De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 15 april pagina 2

15 april 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMj3.TÜrkfc£lUI-KB WEEKÜLAB YO O R N E D E E L AN D. No. 1503, Jm$" mag nu -ze zoo oud geworden zijn, ?iet van gebrek laten omkomen." Met groote naïviteit en onwankelbaar vertronwen in hnn goed recht vertellen zjj in latm grengdialect, hetgeen ze op -het hart hebben. De man met de papieren" g f het , «p hen t» weerhouden, omdat hy de vruchte loosheid er van begreep, neen gevoelde. Natuurlek kregen ze later nal op 't rekest. Xen pa&r uur later betrad de volksteller 4e woning van K. en echtgenoote. Alles zag er vrij knap en netjes uit, 't geen haar een zeker aanzien, van welvaren gaf. Het geheele interieur verried de zorgzame band der Ylgtige huisvrouw. Op het oog" leken beide oudjes vrij flink, ofschoon een leven van zwoegen en zweren veenarbeid zijn spoor wel had achter gelaten. Bij het invullen der modellen," een werk dat ,hy vry geregeld zelf moest verrichten, wjjl bet meerendeel der bewoners niet schrij ven kon, informeerde hij naar de kinderen. Allen ?p 't oogecblik gezond. Zelf veenarbeider, of Betrouwd met een veer arbeider, allen met kinderen gezegend, maar bij allen een beetje Een klein verbouw, de bazen (verveners) lebben bun volk 't liefst bij de turf en niet gnag bij hun eigen veldvruchten. Want er Aoet in de turf worden gewerkt" om ze droog te krygen. Geen groot loon, ondanks de ontzettend kwge werkdagen in het veen. En met Petrus en Paulus (29 Juni) is het al weer afgeloopen. Twee zoons hadden een bloedspuwing gehad. *)% ja, de zwarte jongens (turf) zyn sterk, 01 ech, als er zooveel monden komen, wordt het~stuk spek in de pannekoek ook al klein. Ieder moet wilt hebben. Zorgvuldig vermeden de oudjes een woord Ie reppen van hun eigen précairen toestand. Wri' vertelde de man (h\j telde 69 jaren) <bt hjj 't in 't voorjaar nog weer wou protacren in de lange turf. Maar 't zal wel de kurtate maal zjjn". Er zullen er niet velen zijn, die weten welk koeliewerk het graven van turf is. Bochten er mensehen zyn, waarmee men ]»st heeft, omdat hun de broodkruuuels ?teken", men late hen slechts zich voor een korten ty'd aan de weelde van het turfgraven overgeven, en ze zullen zeer spoedig zoo mat en matig geworden zijn, als een schaap. Des ochtends, voor de zon opkomt, begeven neh de arbeiders van m on d k os t voorzien naar het veen. Er zyn er, die daarvoor groote ?fetanden moeten loopen, voor ze op de plaats dor werkzaamheden zijn. Dan wordt het werk opgevat. De gloeiende zomerzon tebroeit de ruggen en nekken dezer zwoegers, of wel, de malsche regenbuien sproeien hen heerlijk nat. Want voor ieder wissewasje kan geen schuilplaats opgezocht worden! Dan woidt er niet verdiend! * . * Langs den grintweg, die het kanaal verge zelt, rolt een ry'tuig, waarin eenige verveners. Bet gesprek loopt over 't volk", d.i. het wericvolk. Het is wat te zeggen! 't Is maar weer iedere week voorschot aan de lui. Maar ik bedank er voor en 't houdt op. In den zomer wordt alles opgemaakt en in den winter kun je bijspringen en borgen. Daar rit heelemaal geen overleg in 't volk". Ja, j»1*, zegt een jong vervener, wiens vader zelf op een echoën en een slof uit Duittchland hier is aangekomen en rijk geworden je moest de arbeiders 's winters, net als de aard appelen kunnen inkuilen'1. (Hist). En ze worden lastig ook". "Een ding weet ik wel, 't voorjaar neem ik geen een van die beroerde Friesen. Die beginnen dadelyk, bij 't kleinste haartje dat er in de boter zit, te bollen" (staken). Laat die maar ' naar Enschede of Gronau gaan." (Bedoeld worden de arme Friezen, die in het voorjaar naar de veenstreken trekken, om in den zouier weer bij den Frieschen boer in den hooibouw werkzaam te zyn). Waarom deze herinnering neergeschreven? Om m«er dan n reden. In de eerste plaats vat er het licht op te laten vallen, dat het »ecbt van ouderdomspensioen niet een uitTJnd^el is van woelige propagandisten, of entevredenheidszaaiers, maar wel degelijk leeft en van zelf geboren wordt in het een. TOüdige volk, al weet het er niet goed vorm en gestalte aan te geven. Ook bij die werkers, zooals hier boven geschetst, die geheel buiten e propaganda en den ftroom der nieuwe ideeën leven. Ten tweede. Gewoonlijk wordt in de geïllustreerde propagandabladen de *rme, oude werkman, voorgesteld op een armoedig zolderkamertje van een groote-stads woonkazerne. Ook ten platten lande kan het ep den ouden dag nijpen, en men dwaalt, indien men meent, dat hier de kerk genoeglaam wakend en steunend optreedt. Ja, in den laatsten tijd is inen spoedig klaar met het instellen van een nieuwe parochie of het «lichten van evangelisatielokaaltjes. De laatste ijjn somwijlen echter aan veel slijtage onder hevig doordien de veenarbeiders de planken er aftrekken, om hun keeten er mee op te lappen. Korten tijd geleden werd in de Groene besproken een politieke" uitval van mr. Aalberse tegen een hooggeplaatst Amster«fatnsch magistraat. De redactie wees er toen cp dat alle werkgevers ten onzent, van welk geloof of politieke gezindheid ook, zich vrij wel even egoïstisch betoonen op sociaal ge bied. Het is onze ervaring, dat de kerkelijke ondernemers, zooals we die in de veenderyen litbben gadegeslagen, geen haar beter zijn dan de vrijzinnigen, vooral ook de geloofsgeBooten van mr. A., niet. Er zijn sedert eenige jaren voorbijgegaan. Maar een herhaald bezoek aan die streken heeft geleerd, dat de veranderingen, die er beginnen plaats te grijpen, onafhankelijk ge schieden van de kerk en werkgevers. Hoe zonderlijk het klinken mope, ze in n adem te noemen, de hoofdoorzaken hier van zijn : meerdere ontwikkeling door beter enderwijs (de Leerplichtwet zal nog wel een handje helpen) en de kunstmest. Eén ding heeft meerdere kerkelijke en politieke bemoeiing wel bewerkt. Men heeft iet succes, dat er verdeeldheid onder het volk is gekomen. En ik acht het hoogst onzeker, dat nu nog een roomsen-katholiek en een calvinist voor een lid der Ned. Herv. Kerk naar de overheid zouden gaan, om ouderdomspensioen van 't rijk te vragen, icoala we het indertijd toevallig hebben 1>Ügewoond. 's- H a g e. E. Sociale, Wertefi;l£ in i. Tijdens een bezoek aan Engeland had ik de gelegenheid nader bekend te worden met hetgeen men daar aan het uitrichten is onder den invloed vai*de verleden jaar aan genomen Werkeloosheid jvoprzienings- wet. In het algemeen komt die wet neer op deze hoofdbepalingen : Er worden stads- of districts-.cömmissies samengesteld voor werkeloozen-ondersteuning. Hun inkomsten zijn allereerst : gelden bij inschrijving verkregen; in de tweede plaats een extra-belasting door hen te heften tot een bepaalde grens van 'j-, pCt. der geschatte huurwaarde (l stuiver in het pond). Men weet dat elke plaatselijke belasting in Engeland tot eenigen grondslag die ge schatte huurwaarde heeft. Een slecht systeem, maar dat zeker het voordeel heeft dat opcenten er gemakkelijk voor alle doelein den op te leggen zij a. Hoe deze officieele nood-commissies, samengesteld uit vertegenwoordigers van allerlei officieele lichamen, te werk gaan, kan ik het best laten zien uit het rapport der Londensche Commissie over haar werk voor den winter 1901 05. Dat was wel vóór de aanneming van de wet, doch de methode was al gebaseerd op het wetsontwerp en uit den aard der zaak zijn de rapporten over dezen winter nog niit verschenen. De Voorzitter van het Bristolsche Comité, die op een Congres voor Armenzorg ver klaard had over de verkregen uitkomsten zeer tevreden te zijn, beloofde mij de toe zending van zijn rapport, dat echter blijk baar nog niet gereed is gekomen. Ik begin dus maar alvast met het Londensche. *) Vooral omdat dit Comité, zoowel door zijn samenstelling als den aard van zijn taak, een veel moeilijker werk had dan het geval zou zijn in een stad van kleiner om vang en \an volkomen bestuurs-eeuheid. Bij het uitzoeken van de werkeloozcn, die voor werkverschaffing in aanmerking kwa men, moest toch niet alleen rekening ge houden worden met de mannen on hun omstandigheden, maar ook met een billijke behandeling der verschillende districten, en dit laatste deed wel eeni kwaad aan de handhaving der voor hot eerste aangenomen beginselen. Een tweede groote moeilijkheid lag in de afstanden : doordat men in het Zuiden der wereldstad wonenden toch niet in het Noorden te werk kon zetten, moest men alweer bij de werk verdeel i n g nogal eens afwijken van het abstract of jiractischwenschelijke. Aannemend dat de taak was de werkelijk werkeloozen n niet de maatschappelijk mislukten te helpen do laatsten diende men over te laten aan de zorg der gewono Armbesturen werd tot grondslag aange nomen om, waar eenigszins mogelijk, de menschen aan werk te zetten dat met hun gewone maatschappelijke bezigheid ten minste eenige verwantschap toonde. In de tweede plaats: het werk zoo continueel mogelijk te verschaften en het te betalen volgens het geldende uurloon. De drang om werk op de gewone arbeidsmarkt te zoeken zocht men dun te oefenen door per dag maar 11A uur te laten bezig zijn, ter wijl, naar mate de leute naderde, ook de Zaterdagen werden ingekort als werkdagen, zoo niet afgeschaft. En den drang naar de stad voor arbeiders van buiten zocht men tegen te gaan door te eischen dat men minstens een half jaar ingezetene moest zijn, om op de lijst van het plaatselijk Comitéte kunnen komen. Dat plaatselijk Comitéuit 71 leden bestaande had zich aanstonds in sub commissies gesplitst. Eene voor de inschrij ving en de schifting der werklieden, wier taak het was de ondeugdelijken uit te schieten en zich ervan te overtuigen dat alleen de bonati Ie werkeloozen werden aan genomen. Hoever zij daarin geslaagd is, kan blijken uit de gegevens van de ver schillende werkverschaffingen, die resp. 10, 6, 70, 35, 30 en 33 % vermelden als weggezonden of weer verdwenen orn on bekende redenen, liet is aan te nemen, dat onder minder moeilijke omstandigheden als in Londen den toestand overheerschten, de uitkomsten in het geheel beter zouden zijn geweest. Trouwens, van de 45,796 mannen, die zich van Dec. tot half Maart (toen de in schrijving gesloten werd) lieten inschrijven, werden maar 2i>,000 voor werk aanbevolen en 3400 te werk gesteld. Een klein per centage, gevolg ook wel hiervan dat dit Londensch Comitévoor zijn fondsen in 1904,05 nog geheel aangewezen was op de vrijwillige giften (welke iets over de £. 50,000) liepen en dit bedrag niet verder strekte. Een heffing van i'-en stuiver in het pond der geschatte huurwaarde zou voor de graafschap Londen in 1902 £ 1(12,000 hebben opgeleverd, en nu wel allicht een paar duizend pond meer. Men zou dus daarvoor een 11,000 man extra hebben kunnen helpen. Volgens do Lrdioitr (!a;rtü'. van 7 Februari van dit jaar waren tot eind Januari in Londen alleen 42,000 personen als werkloos ingeschreven, lüj gelijksoortige schiftings-uitkomsten als het vorig jaar zou men dan uit de belastingopbrengst dt- hr.l/'t der toegelatenen voor korter of langer tijd te werk hebben kunnen zetten, 'j') Van de 3400, in 190405 aan het werk gezetten, behoorden 1840 tot de groep irietvali/rerklierlen. Van de andere, kleinste, helft vormden de bouwvak-arbeiders de grootste groep ............................. 033 Voorts de h o u t b e w e r k e r s (w. o. meubelmakers en politoerders) 140 Metaalbewerkers ................. l.'iS Verschillende handwerken (leer bewerkers, zadelmakers) ...... 70 Boekdrukkers en grafische vakken :>() Kleer- en schoenmakers ......... '?>'> *) London TJnemployed Fund. Preliminary Statement (as on thél »th of April 1<W5) prepared at the request of the President of the Local Government Board. Wyinan oc Sons, Fetter Lane E.C. ? O, '11 1A. f) Blijkens The Muitivpal Journal van 2 Maart 1.1. is men echter ook dit jaar niet verder gekomen dan tot hulp aan een 4000 man, en bedroeg de bijslag uit belastinggelden maar £ 25.000 tegenover ongeveer het dubbele uit giften. Als verontschuldiging wordt op gegeven, dat men eind November had kunnen beginnen; eerst nog later wiet over welke vrijwillige bijdragen men te beschikken zou hebben ; dat London zoo reusachtig was, enz. Afdeeling voedsel en drank 45 Handels-, kantoor- en winkelbed. 25 Verkeers- en vervoerwezen 328 Tuinlieden en buitenlui ." 26 < Gemeentewerklieden 7 Huiselijke diensten 21 Diversen 22 Een vermelding vergt, dat de gehuwden den voorrang hadden * * * Een tweede sub-comrnissie belastte zich met de^n'nancicn. Aan haar oordeel werden de werkschema's onderworpen en bij de beoordeeling werden niet alleen de nuttig heid van het werk, doch vooral de moge lijkheid om er velen werk door te ver schaffen, overwogen. Bij onderhandelingen met verschillende autoriteiten over voor hen vanwege het Werkloozen-Comitéte verrichten extra-werk werd bepaald, dat dit Comitéterug zou ontvangen wat het werk, onder gewone omstandigheden verricht, zou gekost hebben, en het Comitédus den last dragen van het nadeelig verschil. Naar een opgemaakte schatting beliep dit meer & 6000 voor werk dat op £ 20.000 geraamd was, en dat dua nu £ 26.000 bleek te zullen kosten. Eene verhouding die niet ver is van mijn schat ting in mijn vorig artikel, dat van een te besteden millioen gulden ? 750.000 als nut tige opbrengst terug zou komen. Het Werk-Comité, eindelijk, had tot taak werk voor de ingeschrevenen te zoeken, en hetgeen het daarin tot stand bracht laat zich in drie groepen onderscheiden: «. stichting vaneen Centrale Arbeidsbeurs. voor Londen, die eenheid en samenwerking moest brengen tusschen de verschillende bestaande districtsbureau's; b. uitzending van werklieden naar kolo nies buiten Londen, waar de mannen aan het werk werden gezet, terwijl hun gezinnen vanwege het Comitéeen weekgeld ontvin gen, gebaseerd op het kindergetal beneden de 14 jaren; c. werk in Londen of dichtbij genoeg om een dagelijkschen gang erheen mogelijk te maken. Een vierde groep zou de emigratie omvat hebben, doch dit beteekende het eerste jaar nog weinig. De volgende week zal ik over elk dier groepen nog iets meer mededeelen. En dan tevens, in verband met ons jongste raadsdebat, eenige conclusies zien te trekken voor Amsterdam. L. SIMONS. floM in de Hoofdstad. Het is niet mogelijk zich de Johannes- of Mattluius passion van Bach voor te stellen, zonder den diepsten eerbied te gevoelen voor het reusachtige genie van den gewei iigen Duitschen kunstenaar. Maar niet alleen eerbied vervult ons, ook dankbaarheid; want buitengewoon wijdingsvol en roerend schoon van eenvoud en waarheid is de taal die de groote meester tot ons spreekt. En wie onzer is er niet gekomen onder den in druk van zijn groolsche kunst? Wie onzer zou dan geen dankbaarheid gevoelen voor de heerlijke oogenblikken van verheven genot, die ons de Thuringer meester verschaft heeft? Is de impressie van Bach's Passionen steeds een zeer sterke, zooveel te meer is dit nog het geval, wanneer zijn kunst ons geboden wordt in de lijdensweek; de tijd waarin honderden en duizenden behoefte gevoelen zich bezis; te houden met het Lijden van den goddelijken Verlosser, waarin aan de wereldlijke vermaken van een grootstad voor een oogenblik het zwijgen wordt opgelegd, opdat het publiek zich zal kunnen verdiepen in de ideale kunst van een Bach. Reeds lang vóór Bach heeft het lijdensverhaal componisten van iederen landaard geïn spireerd tot het scheppen van schoone werken. Bij ons te lande was bet vooral Jacob Obrecht, de Utrechtsche kunstenaar (1430 1505), die met zijn Passie, in nai'even een voud, ons een compositie heeft geschonken, die nog in höoge mate treft door een diep gevoel. Zeker, Obrecht had nog niet te be schikken over de warme kleuren die latere toondichters tot hun eigendom mochten teken-n; maar toch zal zijn werk even hoog blijven aangeschreven tegenover een Palestrina, als in de schilderkunst de primi tieven tegenover een Rafaël. Palestrina heeft in zijn liturgische compositieën, welke betrekking hebben op de i lijdensweek, het schoonste en heerlijkste «.'«wrocht van al wat wij van hem keunen. Zijn zijne Larnentatiön, zijne linproperiëa geen werken van onvergankelijke schoon heid? Het lijdensverhaal zooals wij dit be zitten in de passiën der vier Evangelisten is door Palestrina niet gecomponeerd; wel door zijn tijdgenooten Vittoria en Suriano. De/.e hebben n.l. de woorden diedoor hf t Joodsche volk zijn gesproken voorkjor bewerkt, terwijl dan de woorden van Jezusenden Evan gelist door de geestelijken gezongen werden. Heinrich Schiïtz (1585 1072), juist een eeuw levende vóór Bach, heeft reeds Passiën gecomponeerd, die in menig opzicht als voorloopers van Bach's passiemuziek kunnen beschouwd worden. Ook BartholomeusGesius en Johann Sebastiani hebben bijgedragen tot de ontwikkeling der passiemuziek. Toch is het verschil tusscheu deze werken en Bach's passiën verbijsterend groot. Bach heeft met de machtige Gestaltungskraft" van het genie alles wat tot dusverre bestond, samengevat, verbeterd, geïdealiseerd en bezield met den adem van zijn geest. Zoo heeft hij in zijn Johannes- en Matthauspassiën werken gecreëerd, d:e als mijlpalen mogen worden beschouwd in de geschiedenis der muziek en waartegen alle latere compositiën op dit gebied zich als min of meer welgemeende uitingen van een eerlijk gevoel voordoen, maar geen beteekenis vojr de cultuur der religieuse kunst hebben. De beide genoemde passiën hebben den zelfden bouw. Zij bestaan uit de woorden van den Kvangelist, van Jezus, Petrus, Pilatus, hoogepriester, koren der Joden en sol daten, benevens het lijdensverhaal door den tenor recitant gezongen; vervolgens uit koren en aria's door de ..Gliiubigen Seelen" en Tüchter Zion" voorgedragen en uit koralen, welke de gemeente vertegenwoordigen. De Matthaua, pass ion is grootscher van opzet. Hare verdeeling in twee koren en orchesten geven den componist reeds dadelyk veel rijker middelen aan de hand. Daar, waar Bach dan ook partij getrokken heeft van het dubbelkoor, bereikt bij een uitwerking die als onovertroffen mag beschouwd worden in de wereldlitteratunr vóór en na hem. Velen kennen aan de Johannes-Passion meer innigheid en intimiteit toe, (Jan aan de Matthiim-Passion. Aria'sals Esist vollbrachl" en zerfliesse mein Herze" zijn zoo schoon, dat zij door geen enkele Aria uit de MatthausPassion worden overtroffen. Van het aanvangskoor der Johannes-passie zegt Kretzschmar: Als K unst werk betrachtet ist der Prolog eine der grossartigsten Schöpfungen, Bach selbst hat diesen Ohor kaum berbieten können." De slotkoren uit beide passiën zijn zoo roerend schoon, van inilde verzoenende stem ming dat men waarlijk niet zou weten aan welk van beiden de voorkeur te geven. Door den heer Mengel berg werd op Palmzondag, als naar gewoonten een uitvoering gegeven van de Matthiiuspassie, met het koor van Toonkunst en het orchest van het Concertgebouw. Beide lichamen hebben het werk reeds zoo vaak uitgevoerd, dat men niet meer mag denken aan technische moeilijkheden. Die werden dan ook schitterend overwonnen. Wil dat voor het orchest niet zooveel beteekenen, daar latere werken, na Bach, in den regel grootere technische moeilijk heden met zich medebrengen, voor het koor zegt dit zeer veel; want nog steeds worden de moeilijk heden bij Bach in de koorlitteratuur hoog aangeslagen. Stelt men nu voorop dat er te dien op zichte niets te wenschen overblijft, dan be hoeft men slechts wijding, stemming te er langen, om onder den indruk te'geraken van Bach's meesterwerk. De keuze der tempi en der dynamische schakeeringen is hierbij van zeer veel belang. De heer Mengelberg neemt het eerste koor, twaalf achtste maat, zóó langzaam, dat wel niemand zijner collega's hem hierin zal bij vallen; andere koren, zoo b.v.: O mensen bewein dein Sünde gross", Was ist die Ursach" enz., waren naar mijn gevoel te scel en ontbeerden dan de gewijde stem ming. Onbeperkten lof verdient de uitvoering der dramatische koren en der koralen, welke laatste ditmaal allen zonder begeleiding ge zongen werden en uitmuntten door zuiver heid en fraaien klank. Zeide ii zoo straks dat bij de koren de gewijde stemming hoofdzakelijk afhankelijk zal zijn van het tempi en de dynamische schakeeringen, bij de solo-partijen komen er nog andere factoren bij; n.l. stijlgevoel, qualiteit van stem, stembehandeling, kortom al datgene wat men van een solist ver gen mag. Ten volle aan de?,e eischen beantwoord, heeft alleen mevrouw de Haan-Manifarges. Dat was weder de superieure kunstenares die boven de materie staat en die ten op zichte van Bach's stijl met besliste autoriteit haar voordracht als exempel mag stellen. De aria Erbarme dich" door haar met den heer Timomer (viool-solo) voorgedragen, was voor mij het hoogtepunt der uitvoering. Overigens schonken ook alle andere alt-soli een hoog genot. Mevrouw Lütkemann's talent eigent zich meer voor andere, lichtere partijen. Blute nur" b.v. eischt een zwaardere vollere stem. In de tweede sopraan-aria trachtte, meen ik, mevrouw Liitkemann haar orgaan in over eenstemming te brengen met het fluit-timbre van den heer Scheers. Dat maakte wel een eigenaardig ettëct. Op andere plaatsen echter kon men duidelijk bespeuren, dat mevrouw Liitkemann anders wilde dan haar stem haar toestond. De heer Ijrlu?, was even als vroeger, evangelist. Men kent de voortreffelijke qualiteiten van "s heeren Vrlus' zang. Zijn prach tig en gemakkelijk rni-zza voce komt hem zeer te stade bij het reciteeren van zijn moeilijke partij. Hier en daar zou men wat meer toon en wat grooter levendigheid willen hebbeu in het verhalen der lijdensgeschiedenis, maar de heer Urlus is. ondanks deze opmerking, toch een gewaardeerde kracht bij de Passion Niet verzwijgen mag ik dat hij in den aanvang ietwat met de intonatie te kampen had. Voor de beide bassen was het optreden moeilijk. De heer /^alsrnan moest Messchaert vervangen en had dus te worstelen met de herinnering aan deze bij uitnemendheidprachtigen Christus-vertolker. Nog levendig zal het menigeen voor den geest gekomen zijn hoe onovertroffen verleden jaar Messchaert deze paitij nog weergegeven heeft. Nu heeft Zalsman ook zeer goede qualiteiten voor deze rol. Zijn schoon ontwikkeld mezza roce vooral eigent zich zeer daarvoor. Zoo waren de woorden : Mein Vater ist's moglich" enz., mooi van toon en stemming. Het open zingen van de hooge toonen is hier minder op zijn plaats en het larmoyante optrekken vanden toon wenne de heer Zalsman zich toch af. Dat maakt (.'een voornamen indruk. De heer OieHo is eveneens op het laatste oogenbiik ingesprongen voor .den heer Souteiulijk, wiens wegblijven niet aan onge steldheid geweten werd. Ik voor mij hoor Orelio liever in partijen, waarin een rijk en mooi geiimbreer l orgaan hoogtij kan vieren. Orelio moest nu zijn stem te veel temperen ; dat gelukte hem zeer goed, maar tengevolge daarvan verloor zij haar gewonen glans. Een woord van lof overigens aan den zanger voor de zekeiheid, waarmee hij zijn partij vertolkte. Het kinderkoor onder leiding van den heer Den Hertog zou g zeer goed. De alten in het slotkoor van het eerste deel werden door het kinderkoor met de sopranen vereenigd, wel een weinig in de verdrukking gebracht. De heer Timmner, dien ik reeds noemde, en de andere heeren van liet orchest speelden prachtig : evenzeer de heer C. F. Hendriks (orgel). De heer Kroon had bij de begeleiding der recitatieven nog meer met de gebeurte nissen van het verhaal kunnen meeleven. Summa svimmarnna, een uitvoering waarop door den heer Mengelberg met voldoening zal worden teruggezien. ANT. AVERKAMP. Twee DicblWels. II. (\S7oi). Het twee-de gedeelte heet Die Lcidensi-hafl; de titel is welsprekend genoeg. En weer met een dithyrambe worden we ingeleid: Dran-szen Auf den kallen Wegen des Lebens Stehen wir einsam und schauern, Bis die Liebe uns berührt Und wenn sie uns dan n durchzuckt, Sinken wir plötzlich zusammen, Aus uns selbst gerissen, Durchrlutet, Durchglntet Von ihren Wogen.... In schrankenlosem Jubel, Weil wir leben und at men, Jung, brennend, machtig, Und sie empfangen können, Kussen wir dankbar die Erde, Den Staub unter unseren Füszen Und fchluchzend, Durchbadet von Glück, In Thranen aufgelöst, Unser selbst nicht machtig, Breiten wir die Arme gen Himmel Voll machtiger Inbrunst Und stammeln Andachtsvoll Einen Namen, eiaen heiligen : Gottes Wahrend ein anderer Name, Ein irdischer, kleiner, Uns sinnlich durchglütet In endloser Wonne.... Gelijk men hoort is het weer de zwier van woorden en klanken, mét de verstandelijke tegenstelling aan het slot, die 't hem doen moet. Wij, die de laatste jaren vooral gewend geraakt zijn aan het schoone beeld in de lyriek, zullen ons wat vreemd voelen staan tegenover verzen als deze, waaraan plastische uitbeelding zoo heel weinig deel heeft, die niet kunnen gelezen worden met fijnen zin voor het détail. Ze behooren tot een gansch anderen stijl. Maar dat ze in hun krachtige uitzegging van gevoel nu en dan de gelukkige verwoor ding worden van het heftige verlangen, blykt uit het slotcouplet van DunkU Augen. In die Tiefen, in die Tiefen Jener Augen will ich dringen. Ich will jene Schwermut zwingen Mit dem Dunkel will ich ringen Um das Riitsel in derTiefe Einer dunklen Menschenbrust. Het heftig verlangen ... naar heel wat meer dan oppervlakkig genot. Er is in al deze verzen een groote ernst. Nergens vindt men het zoete' minneliedje, het Geibelacutige gespeel met allerlei liefdesieraad, of het Eückert-achtige gesmelt in teederheden. Soma is er iets van Heine's ironie, van zijn spotten met de machtloosheid van de ziel, die het niet boven de realiteit van de stof houden kan. Als een zwarte draad slingert zich een pessi mistische levensopvatting door al deze ge dichten, en onder de verheerlijking van het illusoire zien we telkens het satanische, als onder het blanke gewaad een bokspoot. Deze poëzie is wel tegengesteld aan al wat lief ' is. Zij durft alles, peilt diepten van wel lust, maar is nergens schlüpfrig11. Tot een paroxysme van hartstocht zweept ze zich op in Kuise, maar een hartstocht die in de diepste essentie wanhoop blyft, duidelijk uitklagend in deze slotregels : Küsse als einziger Heil, das wir der Ewigheit ra u ben, Küsse als Seligkeit, Gott, Flucb, ErlO^ung und Glauben l KiUse l Küsge! Dat de titel Freiheit van de derde afdeeling grootendeels ironisch ia op te vatten, zal wel niemand meer verwonderen. De liefde, zooals deze ongenoemde ze kent, is geen bevrijdster. Ze is eer een obsessie, een dwingende waan. De natuur gebruikt haar ter bereiking van haar, ons onbekend, doel waartoe instandhouding ook van de diersoort mensch noodig schijnt. Endemensch is niet bij machte de verlokking der mooi opgetooide liefde te weerstaan. Kan hy' ze sublimiseeren, des te beter voor hem. Do pessimist kan het niet. Hij ziet geen doel, verzet zich er tegen met volle bewustheid willoos middel te zijn. Kn het uiterste van zijn verzet is wel belichaamd in dit couplet: Lasz mich mit rauhen Hiinden Brechen den Traum entzwei! Und geh? ich dabei auch zu Gruude, So biu ich doch wie Ier frei. De vrijheid der zelfvernietiging wie enkel deze als dichter tegenover das Martyriuui der Liebe'' kan stellen hij brengt geen blijde boodschap ! . .. Toch zijn met al hun bitterheid en pessi misme de Duitsche gedichten mij sympathie ker dan de Fransche. Niet om hun kunst waarde, maar om hun menschelijkheid. De Iransche zijn vóór allea kdnst... Maar ge lijk ik boven al zei ze zijn als door de kunst heen. In het genre verdienstelijke pogingen van de meest verfijnde sensaties op de tneest verfijnde manier te verkunstelen, doch voor mij hinderlijk in hun gezochtheid, gewron genheid, en de afwezigheid van elk spontaan geluid. Al dadelijk die titel : Les Thuribulwns affaisiéf . . .! 't Is werkelijk om de burgerlui te overdonderen. Ik vroeg aan een hier te lande dubbel gepromoveerde franraise wat het beteekende, en zij maakte van haar ge zicht het vraagteeken dat tevens ongerustheid inhoudt over den geestelijken staat vau den vrager. De dichter heeft blijkbaar den encensoir", het Fransche wierookvat, niet mooi genoeg gevonden en liever Cicero na gepraat. Met Overladen Wierookvaten" komt hij tot ons. Althans zóó begrijp ik her. En dan is er werkelijk eenige zelfkennis in. Want overlading is een der kenmerken van zijn verzen. Ze gaan gebukt onder ornamen tiek. En 't is alles gezocht en vreemd, barok en bizar. 't Zou onbillijk zijn geeu talent te erkennen. Er zijn gedichten bij vol van zeer gelukkig uitgebeeld sentiment. Maar de totaal-indruk is die van decadenten werk. 't Is of de dichter, verbonden aan een tijd schrift der modernen La Vie", midden in een cénacle troont, omgeven van bewonderende vrienden. Met overladen wierookvaten. Bijna al zijn gedichten hebben een opdracht, en een der eerste is gewijd aan onzen jongen landgenoot ..Fami Fritz R. Vanderpijl', die een paar jaar geleden met een boekje Hollandsche verzen debuteerde. Het draagt tot titel: On a crucifiéIe sole'tl un maiiii en begint aldus : Des gouttes d'heures sombres clapotent doucement au silence des cathédrales. Les filles de l'encens s'angoissent tristemeut sur la b'.ancheur grise d^s dalies, et pieurent, des heures.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl