Historisch Archief 1877-1940
DE AMj3.TÜrkfc£lUI-KB WEEKÜLAB YO O R N E D E E L AN D.
No. 1503,
Jm$" mag nu -ze zoo oud geworden zijn,
?iet van gebrek laten omkomen."
Met groote naïviteit en onwankelbaar
vertronwen in hnn goed recht vertellen zjj in
latm grengdialect, hetgeen ze op -het hart
hebben. De man met de papieren" g f het
, «p hen t» weerhouden, omdat hy de vruchte
loosheid er van begreep, neen gevoelde.
Natuurlek kregen ze later nal op 't rekest.
Xen pa&r uur later betrad de volksteller
4e woning van K. en echtgenoote. Alles zag
er vrij knap en netjes uit, 't geen haar een
zeker aanzien, van welvaren gaf. Het geheele
interieur verried de zorgzame band der
Ylgtige huisvrouw. Op het oog" leken beide
oudjes vrij flink, ofschoon een leven van
zwoegen en zweren veenarbeid zijn spoor wel
had achter gelaten.
Bij het invullen der modellen," een werk
dat ,hy vry geregeld zelf moest verrichten,
wjjl bet meerendeel der bewoners niet schrij ven
kon, informeerde hij naar de kinderen. Allen
?p 't oogecblik gezond. Zelf veenarbeider, of
Betrouwd met een veer arbeider, allen met
kinderen gezegend, maar bij allen een beetje
Een klein verbouw, de bazen (verveners)
lebben bun volk 't liefst bij de turf en niet
gnag bij hun eigen veldvruchten. Want er
Aoet in de turf worden gewerkt" om ze
droog te krygen.
Geen groot loon, ondanks de ontzettend
kwge werkdagen in het veen. En met Petrus
en Paulus (29 Juni) is het al weer afgeloopen.
Twee zoons hadden een bloedspuwing gehad.
*)% ja, de zwarte jongens (turf) zyn sterk,
01 ech, als er zooveel monden komen, wordt
het~stuk spek in de pannekoek ook al klein.
Ieder moet wilt hebben.
Zorgvuldig vermeden de oudjes een woord
Ie reppen van hun eigen précairen toestand.
Wri' vertelde de man (h\j telde 69 jaren)
<bt hjj 't in 't voorjaar nog weer wou
protacren in de lange turf. Maar 't zal wel de
kurtate maal zjjn".
Er zullen er niet velen zijn, die weten
welk koeliewerk het graven van turf is.
Bochten er mensehen zyn, waarmee men
]»st heeft, omdat hun de broodkruuuels
?teken", men late hen slechts zich voor een
korten ty'd aan de weelde van het turfgraven
overgeven, en ze zullen zeer spoedig zoo mat
en matig geworden zijn, als een schaap.
Des ochtends, voor de zon opkomt, begeven
neh de arbeiders van m on d k os t voorzien
naar het veen. Er zyn er, die daarvoor groote
?fetanden moeten loopen, voor ze op de
plaats dor werkzaamheden zijn. Dan wordt
het werk opgevat. De gloeiende zomerzon
tebroeit de ruggen en nekken dezer zwoegers,
of wel, de malsche regenbuien sproeien hen
heerlijk nat. Want voor ieder wissewasje kan
geen schuilplaats opgezocht worden! Dan
woidt er niet verdiend!
* . *
Langs den grintweg, die het kanaal verge
zelt, rolt een ry'tuig, waarin eenige verveners.
Bet gesprek loopt over 't volk", d.i. het
wericvolk. Het is wat te zeggen! 't Is maar
weer iedere week voorschot aan de lui. Maar
ik bedank er voor en 't houdt op. In den
zomer wordt alles opgemaakt en in den
winter kun je bijspringen en borgen. Daar
rit heelemaal geen overleg in 't volk". Ja,
j»1*, zegt een jong vervener, wiens vader zelf
op een echoën en een slof uit Duittchland
hier is aangekomen en rijk geworden je
moest de arbeiders 's winters, net als de aard
appelen kunnen inkuilen'1. (Hist). En ze
worden lastig ook".
"Een ding weet ik wel, 't voorjaar neem
ik geen een van die beroerde Friesen. Die
beginnen dadelyk, bij 't kleinste haartje dat
er in de boter zit, te bollen" (staken). Laat
die maar ' naar Enschede of Gronau gaan."
(Bedoeld worden de arme Friezen, die in het
voorjaar naar de veenstreken trekken, om
in den zouier weer bij den Frieschen boer
in den hooibouw werkzaam te zyn).
Waarom deze herinnering neergeschreven?
Om m«er dan n reden. In de eerste plaats
vat er het licht op te laten vallen, dat het
»ecbt van ouderdomspensioen niet een
uitTJnd^el is van woelige propagandisten, of
entevredenheidszaaiers, maar wel degelijk
leeft en van zelf geboren wordt in het
een. TOüdige volk, al weet het er niet goed vorm
en gestalte aan te geven. Ook bij die werkers,
zooals hier boven geschetst, die geheel buiten
e propaganda en den ftroom der nieuwe
ideeën leven. Ten tweede. Gewoonlijk wordt
in de geïllustreerde propagandabladen de
*rme, oude werkman, voorgesteld op een
armoedig zolderkamertje van een groote-stads
woonkazerne. Ook ten platten lande kan het
ep den ouden dag nijpen, en men dwaalt,
indien men meent, dat hier de kerk
genoeglaam wakend en steunend optreedt. Ja, in
den laatsten tijd is inen spoedig klaar met
het instellen van een nieuwe parochie of het
«lichten van evangelisatielokaaltjes. De laatste
ijjn somwijlen echter aan veel slijtage onder
hevig doordien de veenarbeiders de planken
er aftrekken, om hun keeten er mee op te
lappen.
Korten tijd geleden werd in de Groene
besproken een politieke" uitval van mr.
Aalberse tegen een hooggeplaatst
Amster«fatnsch magistraat. De redactie wees er toen
cp dat alle werkgevers ten onzent, van welk
geloof of politieke gezindheid ook, zich vrij
wel even egoïstisch betoonen op sociaal ge
bied. Het is onze ervaring, dat de kerkelijke
ondernemers, zooals we die in de veenderyen
litbben gadegeslagen, geen haar beter zijn
dan de vrijzinnigen, vooral ook de
geloofsgeBooten van mr. A., niet.
Er zijn sedert eenige jaren voorbijgegaan.
Maar een herhaald bezoek aan die streken
heeft geleerd, dat de veranderingen, die er
beginnen plaats te grijpen, onafhankelijk ge
schieden van de kerk en werkgevers.
Hoe zonderlijk het klinken mope, ze in
n adem te noemen, de hoofdoorzaken hier
van zijn : meerdere ontwikkeling door beter
enderwijs (de Leerplichtwet zal nog wel een
handje helpen) en de kunstmest.
Eén ding heeft meerdere kerkelijke en
politieke bemoeiing wel bewerkt. Men heeft
iet succes, dat er verdeeldheid onder het
volk is gekomen. En ik acht het hoogst
onzeker, dat nu nog een roomsen-katholiek
en een calvinist voor een lid der Ned. Herv.
Kerk naar de overheid zouden gaan, om
ouderdomspensioen van 't rijk te vragen,
icoala we het indertijd toevallig hebben
1>Ügewoond.
's- H a g e. E.
Sociale,
Wertefi;l£ in
i.
Tijdens een bezoek aan Engeland had ik
de gelegenheid nader bekend te worden
met hetgeen men daar aan het uitrichten
is onder den invloed vai*de verleden jaar aan
genomen Werkeloosheid jvoprzienings- wet.
In het algemeen komt die wet neer op
deze hoofdbepalingen : Er worden stads- of
districts-.cömmissies samengesteld voor
werkeloozen-ondersteuning.
Hun inkomsten zijn allereerst : gelden bij
inschrijving verkregen; in de tweede plaats
een extra-belasting door hen te heften tot
een bepaalde grens van 'j-, pCt. der geschatte
huurwaarde (l stuiver in het pond). Men
weet dat elke plaatselijke belasting in
Engeland tot eenigen grondslag die ge
schatte huurwaarde heeft. Een slecht systeem,
maar dat zeker het voordeel heeft dat
opcenten er gemakkelijk voor alle doelein
den op te leggen zij a.
Hoe deze officieele nood-commissies,
samengesteld uit vertegenwoordigers van
allerlei officieele lichamen, te werk gaan,
kan ik het best laten zien uit het rapport
der Londensche Commissie over haar werk
voor den winter 1901 05. Dat was wel vóór
de aanneming van de wet, doch de methode
was al gebaseerd op het wetsontwerp en
uit den aard der zaak zijn de rapporten
over dezen winter nog niit verschenen.
De Voorzitter van het Bristolsche Comité,
die op een Congres voor Armenzorg ver
klaard had over de verkregen uitkomsten
zeer tevreden te zijn, beloofde mij de toe
zending van zijn rapport, dat echter blijk
baar nog niet gereed is gekomen. Ik begin
dus maar alvast met het Londensche. *)
Vooral omdat dit Comité, zoowel door
zijn samenstelling als den aard van zijn
taak, een veel moeilijker werk had dan het
geval zou zijn in een stad van kleiner om
vang en \an volkomen bestuurs-eeuheid.
Bij het uitzoeken van de werkeloozcn, die
voor werkverschaffing in aanmerking kwa
men, moest toch niet alleen rekening ge
houden worden met de mannen on hun
omstandigheden, maar ook met een billijke
behandeling der verschillende districten,
en dit laatste deed wel eeni kwaad aan de
handhaving der voor hot eerste aangenomen
beginselen. Een tweede groote moeilijkheid
lag in de afstanden : doordat men in het
Zuiden der wereldstad wonenden toch niet
in het Noorden te werk kon zetten, moest
men alweer bij de werk verdeel i n g nogal
eens afwijken van het abstract of
jiractischwenschelijke.
Aannemend dat de taak was de werkelijk
werkeloozen n niet de maatschappelijk
mislukten te helpen do laatsten diende
men over te laten aan de zorg der gewono
Armbesturen werd tot grondslag aange
nomen om, waar eenigszins mogelijk, de
menschen aan werk te zetten dat met hun
gewone maatschappelijke bezigheid ten
minste eenige verwantschap toonde. In
de tweede plaats: het werk zoo continueel
mogelijk te verschaften en het te betalen
volgens het geldende uurloon. De drang
om werk op de gewone arbeidsmarkt te
zoeken zocht men dun te oefenen door per
dag maar 11A uur te laten bezig zijn, ter
wijl, naar mate de leute naderde, ook de
Zaterdagen werden ingekort als werkdagen,
zoo niet afgeschaft. En den drang naar de
stad voor arbeiders van buiten zocht men
tegen te gaan door te eischen dat men
minstens een half jaar ingezetene moest
zijn, om op de lijst van het plaatselijk
Comitéte kunnen komen.
Dat plaatselijk Comitéuit 71 leden
bestaande had zich aanstonds in sub
commissies gesplitst. Eene voor de inschrij
ving en de schifting der werklieden, wier
taak het was de ondeugdelijken uit te
schieten en zich ervan te overtuigen dat
alleen de bonati Ie werkeloozen werden aan
genomen. Hoever zij daarin geslaagd is,
kan blijken uit de gegevens van de ver
schillende werkverschaffingen, die resp.
10, 6, 70, 35, 30 en 33 % vermelden als
weggezonden of weer verdwenen orn on
bekende redenen, liet is aan te nemen, dat
onder minder moeilijke omstandigheden als
in Londen den toestand overheerschten, de
uitkomsten in het geheel beter zouden zijn
geweest. Trouwens, van de 45,796 mannen,
die zich van Dec. tot half Maart (toen de in
schrijving gesloten werd) lieten inschrijven,
werden maar 2i>,000 voor werk aanbevolen
en 3400 te werk gesteld. Een klein per
centage, gevolg ook wel hiervan dat dit
Londensch Comitévoor zijn fondsen in
1904,05 nog geheel aangewezen was op de
vrijwillige giften (welke iets over de
£. 50,000) liepen en dit bedrag niet verder
strekte. Een heffing van i'-en stuiver in het
pond der geschatte huurwaarde zou voor
de graafschap Londen in 1902 £ 1(12,000
hebben opgeleverd, en nu wel allicht een
paar duizend pond meer. Men zou dus
daarvoor een 11,000 man extra hebben
kunnen helpen. Volgens do Lrdioitr (!a;rtü'.
van 7 Februari van dit jaar waren tot eind
Januari in Londen alleen 42,000 personen
als werkloos ingeschreven, lüj gelijksoortige
schiftings-uitkomsten als het vorig jaar zou
men dan uit de belastingopbrengst dt- hr.l/'t
der toegelatenen voor korter of langer tijd
te werk hebben kunnen zetten, 'j')
Van de 3400, in 190405 aan het werk
gezetten, behoorden 1840 tot de groep
irietvali/rerklierlen. Van de andere, kleinste, helft
vormden de bouwvak-arbeiders de grootste
groep ............................. 033
Voorts de h o u t b e w e r k e r s
(w. o. meubelmakers en politoerders) 140
Metaalbewerkers ................. l.'iS
Verschillende handwerken (leer
bewerkers, zadelmakers) ...... 70
Boekdrukkers en grafische vakken :>()
Kleer- en schoenmakers ......... '?>'>
*) London TJnemployed Fund. Preliminary
Statement (as on thél »th of April 1<W5)
prepared at the request of the President of
the Local Government Board. Wyinan oc
Sons, Fetter Lane E.C. ? O, '11 1A.
f) Blijkens The Muitivpal Journal van 2
Maart 1.1. is men echter ook dit jaar niet
verder gekomen dan tot hulp aan een 4000
man, en bedroeg de bijslag uit belastinggelden
maar £ 25.000 tegenover ongeveer het dubbele
uit giften. Als verontschuldiging wordt op
gegeven, dat men eind November had kunnen
beginnen; eerst nog later wiet over welke
vrijwillige bijdragen men te beschikken zou
hebben ; dat London zoo reusachtig was, enz.
Afdeeling voedsel en drank 45
Handels-, kantoor- en winkelbed. 25
Verkeers- en vervoerwezen 328
Tuinlieden en buitenlui ." 26 <
Gemeentewerklieden 7
Huiselijke diensten 21
Diversen 22
Een vermelding vergt, dat de gehuwden
den voorrang hadden
* * *
Een tweede sub-comrnissie belastte zich
met de^n'nancicn. Aan haar oordeel werden
de werkschema's onderworpen en bij de
beoordeeling werden niet alleen de nuttig
heid van het werk, doch vooral de moge
lijkheid om er velen werk door te ver
schaffen, overwogen.
Bij onderhandelingen met verschillende
autoriteiten over voor hen vanwege het
Werkloozen-Comitéte verrichten extra-werk
werd bepaald, dat dit Comitéterug zou
ontvangen wat het werk, onder gewone
omstandigheden verricht, zou gekost hebben,
en het Comitédus den last dragen van het
nadeelig verschil. Naar een opgemaakte
schatting beliep dit meer & 6000 voor werk
dat op £ 20.000 geraamd was, en dat dua
nu £ 26.000 bleek te zullen kosten. Eene
verhouding die niet ver is van mijn schat
ting in mijn vorig artikel, dat van een te
besteden millioen gulden ? 750.000 als nut
tige opbrengst terug zou komen.
Het Werk-Comité, eindelijk, had tot taak
werk voor de ingeschrevenen te zoeken, en
hetgeen het daarin tot stand bracht laat
zich in drie groepen onderscheiden:
«. stichting vaneen Centrale Arbeidsbeurs.
voor Londen, die eenheid en samenwerking
moest brengen tusschen de verschillende
bestaande districtsbureau's;
b. uitzending van werklieden naar kolo
nies buiten Londen, waar de mannen aan
het werk werden gezet, terwijl hun gezinnen
vanwege het Comitéeen weekgeld ontvin
gen, gebaseerd op het kindergetal beneden
de 14 jaren;
c. werk in Londen of dichtbij genoeg om
een dagelijkschen gang erheen mogelijk
te maken.
Een vierde groep zou de emigratie omvat
hebben, doch dit beteekende het eerste jaar
nog weinig.
De volgende week zal ik over elk dier
groepen nog iets meer mededeelen. En dan
tevens, in verband met ons jongste
raadsdebat, eenige conclusies zien te trekken
voor Amsterdam. L. SIMONS.
floM in de Hoofdstad.
Het is niet mogelijk zich de Johannes- of
Mattluius passion van Bach voor te stellen,
zonder den diepsten eerbied te gevoelen voor
het reusachtige genie van den gewei iigen
Duitschen kunstenaar. Maar niet alleen
eerbied vervult ons, ook dankbaarheid;
want buitengewoon wijdingsvol en roerend
schoon van eenvoud en waarheid is de taal
die de groote meester tot ons spreekt. En
wie onzer is er niet gekomen onder den in
druk van zijn groolsche kunst? Wie onzer
zou dan geen dankbaarheid gevoelen voor de
heerlijke oogenblikken van verheven genot,
die ons de Thuringer meester verschaft heeft?
Is de impressie van Bach's Passionen steeds
een zeer sterke, zooveel te meer is dit nog
het geval, wanneer zijn kunst ons geboden
wordt in de lijdensweek; de tijd waarin
honderden en duizenden behoefte gevoelen
zich bezis; te houden met het Lijden van
den goddelijken Verlosser, waarin aan de
wereldlijke vermaken van een grootstad voor
een oogenblik het zwijgen wordt opgelegd,
opdat het publiek zich zal kunnen verdiepen
in de ideale kunst van een Bach.
Reeds lang vóór Bach heeft het
lijdensverhaal componisten van iederen landaard geïn
spireerd tot het scheppen van schoone werken.
Bij ons te lande was bet vooral Jacob
Obrecht, de Utrechtsche kunstenaar (1430
1505), die met zijn Passie, in nai'even een
voud, ons een compositie heeft geschonken,
die nog in höoge mate treft door een diep
gevoel. Zeker, Obrecht had nog niet te be
schikken over de warme kleuren die latere
toondichters tot hun eigendom mochten
teken-n; maar toch zal zijn werk even
hoog blijven aangeschreven tegenover een
Palestrina, als in de schilderkunst de primi
tieven tegenover een Rafaël.
Palestrina heeft in zijn liturgische
compositieën, welke betrekking hebben op de
i lijdensweek, het schoonste en heerlijkste
«.'«wrocht van al wat wij van hem keunen.
Zijn zijne Larnentatiön, zijne linproperiëa
geen werken van onvergankelijke schoon
heid? Het lijdensverhaal zooals wij dit be
zitten in de passiën der vier Evangelisten
is door Palestrina niet gecomponeerd; wel
door zijn tijdgenooten Vittoria en Suriano.
De/.e hebben n.l. de woorden diedoor hf t
Joodsche volk zijn gesproken voorkjor bewerkt,
terwijl dan de woorden van Jezusenden Evan
gelist door de geestelijken gezongen werden.
Heinrich Schiïtz (1585 1072), juist een
eeuw levende vóór Bach, heeft reeds
Passiën gecomponeerd, die in menig opzicht als
voorloopers van Bach's passiemuziek kunnen
beschouwd worden. Ook BartholomeusGesius
en Johann Sebastiani hebben bijgedragen tot
de ontwikkeling der passiemuziek. Toch is
het verschil tusscheu deze werken en Bach's
passiën verbijsterend groot.
Bach heeft met de machtige
Gestaltungskraft" van het genie alles wat tot dusverre
bestond, samengevat, verbeterd, geïdealiseerd
en bezield met den adem van zijn geest.
Zoo heeft hij in zijn Johannes- en
Matthauspassiën werken gecreëerd, d:e als mijlpalen
mogen worden beschouwd in de geschiedenis
der muziek en waartegen alle latere
compositiën op dit gebied zich als min of meer
welgemeende uitingen van een eerlijk gevoel
voordoen, maar geen beteekenis vojr de
cultuur der religieuse kunst hebben.
De beide genoemde passiën hebben den
zelfden bouw. Zij bestaan uit de woorden
van den Kvangelist, van Jezus, Petrus,
Pilatus, hoogepriester, koren der Joden en sol
daten, benevens het lijdensverhaal door den
tenor recitant gezongen; vervolgens uit koren
en aria's door de ..Gliiubigen Seelen" en
Tüchter Zion" voorgedragen en uit koralen,
welke de gemeente vertegenwoordigen.
De Matthaua, pass ion is grootscher van
opzet. Hare verdeeling in twee koren en
orchesten geven den componist reeds dadelyk
veel rijker middelen aan de hand. Daar, waar
Bach dan ook partij getrokken heeft van het
dubbelkoor, bereikt bij een uitwerking die
als onovertroffen mag beschouwd worden in
de wereldlitteratunr vóór en na hem.
Velen kennen aan de Johannes-Passion
meer innigheid en intimiteit toe, (Jan aan de
Matthiim-Passion. Aria'sals Esist vollbrachl"
en zerfliesse mein Herze" zijn zoo schoon,
dat zij door geen enkele Aria uit de
MatthausPassion worden overtroffen.
Van het aanvangskoor der Johannes-passie
zegt Kretzschmar:
Als K unst werk betrachtet ist der Prolog eine
der grossartigsten Schöpfungen, Bach selbst
hat diesen Ohor kaum berbieten können."
De slotkoren uit beide passiën zijn zoo
roerend schoon, van inilde verzoenende stem
ming dat men waarlijk niet zou weten aan
welk van beiden de voorkeur te geven.
Door den heer Mengel berg werd op
Palmzondag, als naar gewoonten een uitvoering
gegeven van de Matthiiuspassie, met het koor
van Toonkunst en het orchest van het
Concertgebouw.
Beide lichamen hebben het werk reeds zoo
vaak uitgevoerd, dat men niet meer mag
denken aan technische moeilijkheden. Die
werden dan ook schitterend overwonnen.
Wil dat voor het orchest niet zooveel
beteekenen, daar latere werken, na Bach,
in den regel grootere technische moeilijk
heden met zich medebrengen, voor het koor
zegt dit zeer veel; want nog steeds worden
de moeilijk heden bij Bach in de koorlitteratuur
hoog aangeslagen.
Stelt men nu voorop dat er te dien op
zichte niets te wenschen overblijft, dan be
hoeft men slechts wijding, stemming te er
langen, om onder den indruk te'geraken van
Bach's meesterwerk.
De keuze der tempi en der dynamische
schakeeringen is hierbij van zeer veel belang.
De heer Mengelberg neemt het eerste koor,
twaalf achtste maat, zóó langzaam, dat wel
niemand zijner collega's hem hierin zal bij
vallen; andere koren, zoo b.v.: O mensen
bewein dein Sünde gross", Was ist die
Ursach" enz., waren naar mijn gevoel te
scel en ontbeerden dan de gewijde stem
ming. Onbeperkten lof verdient de uitvoering
der dramatische koren en der koralen, welke
laatste ditmaal allen zonder begeleiding ge
zongen werden en uitmuntten door zuiver
heid en fraaien klank.
Zeide ii zoo straks dat bij de koren de
gewijde stemming hoofdzakelijk afhankelijk
zal zijn van het tempi en de dynamische
schakeeringen, bij de solo-partijen komen er
nog andere factoren bij; n.l. stijlgevoel,
qualiteit van stem, stembehandeling, kortom
al datgene wat men van een solist ver
gen mag.
Ten volle aan de?,e eischen beantwoord,
heeft alleen mevrouw de Haan-Manifarges.
Dat was weder de superieure kunstenares
die boven de materie staat en die ten op
zichte van Bach's stijl met besliste autoriteit
haar voordracht als exempel mag stellen.
De aria Erbarme dich" door haar met den
heer Timomer (viool-solo) voorgedragen, was
voor mij het hoogtepunt der uitvoering.
Overigens schonken ook alle andere alt-soli
een hoog genot.
Mevrouw Lütkemann's talent eigent zich
meer voor andere, lichtere partijen. Blute
nur" b.v. eischt een zwaardere vollere stem.
In de tweede sopraan-aria trachtte, meen ik,
mevrouw Liitkemann haar orgaan in over
eenstemming te brengen met het fluit-timbre
van den heer Scheers. Dat maakte wel een
eigenaardig ettëct. Op andere plaatsen echter
kon men duidelijk bespeuren, dat mevrouw
Liitkemann anders wilde dan haar stem haar
toestond.
De heer Ijrlu?, was even als vroeger,
evangelist. Men kent de voortreffelijke
qualiteiten van "s heeren Vrlus' zang. Zijn prach
tig en gemakkelijk rni-zza voce komt hem zeer te
stade bij het reciteeren van zijn moeilijke
partij. Hier en daar zou men wat meer toon en
wat grooter levendigheid willen hebbeu in
het verhalen der lijdensgeschiedenis, maar de
heer Urlus is. ondanks deze opmerking, toch
een gewaardeerde kracht bij de Passion Niet
verzwijgen mag ik dat hij in den aanvang
ietwat met de intonatie te kampen had.
Voor de beide bassen was het optreden
moeilijk. De heer /^alsrnan moest Messchaert
vervangen en had dus te worstelen met de
herinnering aan deze bij
uitnemendheidprachtigen Christus-vertolker. Nog levendig zal het
menigeen voor den geest gekomen zijn hoe
onovertroffen verleden jaar Messchaert deze
paitij nog weergegeven heeft.
Nu heeft Zalsman ook zeer goede qualiteiten
voor deze rol. Zijn schoon ontwikkeld mezza
roce vooral eigent zich zeer daarvoor. Zoo waren
de woorden : Mein Vater ist's moglich" enz.,
mooi van toon en stemming. Het open zingen
van de hooge toonen is hier minder op zijn
plaats en het larmoyante optrekken vanden
toon wenne de heer Zalsman zich toch af.
Dat maakt (.'een voornamen indruk.
De heer OieHo is eveneens op het laatste
oogenbiik ingesprongen voor .den heer
Souteiulijk, wiens wegblijven niet aan onge
steldheid geweten werd. Ik voor mij hoor
Orelio liever in partijen, waarin een rijk en
mooi geiimbreer l orgaan hoogtij kan vieren.
Orelio moest nu zijn stem te veel temperen ;
dat gelukte hem zeer goed, maar tengevolge
daarvan verloor zij haar gewonen glans. Een
woord van lof overigens aan den zanger
voor de zekeiheid, waarmee hij zijn partij
vertolkte.
Het kinderkoor onder leiding van den
heer Den Hertog zou g zeer goed. De alten
in het slotkoor van het eerste deel werden
door het kinderkoor met de sopranen
vereenigd, wel een weinig in de verdrukking
gebracht.
De heer Timmner, dien ik reeds noemde,
en de andere heeren van liet orchest speelden
prachtig : evenzeer de heer C. F. Hendriks
(orgel). De heer Kroon had bij de begeleiding
der recitatieven nog meer met de gebeurte
nissen van het verhaal kunnen meeleven.
Summa svimmarnna, een uitvoering waarop
door den heer Mengelberg met voldoening
zal worden teruggezien.
ANT. AVERKAMP.
Twee DicblWels.
II. (\S7oi).
Het twee-de gedeelte heet Die Lcidensi-hafl;
de titel is welsprekend genoeg. En weer
met een dithyrambe worden we ingeleid:
Dran-szen
Auf den kallen Wegen des Lebens
Stehen wir einsam und schauern,
Bis die Liebe uns berührt
Und wenn sie uns dan n durchzuckt,
Sinken wir plötzlich zusammen,
Aus uns selbst gerissen,
Durchrlutet,
Durchglntet
Von ihren Wogen....
In schrankenlosem Jubel,
Weil wir leben und at men,
Jung, brennend, machtig,
Und sie empfangen können,
Kussen wir dankbar die Erde,
Den Staub unter unseren Füszen
Und fchluchzend,
Durchbadet von Glück,
In Thranen aufgelöst,
Unser selbst nicht machtig,
Breiten wir die Arme gen Himmel
Voll machtiger Inbrunst
Und stammeln
Andachtsvoll
Einen Namen, eiaen heiligen :
Gottes
Wahrend ein anderer Name,
Ein irdischer, kleiner,
Uns sinnlich durchglütet
In endloser Wonne....
Gelijk men hoort is het weer de zwier van
woorden en klanken, mét de verstandelijke
tegenstelling aan het slot, die 't hem doen
moet. Wij, die de laatste jaren vooral gewend
geraakt zijn aan het schoone beeld in de
lyriek, zullen ons wat vreemd voelen staan
tegenover verzen als deze, waaraan plastische
uitbeelding zoo heel weinig deel heeft, die
niet kunnen gelezen worden met fijnen zin voor
het détail. Ze behooren tot een gansch anderen
stijl. Maar dat ze in hun krachtige uitzegging
van gevoel nu en dan de gelukkige verwoor
ding worden van het heftige verlangen, blykt
uit het slotcouplet van DunkU Augen.
In die Tiefen, in die Tiefen
Jener Augen will ich dringen.
Ich will jene Schwermut zwingen
Mit dem Dunkel will ich ringen
Um das Riitsel in derTiefe
Einer dunklen Menschenbrust.
Het heftig verlangen ... naar heel wat meer
dan oppervlakkig genot. Er is in al deze
verzen een groote ernst. Nergens vindt men
het zoete' minneliedje, het Geibelacutige
gespeel met allerlei liefdesieraad, of het
Eückert-achtige gesmelt in teederheden. Soma
is er iets van Heine's ironie, van zijn spotten
met de machtloosheid van de ziel, die het niet
boven de realiteit van de stof houden kan.
Als een zwarte draad slingert zich een pessi
mistische levensopvatting door al deze ge
dichten, en onder de verheerlijking van het
illusoire zien we telkens het satanische, als
onder het blanke gewaad een bokspoot. Deze
poëzie is wel tegengesteld aan al wat lief '
is. Zij durft alles, peilt diepten van wel
lust, maar is nergens schlüpfrig11. Tot een
paroxysme van hartstocht zweept ze zich op
in Kuise, maar een hartstocht die in de diepste
essentie wanhoop blyft, duidelijk uitklagend
in deze slotregels :
Küsse als einziger Heil, das wir der Ewigheit
ra u ben,
Küsse als Seligkeit, Gott, Flucb, ErlO^ung und
Glauben l
KiUse l Küsge!
Dat de titel Freiheit van de derde
afdeeling grootendeels ironisch ia op te vatten,
zal wel niemand meer verwonderen.
De liefde, zooals deze ongenoemde ze kent,
is geen bevrijdster. Ze is eer een obsessie,
een dwingende waan. De natuur gebruikt
haar ter bereiking van haar, ons onbekend,
doel waartoe instandhouding ook van de
diersoort mensch noodig schijnt. Endemensch
is niet bij machte de verlokking der mooi
opgetooide liefde te weerstaan. Kan hy' ze
sublimiseeren, des te beter voor hem. Do
pessimist kan het niet. Hij ziet geen doel,
verzet zich er tegen met volle bewustheid
willoos middel te zijn. Kn het uiterste van
zijn verzet is wel belichaamd in dit couplet:
Lasz mich mit rauhen Hiinden
Brechen den Traum entzwei!
Und geh? ich dabei auch zu Gruude,
So biu ich doch wie Ier frei.
De vrijheid der zelfvernietiging wie enkel
deze als dichter tegenover das Martyriuui
der Liebe'' kan stellen hij brengt geen
blijde boodschap ! . ..
Toch zijn met al hun bitterheid en pessi
misme de Duitsche gedichten mij sympathie
ker dan de Fransche. Niet om hun kunst
waarde, maar om hun menschelijkheid.
De Iransche zijn vóór allea kdnst... Maar ge
lijk ik boven al zei ze zijn als door de kunst
heen. In het genre verdienstelijke pogingen
van de meest verfijnde sensaties op de tneest
verfijnde manier te verkunstelen, doch voor
mij hinderlijk in hun gezochtheid, gewron
genheid, en de afwezigheid van elk spontaan
geluid.
Al dadelijk die titel : Les Thuribulwns
affaisiéf . . .! 't Is werkelijk om de burgerlui
te overdonderen. Ik vroeg aan een hier te
lande dubbel gepromoveerde franraise wat
het beteekende, en zij maakte van haar ge
zicht het vraagteeken dat tevens ongerustheid
inhoudt over den geestelijken staat vau den
vrager. De dichter heeft blijkbaar den
encensoir", het Fransche wierookvat, niet
mooi genoeg gevonden en liever Cicero na
gepraat. Met Overladen Wierookvaten"
komt hij tot ons. Althans zóó begrijp ik her.
En dan is er werkelijk eenige zelfkennis in.
Want overlading is een der kenmerken van
zijn verzen. Ze gaan gebukt onder ornamen
tiek. En 't is alles gezocht en vreemd, barok
en bizar.
't Zou onbillijk zijn geeu talent te erkennen.
Er zijn gedichten bij vol van zeer gelukkig
uitgebeeld sentiment. Maar de totaal-indruk
is die van decadenten werk.
't Is of de dichter, verbonden aan een tijd
schrift der modernen La Vie", midden in een
cénacle troont, omgeven van bewonderende
vrienden. Met overladen wierookvaten. Bijna
al zijn gedichten hebben een opdracht, en
een der eerste is gewijd aan onzen jongen
landgenoot ..Fami Fritz R. Vanderpijl', die
een paar jaar geleden met een boekje
Hollandsche verzen debuteerde. Het draagt tot
titel: On a crucifiéIe sole'tl un maiiii en begint
aldus :
Des gouttes d'heures sombres clapotent
doucement
au silence des cathédrales.
Les filles de l'encens s'angoissent tristemeut
sur la b'.ancheur grise d^s dalies,
et pieurent,
des heures.