De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 22 april pagina 1

22 april 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

fi*. 1504 DE AMSTERDAMMER A°. 1906. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND nummer bevat een bijvoegsel. O zo. d. e r redactie van. CT. IDE ICO O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . f 1.50, fr. p. post f 1.05 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dei Capucinea tegenover het Grand Café, te Parij». Zondag 22 April. Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces nit DuitscUand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm» RUDOLF MOSSE t« Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE E.\ VAN NABIJ: Een gevaarlijke overwinning. De Russische leening, door mr. II. Wiessing. Korps Mariniers, (Ingez,), door X. FEUILLETON: Sigrid Storrada, II, (slot), door Selma Lagerlof, vertaald door M. v. O. KUNST EX LETTEREN : J3et land van Rubens, door Lode Baekelmans. Vertaalde romans, door t. C. VOOK DAMES: Voor de heeren, I, door Mme Flirt. ? Een opwekkend verslas, door S. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Het Kembrandt feest en de Berabrandt-uitgave, I, door W. Steenhoff. Oud-Amsterdain, (met af b.), door J. H. K. Pulchri Studioleden, deor Piasschaert. Jan Zurcher (O!denzeel, Rotterdam), door Piasschaert. ? Penteehening van H. G. Ibels.?Eennieuwe poging, door Reyne. Het Fries in Neder land, door J. B. Schepers. Veilingen, (met afb.), door W. S. FINANCIEELE ES O ECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Brieven uit Nieuw-Nederland, door A. E. M. teLaer. Filosofo-fldeele beschou wingen, van prof. Hans Nar. DAV1RUBRIEK. SCHAAKSPEL. _ ADVERTEN TIËN. ?HMIIIItMIlIIIMIIIHHIIMIIIIillHlliiiilMHIIIilllillinilimillll Een gevaarlgke overwinning. Het nu gehouden Congres der S. D. A. P. werd met niet minder belangstelling te gemoet gezien, en was ook inderdaad niet minder belangrijk, dan het pinkstercongres 1903, volgende op de stakings dagen. In 1903 was het na een hier en daar scherp debat het sluiten van den vrede, met een apotheose van de vriendschap aan het slot. Men zal zich herinneren, _dat onder luid gejubel Troelstra en Gor ter, twee mannen van uiteenloopende taktiek, op het podium elkander de hand drukten, als een symbool van eendracht der zielen bij tweedracht der geesten. Thans, bijna drie jaar later, hebben de tegenstanders het niet tot zulk een verbroederingsvertooning gebracht. Na de aanneming der motie, die Troelstra's meening belichaamde, waarin den vrienden van de Nieitire Tijd werd verweten de leidende tactici der partij stelselmatig te denigreeren, kon er dan ook moeilijk van eenige hartelijkheid der minderheid jegens do meerderheid sprake zijn daarvoor was de slag te hard geweest, de wonde te diep. Troelstra heeft zich met de zijnen echt gewroken en na de wraak zou een handdruk op het podium te veel van huichelarij hebben gehad. In 190H, het stakingsjaar, toen de beweging tegen Troelstra scheen gericht, was het einde van den strijd een geheel ander. In ean niets zeggende, allerdubbelzinhigste motie, vatte men vóór en tégen samen, zoodat er geen verslagene behoefde te zijn. Wel sprak ook nu Troelstra, aan het slot van zijn pleidooi, de hoop uit, dat hij weldra Van der Groes weer als vriend de hand zou mogen drukken maar dat ne motie-woordje: stelselmatig, sluit, d. o. voor een gevoelig mensch, den snellen groei der toeschietelijkheid uit. Hoe dit zij, het komt ons voor, dat, al ware er door de congres-actie niet de grondslag gelegd voor een feilen strijd in den boezem der partij zelve inoge die vooreerst zich ook minder dreigend open baren,?er in het aannemen der allesbeheerschende motie een gevaar steekt, voor de gezonde ontwikkeling der sociaal democratie ten onzent van veel meer beteekenis, dan het misschien behaalde tijdelijk voordeel eener door druk en drang verworven eenheid. De motie luidt in haar geheel: Overwegende dat ginds eenige jaren in ? de partij het verschijnsel te conatateeren . valt, dat stelsel matig op zekere partijgenooten het stempel van beginselzwakheid, opportu? uisme, revisionisme enz. wordt gedrukt door andere partijgenooten, die meenen in het bijzonder bevoegd en verplicht te zijn om . de partij te bewaren van verwatering", af wijking van de door het beginsel voorge schreven lijn enz. Dat dit verschijnsel van de andere zijde tegenstand heeft uitgelokt, die zich uit in e7en grievende qualificaties tegen de bedoelde .partijgenooten : dat ten gevolge daarvan de eenheid der partij noodwendig in gevaar moet worden gebracht, betreurt dit misbruik van (Je vrijheid van critief:, welke vrijheid in onze partij boren eiken twijfel verheven staat, en legt aan alle parlijgenooten den plicht op om die critiek te houden binnen dusdanige perken, dat de parlijgenoolen elkanders waar digheid en de eenheid der partij hooghouden, 1) en gaat over tot de orde van den dag". Nu spreekt het, dunkt ons, y«n zelf, dat, zal de vrijheid van kritiek boven eiken twijfel verheven staan, en mag men toch den partijgenooten tot plicht stellen zóó te kritiseeren, dat de partijgenooten elkanders waardigheid en de eenheid der partij hooghouden de partijge nooten inderdaad waardigheid dienen te bezitten en de eenheid der partij onomstootelijk voor ieder moet vaststaan. Zija deze beide voorwaarden niet of slechts ten deele vervuld, dan gaat men, ook na de heerlijkste motie over, niet tot de orde, maar tot de wanorde van den dag. Immers welke bron van wanorde zou nog gevaarlijker op den duur kunnen zijn dan een kritiek, die op twee zoo voorname punten, als een gemuilbande zich moet vertoonen; een krities, die alles mag onderzoeken, alleen maar het kritiekste niet; een kritiek bij meerderheid van stemmen tot onoprechtheid gedoemd ? En zoo missen wij voor ons gevoel in deze motie het moreel besef. Een zwak heid ti'ouwens, die wij zoo dikwijls do S. D. A. P. als politieke partij tot een fout meenden te moeten aanrekenen. Juist van de waardigheid der partijge nooten in het algemeen hebben wij op politieke momenten zoo weinig gemerkt. Daar donken wij b.v. aan de stakings geschiedenis en het daarop gevolgd con gres, waarover wij o. m. schreven: Wat heeft men nu ter verdediging kunnen en moeten bijbrengen. Men leest het ia Troelstra's woorden : De critici van thans hebben niet van te, voren gewaarschuwd. f'orlaijn waarschuwde toen wij eenmaal meegingen, dus te laat. Tak echter bij», heeft, vóór het besluit viel, niet» van zich doen hooren. Meedoen icas ome /iroletarische plicht. Ons beftaan als arbeiderspartij was er mee gemoeid, niet om de arbeiders te vriend te hovden of uit lafheid, maai' om onzen plicht de arbeiders te dienen, WaarscJiuwingen zouden niets hebben gebaat er zou zijn gezegd en met alle recht: gij vreest om bij de burgerij in een slecht lic it te komen: gij zijl parlementairen en vreest, als renrcrolutionnaire daad woult vereischt, u met de arbeiders te encanailleertn. Al en invloed zouden ui j hebben verloren, terecht zon ons zijn vervelen: gij heul ons in den steek yclalen. Hij groole (tclie is onze plicht de organisatoren en agitatoren te leveren. Waren wij er buiten gebleven, de arbeiders waren evengoed in den tlrijd gegaan, maar zonder de hulp vnn on:e kracliten en de neder laag zou nog v e e C groole.r geweest zijn; de ch-^le nen zouden hebben <;e~«jd : ivat is de arbeiders beweging in Nederland, de sociaal-democraten doen niet eens mei u mee." " Kan het duidelijker gezegd worden, ver volgden wij, zelfs het slechtste middel is ons goed, als wij onze partij er maar mee ver sterken, of er door redden kunnen. Bij groote actie, ook al zien wij in dat die actie een ruïne moet worden voor velen, en ingaat tegen onze overtuiging, willen wij agitatoren en organisatoren zijn. Waar d9brand inslaat doen wij dienst als blaasbalg. Ah, welk een opvatting van plicht en belang! Waarlijk. Zulk een mengeling van kleinzielige vrees en partij-egoisme zijn niet de eigenschappen van den ruan, die te midden en tegenover de zijnen spreekt: Hier sta ik, ik kan niet anders." Waar was op dien dag de waardig heid ? Bij Tak c. s., die in een motie om. personen te sparen de waarheid verduisterde? Neen, op den congresdag zelf, waren het alleen Gerhard en Fortuyn, die de daden van het partijbestuur wilden doen afkeuren - terwijl v. d. Goes, Gorter en Mevr. Rol and Holst, geen verwijt kon troffen, waar zij met de Bussumsche motie een standpunt inna men een standpunt hun niet door ons benijd ? waarop verdediging van het gebeurde voor hcu mogelijk was. Wie durft er na de stakingsgeschiedcnis, een geschiedenis zoo vol laf'hartig heid en onmenschtievendheid . . . nog zoo maar van de waardigheid spreken aller partijgenootcii, als ware dit kleinood te kostbaar voor kritiek'? Ken waardigheid van zoo velen alleen hoog te houden" door ze op te kammen" als een kuif. En wil men een ander geval tot lee ring ? Men hcrinnere zich nog maar de kiesrechtmotie op het Paaschcongrcs van 19Ü5, en het gebruik daarvan ge maakt. De partij zou alleen voorstan ders van algemeen stemrecht bij her stemmingen steunen. De verkiezing zou nu eens echt S.-ü. principieel zijn. Reeds den eersten dag na het congres gooit Tak dit besluit omver. Even later zet hij het als partijgenoot" weer overeind, en verheugt" hij zich, dat hij dit doen 1) Wij cursiveeren. moet! om bij het nadereq der herstem ming het opnieuw een trap te geven, en met de heele partij anti-kuyperiaansch, in plaats van sociaal-democratisch, te stemmen; na de kerkelijken die dit hadden zien aankomen, voor aartslcugenaars te hebben uitgemaakt? Wat waren in dit geval de waarheid en de waardigheid? Sociaal democraten werkelijk met dit principieel-comjresbesluit ingenomen, gaven hun alleszins gerechtvaardigden afkeer van zulk een handelwijze te kennen. Sommigen op zeer krasse wijs. Het is niet noodig den geheelen strijd nog eens na te gaan; alleen willen wij de vraag stellen: hoe zou men kunnen vorderen van eenige partij, dat zij, waar het bestuur een prineipieel-congresbesluit cynisch den nek omdraait, in haar kritiek niet raken zal aan do waardig heid" van personen ? Terwijl ook hier weder, even als bij de stakingsgeschie denis en de daarop gevolgde bespreking, de afwezigheid van oprechtheid te constateeren valt; aangezien, zoo er al op het congres enkele leden geweest mogen zijn, die meenden, dat men aan de motie een uitleg zou mogen geven vierkant tegenovergesteld aan de gebezigde woor den, er weder niemand hunner is opge staan om de vergaderden te waarschuwen eu in te lichten. Een motie dus als een muizen val! Een houding dor leiders, op een zoo belangrijk punt, als dreven zij met eigen waardigheid den spot Eu zoo hebben wij nu weer een voor beeld met de geschiedenis van het arbeidscontract. Dat er sociaal-democraten zijn, die het ontwerp principieel onaan nemelijk vinden, zal wel niemand bij zonder verbazen; en in de Kamer zouden zij dan ook althans n der hunnen hebben gehad, die op dat standpunt zich plaatste, hadde Tak maar iets steviger op zijn beenen gestaan. Edoch, waar Tak nog maar van zwakheid blijk gaf - gooide, naar wij meenen, Troelstra eigen waar digheid te grabbel ? nu hij, de eerste aller leiders, zich kennen deed als de man, die de agitatie tegen het wetsont werp afkeurende, zijn partij op den ver keerden weg liet voortgaan. Wakende voor do eer van zijn partij, ook de eer Jer kamerfractie, waartoe 'Pak behoorde, heeft de/e held alweer gezwegen ...hij was niet wol.... Wat wij hier schreven, heeft geen anderen dienst te doen dun duidelijk te maken, wat wij bedoelen, wanneer wij verzekeren, dat wc do waardigheid der sociaal-democratische politieke leidslied^n, maar moeilijk hooger kunnen schatten dan die der leidsliedeii van andere poli tieke partijen: daar men telkens getroffen wordt door hun gebrek aan zedelij ken moed, aan waarheidsliefde en oprecht heid. En dit is zeer verklaarbaar, daar de elementen, waarmee zij politiek hebben te drijven, velerlei bij zondere bc werking noodig hebben, om ze te brengen in bruikbaren staat. En nu dit zoo is heeft de ten onzent langzaam opkomende, veel drijfkracht vorderende partij, voor wie de politiek eu taktiek het groote middel schijnt om zich wat sneller op te werken, meer nog dan eenige andere het tegen wicht van principe en moraliteit noodig, ten einde niet op al to jammerlijke wijs een karikatuur te worden van haar eigen beeld, door Mevr. Roland Holst aldus geteekend: De sociaaldemokratie heeft het ongelooflijk geachte volbracht van in de politiek weer moraliteit in t« voeren. Daarmee heeft zij het aanschijn veranderd van het openbare leven. In die sfeer rol onreinheid, eigenbe lang en bedrog, langen tijd als de pest ge meden door alle fijngevoeligen en edeldenkenden, alle oprechtenat uren, allekunstenaars kunnen wij ons wagen, diep er in door dringen, wonen en verblijven, en ernit komen ongerept /ooals ziektekiemen geen macht over een kerngezond lichaam, hebben do verderfelijke bacillen der politieke korruptie het niet op het zuiver gestel der sociaal demokratie." Wanneer zij dit geschreven heeft, laat zij er het was naar aanleiding van de herstemming-motie op volgen: Maar . . . immuun, voor besmetting ge vrijwaard, aijn wij alleen zoolang wij blijven vasthouden aan ons beginsel, d. w. ?,. tiet door onze daden dienen, illustreeren, ver kondigen en bevestigen. Laten wij het los, om welke reden ook, (er wille van kleine tijdelijke voordeelen voor de arbeiders, of in twijfel verward, of duor valsche gevoelens, taaie vooroordeelen, hartstochten en aan driften bevangen dan is het gedaan met onze ongereptheid en onze kracht lijdt schade. Dan vervallen wij in den oorsprong der jammerlijkheid van andere partijen: in de tweedracht tusschen woord en daad. Dan ver loochenen wij handelend wat ouze monden bekennen: niet langer ontspringt de daad uit het ^beginsel, maar dit moet worden ge plooid en verbogen om zich aan de daad aan te passen. Wij behouden dan niet langer in het politiek gebied van onzen tij i een stuk terrein vrij van al bet burgerlijk onkruid en giftig gen-as. Wij hebben van onze tegen standers overgenomen wat wij het meest in hen haten en verachten: hun onoprechtheid, en missen het zedelijk recht in hen te laken waar wij ons zelven aan schuldig maken. Gulden woorden, die wij indertijd met bijzonder welgevallen hebben gelezen, al zijn onze beginselen nu juist niet de soci aal-dem ocratische. Beginselliefde en moraliteit zijn te samen, als een organische eenheid ver bonden, de kracht van elke partij. Waar deze verflauwen, wijst het compas on zuiver, loopt men vioeg of laat op klip of strand. De voorbeelden van dit noodlottig varen zijn bekend. En hier zien wij het gevaarlijke der overwinning" door Mr. Troelstra behaald. De S. D. A. l', in ons land is een bij uitstek politieke partij. Een echte ver kiezingspartij. Zij leeft van taktiek. En taktiek in haar eindeloos rijzen en dalen de uitzonderingen zijn maar al te zeldzaam taktiek staat op gespannen voet met principe en moraliteit. De politiek meent nu gewonnen te hebben, wijl zij de critici een beetje naar achteren heeft geschoven ; 't was noodig, zei men, immers de kritiek bracht malaise en gevaar voor scheuring in de partij. Een vergissing, komt het ons voor. Het zou al een treurig soort van partij moeten wezen, waarin geen ruimte bestond voor tweeërlei richting, en die niet kon tegen zoo'n beetje kritiek onder de broederen, bij zulk een enormen gloed van onderlinge vereering, als men bij de socialisten aantreft. Immers in welke partij weet men beter elkanders buitengewone verdiensten op te vijzelen, al gaat de schroef dan ook wel wat heel snel naar omlaag! Neen, willen de socialisten de malaise bestrijden, dat zij dan, aan wie de be ginselen liefhebben, volle vrijheid van spreken geven, opdat er een behoorlijke opvoeding zij van de ongeschoolde partij maar laat daarnevens de waarheids liefde, de eerlijkheid, de oprechtheid i. e. w. de moraliteit de dadeu stempelen \an de mannen der politieke praktijk. Een groot deel van het volk zal naar hen komen luisteren, hen vertrouwen, zich bij hen aansluiten want wat schrikt tot dusver meer van hen af, dan al dat geseharrel, gedwarrel en gedraai ? De Russische leening. In het begin van December 1905 heb ik een zitting bijgewoond van de Fransche Kamer, die in verband met wat er op het oogenblik in Frankrijk en in Nederland te gebeuren staat, de moeite van een verslag waard is. Minister president Rouvier, tegelijk minister van Buitenlandsche Zaken, antwoordde, door een loyale" meerderheid daartoe gedwon gen, op ecu rede, vol vlammende ver heerlijking' van de op dat oogenblik bijna zegevierende Russische revolutie door te zeggen, dat het gouvernement van de Fransche Republiek nooit zou kunnen dulden, dat een lid van de \rolksvertegenwoordiging de Kamer ging mengen in de binnenlandsehe aangelegenheden van een vreemden Staat. De heer Ilouvier had zijn zin nog niet geheel voleindigd, of een ontzettende manifestatie van verontwaardiging uit de socialistische banken getuigde van een nog niet geheel afsterven der idealen van '!S9 onder de kinderen der Eransche Revolu/ie : De Russische Staat steunt alleen op moord en geweld ! (üj hoont Frankrijk met zulk een vriendschap!" A bas Ie Tsarisme!" waren de kreten, die onder een verlegen en zenuwachtige stilte van de groote meerderheid de heer Ilouvier van links oogstte. Maar Rouvier is, bchulve homilie d'ad'ahvs en homme d'<:t«t, niet voor niets een Armeniër. Hij is glad, en bij ziet scherp. Hij wist heel goed op dien dag in't begin van Decem ber, het was de Hde of de 4de, dat op een autocratiseben regeeringsvorm in een kort tijdsbestek een uit de revolutie ge boren democratische regeering volgen kon, en dat de 12 milliardcn francs, die Frankrijk in .Russische fondsen gestoken hoeft, behoefte hadden aan de sympathie van de werkelijke regeerders, om 't even of dat autocraten zouden zijn of demo craten ! En met een verheffing van stem zijn zin opnieuw beginnende, verwekte hij applaus op alle banken door te zeggen: een bevriend en met Frankrijk verbon den i-oJL:" Dat was een concessie. Men had goed redeneeren, bij wijze van staatkundige theorie, dat gouvernement en volk niet te scheiden zijn, eerst het woord Staat" te zeggen, darrna slechts vriendschap te durven betuigen aan het volk" en niet nmaal het Russische gouvernement" te durven noemen was, als komende uit den mond van bourgeois satisfaits", uit den mond van een regeering, die even ver van de idealen van gelijkheid en broe derschap staat als een commissionair in effecten van de poorten des Hem-sis, wél een kaakslag in 't aangezicht van de rotte en misdadige Russische autocratie. De Fransche bourgeoisie, in haar jeugd ge wiegd op bevrijdingshymnen, scheen even te blozen. Doch slechts even! Men kan , den schroom en de bcgriopen van eer baarheid overdrijven! De vroeze der penningen is 't beginsel der wijsheid! De groote leening, die het Russische gouvernement in de lente van 't afgeloopen jaar door bemiddeling van de Fransche banken geplaatst wilde zien, en die toen niet kon doorgaan, omdat men niet genoeg vertrouwen had in de stabiliteit van het autocratische régime, zal thans, na het gruwelijk zegevieren van de reactie, nu hét lichaam van het Russische volk nog huivert van de nagaïka, 1) in deugd en eere bekonkeld worden tusschen een spaarzame en vrij heidslievende" burgerij en een eerloos Czarisme. Een heel volk van heldhaftige menschen, vnn mannen en vrouwen, die ori/?e bewondering hebben gewekt door de vurige en zelfvergetende toewijding, waarmee zij naar onze beschaving en onze vrijheidsbegrippen de armen uit strekken, een jong maar pas bedwongen volk tracht zich reeds weer los te werken uit den greep van het verjaarde régime, en nu komen de kinderen der Fransche Revolutie, Franschen, Nederlanders en Duitschers, want wij zijn immers allen de kinderen van de Omwenteling, en plaatsen zich aan de zijde van het ge weld tegen het recht, aan de zijde van bet rotte, kunstmatig levende tegen het joage, het komende. In Rusland zalf spreekt men met verachting over zooveel begeerigheid. Protesten, die daar eirculeeren en door duizenden zijn onderteckend, spreken van oplichterij, waaraan het buitenland medeplichtig zal zijn". Er zijn proclamaties in beslaggenomen, die bij honderdduizenden waren verspreid, en waarop als titel staat: Russen, het republikeinsche Frankrijk geeft aan Witte geld om u te vermoorden". Er zitten aan de quaestio van de nieuwe leening nog bijzonderheden vast, die het verklaarbaar maken, dat van oplich terij" wordt gesproken, maar over die choses d'a coté" was het mijn bedoe ling niet te spreken. Wie daar belang in stelt kan Ular's artikel lezen in den Courrici' Ffiiropéen van l:-} April of de berichten van de llumanitévan 15 April. Neen, ik wilde slechts n ding doen, dat is den Nederlandschen kapitalist vragen of hij mee schuldig wil zijn aan de verkrachting van rechten, die hem zelf heilig zijn, en aan de vermoording van een volk, dat de heele mensehheid bewondering afdwingt. Ik wilde vragen, of hij vóór dat de Douma een werkelijke' volksvertegenwoordiging wordt, aan de de autocratie een steun wil bieden, die haar tot een algemeen gevreesden couji cFétat. de kracht zou verleenen en een régime zou herstellen van willekeur en bloed, dat de schande is geweest van Europa. Men weet hoe het met tfe-Douma gaat, onder welke pressie zo gekozen werd en hoe in doodsgevaar bros haar leven is. Een autocratie met ruime beurs is een Douma. ledere rijksdaalder is voor het Russische volk een duw in den rug, iedere rijksdaalder is een nagnïka. Mr. H. WIKSSIM;. Xiifdtrift. Dat de laatste zin geen ijdele rhetoriek is leert weer eens en voor- de zooveelste maal het zoo pas be kend geworden wedervaren van Maria Spiridonoff, de vrouw, die het Monster Longenofsky, onder-gouverneur van Tamboff, gedood heeft. Deze vrouw, wier daad de hoogere moraal misschien niet kan rechtvaardigen, maar die ons respect verdient en wellicht onze bewondering, is direct na haar inhechtenisneming door een horde kozakken onder het goedkeu rend oog van officieren" geranseld, ge trapt en gemarteld op allerlei wijzen. Toen dat een beetje geduurd had sleepten de dienaren van don ('zar haar bij de beenen de trappen van het station at', zoodat haar hoofd op de treden sloeg. waarna zij in een rijtuig geworpen'' werd. Op het bureau van politie ten voeten toe uitgekleed, terwijl ze stond 1) Knoet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl