Historisch Archief 1877-1940
fi*. 1504
DE AMSTERDAMMER
A°. 1906.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
nummer bevat een bijvoegsel.
O zo. d. e r redactie van. CT. IDE ICO O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . . . . . f 1.50, fr. p. post f 1.05
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dei Capucinea tegenover het Grand Café, te Parij».
Zondag 22 April.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces nit DuitscUand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm»
RUDOLF MOSSE t« Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE E.\ VAN NABIJ: Een
gevaarlijke overwinning. De Russische
leening, door mr. II. Wiessing. Korps
Mariniers, (Ingez,), door X. FEUILLETON:
Sigrid Storrada, II, (slot), door Selma
Lagerlof, vertaald door M. v. O. KUNST EX
LETTEREN : J3et land van Rubens, door
Lode Baekelmans. Vertaalde romans, door
t. C. VOOK DAMES: Voor de heeren, I,
door Mme Flirt. ? Een opwekkend verslas,
door S. ALLERLEI, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans. Het
Kembrandt feest en de Berabrandt-uitgave,
I, door W. Steenhoff. Oud-Amsterdain,
(met af b.), door J. H. K. Pulchri
Studioleden, deor Piasschaert. Jan Zurcher
(O!denzeel, Rotterdam), door Piasschaert. ?
Penteehening van H. G. Ibels.?Eennieuwe
poging, door Reyne. Het Fries in Neder
land, door J. B. Schepers. Veilingen, (met
afb.), door W. S. FINANCIEELE ES
O ECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. Brieven uit Nieuw-Nederland, door
A. E. M. teLaer. Filosofo-fldeele beschou
wingen, van prof. Hans Nar.
DAV1RUBRIEK. SCHAAKSPEL. _ ADVERTEN
TIËN.
?HMIIIItMIlIIIMIIIHHIIMIIIIillHlliiiilMHIIIilllillinilimillll
Een gevaarlgke overwinning.
Het nu gehouden Congres der S. D. A. P.
werd met niet minder belangstelling te
gemoet gezien, en was ook inderdaad
niet minder belangrijk, dan het
pinkstercongres 1903, volgende op de stakings
dagen.
In 1903 was het na een hier en daar
scherp debat het sluiten van den vrede,
met een apotheose van de vriendschap
aan het slot. Men zal zich herinneren,
_dat onder luid gejubel Troelstra en Gor
ter, twee mannen van uiteenloopende
taktiek, op het podium elkander de hand
drukten, als een symbool van eendracht
der zielen bij tweedracht der geesten.
Thans, bijna drie jaar later, hebben
de tegenstanders het niet tot zulk een
verbroederingsvertooning gebracht.
Na de aanneming der motie, die
Troelstra's meening belichaamde, waarin
den vrienden van de Nieitire Tijd werd
verweten de leidende tactici der partij
stelselmatig te denigreeren, kon er dan
ook moeilijk van eenige hartelijkheid
der minderheid jegens do meerderheid
sprake zijn daarvoor was de slag te
hard geweest, de wonde te diep.
Troelstra heeft zich met de zijnen echt
gewroken en na de wraak zou een
handdruk op het podium te veel van
huichelarij hebben gehad. In 190H, het
stakingsjaar, toen de beweging tegen
Troelstra scheen gericht, was het einde
van den strijd een geheel ander. In
ean niets zeggende,
allerdubbelzinhigste motie, vatte men vóór en tégen
samen, zoodat er geen verslagene behoefde
te zijn. Wel sprak ook nu Troelstra, aan
het slot van zijn pleidooi, de hoop uit,
dat hij weldra Van der Groes weer als
vriend de hand zou mogen drukken
maar dat ne motie-woordje: stelselmatig,
sluit, d. o. voor een gevoelig mensch,
den snellen groei der toeschietelijkheid uit.
Hoe dit zij, het komt ons voor, dat,
al ware er door de congres-actie niet de
grondslag gelegd voor een feilen strijd in
den boezem der partij zelve inoge die
vooreerst zich ook minder dreigend open
baren,?er in het aannemen der
allesbeheerschende motie een gevaar steekt,
voor de gezonde ontwikkeling der sociaal
democratie ten onzent van veel meer
beteekenis, dan het misschien behaalde
tijdelijk voordeel eener door druk en drang
verworven eenheid.
De motie luidt in haar geheel:
Overwegende dat ginds eenige jaren in
? de partij het verschijnsel te conatateeren
. valt, dat stelsel matig op zekere partijgenooten
het stempel van beginselzwakheid,
opportu? uisme, revisionisme enz. wordt gedrukt door
andere partijgenooten, die meenen in het
bijzonder bevoegd en verplicht te zijn om
. de partij te bewaren van verwatering", af
wijking van de door het beginsel voorge
schreven lijn enz.
Dat dit verschijnsel van de andere zijde
tegenstand heeft uitgelokt, die zich uit in
e7en grievende qualificaties tegen de bedoelde
.partijgenooten :
dat ten gevolge daarvan de eenheid der
partij noodwendig in gevaar moet worden
gebracht,
betreurt dit misbruik van (Je vrijheid van
critief:, welke vrijheid in onze partij boren eiken
twijfel verheven staat,
en legt aan alle parlijgenooten den plicht op
om die critiek te houden binnen dusdanige
perken, dat de parlijgenoolen elkanders waar
digheid en de eenheid der partij hooghouden, 1)
en gaat over tot de orde van den dag".
Nu spreekt het, dunkt ons, y«n zelf,
dat, zal de vrijheid van kritiek boven
eiken twijfel verheven staan, en mag men
toch den partijgenooten tot plicht stellen
zóó te kritiseeren, dat de partijgenooten
elkanders waardigheid en de eenheid
der partij hooghouden de partijge
nooten inderdaad waardigheid dienen te
bezitten en de eenheid der partij
onomstootelijk voor ieder moet vaststaan. Zija
deze beide voorwaarden niet of slechts
ten deele vervuld, dan gaat men, ook
na de heerlijkste motie over, niet tot de
orde, maar tot de wanorde van den dag.
Immers welke bron van wanorde zou
nog gevaarlijker op den duur kunnen
zijn dan een kritiek, die op twee zoo
voorname punten, als een gemuilbande
zich moet vertoonen; een krities, die alles
mag onderzoeken, alleen maar het
kritiekste niet; een kritiek bij meerderheid van
stemmen tot onoprechtheid gedoemd ?
En zoo missen wij voor ons gevoel in
deze motie het moreel besef. Een zwak
heid ti'ouwens, die wij zoo dikwijls do
S. D. A. P. als politieke partij tot een
fout meenden te moeten aanrekenen.
Juist van de waardigheid der partijge
nooten in het algemeen hebben wij op
politieke momenten zoo weinig gemerkt.
Daar donken wij b.v. aan de stakings
geschiedenis en het daarop gevolgd con
gres, waarover wij o. m. schreven:
Wat heeft men nu ter verdediging kunnen
en moeten bijbrengen. Men leest het ia
Troelstra's woorden :
De critici van thans hebben niet van te,
voren gewaarschuwd. f'orlaijn waarschuwde toen
wij eenmaal meegingen, dus te laat. Tak echter
bij», heeft, vóór het besluit viel, niet» van zich
doen hooren. Meedoen icas ome /iroletarische
plicht.
Ons beftaan als arbeiderspartij was er mee
gemoeid, niet om de arbeiders te vriend te hovden
of uit lafheid, maai' om onzen plicht de arbeiders
te dienen,
WaarscJiuwingen zouden niets hebben gebaat
er zou zijn gezegd en met alle recht: gij vreest
om bij de burgerij in een slecht lic it te komen:
gij zijl parlementairen en vreest, als
renrcrolutionnaire daad woult vereischt, u met de arbeiders
te encanailleertn. Al en invloed zouden ui j hebben
verloren, terecht zon ons zijn vervelen: gij heul
ons in den steek yclalen. Hij groole (tclie is onze
plicht de organisatoren en agitatoren te leveren.
Waren wij er buiten gebleven, de arbeiders
waren evengoed in den tlrijd gegaan, maar
zonder de hulp vnn on:e kracliten en de neder
laag zou nog v e e C groole.r geweest zijn; de ch-^le
nen zouden hebben <;e~«jd : ivat is de arbeiders
beweging in Nederland, de sociaal-democraten
doen niet eens mei u mee." "
Kan het duidelijker gezegd worden, ver
volgden wij, zelfs het slechtste middel is ons
goed, als wij onze partij er maar mee ver
sterken, of er door redden kunnen. Bij groote
actie, ook al zien wij in dat die actie een
ruïne moet worden voor velen, en ingaat
tegen onze overtuiging, willen wij agitatoren
en organisatoren zijn. Waar d9brand inslaat
doen wij dienst als blaasbalg.
Ah, welk een opvatting van plicht en
belang!
Waarlijk. Zulk een mengeling van
kleinzielige vrees en partij-egoisme zijn niet de
eigenschappen van den ruan, die te midden
en tegenover de zijnen spreekt:
Hier sta ik, ik kan niet anders."
Waar was op dien dag de waardig
heid ? Bij Tak c. s., die in een motie
om. personen te sparen de waarheid
verduisterde? Neen, op den congresdag
zelf, waren het alleen Gerhard en
Fortuyn, die de daden van het partijbestuur
wilden doen afkeuren - terwijl v. d. Goes,
Gorter en Mevr. Rol and Holst, geen
verwijt kon troffen, waar zij met de
Bussumsche motie een standpunt inna
men een standpunt hun niet door ons
benijd ? waarop verdediging van het
gebeurde voor hcu mogelijk was.
Wie durft er na de
stakingsgeschiedcnis, een geschiedenis zoo vol laf'hartig
heid en onmenschtievendheid . . . nog zoo
maar van de waardigheid spreken aller
partijgenootcii, als ware dit kleinood te
kostbaar voor kritiek'? Ken waardigheid
van zoo velen alleen hoog te houden"
door ze op te kammen" als een kuif.
En wil men een ander geval tot lee
ring ? Men hcrinnere zich nog maar de
kiesrechtmotie op het Paaschcongrcs
van 19Ü5, en het gebruik daarvan ge
maakt. De partij zou alleen voorstan
ders van algemeen stemrecht bij her
stemmingen steunen. De verkiezing zou
nu eens echt S.-ü. principieel zijn. Reeds
den eersten dag na het congres gooit
Tak dit besluit omver. Even later zet hij
het als partijgenoot" weer overeind, en
verheugt" hij zich, dat hij dit doen
1) Wij cursiveeren.
moet! om bij het nadereq der herstem
ming het opnieuw een trap te geven,
en met de heele partij anti-kuyperiaansch,
in plaats van sociaal-democratisch, te
stemmen; na de kerkelijken die dit hadden
zien aankomen, voor aartslcugenaars te
hebben uitgemaakt? Wat waren in dit
geval de waarheid en de waardigheid?
Sociaal democraten werkelijk met
dit principieel-comjresbesluit ingenomen,
gaven hun alleszins gerechtvaardigden
afkeer van zulk een handelwijze te
kennen. Sommigen op zeer krasse wijs.
Het is niet noodig den geheelen strijd
nog eens na te gaan; alleen willen wij
de vraag stellen: hoe zou men kunnen
vorderen van eenige partij, dat zij, waar
het bestuur een
prineipieel-congresbesluit cynisch den nek omdraait, in haar
kritiek niet raken zal aan do waardig
heid" van personen ? Terwijl ook hier
weder, even als bij de stakingsgeschie
denis en de daarop gevolgde bespreking,
de afwezigheid van oprechtheid te
constateeren valt; aangezien, zoo er al op
het congres enkele leden geweest mogen
zijn, die meenden, dat men aan de motie
een uitleg zou mogen geven vierkant
tegenovergesteld aan de gebezigde woor
den, er weder niemand hunner is opge
staan om de vergaderden te waarschuwen
eu in te lichten. Een motie dus als een
muizen val! Een houding dor leiders, op
een zoo belangrijk punt, als dreven zij
met eigen waardigheid den
spot
Eu zoo hebben wij nu weer een voor
beeld met de geschiedenis van het
arbeidscontract. Dat er sociaal-democraten
zijn, die het ontwerp principieel onaan
nemelijk vinden, zal wel niemand bij
zonder verbazen; en in de Kamer zouden
zij dan ook althans n der hunnen hebben
gehad, die op dat standpunt zich plaatste,
hadde Tak maar iets steviger op zijn
beenen gestaan. Edoch, waar Tak nog
maar van zwakheid blijk gaf - gooide,
naar wij meenen, Troelstra eigen waar
digheid te grabbel ? nu hij, de eerste
aller leiders, zich kennen deed als de
man, die de agitatie tegen het wetsont
werp afkeurende, zijn partij op den ver
keerden weg liet voortgaan. Wakende
voor do eer van zijn partij, ook de eer
Jer kamerfractie, waartoe 'Pak behoorde,
heeft de/e held alweer gezwegen ...hij
was niet wol....
Wat wij hier schreven, heeft geen
anderen dienst te doen dun duidelijk te
maken, wat wij bedoelen, wanneer wij
verzekeren, dat wc do waardigheid der
sociaal-democratische politieke leidslied^n,
maar moeilijk hooger kunnen schatten
dan die der leidsliedeii van andere poli
tieke partijen: daar men telkens getroffen
wordt door hun gebrek aan zedelij ken
moed, aan waarheidsliefde en oprecht
heid. En dit is zeer verklaarbaar, daar de
elementen, waarmee zij politiek hebben
te drijven, velerlei bij zondere bc werking
noodig hebben, om ze te brengen in
bruikbaren staat. En nu dit zoo is heeft de
ten onzent langzaam opkomende, veel
drijfkracht vorderende partij, voor wie
de politiek eu taktiek het groote middel
schijnt om zich wat sneller op te werken,
meer nog dan eenige andere het tegen
wicht van principe en moraliteit noodig,
ten einde niet op al to jammerlijke wijs
een karikatuur te worden van haar eigen
beeld, door Mevr. Roland Holst aldus
geteekend:
De sociaaldemokratie heeft het ongelooflijk
geachte volbracht van in de politiek weer
moraliteit in t« voeren. Daarmee heeft zij
het aanschijn veranderd van het openbare
leven. In die sfeer rol onreinheid, eigenbe
lang en bedrog, langen tijd als de pest ge
meden door alle fijngevoeligen en
edeldenkenden, alle oprechtenat uren, allekunstenaars
kunnen wij ons wagen, diep er in door
dringen, wonen en verblijven, en ernit komen
ongerept /ooals ziektekiemen geen macht
over een kerngezond lichaam, hebben do
verderfelijke bacillen der politieke korruptie
het niet op het zuiver gestel der sociaal
demokratie."
Wanneer zij dit geschreven heeft, laat
zij er het was naar aanleiding van
de herstemming-motie op volgen:
Maar . . . immuun, voor besmetting ge
vrijwaard, aijn wij alleen zoolang wij blijven
vasthouden aan ons beginsel, d. w. ?,. tiet
door onze daden dienen, illustreeren, ver
kondigen en bevestigen. Laten wij het los,
om welke reden ook, (er wille van kleine
tijdelijke voordeelen voor de arbeiders, of in
twijfel verward, of duor valsche gevoelens,
taaie vooroordeelen, hartstochten en aan
driften bevangen dan is het gedaan met
onze ongereptheid en onze kracht lijdt schade.
Dan vervallen wij in den oorsprong der
jammerlijkheid van andere partijen: in de
tweedracht tusschen woord en daad. Dan ver
loochenen wij handelend wat ouze monden
bekennen: niet langer ontspringt de daad
uit het ^beginsel, maar dit moet worden ge
plooid en verbogen om zich aan de daad
aan te passen. Wij behouden dan niet langer
in het politiek gebied van onzen tij i een
stuk terrein vrij van al bet burgerlijk onkruid
en giftig gen-as. Wij hebben van onze tegen
standers overgenomen wat wij het meest in
hen haten en verachten: hun onoprechtheid,
en missen het zedelijk recht in hen te laken
waar wij ons zelven aan schuldig maken.
Gulden woorden, die wij indertijd met
bijzonder welgevallen hebben gelezen,
al zijn onze beginselen nu juist niet de
soci aal-dem ocratische.
Beginselliefde en moraliteit zijn te
samen, als een organische eenheid ver
bonden, de kracht van elke partij. Waar
deze verflauwen, wijst het compas on
zuiver, loopt men vioeg of laat op
klip of strand. De voorbeelden van dit
noodlottig varen zijn bekend. En hier
zien wij het gevaarlijke der overwinning"
door Mr. Troelstra behaald.
De S. D. A. l', in ons land is een bij
uitstek politieke partij. Een echte ver
kiezingspartij. Zij leeft van taktiek. En
taktiek in haar eindeloos rijzen en dalen
de uitzonderingen zijn maar al te
zeldzaam taktiek staat op gespannen
voet met principe en moraliteit.
De politiek meent nu gewonnen te
hebben, wijl zij de critici een beetje naar
achteren heeft geschoven ; 't was noodig,
zei men, immers de kritiek bracht malaise
en gevaar voor scheuring in de partij. Een
vergissing, komt het ons voor. Het zou al
een treurig soort van partij moeten wezen,
waarin geen ruimte bestond voor tweeërlei
richting, en die niet kon tegen zoo'n beetje
kritiek onder de broederen, bij zulk een
enormen gloed van onderlinge vereering,
als men bij de socialisten aantreft.
Immers in welke partij weet men beter
elkanders buitengewone verdiensten op
te vijzelen, al gaat de schroef dan ook
wel wat heel snel naar omlaag!
Neen, willen de socialisten de malaise
bestrijden, dat zij dan, aan wie de be
ginselen liefhebben, volle vrijheid van
spreken geven, opdat er een behoorlijke
opvoeding zij van de ongeschoolde partij
maar laat daarnevens de waarheids
liefde, de eerlijkheid, de oprechtheid
i. e. w. de moraliteit de dadeu stempelen
\an de mannen der politieke praktijk.
Een groot deel van het volk zal naar
hen komen luisteren, hen vertrouwen,
zich bij hen aansluiten want wat schrikt
tot dusver meer van hen af, dan al dat
geseharrel, gedwarrel en gedraai ?
De Russische leening.
In het begin van December 1905 heb
ik een zitting bijgewoond van de
Fransche Kamer, die in verband met wat er
op het oogenblik in Frankrijk en in
Nederland te gebeuren staat, de moeite
van een verslag waard is. Minister
president Rouvier, tegelijk minister van
Buitenlandsche Zaken, antwoordde, door
een loyale" meerderheid daartoe gedwon
gen, op ecu rede, vol vlammende ver
heerlijking' van de op dat oogenblik bijna
zegevierende Russische revolutie door te
zeggen, dat het gouvernement van de
Fransche Republiek nooit zou kunnen
dulden, dat een lid van de
\rolksvertegenwoordiging de Kamer ging mengen
in de binnenlandsehe aangelegenheden
van een vreemden Staat.
De heer Ilouvier had zijn zin nog niet
geheel voleindigd, of een ontzettende
manifestatie van verontwaardiging uit de
socialistische banken getuigde van een
nog niet geheel afsterven der idealen
van '!S9 onder de kinderen der Eransche
Revolu/ie : De Russische Staat steunt
alleen op moord en geweld ! (üj hoont
Frankrijk met zulk een vriendschap!"
A bas Ie Tsarisme!" waren de kreten,
die onder een verlegen en zenuwachtige
stilte van de groote meerderheid de heer
Ilouvier van links oogstte. Maar Rouvier
is, bchulve homilie d'ad'ahvs en homme
d'<:t«t, niet voor niets een Armeniër. Hij
is glad, en bij ziet scherp. Hij wist heel
goed op dien dag in't begin van Decem
ber, het was de Hde of de 4de, dat op
een autocratiseben regeeringsvorm in een
kort tijdsbestek een uit de revolutie ge
boren democratische regeering volgen
kon, en dat de 12 milliardcn francs, die
Frankrijk in .Russische fondsen gestoken
hoeft, behoefte hadden aan de sympathie
van de werkelijke regeerders, om 't even
of dat autocraten zouden zijn of demo
craten ! En met een verheffing van stem
zijn zin opnieuw beginnende, verwekte
hij applaus op alle banken door te zeggen:
een bevriend en met Frankrijk verbon
den i-oJL:"
Dat was een concessie. Men had goed
redeneeren, bij wijze van staatkundige
theorie, dat gouvernement en volk niet
te scheiden zijn, eerst het woord Staat"
te zeggen, darrna slechts vriendschap te
durven betuigen aan het volk" en niet
nmaal het Russische gouvernement"
te durven noemen was, als komende uit
den mond van bourgeois satisfaits", uit
den mond van een regeering, die even ver
van de idealen van gelijkheid en broe
derschap staat als een commissionair in
effecten van de poorten des Hem-sis, wél
een kaakslag in 't aangezicht van de rotte
en misdadige Russische autocratie. De
Fransche bourgeoisie, in haar jeugd ge
wiegd op bevrijdingshymnen, scheen even
te blozen. Doch slechts even! Men kan ,
den schroom en de bcgriopen van eer
baarheid overdrijven! De vroeze der
penningen is 't beginsel der wijsheid!
De groote leening, die het Russische
gouvernement in de lente van 't
afgeloopen jaar door bemiddeling van de
Fransche banken geplaatst wilde zien,
en die toen niet kon doorgaan, omdat
men niet genoeg vertrouwen had in de
stabiliteit van het autocratische régime,
zal thans, na het gruwelijk zegevieren
van de reactie, nu hét lichaam van
het Russische volk nog huivert van de
nagaïka, 1) in deugd en eere bekonkeld
worden tusschen een spaarzame en vrij
heidslievende" burgerij en een eerloos
Czarisme. Een heel volk van heldhaftige
menschen, vnn mannen en vrouwen, die
ori/?e bewondering hebben gewekt door
de vurige en zelfvergetende toewijding,
waarmee zij naar onze beschaving en
onze vrijheidsbegrippen de armen uit
strekken, een jong maar pas bedwongen
volk tracht zich reeds weer los te werken
uit den greep van het verjaarde régime,
en nu komen de kinderen der Fransche
Revolutie, Franschen, Nederlanders en
Duitschers, want wij zijn immers allen
de kinderen van de Omwenteling, en
plaatsen zich aan de zijde van het ge
weld tegen het recht, aan de zijde van
bet rotte, kunstmatig levende tegen het
joage, het komende. In Rusland zalf
spreekt men met verachting over zooveel
begeerigheid. Protesten, die daar
eirculeeren en door duizenden zijn
onderteckend, spreken van oplichterij, waaraan
het buitenland medeplichtig zal zijn".
Er zijn proclamaties in beslaggenomen,
die bij honderdduizenden waren verspreid,
en waarop als titel staat: Russen, het
republikeinsche Frankrijk geeft aan Witte
geld om u te vermoorden".
Er zitten aan de quaestio van de nieuwe
leening nog bijzonderheden vast, die het
verklaarbaar maken, dat van oplich
terij" wordt gesproken, maar over die
choses d'a coté" was het mijn bedoe
ling niet te spreken. Wie daar belang
in stelt kan Ular's artikel lezen in den
Courrici' Ffiiropéen van l:-} April of de
berichten van de llumanitévan 15 April.
Neen, ik wilde slechts n ding doen,
dat is den Nederlandschen kapitalist
vragen of hij mee schuldig wil zijn aan
de verkrachting van rechten, die hem
zelf heilig zijn, en aan de vermoording
van een volk, dat de heele mensehheid
bewondering afdwingt. Ik wilde vragen,
of hij vóór dat de Douma een werkelijke'
volksvertegenwoordiging wordt, aan de
de autocratie een steun wil bieden, die
haar tot een algemeen gevreesden couji
cFétat. de kracht zou verleenen en een
régime zou herstellen van willekeur en
bloed, dat de schande is geweest van
Europa. Men weet hoe het met tfe-Douma
gaat, onder welke pressie zo gekozen
werd en hoe in doodsgevaar bros haar
leven is. Een autocratie met ruime beurs
is een Douma. ledere rijksdaalder is
voor het Russische volk een duw in den
rug, iedere rijksdaalder is een nagnïka.
Mr. H. WIKSSIM;.
Xiifdtrift. Dat de laatste zin geen
ijdele rhetoriek is leert weer eens en
voor- de zooveelste maal het zoo pas be
kend geworden wedervaren van Maria
Spiridonoff, de vrouw, die het Monster
Longenofsky, onder-gouverneur van
Tamboff, gedood heeft. Deze vrouw, wier
daad de hoogere moraal misschien niet
kan rechtvaardigen, maar die ons respect
verdient en wellicht onze bewondering,
is direct na haar inhechtenisneming door
een horde kozakken onder het goedkeu
rend oog van officieren" geranseld, ge
trapt en gemarteld op allerlei wijzen.
Toen dat een beetje geduurd had sleepten
de dienaren van don ('zar haar bij de
beenen de trappen van het station at',
zoodat haar hoofd op de treden sloeg.
waarna zij in een rijtuig geworpen''
werd. Op het bureau van politie ten
voeten toe uitgekleed, terwijl ze stond
1) Knoet.