De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 15 april pagina 7

15 april 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1503 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Deux M 50 N A LA BANQUE est transferee EN FACE Peur lei escapes " cLe Türkoie ? «beu Heiningen en Nederland. (Slot). De kleine residentie van Heiningen, tellend een twaalf duizend inwoners, heeft, wat betreft muziek en tooneel, meer gedaan dan de grootste stad in Duitschland. Wat het kleine en stille Weimar in vroegere eeuw, in de dagen van Hertog August, van Goethe en Schiller heeft vermocht, is later, in zekeren zin, weg gelegd geweest voor Heiningen. Z. H. Georg, Hertog van Heiningen zag met leede oogen hoe de kunstwerken van Shakespeare, Goethe, Schiller, Grillparzer, H. von Kleist en anderen, in Duitschland, of niet gespeeld, of ver knoeid en verdord" werden. Het den tekst der dichtwerken sprong men om naar believen, terwijl de tooneelschikking belachelijk of geheel onverzorgd was. 's Hertogs schildersnatuur kwam er tegen op, dat de poëzie van het dicht werk, die spreken moest uit decors, ver lichting, groepen en groepeering, en vooral uit stemming, als nul in het cijfer gold. In besprekingen met de hoogst be gaafde tooneelkunstenares, Ellen Eranz, later zijn derde echtgenoot, besloot Z. H. er verandering in te brengen door voor beelden te stellen. Beiden bestudeerden een dichtwerk, b.v. Shakespeare's Julius Caesar" met het oog op monteering en tooneelschik king. Van alle tafereelen werden wateryerfteekeningen gemaakt, die volkomen in overeenstemming waren met den tekst, en naar deze teekeningen ze waren o.a. te zien op de Tooneel- en Muziektenfoonstelling te Weenen vervaar digden de beste decoratieschilders de tooneelschermen. Waar eenigszins sprake was van historie, beantwoordde de deco ratie aan afbeeldingen of het nog be staande. Eene bizondere studie werd gewijd aan de kleeding der hoofdper sonen en der menigte. Niet alleen werd deze zooveel mogelijk historisch getrouw of vol fantasie gemaakt, maar ook gelet op de harmonie der kleuren der bij elkaar staande personen, of van geheele groepen. De tooneelbenoodigdheden deelden in dezelfde zorg. Aan de verlichting, aan het verkrijgen van stemming werd be hoorlijk de aandacht geschonken. Een schilder als de Hertog van Heinin gen hechtte er veel gewicht aan evenals aan de luchten der decors. Een lucht toch bepaalt, voor een deel, de schilderij. Een andere taak was: de zwijgenden van kinderlijke poppen tot menschen te maken, wien de handeling niet onver schillig bleef, en hen aan de handeling te doen deelnemen. De laatste en grootste zorg bestond om den tekst van het tooneel werk recht te doen wedervaren, en het tooneelwerk zelf in z'n geheel saam te vatten, om niet n goede hoofdpersoon te hebben en de overige personen als bijloopers te laten ageeren. Wanneer het, zooals later, werken van levende dichters* gold, wenschtte de Hertog, dat alles naar den wensch van den auteur geschiedde, en duidde Z. H., buiten dezen om, geen enkele verandering. Eerst wanneer alles, tot in de kleinste bizondèrheden geregeld en bepaald was, de decors en de requisiten gereed waren, ving voor de tooneelisten de studie aan. De Hertog liet zich op eene repetitie nooit gelden, en bemoeide zich persoon lijk met niemand. Dan was de Hoofd regisseur, Ludwig Chronegk en later Richard, met wie hij Z.H. en Gemalin alles te voren besproken hadden, de man. Er werd te Heiningen steeds gerepe teerd in kostuum, met decors en alle tooneelbenoodigdheden, alsof het eene voorstelling gold. Niet het geringste of minste werd over het hoofd gezien, en waar of bij wien iets haperde, werd het hoffelijk besproken en verbeterd. Hen repeteerde zoo lang tot er zoo goed als niets meer aan ontbrak. Wanneer de eerste voorstelling voorbij was, vingen de repetities opnieuw aan, om te ver beteren wat gebleken was verbetering te behoeven. Het stille en kleine Heiningen leende zich uitstekend voor rustig werken. Het kwam er niets op aan of de geldelijke ontvangsten groot of klein waren. De meeste bezoekers van het theater waren abonne's, en wat de kas te kort kwam, vulde de Hertog uit eigen middelen aan. Als er 's avonds 100 Hark ontvangen werd, was het een mooie recette. Geen zorg dus voor het bestaan; geen overvloed van tooneelisten voor de hoofd rollen, zoodat alle tooneelisten steeds in een stuk waren, en de jaloezie hierdoor tot een minimum beperkt bleef; geen afbeulend spelen, geen reizen of trekken, en... geen kritiek in de krant, die te Heiningen het licht zag. Voor tooneelisten een hemel op aarde! Een groot voordeel voor de studie waren de drie avonden, dat de tooneelisten niet te spelen hadden. Dan werd 's voormiddags en 's avonds gerepeteerd, soms tot na twaalf uur. Aan de rustige avond repetities, die de Hertog nooit moede werd tot den einde bij te wonen, is veel van het welslagen te danken, maar ook aan het voorbeeld, aan de groote toe wijding, aan den eerbied van den Hertog en zijne gemalin voor de werken der groote dichters. Het gaf den tooneelisten het bewustzijn te werken in dienst deikunst, en verhief hen van loonslaven (?) tot kunstenaars. 4 Slechts enkele voorname dichtwerken waren op deze wijs zorgvuldig ten tooneele gebracht, of het voordeelige dezer ver tooningen werd in ruimer kring bekend. Van heinde en veer toog men naar Meininingen om er de modelvoorstellingen bij te wonen. Algemeen bekend en be roemd werden zij, toen de Heiningers in enkele hoofdsteden van Duitschland voorstellingen gaven geheel als te Heinin gen, met gebruik van al hunne tooneel schermen en tooneelbenoodigdheden. Deze voorstellingen brachten aüerwege een omkeer in de keus, in de monteering en aankleeding der stukken, en schon ken, wat meer zegt, de overtuiging, dat stukken, die men vroeger niet aanzag, tot de schoonste, de dichterlijkste behoorden. De Heiningers maakten o. a. Shakespeare populair. Weldra werd in Duitschland alles Heiningsch", zooals men het noemde en nog noemt, en ook blijft volgen, ver beteren of overdrijven: Ueber-Heiningern." De Heiningers stichtten een school Die school heeft zich ook op het tooneelwezen in Nederland doen gelden. De Heiningsche school heeft in Neder land zoo goed als in Duitschland krachtig bijgedragen tot een breken met het oude en onbeholpene der monteering; met het onvoldoende en onjuiste der verlichting; met het er-maar-op-aan-laten komen; met het belachelijke doen of niet-doen der zwijgenden; met het ondoordachte en sleurige der groepeering, enz. enz. Bovenal is aan de komst der Heinin gers in Nederland te danken, dat de werken van Shakespeare hier populair zijn geworden, terwijl door den grooten opgang der Nederlandsche Shakespearevertooningen de belangstelling voor hen buitengewoon is geworden en het Dr. L. A. J. Burgersdijk mogelijk werd al zijne werken te vertalen, die nu sedert lang in eene kostbare en in twee volksuitgaven, bij groote oplagen, het licht hebben gezien. De invloed der vertooningen van Shake speare op het koopen der vertalingen van Dr. L. A. J. Burgersdijk is duidelijk. De goede vertaling- van enkele der werken van Shakespeare door Hounier is en was den meesten onbekend, en de door kenners geroemde voortreffelijke vertaling van Shakespeare's volledige werken door A. Kok, verschenen vóór die van Burgers dijk, is niet populair geworden en heeft geen tweeden druk beleefd. Om zeker te gaan van den in vloed der Heiningers op de monteering en ver tooning der werken van Shakespeare, en het groot succes, heb ik mij tot den heer W. P. de Leur gewend, den hoofdregisseur der Vereeniging: het Nederlandsen Tooneel, die de meeste Shakespeare-stukken voor het eerst en steeds met succes ten toonpele heeft gebrach en hem eevraagd of ik het hierin mis of wis had. Volmondig bekende hij mij, dat hij bij het ten tooneele brengen der werken van Shakespeare veel te danken had aan de Heiningers en hen heeft na gevolgd, ook in andere stukken, en dat zelfs nu nog hun voorbeeld op hen nawerkt, tot in onderdeden. Een voorbeeld. In Hadame Sans-gêne" komt in de groote witte zaal een aanzienlijk gezel schap met Napoleon bijeen, dames in pracht van toiletten en militairen in pronk en kleur van uniformen. Om nu n witte zaal n pracht van kleedij en uniformen goed te doen uitkomen, heeft hij een vuurrood kleed op den grond laten leggen. Hen kent de uitnemende uitwerking. Hoe kwam de heer de Leur op dit idee ? ... Door de Heiningers! Hij her innerde zich, dat op den voorgrond van het Forum te Rome in Julius Caesar, de hoofdregisseur Ludwig Chronegk een groen kleed had gelegd, iets, wat nuchter beschouwd, niet te verantwoorden is. Chronegk had dit kleed echter doen leg gen om n den achtergrond eu de kleedij der groote menigte te doen uitkomea. De Heiningers hadden op den voor grond altijd een of ander kleed, omdat de Hertog geen schilder zou geweest zijn, als hij niet begrepen had, wat een voorgrond voor een schilderij is. De Nederlandsche regie heeft van de Heiningsche ook geleerd met verhoo gingen te werken, oin de groepen beter te maken ; op te letten, dat als er iets bijzonders gaande is, de menschen, b.v. uit de ramen kijken; te zorgen, dat bij een volksscène, de massa in kleine groepen verdeeld is en vóór iedere groep een tooneelspeler staat, die de zwijgenden aanvoert, en dat deze tooneelspeler achter de zwijgenden gaat bij het verlaten van het tooneel, om hunne mindere ervaring te hulp te komen; dat niet, zooals vóór hem geschiedde, alle boven-, bene den- en zijlichten tegelijk brandden, maar dat alleen aan dien kant het licht brandt of schijnt, vanwaar verondersteld wordt het licht van zon en maan in te vallen het groote geheim der verlichting van Rembrandt's Nachtwacht; dat om een eindelooze massa of een leger voor te stellen, de zwijgenden zich, hooger opgaand, in de zijschermen moe ten verliezen; dat, om een veldslag voor te stellen, het aanbeveling verdient het tooneel, zoo mogelijk, in donker te laten, en het oorlogsgedruis in het oor logen, van achter het achterdoek te laten hooren, en de lichten op te draaien als de slag gewonnen of verloren is om het slagveld te aanschouwen; dat de spelenden en zwijgenden nooit op n lijn behooren te staan en zoo ver van de geschilderde schermen, dat de illusie van het ware niet verstoord wordt; dat spelenden, zwijgenden en meubelen zoo min mogelijk evenwijdig met de tooneel schermen moeten staan, enz. enz. Ook is in Nederland veel overgenomen uit Heiningen al wat nabootsing der weersgesteldheid of effekt betreft, bijv. het gebruik van oranjelampenglazen om zonlicht te laten schijnen; het alpengloeien in AVilhelm Teil, het zien en hooren laten van regen, het zien sneeu wen, het hooren gieren van den wind, enz. De regen hoort men, door een houten langwerpigen, veelkantige bus gevuld met erwten, om het midden om te dra.aien. de erwten rollen dan en geven het regengeluid; de wind hoort men gieren, als de inspicient langzamer en sneller draait, een hoekig" rad, om hetwelk zijde is gespannen. Drijvende wolken, regen en sneeuw ziet men, door het geschilderde, een glaasje te projecteeren op het achter doek. Dit is een toestel, gelijkend op een tooverlantaarn, de voorlooper van de bioscoop. Dat alles was onbekend en meer dan onbeholpen vóór de Heiningers in Neder land kwamen. Alles werd hier overge nomen en later verbeterd. De wind b.v. heeft de regisseur W. P. de Leur door toeval beter, eenvoudiger, bijna volmaakt, leeren nabootsen. Hij laat den inspicient of waarnemer doodleuk in tempo blazen op een fluitje met radertjes, en de toe hoorders meenen een lentezuchtje, een sterken wind of stormgeloei te hooren. Ook heeft de heer de Leur een gemak kelijk kunstje om geesten te vertoonen. Hij laat mannen of vrouwen een zwart fluweelen omhulsel omgooien van den hals tot de voeten, en hen over het donker tooneel gaan. De inspicient richt dan een fietslantaarn met scherp licht op den kop van den man, die den geest moet voor stellen en wij toeschouwers huiveren bij het zien van den geest in 't spookuur van den nacht. Vroeger waren er spiegels en zwarte bekleedingen voor noodig. Van de Heiningers heeft men in Neder land ook overgenomen het stipte. B. v. de man-bij-het-licht bij de Heiningers had een boek, waarin de woorden stonden, bij welke hij die hoorende, met het licht moest gaan werken, zoo ook de bezor gers van alle natuurverschijnselen, terwijl een muzikant de zorg voor den donder was opgedragen. De Heiningers letten op alles; muziek steeds in stemming met wat er voorging; een witte bank waarop maanlicht viel in den tuin en Julius Caesar, een wonder van effect! , in een heel klein lichtje heel ver weg in de woning, enz. enz. Eigenaardig was het om het repeteêren der Heiningers te zien te Amsterdam of Rotterdam, als soldaten nu eens Romei nen, dan Zwitsers, of ruiters in Wallenstein hadden voor te stellen. Ludwig Chronegk stond met een groote bel in de stalles. Als hij beld^, hield de repe titie op en maakte hij zijne opmerkingen. Wanneer de zwijgenden het niet goed deden, zei hij steeds, dat ze het uitste kend deden, maar het nog beter zou zijn, als ze dit of dat eens probeerden. Hij wekte hun eergevoel'eii ambitie op, zoodat ze zelfbewustzijn kregen en zich ge wichtig voelden en meespeelden. Veel had Chronegk op niet de Mariniers in Rotterdam. Dat waren voor hem geboren acteurs; onmiddellijk begrepen zij hem; in Wallenstein zongen zij al spoedig het Ruiterlied in het Duitsch even goed en met even veel vuur als de Duitsche acteurs. Chronegk noemde hen steeds: Mijne jongens!" De Heiningers hadden ook hunne fou ten. Het is hier echter niet om de fouten te doen, wel om te vermelden wat Ne derland, ten opzichte van het tooneel, dankt aan Heiningen. Hoe gunstig tooneelisten zelf oordeelden en,, oordeelen over de regie der Heinin gers, blijkt, dat zij thans nog, als de regie in groepeering iets mooi's heeft aangebracht, tot elkaar zeggen: Een echt Heiningsch trekje!" J. H. R. Palmnascüen-TentooEstellüi in Voor de Knust" te utrecht. Zelden zagen wecurieuser en vermakelijker tentoonstelling dan j.1. Zondag te Utrecht; de Palmpaschen schitterden hier in al hunne variaties, verschillend naar de streken van herkomst. Waar met de kleederdrachten, oude zeden en gewoonten aan het verdwijnen zijn, daar was het denkbeeld, om eens bijeen te brengen, wat er nog van deze Palmpaaschtakken in ons land in gebruik was, zeker niet onaardig, want als men nagaat, hoe men als kind zelf den Zondag voor Paschen zijn versierde stok niet een haan, met vlaggetjes en kleurige knipsels had, en men thans vooral in de groote steden, hier niets uieer van bespeurt, behalve misschien in enkele achter buurten, waar de tradities langer stand hou den, dan voelt men hoe het langzamerhand uitsterft, om ten slotte slechts in herinnering over te blijven. En als wij dan zeer oud zijn, en wij vertellen van vogels uit brooddeeg gebakken, van zakken met rozijnen en vijgen, dan staat de jeugd met open monden te luisteren, doch zijkan er zich geen denkbeeld «eer van maken hoe vrij hier vroeger ver maak in hadden, zij, die slechts genoegen vinden in stoominachinetjes, electrischespoortreintjes enz. enz. Zoo gaan al die oude gebruiken, herinne ringen van een heidenschen voortijd, te niet, en de rondgang op Sinten Maarten, de rom melpot van den Vastenavond, de ster op Driekoningendag, we kunnen over eenigen tijd alleen nog maar lezen, hoe het in vroeger jaren was, en dienzelfden weg gaat ook reeds de Palmpaasch op. J k vermoed dat velen haar reeds dood waanden en zeker ver wonderd hebben gestaan over het groote aantal door de zorgen van rnej. dr. C. C. v. d. G-raft en dr. A. Beets bijeengebracht. Uit alle oorden waren ze gekomen, uit Fries land, Drente, Gelderland, Utrecht, in de meest mogelijke vormen, maar die alle hadden toch een bepaald type bewaard. We zonden ze in twee groote groepen verdeelen kunnen, de platte en de ronde. In beginsel waarschijnlijk wel een simpelen stok met een haantje of zwaantjeer boven op. maakte de versieringszucht er een prachtstuk van. met slingers van aaneengeregen rozijnen, doorpriemde vijgen, appelen en sinaasappelen, laurierblaadjes, knipsels en vlechten van kleurig papier, vlaggetjes, eieren van suiker en chocolade, eertijds mogelijk wel van echte eierenspecie, en eerlijk gezegd ze worden er niet mooier op. Een naluurtak, zooals die uit Weert afkom stig, met aan alle zijspruitsels een leuk kuiken gespietst zag er degelijker uit. Dat zelfs de veeren uit een heusche hanenstaart er bij te pas komen bewezen een paar inzendingen uit Nijmegen en Den Bosch. Die uit Den Bosch zelfs met fazantenhanenveeren ge tooid, was een waar prachtstuk, vol beladen niet fraaïgheden van koekbakkerskunst, en slechts evenaard en overtroii'en door een boom uit Hattem afkomstig, waar bovenaan een ronde broodkrans gelegenheid bood tal van heerlijkheden aan te hangen, terwijl natuurlijk de zwaan of haan inet zijn kroost op den rug het geheel bekroont. We kunnen ons bezwaarlijk voorstellen, dat de jeugd uiet een dergelijken boom kuierende, nog kracht over had, om van Hei koer ei" te zingen, maar mogelijk waren die zeer groote exempla ren, wel alleen voor huiselijk gebruik bestemd. Op hun is zeker wel van toepassing de variant van het bekende Palmpaaschlied : Palm, Palmpaschen De groote bennen de basen, Eikoekere, eikoekerei Mijn Palmpaasch isgrooter als jij. Eigenaardig is het te zien hoe die Palmpaschen met de voortbrengselen der bakkerskunst, waar een Uilenspiegel in zijn tijd jaloersch op geweest zou zijn, langzamerhand reeds gedegradeerd zijn tot het fabrikaat van snoepwinkeltjes, zooals een paar specimen uit Haarlem bewijzen, kleine nietige stokjes met een suikerbeestje in top en wat suikerroosjes n ornamentjes langs den staak. Maar naast deze stumpertjea zyn er krakelingen, vleehtjes, hanen en zwanen met hun kroost, soms in een krans gevat, die wonderen zijn van leuke samenstelling, en die vogels met hun krentenoog zij kijken zoo komisch en spiedend, met dezelfde eigenwijzigheid der boterlammetjea, taai-taai- en Sinterklaas-koek dieren in wier gezelschap zij een goed figuur zouden maken. En al moeten wij als kinderen der twintigste eeuw wel mee met de koekendeeg in niéuwe-richting" stijl, toch hebben deze uitingen der volksartisten niet minder hunne bekoring, en kunnen we het bejam meren, dat naast aloude gebruiken, naast volkseigen kleederdrachten, ook de Palm paschen gaan verdwijnen en hiermee die vermakelijke beesten met hun geheimzinnig verleden, die uitingen van bakkerskunst. Als nu over eenige jaren wellicht dit alles reeds uit het volksleven verdwenen is, dan zal de herinnering aan deze merkwaardige tentoonstelling, voor velen hoop ik nog leven dig genoeg zijn, om er anderen van te kun nen vertellen, terwijl historici er zeker stof genoeg voor hunne wetenschappelijke studie gevonden zullen hebben. K. W. P. DE VBIES Jr. Moderne Smeedwerken Onder de ambachten, die den werkman gelegenheid geven, zich kunstenaar te toonen, behoort ook dat van den smid. De smeden van voorheen wisten werken te vervaardigen die thans nog, na eeuwen, onze bewondering wekken, als wij die meesterstuk ken, door de vaardige hand van den maker alleen met behulp van den hamer uit het gloeiend gemaakte ijzer op het aanbeeld ge wrocht beschouwen en die sierlijke krullen, dat bevallig bladwerk, die geestige figuurtjes in al hun bijzonderheden bestudeeren. Het vak van den smid wordt nu niet meer geacht. Maar sinds Homerus hebben tal van dichters de gloeiende smidse en het helderklinkend aanbeeld bezongen. In de vroege middeleeuwen begint de bloei van het smidsvak, die duren bluft tot het einde van den tijd der gilden, omstreeks 1800. De oude smeden werkten hoofdzakelijk met hamers en tangen. Tot de veertiende eeuw was dit hun eenig gereedschap. Toen kwam ook plaatijzer in gebruik, hetwelk geklonken, gevijld, gegraveerd en geciseleerd werd. Dit plaatijzer vond evenwel meest voor sloten, hengsels en dergelijken toepassing, doch voor het overige bleef de smid bij zijn aanbeeld. Er behoort veel kunstvaardigheid toe, om een stuk ijzer alleen door slaan met een hamer een sierlijken vorm te geven. Slechts zeer weinig hedendaagsche smeden zijn daar toe in staat, omdat er, sinds 1840, een geheele verandering in het smidsvak is gekomen. Sinds dien tijd toch begonnen de fabrieken getrokken ijzer in verschillende profielen te leveren, waaruit spoorwegbruggen, overkap pingen en dergelijke vervaardigd werden, door de stukken met klinknagels aan elkander te bevestigen. Het vroegere smeden ver anderde dm in timmeren, met dit onderscheid, dat de timmerman hout en de smid ijzer gebruikte. Oorspronkelijk alleen voor utiliteitswerken toegepast, werd het aan elkander klinken van afzonderlijke stukken ijzer weldra ook voor versieringen algemeen. In dien stijl, waarvoor een smid uit den ouden tijd niets zou voelen, heeft de heer H. J. van Dijk, leeraar aan de Burgeravond school en de Ie Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus te Amsterdam gewerkt, toen hij Ontwerpen voor modern kunstsneedwerk" vervaardigde, die ten dienste van smeden, architecten, opzichters, bouwonder nemers en het ambachtsonderwijs" te Amster dam door de Wed. Ahrend en Zn. werden uitgegeven. Waarschijnlijk ziet de heer Van Dijk wel in, dat het vak van den smid in onzen tijd van den goeden weg is geraakt, docb be grijpt hij tevens, dat het voorloopig tot de onmogelijkheden behoort, dit vak weer in het juiste spoor te brengen. Immers de nijverheid, waarvoor de smeden het meeste werkzaam zijn en waaraan zij ook het meeste verdienen, verlangt geen smeed werk meer in den ouden zin. Een smid die goed aan de bank kan werken, die met vijl en beitel wel weet om te gaan, die de hedendaagsche werktuigen kan gebruiken, is van meer nut dan een, die alteen niet een hamer een stuk ijzer op het aanbeeld kan fatsoeneeren. En wanneer men af en toe nog eens iemand vindt, die deze laatste kunst verstaat, dan weigert men hem zooveel te betalen, als van den langen duur van het werk nu eenmaal onafscheidelijk is. Gauw en voor weinig geld, anders wordt in onze dag^n niet begeerd. De heer Van Dijk heeft dit bij zijn ont werpen in het oog gehouden. Zijn paneel vullingen, balkonhekken, trapleuningen, inrijhekken, deurbeslagen, muurankers, uithang borden, beltrekkers en dergelijken maken heel wat vertoon, ofschoon de eigenlijke smidskunst er niet bij te pas behoeft te komen. Wie ijzer omzetten, vijlen, hakken en klinken kan, zal van de meeste ontwerpen al aardig wat terecht kunnen brengen. En verstaat hy daarenboven de niet moeilijke kunst, om vierkant ijzer plat uit te smeden en plaatijzer te drijven, dan kan hij al de ontwerpen uitvoeren. Doch wie mooi smeedwerk wil zien, zal naar deze moderne scheppingen niet gaan kijken. Die gaat liever naar Neurenberg, bijvoorbeeld. Daar wordt de Schone Brunnen" door een hek omgeven, dat in de 16e eeuw door Paul Kühne uit Augsburg is gesmeed. De grond gedachte is hoogst eenvoudig, niets dan door elkaar gesmeede staven van vierkant ijzer, in de eene richting op hun kact, in andere richting op hun plat. Over dit geraamte zijn festoenen en figuren gewerkt, die aan het geheel een buitengewoon rijk aanzien geven, terwijl ook d« bekroning, uit kunstig gesmeede bloemen bestaande daartoe nog bijdraagt. Ook in de Nederlanden stond voorheen de smidskunst in hooge eere. Nog tot voor weinig jaren kon menig proefstuk, in den vorm van een uithangteeken aan de smidswerkplaats bevestigd, hiervan blijk geven. Die proefstukken zijn echter nu verdwenen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl