Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E il L A N 1).
No. 1502
«een bezwaar ia vooral niet wanneer het
oude beursterrein, in verband daarmede,
Grootendeels onbebouwd zou kunnen blij
ven wel een voordeel. Maar de
moeielijklieden om dit denkbeeld tot uitvoering te
brengen liggen m. i. in de verkeerskwestie.
Bij deze oplossing van het Damvraagstuk
kan de toegang tot de Damstraat, lot aan
het Rokin, nooit breeder worden dan 14 a
l") meter en is gedeeltelijke afleiding van het
verkeer naar een meer centraal pimt van den
l>am, eooals thans reeds geschiedt, niet meer
mogelijk.
De twee drukste verkeersaderen van
Amsterdam, die van Oost naar "West en
die van Noord naar Zuid, zouden zich hier
d UB kruisen op eene breedte van hoogstens
15 meter en op eene wijze, die iedere toe
komstige verbreeding voor goed zou afsluiten.
Bij dit overheerschende ongerief komt
nog dit, dat het steeds toenemende verkeer
op den Dam, niet het minst dat der trams,
eer behoefte doet voelen aan uitbreiding
dan aan inkrimping der tegenwoordige
ruimte.
Ik heb echter ook dit denkbeeld, evenals
dat van den heer Yan Rijsse niet onbe
sproken willen laten, ten einde een objectief
overzicht van het geheele vraagstuk zoo
Veel mogelijk te bevorderen en daardoor
de oplossing te bespoedigen.
Want waarlijk de kwestie wordt vervelend
en, wat erger is, verder behoudt van den
onderhanden worden, genomen. En de trams.
Wie zou er nog meer op den Dam willen
zien ? Maar ware of werd dit noodig, vlak
aan den Dam ligt het open terrein, dat naar
onzen wensch open zou blijven.
Wij zijn het geheel met den heer Sanders
eens, waar hij eindigt: burgerij en gemeen
tebestuur kunnen en moeten eeisgezinden
krachtig den wil hebben, om den Dam tham
te maken tot een plein, dat... althans het
oude en het tegenwoordige Amsterdam niet
geheel onwaardig zal zijn."
Bij het vernemen van al de fantasiën, en
serieuze en minder serieuze plannen, die
reeds te berde zijn gebracht, hebben wij
dikwijls gevreesd, dat het tegenwoordig
geslacht iets zou kunnen maken, dat het
oude Amsterdam onwaardig zou wezen. Van
dat oude Amsterdam is het Paleis het mid
den punt, en aan dat oude Amsterdam is het
minder oude Commandantshuis zeker geens
zins onwaardig.
We gelooven dat er uit de stichting van
het Commandantshuis il aar ter plaatse,
thans nog iets te leeren valt. Men
wist dat men aldus bouwende het
Damplein niet te zeer begrensde. Het paleis
komt het best uit in een meer afgeslo
ten, kalme, gansch niet pretentieuze, om
geving ; op een plein van niet te groote
breedte en lengte. Daarom herhalen wij, al
zullen wij ons geenszins vermeten het door
den heer Sanders aangeduide tweede plan
chaos schaadt steeds meer den naam en
daardoor de belangen der stad.
Burgerij en Gemeentebestuur kunnen en
moeten dus eensgezind en krachtig den wil
hebben om den Dam thans eindelijk in
ieder opzicht te maken tot een plein, dat,
het moge enkele gebreken behouden, die niet
zijn weg te nemen, althans het oude en het
tegenwoordige Amsterdam niet geheel on
waardig zal z\jn.
T. SANDERS.
***
Waar wij het plan-Sanders gaarne plaats
verleenen, en het met hem eens zijn over
hetgeen hij aangaande het plan-Rijsse
schrijft, gevoelen wij ons toch meer aange
trokken tot het derde, door hem ten deele
verdedigd, ten deele bestreden, denkbeeld,
aangeduid door de stippellijnen, getrokken
in aansluiting aan het Commandantshuis.
Over twee zaken, meenen wij, is men het
vrijwel eens: 1. dat de Dam behoorlijk
begrensd moet worden, en evenzoo de open
vlakte tusschen de Nieuwe Beurs en den
Dam; en 2. dat die open vlakte, beplant,
in hoofdzaak onbebouwd blijve. En nu schijnt
oiis het laatste door den heer Sanders ver
melde plan juist datgene t>- geven, wat men
noodig heeft: een Amsterdamsen karak
teristiek, een intiem Damplein, waarop het
praedomineerend paleis-raadhuis tot zijn
volle recht komt; een iets kleiner plein dan
thans, maar gelukkig iets kleiner, omdat de
onharmonisch aanhangende ruimte met den
raren rommel annex wordt afgesneden.
Eén gevel, of eenige gevels, ter voortzet
ting van de lijn Commandantshuis tot onge
veer waar het de op den Dam uitkomende
dertig meter breede Damrakstraat bereikt,
en evenzoo n gevel, of eenige gevels
tegenover de ruimte, die thans den Dam
van de Nieuwe Beurs scheidt; zoo ware
tegelijkertijd het Damplein en de
nieuwebeursvlakte begrensd; een orde geschapen,
die thans al te zeer ontbreekt en nog langen
tijd kan blijven ontbreken.
Tevens ware voor het eigenlijke Damplein
dan menig gevaar bezworen. Immers wat
dreigt er al niet,zoolang men op vergrooting
splannen zint, waarvan de gevolgen voor het
aesthetische niet te voorzien zijn. Of zou het,
b.y. zoo ondenkbaar zijn, dat eenmaal het
Rijk komende met bouwplannen voor een
Postkantoor of iets dergelijks, er nu ook
zoo'n reclame-tempel het paleis zij 't
dan ook iets verder verwijderd wierd voor
den neus gezet, gelijk men er thans een
achter zijn rug heeft doen rijzen?
Red den Dam, zouden wij zeggen; houd
u buiten de vergrootingsplannen,die het hart
van de oude stad ruoeten ontsieren, het zijn
karakter moeten ontnemen.
Blijf de zaak meester, zoodat gij voor de
bebouwing van het aangegeven kleine terrein,
hetzij ge naar 't bescheiden monumentale
of naar het meer gewone streeft, waarlijk
aesthetische eischen kunt stellen, en verzeker
u alzoo, zij 't ook geringere, financieele
voordeelen, inplaats van u te wagen aan mo
gelijke nadeelen van niet-financieelen aard,
die onherstelbaar zijn. Want voor de ge
meente ligt er in het tot bouwterrein bestem
men van het aangewezen
kleinegrondoppervlak finantieel voordeel zeker.
Het bezwaar der verkeerskwestie door den
heer Sanders geopperd, gevoelen wij niet.
Een flink breede straat van den Vijgendam
oostelijk in de richting van de nieuwe beurs,
blijve bestaan. Tot verbreeding van den
Vijgendam zal men eenmaal de zuidelijke
rooilijn van de Nes af moeten verleggen en
men kan dat doen evengoed, of het
commandantshuis niet wordt afgebroken of wel.
Alle overige verkeerswegen, terecht door
den heer Sanders ter verbetering aange
wezen, kunnen, zoodra de middelen daartoe
gevonden zijn, en een voor groote steden
practische onteigeningswet zal zijn gekomen,
het beste te noemen : zoek in deze richting
en laat de hoofdzaak hoofdzaak blijven:
red den Dam!
Red.
De PalipascL
Heden en morgen (Pal m zon dag en Maandag)
wordt te Utrecht een eigenaardige Tentoon
stelling gehouden, die zeker menig bezoeker
zal trekken, t. w. een tentoonstelling van
Palmpaschen. Nog juist bijtijds zullen deze
overblijfselen van het oude Heidendom aan
de vergetelheid worden ontrukt. En immers
wy hebben hier te doen met een overoud
gebruik, dat. eens algemeen in zwang, thaas
op vele plaatsen geheel uitgesleten is, en
elders slechts spaarzaam voorkomt.
De Zondag voor Paschen draagt van ouds
den naam Palm-Zondag, het is de dag, waarop
in de Koomsche Kerk voor de Hoogmis de
palmen worden gewijd, met die takken in
de hand doet men een plechtige processie
ter gedachtenis van Jezus' zegepralfende in
tocht in Jeruzalem. De geloovigen bewaren
de gewijde palmtakken in hun woning en
planten ze op hun velden, om Gods zegen
over huis en akker af te smeeken en van
het onweder en allerlei onheilen bevrijd te
blijven." Aldus de Eerw. J. Bols, Pastoor van
Alsemberg en Lid der Kon. Vlaamsche Aca
demie, in zijn bekend Kerkboek met Uitleg."
Intusschen bepalen zich de feestelijkheden
van dezen dag niet binnen de muren der
kerk. Ook daar buiten worden de p Imen
gewuifd, geen kind zoo was het althans
vroeger of het liep met zijn palmpaasch
te pronk, d. w. z. een stok, versierd met
palmtakjes, (van den Buxus Sempervirens)
vruchten en gebak.
Soms gingen de kinderen in optocht door
de straten, de palmpaasch in de hand, zin
gend hun lied:
Pallem, pallem Paschen,
Hei, koerei!
Nog maar nen Zondag
Dan krijgen wij een ei.
Een ei is geen ei,
Twee ei is een half ei,
Drie ei is een Paaschei!
of, zooals het in Overijssel luidde:
Pallem, pallem, paoschen,
Laot de höner kraoachen, *)
Laot de vogel zingen
Laot den pallem springen.
Hoerei, koerei,
Nog nen Zondag en wij hebben een ei!
Het samenvallen van den tijd, waarin de
palmpaasch wordt gedragen met den dag,
waarop de intocht van Jezus in Jeruzalem
herdacht wordt, heeft er toe geleid, dat men
den oorsprong van dit gebruik heeft gezocnt
in het Chris'endoua. Evenwel is het aan geen
twijfel onderhevig, dat wij hier te doen hebben
met een overblijfsel van een der vele
heidensche feestelijkheden tereere van de komst
van de lente, waar op zichzelf reeds heen
wij Jen het uitgeblazen ei (ei = symbool van
leren uit den dood, van de herlevende natuur),
de krakeling (het oude zonnerad) en last not
least het zvjaant/e of haantje van koekdeeg.
dat den palmpaasch altijd bekroont. Van de
palmen bovendien «eten wij, dat zij vanouds
geacht werden geluk aan te brengen en voor
bliksem te vrijwaren, reden waarom veelal
de palmpaschen, als het lekkers er af is,
zorgvuldig als huiszegens" bewaard worden,
*) Laat de hoenders krijschen, kakelen.
bier en daar om by gevaar van onweer op
den haard te worden gelegd.
Nergens zoozeer als in Spanje doet de
Palmzondag zijn naam eer aan, trouwens het
is het land der palmen, vooral in 't Zuiden,
in Murcia, komen zij talrijk voor. Heel het
land is dan ook dien dag gepalmd, de huizen
zijn er van buiten en van binnen mee ver
sierd. Van Spanje worden bovendien de
palmtakken met scheepsladingen naar Itali
en Frankrijk uitgevoerd, en overal vindt men
het geloof terug dat de palm vrijwaart voor
onweer. (Zie Nellie's beschrijving van Palm
zondag in Het heele jaar rond" pag. 180 Sqq)
Doch om terug te komen op de Palm
paschen, die op sommige pl.iatsen (Deventer,
Meppel, Zwartsluis e. a.) den naam dragen
van krakeling gemaakt van gevlochten
wittebroodsdeeg in dan vorm van een rad,
welks velgen bestaan uit dikke en zijn spaken
uit dunne vlechten zij de vraag hier ge
steld en toegelicht, welke oorsprong en
beteekenis er van is. Zooals wij reeds zagen
staat in den top van eiken Palmpaasch een
beeslje van koekdeeg, dat nu eens een zwaan
en dan weer een haan moet verbeelden. Hoe
zjjn die dieren daar gekomen ?
Het antwoord op die vraag staat in het
nauwst verband met de gewoonte der ouden
om, behalve levende dieren, ook nabootsingen
van deeg aan de goden te offeren. Karel
de Groote heeft o. ar verbodsbepalingen uit
gevaardigd tegen diéofferen van dieren de
consparsa farina". Jaarlijks werd, volgens
Tacitus, in de lente een blijde omgang ge
houden ter eere van de godin Nerthus( waaraan
nog onze Hartjesdag de herinnering bewaart),
welke gold als verpersoonlijking van de
groeikracht "der aarde. Aan deze Nerthus de
Noorsche Njörd was de zwaan geheugd.
Het zwaantje op den Palmpaasch kan wel
niet anders zijn als de zwaan van koekdeeg
aan de^e lente^odin gewijd.
Maar nu het haantje? Merken wij op, hoe
de Palmpaasch op verschillende plaatsen
Pikhaan of Haantjepik heet, hoe de kinderen
eens zongen (of nog zingen ?) te Tiel:
Haantjepik, wat zal ik je leeren,
Al wat in den Bijbel staat."
Te Zuidwolde:
Haentien op 'n stokkien
Bedelt om 'n brokkien."
Te Dordrecht:
Haantjepik
Willewillewik."
Merken wij ook op, hoe te Voorburg de
vogel prykte of nog prijkt met een echte
haneveer in den staart dus wel degelijk
een haan verbeeldt , hoe, voorts, op de
Limburgsche palmpaschen de haan staat en
op tal van plaatsen elders (ook te Naarden)
de haan de plaats der zwaan inneemt, en
lezen wij eindelijk hoe von Eeinsberg
Durinp&feld in zijn Das festliche Jahr" van de
Amsterdamsche palmpaschen zegt, dat het
gebakken kransen of krakelingen van
brooddeeg zijn, gehecht aan een stok en versierd
met van deeg gebakken haantjes, dan blijft
de vraag, hoe dit dier zijn plaats daar, naast
den zwaan, verwierf
Als antwoor4 zij er op gewezen, hoe de
haan in oude oogstgebruiken als Ernte-und
Bauhahn" een voorname plaats inneemt.
Ook kan er hier de aandacht op gevestigd
worden, hoe, volgens Moll, in zijn bekend
werk over 't leven der christenen gedurende
de zes eerste eeuwen, een oude graflamp is
gevonden, versierd met palmtak (symbool
van vrede) en haan (zinnebeeld van herle
ving, opstanding).
Dr. Schrijnen ziet in den Palmpaasch een
rudimentairen meiboom, en de maistange is
een hooge staak met een haan op de spits
zóó is het o.a. bij de Zweden. De Ger
manen richtten jaarlijks hun meiboom op met
een haan in top. Ook op den wonderboom
Mimameidhr in de tdda prijkt een haan.
Die haan weert booze in vloed en af. Op den
nok van vele Westfaalsche huizen treffen wy
den haan aan, mede om voor onweer en andere
onheilen te vrijwaren. Zoo zou dan, volgens
dezen geleerde, de zwaan op den Palmpaasch
als een indringer beschouwd moeten wor
den en de haan the right bird on the right
place" zijn.
Nog zegt Prudentius in zy'n Hymnus ad
galli canturn", dat de rondwarende duivels,
die zich in 't nachtlyk duister verheugen,
vluchten bij 't gekraai der hanen. En immers
de haan kan beschouwd worden als symbool
van het licht, dat alle duister verdrijft, omdat
hij den dageraad aankondigt; en telkens met
dien dageraad gaat de schepping als het ware
herleven.
Intusschen, hoe dit alles zij, haan en zwaan
mogen elkaar de plaats betwisten op den
Paimpaascb, en de eene geleerde moge be
pleiten het goed recht van den eerste, de
ander van den tweede, mij komt het voor,
dat hier van geen uitsluiting sprake mag
: ijn, dat beide vogels hun rechten kunnen
doen gelden.
Maar dit staat in elk geval onweerlegbaar
vast, dat de Palmpaasch ons een voorbeeld
geeft van samensmelting van heidenschen en
christelijken godsdienst. De heidensche palm
paasch is .n den loop der tijden gekerstend,
evengoed als het paaschei en het paaschbrood,
en nergens is dit krachtiger geschied dan
in sommige streken van Zwitserland, waar
de Palmpaasch prijkt met miniatuur ladder
en hainer, als foltertuigen van Jezus.
Die meer van den Palmpaasch mocht wil
len weten, raadplege hetgeen Joor Beets,
Draaijer, v. d. (rraft. Knappert en Schrijnen
in verschillende jaargangen van het tijdschrift
Volkskunde" werd geschreven.
Naarden.
F. W. DRIJVER.
NIEUWE UITGAVEN.
Verslag over het jaar 1005 van de
Vereeniging tot Opleiding voor Ambachten en Beroe
pen" te Amsterdam.
Andan, Xige plattdütsche .Lieder un Balla
den, von AUHUST LKE.MAXN. Berlin, W. Röwer.
Een-en-veert'yste jaarrershig van het
EmmaKinder Ziekenhuis te Amsterdam 1905
Niet roor kroon of grhepttr. door D ALCOCK.
Amsterdam, voorhen Ilöveker & \Vormser.
Twsrhenxpel, door PUIL. MARENS. Amster
dam Van Holkema en Warendorf.
Delfisch uardcwerk.'&e, afl. A'dam.W. Versluys.
MARMEREN SCHOORSTEÉi
G. & J. COOL
'AMSTCRQAI
T.J.BIKSING,
Hun*l handel.
«-GHA.VENHA.GE,
lflleüstr88t_6U54 ra 61
'od«rn« Schilderijen,
Aquarellen en Gravures.
Deensche Kunst.
Groote collectie van Kunstvoorwerpen
uit de onderstaande fabrieken:
Koninklijke Porceleinfabriek,
Faiencefabriek ,,Aluminia",
Terralit" Fabrieken,
Koninkl. Hof Terracotta Fabriek
P. Ipsens Enke,
alle te Kopenhagen.
Onze kunstzalen zijn dagelijks geopend van g?5.
CHABOT ft ALBKKft.
Interc. Telefoon 6519 Singel 164.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263 283,
t>|) de Faleimatraa.*.
Kantoor-Meubelen «u.
J. MEIJEIUNK MEIJER.
Telefoon 8088.
Prgs. . / 3O.
GEBEELDHOUIOE lEÖBELi
flraa
J. W. BE
18.
5TEENDRÜKKER1J
ETIKETTEMFABRÏEK
, ARNHEM
TtUPHOON 970
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
ZEISTER FABRIEK
_ _ _VAN
KOPERWERKEM
2 MINUTEN VAN
STATION DRIEBERGEN
MODERN EN
ANTIEK KOPERWERK
GIETERIJ VOOR
FIJN KOPER EN BRONS
onrwopei ? Teaajn&n ? UITVCXRKG
PLAFOCD - si WAlïDKSCHILIXRinG ? 121.
OlïTUKRPto ? VOOR
R?CLA(D?'S
YASEN ,% JARDINIERE8
TEGELSCHILDERIJEN ENZ.
MUSEUM QR1SAJITI,
ROEUr 06, (StUle «V&J,
_ _ _ AMSTERDAM.
Toegang vrij.
NIJVERHEIDSKUNST
KEIZERSGRACHT 304
STATIONSTRAAT I5a
TE HILVERSUM.
DROUOT
-4- H- WESSER & Co. 4- *
* LANGE HOÜTSTRAAT7*8 »
- - - Oen Haag- - -
INTBBC. «74 -
GROOTSTE INRICHTING VOOR
COMPLETE MEUBILEERING ss
IN AT.T.B STIJLEN = = = ==
ANTIQUITEITEN = = =
BIGEN MEUBELFABRIEK:
AmSTERDAm
AARDEWERK
EM