor kan men veilig zeggen dat zij door die sfeer heen zijn gegaan. Met andere woorden dat verschillende ervan aan de andere zijde er vreer buiten geraakt zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl