De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 15 april pagina 8

15 april 1906 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WE EK BLAD VOOR NEDERLAND. . 1503 Vooral de smid moet nooit uit het oog verliezen, dat elk materiaal zyn eigen stijl heeft en dat, wat in hout of steen gemaakt, goed staat, in jjzer uitgevoerd niet voldoet. De oude meesters hebben dit wel eens ver geten, maar hun groote kunstvaardigheid maakt, dat men hun veel vergeeft. ' Bjj smeedwerk komt het voornamelijk op de zuiverheid der ly'nen aan. Al is het orna ment ook nog zoo kunstig, als aan het beloop der hoofdlijnen wat hapert, dan zal het werk stuk toch niet bevredigen. De vijl moet slechts bij uitzondering ge bruikt worden en men trachte zoowel schroe ven als klinken te vermijden. Het is een dwaling, dat slechts wat glad en gelikt is, fraai kan zyn. De hamerslagen geven aan smeedwerk het eigenlijk cachet. Hopen wij, dat de heer Van Dijk zooveel succes met zijn voorbeelden behaalt, dat hij daardoor aangemoedigd wordt, een tweede reeks van voorbeelden te geven, waarbij meer in den trant van vroeger is gewerkt. A. W. WEISSMAN. ?* Nog eens het teekenonderwjjs. De belangstelling in de téekenreform blijft in onderwijskringen onverminderd voort duren en het is mij daarom aangenaam naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer Van Breemen in nr. 1499 nog eens terug te komen op mijn opstel in nr. 1495. Zoolang ons teekenonderwijs niet op den rechten weg is, dwalen wij. De reform voert ons gelukkig op 't goede pad, maar wij zijn nog niet in staat voort te gaan, zonder links of rechts af te wijken. Dat zal echter wel beter worden. Nu schreef ik, dat onder het heerschend wandplaten-systeem, de lesgever weinig meer is dan een automaat; ons onderwijs er heelemaal niet in slaagt vaardigheid in het natuurteekenen aan te brengen, en den smaak te vormen en dat we een anderen kant uitmoeten, zoodat het wandplatenstelsel van de baan raakt." Na zulke verklaringen schijnt het voor den heer Van Breemen nog noodig, dat door mij apart gezegd wordt, hoe ik de oude richting een dwaalweg acht. Me dunkt, dat hij de koek wat al te fijn gesneden wil hebben. Verder stelt hij het voor of ik alle reformers hier te lande over n kam scheer, hen onbekwaam acht en de Nederlandsche Vereeniging voor Teekenonderwijs in hun plaats aan 't werk wil hebben voor de nood zakelijke hervorming. Dat is echter geen be hoorlijke weergave van 't geen ik gezegd heb. Ik schreef: Het weten en het kunnen der reformers is meest te gering. Ik wil niet zeggen, dat er onder hen geen voor komen, die aan hooge eischen voldoen, maar hun aantal is ver in de minderheid." Met welk recht mag de heer Van Breemen het nu voorstellen of ik alle huidige refor mers ongeschikt acht en door mannen van de N. V. v. T. wil vervangen ? Ik spreek op een andere plaats van heele en halve leeken" en nu doet de heer Van Breemen .of ik hem en alle andere hervormers daar onder rangschik. Pardon, dat heb ik niet gedaan ; ik heb met voorbeelden aangetoond, dat er zulken zijn. Mijnentwege kon hij zich rekenen bij hen, die aan hooge eischen voldoen" en dan kan hij die verdediging van die heele en halve leeken, die bij alle nieuws applaudisseeren, en door mij zijn aangevallen, aan henzelf overlaten. Hoe hy het hierhalen van Miss Hiinter nog kan waardeeren, begrijp ik niet. Hij, die als ik, haar lessen meemaakte, weet ook, dat haar cursisten bij de bespreking van 't door haar behandelde, daarin niet vol doende, stof vonden voor het vaststellen van conclusie's, die van dienst konden zijn bij de verdere hervorming van 't teeken onderwijs. Zoo gering was dus het positief resultaat van tijd, moeite en geld, aan Miss Hunter en haar lessen besteed. En ik blijf er bij, dat deskundige reformers ons de heele Miss Hun ter-geschiedenis zouden bespaard Hebben. "Wie dat met mij eens is, zal wel willen toegeven, dat we Zeefcew-reformers hebben. Om door een voorbeeld aan te toonen, dat bij de zoekers naar nieuwe banen en bjj belangstellende onderwijzers de smaak onvoldoende ontwikkeld is", vertel ik van de quasi-versierde moppen des heeren Mul ler. De heer v. B. en velen met hem schij nen te meenen, dat dergelijk werk kan helpen om den smaak van den leerling te helpen vormen. Over deze kwestie is veel te zeggen en ik behoud mij voor, er in een vakblad op terug te komen. Nij zij opge merkt, dat de orneering van deze kaften met naturalistische bloemtakjes even valsch en leelijk is, als de mooimakerij daarmee van geëmailleerde koffiekannen of fornuis kachels. Het dunkt mij ondoenlijk dit voor iemand, die dat niet direct voelt, in weinig woorden te beredeneeren. En daar leelijke dingen niet kunnen dienen om den smaak te helpen vormen, tenzij in bijzondere gevallen als afkeurenswaardig voorbeeld, mag *men nooit toelaten, dat leerlingen leelijke dingen maken. Laat men het toch doen, zooals hier 't geval was, dan blijkt daaruit, dat zuiver begrip van deco ratieve kunst bij den lesgever hier absent was, ook met het oog hierop schreef ik, dat hij, die mee de stof en de middelen wil aanwijzen om den schoonheidszin van het kind op te wekken en te ontwikkelen, zelf het schoone in natuur en kunst moet kennen, effectbejag van zuiverheid, den schijn van het zijn moet kunnen onder scheiden. En daarop liet ik den zin volgen, die door den heer v. B. zoo netjes uit zijn ver band is gelicht, om mij te laten zeggen, dat allen reformers van heden zwijgen, of op zijn minst bescheidenheid past, n.I. de zin: Wie niet aan genoemde eischen vol doet, moet bij de belangrijkste vragen der reform zwijgen; voor het minst past hem bescheidenheid." Mij dunkt, dat hiermede het woord on nauwkeurigheden," dat de heer v. B. voor enkele punten uit mijn artikel gebruikt, naar hem terugkeert. Intusschen wil ik niet nalaten op deze plaats op te merken, dat de teekenles wel degelijk kan dienen om den leerlingen zuivere ornamentatie, kunstenaarswerk, te leeren begrijpen en, waardeeren en zoo mede hun smaak vormen. Maar dan moet een andere weg ingeslagen worden dan die der heeren Muller en Van Breemen en helaas hoeveel percent van onze teekenles gevers kennen dien? Een algemeen week blad laat echter niet toe hier verder op in te gaan. "Wat verder de heer v. B. vertelt om aan te toonen, dat ons teekenonderwijs vroeger reeds veel aan den vreemde heeft ontleend, is niets nieuws. Er blijkfr bovendien vol strekt niet uit, dat we nu weer moeten importeeren. Ik schreef Rustige bezinning is eerst noodig en dan dient pas bij anderen gekeken, of daar wat te leeren is." Mijn vergelijking van de werkwijze der reformers, die 't maar dadelijk van vreemden willen hebben met die van een afkijkenden schooljongen, handhaaf ik dan ook gerust. Zij werd in 't algemeen uitgesproken, zonder vier heeren in't bijzonder te bedoelen. Als 't kan wil ik de zaken liefst in 't groot doen, dan hebben we meer kans op winst. Er moeten heel wat kwestie's onder de oogen worden gezien, voor men meteenige stelligheid kan zeggen, dat het teeken onderwijs van zijn dwaalwegen is. Ik wil er een paar opnoemen. De hervorming van het teekenonderwijs op de lagere scholen behoort al of niet ge paard te gaan met hervorming op de middel bare scholen. Hoe komen we zoo noodig tot samen werking tusschen L. O. en M. O. Moet het teekenonderwijs al of niet rekening houden met dat op vakscholen en ambachtsscholen. Zoo ja, welk teekenonder wijs zal de L. 8. dan moeten geven in verband met volgende vakopleiding. In hoeverre kan het zoogenaamd ont werpen" leerstof zijn voor de teekenles. Hoe kan de teekenles liefde wekken voor handenarbeid, die met haar verbonden is, d. w. z. met vlechten, plakken, knoopen, boetseeren, houtsnijden, vrouwelijke hand werken. En is zulke combinatie op de 1. s. mogelijk of gewenscht. Hoe kan het teekenonderwijs lust en waardeering wekken voor het ambacht, de kunstnijverheid en haar produkten. "Waarin moet de esthetische opvoeding der jeugd bestaan en welk aandeel komt daarin voor de teekenles. Al deze onderwerpen kunnen voorwerp zijn van vruchtbare bespreking en dan is het volstrekt niet noodig, daarbij direct over de grenzen te zien. Hadden wij zoo alge meen inzicht verworven, dan zouden we met te meer vrucht profiteeren van wat 't bui tenland ons leeren kan. Nu hebben Ame rika en Duitschland slechts bij enkelen 't inzicht verhelderd, maar bij de massa slechts verwarring gesticht. Zijn we zoover gevorderd, dan zullen we ook te meer succes hebben van proeven, die we nemen. Of nu de heer v. B. met zijn jongens van de lagere school en ik met de mijne van de kweekschool en een derde elders op een H. B. S. wat nieuws zoekt te probeeren, ,haalt in 't algemeen maar wei nig uit. Daarom nog eens, de beste teeken onderwijzers moeten samen aan 't werk, samen ieen oordeel trachten te vormen en in de nieuwe richting werken in gezamelijk overleg en onder wederzijdsche controle. j)e stoot tot zulke samenwerking, zulke eenheid, kan het best uitgaan van een vaklichaam, in dit geval de N. V. v. T. Weet iemand een beter centrum voor de reform ten on zent, dat hij 't noeme. 17 April houdt de N. V. v. T. haar Jaar vergadering. Zij heeft de plicht haar roe ping te dienen: het middelpunt van het teekenonderwijs in Nederland te zijn. Wij hopen daarom, dat zij dan groot en goed werk zal doen. Haarlem, Mrt 1906. F. DB GRAAF. Brieven uit Nieuw Nederland. Oud-Nieuw Amsterdam, den 9n van Lentemaand 1906. Henry George Jr.'s Merkwaardig boek: ^Dreigende Bevoorrechting". Sedert enkele weken heeft een nieuw boek van Henry George Jr. in hooge mate de aandacht getrokken niet alleen van de Amerikaansche, maar ook van de Europeesche pers. Al moge de zoon van den grooten Henry George niet zulk een grooten invloed bezitten als wijlen zijn veelgeprezen vader, zijne geschriften worden steeds met de grootste belangstelling ontvangen en aan de door hem verkondigde inzichten wordt buitengewone waarde gehecht. Zelfs tot na den burgeroorlog van 1861 '65, toen een tijdperk intrad van nieuwen bloei voor den handel en de nij verheid der hereenigde staten-unie, mocht er met recht gesproken worden van een algemeenen Amerikaanschen demokratischen geest. A lle Amerikanen, met uitzondering wellicht van sommige bewoners der zuidelijke staten huldigden in allerlei opzichten eenvoud, degelijkheid en gelijkheid. Destijds was men zich nog niet ten volle bewust van den economischen rijkdom van het land, welke nauwelijks tot eenige ont wikkeling was gebracht. Elkeen werkte, maar daarbij was de drijfveer evenmin, dat men door nood gedrongen werd, als dat men door heerschzucht, hebzucht of begeerte, om op den voorgrond te treden, werd geleid. Maar er bestond neiging tot werken, omdat men zich kon verzekerd houden, door beleid, ondernemingslust, ijver en spaarzaamheid toetepassen, zijn arbeid beloond te zien. Een goedmoedige wedijveren aannemelijke geestdrift was daarvan het gevolg. Hoewel er toen nog een drietal staten zekere mate van welstand voor kiesgerechtigden vorder den, mocht het stemrecht als het ware reeds algemeen heeten, waarin men Europa ver vooruit was. Plaatselijk zelfbestuur werd op zulk eene wijze in de afzonderlijke staten nagestreefd, dat velen zulks stuitend achtten voor het nationaal gevoel. Centraliseerendeneigingen werden geweerd, waar het de betrekkingen gold der staten ten opzichte van de bondsregeering, zoowel als het afzonderlijk be wind door leden der Unie binnen eigen grenzen uitgeoefend. Machtige fortuinen waren evenmin bekend als nijpende armoede. In het bijzonder in het noorden mocht men zich met reden verhoovaardigen op de heerschende vrijheid en gelijkheid. Deze idealen, verbonden aan den waren republikein schen geest had men alleen gemist in het zuiden, waar slavernij, gepaard aan de aristokratische neigingen der slavenhoudende planters, die betrekke lijk vermogend mochten heeten, het republikeinsche gevoel afbreuk deed. Alleen van die zijde kon men destijds de republiek bedreigd achten door eene bevoorrechte partij. Tijdens het koloniale tijdperk had zich, niet zoozeer in Nieuw Engeland als in v.m. Nieuw Nederland en verder zuidwaarts de individueelen grondeigendom bepaald tot weinige bezitters, meerendeel het aristo kratische element uitmakende. Daarin werd verandering gebracht door den onafhanke lijkheidsoorlog (1775?'83), welke naasteen politieke vooral eene soeiale beteekenis heeft gehad. Het was de triomf van de demokratische over de aristokratische partij, die de koloniën tot den oorlog had doen over gaan; de aristokratische Tories verlangden geene afscheiding van Engeland, nog min der een nieuw politiek experiment, waaraan de onafhankelijkheidsverklaring ten grond slag lag. Wij mogen niet nalaten er op te wijzen, hoe de kolonisten van Nederlandschen oorsprong zich a. h. w. eenparig bij de revolutionaire beweging aansloten. Het succes dezer laatste leidde tot eene zege over de bevoorrechte klasse, voorna melijk van Britschen stam, welke daarop grootendeeels uitweek, naar Canada, West Indiëof de Oude Wereld. Hoewel de dreigende bevoorrechting toen was afgewend, was die nog niet vernietigd. Opnieuw deed zij zich voor in de dagen, toen de samenstelling der constitutie aan de orde was, toen o.a. een geniaal politicus als Alexander Hamilton van aristokratische, ja zelfs van monarchale neigingen werd beticht, nadat hij het permanent verbond tusschen de Staten had tot stand gebracht. De noordoostelijke Staten waren snel beko men van de ontberingen tijdens den oorlog, vooral doordat de kooplieden door den handel op West-Indiëen de Oude Wereld voordeelige zaken maakten. De demokratische geest leed daardoor merkbaar en de toenmalige Federalistische partij stond bui ten kijf economische bevoorrechting en klassenonderscheid voor, als voorheen de Tories. Toen kwam de demokratische be volking van pioniers ten westen van het Alleghany-Gebergte voor de idealen van gelijkheid op. Van die zijde werden die beginselen, gepaard aan een onwrikbaar geloof in nationalisme beslist op den voor grond gebracht in den oorlog tegen Enge land in de jaren 1812 tot 1815. Aldus had de republikeinsche demokra tische geest, door De Tocqueville zoozeer geprezen, reeds driemalen de dreigende bevoorrechting weten te bezweren. Met de Tories, waren de erfelijke privilegiën der aristokratie naar elders verwezen; de handelsaristokratie van Nieuw Engeland, be lichaamd in de Federalistische partij, had het onderspit gedolven; eindelijk deed de burgeroorlog de plantage-oligarchie der zui delijke Staten te niet. Heden ten dage heeft eene zeer kleine minderheid van Amerika's bevolking van pl.m. 85.000.000 zielen de overgroote meer derheid van Amerika's kapitaal in handen. Uit verschillende statistieken en onlangs verschenen verhandelingen valt op temaken, dat meer dan de helft van het nationaal vermogen in bezit is van eorporatiën en dat meer dan de helft der bevolking voor hun levensonderhoud rechtstreeks afhan kelijk is van die eorporatiën. In John Moody's Waarheden omtrent Trusts" wordt aangetoond, dat 440 trusts, een kapitaal ver tegenwoordigende van ruim $ 20.000.000.000, door betrekkelijk zeer weinige personen worden vertegenwoordigd. In The World's Work" van 1903 is er op gewezen, dat 24 personen uit den Board of' Directors" der United States Steel Corporation" recht streeks of middellijk \i der geschatte waarde van het gansche nationale vermogen ver tegenwoordigden. Toen Thomas Shearman in 1889 had be vonden, dat nog geen 250,000 personen inderdaad de Vereenigde Staten van NoordAmerika in bezit hadden, voorspelde hij, dat binnen 30 jaren daarna minder dan 50,000 personen dat bezit zouden deelen. Zonder te veel gewicht te willen hechten aan een dier schattingen, dient men toe te geven, dat hier te lande thans eene eenK U N S T-A M B A C H T F* J. W. DE GRAAFF OUDEN ENGWEG 18 TE HILVERSUM. MEUBELEN J. J. BIESING, Kunsthandel» R-ORA.VENHA.GE, lidtrnt Schilderij», Aquarellen ?? flravnris. Deensche Kunst. Groote collectie van Kunstvoorwerpen uit de onderstaande fabrieken: Koninklijke Porceleinfabriek, Faiencefabriek Aluminia", Terralit" Fabrieken, Koninkl. Hof Terracotta Fabriek P. Ipsens XSnke, alle te Kopenhagen. Onze kunstzalen zijn dagelijks geopend van g?5. CHABOT & ALBERS, Interc. Telefoon 6519. Singel 164. Panorama Amsterdam, Plantage in de Mtttnstzaat. Tentoonstelling van origlneele Teekeningen van de Simplicissimus. Toegang -vrij. MODERNE MEUBILEERING APARTE MODELLEN ,*»«.. ontwerpen, eigen fabrikaat, bij onze ensembles wordt ?steeds op artistiek* kleur en combinatie gelet. Billijke prijzen. ??- -t-+~*--t~+-+-+-+~+Stalen en Teekeningen op aanvrage. Levering franco met garantie. *- ?+Vraagt ome speciale prijscourant voor Kantoor-Meubelen. PHOENIX /leubileer-lnrichtfng 234Spuistraat,76Damrak, Amsterdam AmSTERDAm AARDEWERK h TEGELS NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP ZEISTER FABRIEK - -VAN- KOPERV/ERKEN 2 MINUTEN VAN STATION DKIBBERaEN MODERN EN - ANTIEK KOPERWERK GIETERIJ VOOR FIJN KOPER EN BRONS BEEüDEN, VASEN ,». JAKDINIÈRE8 TKQKLSCHHDERIJBN ENZ. MUSEUM GBIBAXTI, ROKIN 96, (StOlt t&UJ, AMSTERDAM. Toegang T r ij. Alpin. Kuist- en KistnprMMaiiJel Sierkunst". IV. Spieg-elstraat 33. Aardewerk, Koperwerk, Batik en Borduurwerk. Schilderijen, Lithografleën. Antiquiteiten. Beeldhouwwerk. RüDOLF EL10N & Co. OP KOPER EN ZINfS. 6EB°W?PELIX MERITIS" KEIZER5GRACHT32<f TEL. 2ÖO7 Js. VAN G1NKEL -^ = £A -lii JL f& A i n?r.. FABRIKANT VAN KUNST-KOPER WERKEN IN OUD-HOLLANDSCHE MODERNE- EN ANDERE STIJLEN MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS AMSTERDAM. RpTTEWDAM. .UTRECHT. BLOEMGRACHT// DELFTSCHE5TRHAT6I BIlTSTRIfAT 30

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl