De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 29 april pagina 2

29 april 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D K A M S T K R D A M^M E R WK E K B L A D VOOR N E D E R L A N D. No. 1505' W all groot vorst bevriend, en op diens raad, toegevoegd aan de Russische ambassade te Londen, ten einde Grondwet en staatsinstel lingen vaa het Britsche Rijk te bestudeeren. Daarvoor werd hy dan ook, door de hof kliek, met den scheldnaam: anglomaan" begroet. Sn en dan zelfs werd straattaal als: génie i lentes sauces" niet versmaad. Beeds in 1804, had Alexander dezen zijnen Temouweling naar Londen gezonden, ter bespreking van een Europeesch scheidsgei«vht (kiem der latere heilige alliantie"), dat by' de wedergeboorte der Europeesche Tolken de behulpzame hand bieden zou. Pitt, Engeland's leidende staatsman, hoorde de ontvouwing der diplomatische idylle" met passende gelatenheid aan. Men kan zich echter roojstellen, hoe deze bij uitstek practische geest, aan het slot van het onderhoud, den jeugdigen afgevaardigde in beraad gaf: de gelukzaligheid van ' het menschengeslacht Tooiloofig nog maar wat te verdagen." De stemming, die tot dit bescheid aanlei ding gaf, was er niet op verflauwd, toen de heilige alliantie1' in het leven was geroepen f1816?.830). Na den Parijer vrede (20 Nov. 1*16) teruggekeerd, werd Alexander begroet, door den jubel zyns volk», dat den dageraad .der vrijheid meende te ontwaren. Inderdaad, ontbrak het den keizer niet aan goeien wil, ook al faalde by' hem de geest kracht om de lijfeigenschap in zijn Kijk op te heffen en de kroongoederen van druk kende militaire lasten te bevrijden. In deze gemoedsgesteldheid, gaf hy zij oen gunsteling de opdracht eene Charte voor zjjn Rrjk te ontwerpen (1819), en dit document beeft de heer Speyer, door vertaling uit het Kussisch, toegankelijk gemaakt. Hy zegt: door Nowassüzoff (is het) in het Russisch en Fransch (eertijds opgeschreven." Beide teksten staan dan ook tegenover elkander. Er is afwijking, hier en daar, zelfs zeer aanmerkelijke. Nu de heer Speyer het oorspronkelijke heeft gelaadpleegd schrijver dezes zon daartoe niet bj machte zijn verdient zijn vertolking natuurlijk geloof. Hoofdkenmerk nu van het ontwerp is zijne tweeslachtigheid. De zoogenaamde subjectieve grond wettelijke rechten worden allen, voor loover belrekkely'k tot persoonlijke en drukperevry'heid, den Ru?sischen burger toege kend. Zoo lezen wy : ART. 78. Het rechtzinnige grieksch-rus?ische geloof is en blijft voor altijd de heerecbende godsdienst van het Keizerrijk, den Keizer en het gansche Keizerlijke Huis. Hetzelve zal voortdurend de bijzondere zorg der regeering op zich gevestigd houden, echter «onder onderdrukking van de vrijheid van alle overige belijdenissen. Het onderscheid der christelijke geloofsbelijdenissen brengt geene enkele onderscheiding in burgerlijke «n staatkundige rechten teweeg. ABT. 79. De bedienaars van alle eeredien?ten in het algemeen staan zonder uitzon dering onder bescherming 'en toezicht der ?wetten en der regeering. ART. 80. De wet beschermt zonder eenig onderscheid alle burgers gelijkelijk. ART. 81, De vanouds geldende russische wet dat niemand bestraft worde zonder berecht te zijn" en het geheiligde beginsel in de Verordening op de gouvernementen (J 401) dat niemand zonder eene hem bekend gemaakte akte van beschuldiging en zonder «en hein afgenomen verhoor binnen 3 dagen na de aanhouding, van zijne vrijheid beroofd ?worde en in den kerker gehouden", wordt uitgebreid over alle inwoners en in het alge meen krachtens het navolgende: ART. 82. Niemand mag gevangen genomen, beschul iigd of van da vrijheid beroofd worden dan alleen in die gevallen, welke de wet bepaalt en met inachtneming der vormen, te dien einde door de wet voorgeschreven. ART. 83. Klke ? willekeurige aanhouding wordt als misdrijf aangerekend, waarop de in'het strafrecht bepaalde straf staat. ART. 84 Eiken aangehou lene moet onverwyld de reden zijner aanhouding verklaard worden. ART. 85. Elk aangehoudene moet binnen 3 (in enkele gevallen alleen, waarin het voor onderzoek uitstel vordert, niet langer dan 6) etmalen voor die rechtbank gebracht worden waaronder hij ressorteert, ter afneming van Terhoor of ter berechting op wettige wijze. Elke afwijking hiervan wordt als misbruik Tan macht aangerekend. Indien de beschul digde by' de eerste onderzoeking gerecht vaardigd woidt, wordt hij onmiddellyk in vrijheid gesteld. ART. 86. In alle, door de wet niet uitgegezonderde, gevallen wordt de beschuldigde tegen borgtocht vrygelaten. ART. 87. Niemand mag gestraft worden dan uit krachte eener wet, vastgesteld en afgekondigd vóór het hegaan van het misdrijf, en volgens uitspraak van die rechtbank onder welke hij ressoi teert. ONTMOETING. Scliela door THEO DE VEEK, 't Is by' half acht 's avonds. Onder de reuzenkap van 't Centraal station in Amsterdam Maat, steunend en puffend, de boemel voor Haarlem op punt van vertrek. Met een boetns" zijn de portieren dichtgesmakt en gegrendeld. Een kort gilletje van de locomotief beant woordt 't langgerekt schrilrollend gefluit van den naar voren dravenden conducteur en lang zaam komt de wagensliert in beweging. Maar nog zijn we geen tiental meters gerorderd of n et een ruk worden twee deuren van onze vrij volle derde klas wagen weer opengemaakt en nog drie reizigers, hijgend «n rood van 't loopen, springen naar binnen, heftig achterna gevloekt door een corpulenten witkiel met polkahaar die, inéhollend, de grendels weer op hun plaats klikt. De gewoonlijke kletsjes als : Nou dat lap-ie 'm nog net hoor l" of: Sjonges meheer da's op 't nippertje" blijven dézen keer achterwege. Laatkomer numero n valt op een plaats tegenover me. Laatkomer numero twee gaat naast me litten. Laatkomer numero drie heeft, een paar afdeelingen verder, zich nog net 'n plaatsje loochen twee juffrouwen gevonden. Dsjoeng dsjoèm.. . d^joeng?dsjoem . .'" boemelt nu rustig 't treintje de pikkedonkerte tegemoet. Droom vaag glijdt de woelige s'ad met 'r ART. 88. Het recht gratie aan te vragen staat vry aan personen, die veroordeeld zijn tot de doodstraf, tot altijddurende deportatie benevens die welke langer dan 15 jaren heeft te, duren, tot verbanningen tot dwang arbeid. ART. 89. De vryheid van drukpers is ge waarborgd. De wet zet de regels ter beteu geling van misbruiken uiteen. ART. 90. Elk russigch onderdaan kan naar willekeur zich in een anderen Stiat vestigen en zijne goederen wegvoeren, indien hij de door de wet voor dergelijke gevallen voor geschreven regels in acht neemt. (Slot volgt.) J. A. LEVY. minitiiiiiuuiuHiiii Sociale iiiHiiiiiimimiiiiii in EDielanl ir. Het is overbodig hier iets bizonders te zeggen over de stichting van een Centrale Arbeidsbeurs. Van meer dan oen zoo'n Beurs in n stad is bij ons zeker nog geen sprake; de instellingen zelve zijn pas aan het begin van hun formatie iu ons land, en het stichten van een Centrale zal dus in elk geval het werk van het Kijk hebben te zijn ; ons Rijksbureau voorde statistiek schijnt aangewezen om een uitbreiding te ondergaan in deze richting der praktijk, en de verschillende Gemeentelijke Beurzen op de hoogte te houden van arbeidsvraag en aanbod. Ik kan mij dus bepalen tot de twee groe pen der eigenlijke werkverschaffing: in kolonies . buiten Londen, en voor locale overheidslichamen. Voor de stichting van een arbeidskolonie op groote schaal had de Commissie aan bieding gekregen van een groot landgoed van 1300 acres, tegen een nominalen hunrprijs, doch het duurde tot eind Februari eer de formaliteiten afgeloopen waren, liet landgoed bestaat voor de kleinste helft uit bouwland, voor de rest uit weiland, bosch en hei, zoodat er alle gelegenheid is voor verscheidenheid van werkverschaffing. Het vastgesteld ontginningsplan ging trouwens buiten de grenzen der eigenlijke werkver schaffing in tijdelijken nood ; bedoelde ook vestiging op het land van voor landbouwgeschikten, die in de stad niet konden voortkomen, en ook zelfs van hen, die ten slotte toch weer het landleven zouden ver kiezen. Voor de eigenlijke werkverschaffing aan tijdelijk werkloozen uit Londen omvatte het plan de volgende werkzaamheden : wegaan eg; heide-ontginning; versterking der zee-dijken; baksteenvervaardiging; het ma ken van eenvoudige meubels, voor de kolonie zelf noodig; schilderwerk. De eerste t wee maanden, waarover het rapport loopt, toen er totaal een 200 man van uit Londen te werk gezet konden worden, omvatte het program in de praktijk meer de eenvoud i ge voortzetting van het werk, dat de reeds wel ontgonnen boerderij van zelf aanwees: er werd grond bewerkt voor tuinland; een daar naast liggende lap grond werd in cultuur gebracht; een aardappelveld omge spit en gepoot; en onder leiding van een tuinman allerlei tuin werk verricht. Voorts konden er in de werxplaats op de boerderij allerlei vaklui: timmerman, smid, zadel maker, schoenmaker, in hun eigen vak te ?werk worden gezet, terwijl reparatie en ops<ihilderen van de gebouwen ook aan aller lei karweien hielp. De naar deze kolonie opgezondenen telden van de aangeduide hoofdgroepen: bouwvakken 33, houtbewer kers 7, metaalbewerkers 14, diversen (w. o. zadelmakers) 4, typografen 4, voedsel en drank 3, vervoerwezen 42, niet-vaklui 152, div. 4, zoodat, daar de twee talrijkste groe pen (194 personen) voor het graaf- en spitwerk aangewezen waren, het niet moeilijk viel onder deze omstandigheden de anderen, vak-arbeiders, aan werk te helpen in hun vak of er mee verwant. Een vijftigtal mannen hoopte men trouwens dat zich de finitief daar ter plaatsen zouden vestigen, hun gezinnen laten overkomen, en dan vooral den tuinbouw ter hand nemen. Zeer enthou siast laat het rapport zich uit over den grooten zedelijken invloed van een verblijf in de kolonie. De mannen leeren er de bekoring kennen van een eenvoudig gezond leven in de natuur; buiten den invloed van drank ; van een gezond voedsel, grootendeels door de kolonie zelf geleverd zoodat de Commissie groote verwachting heeft van deze methode om de werkloozen te helpen ook moreel. duizenden flikkerende lichtpuntjes de groczelig beslagen ruitjes voorbij. sjoeng-dsjoetn.. . dsjoeng-dsjoem. .." Geen mensch zegt 'r wat. 'N paar zitten d'r te lezen de anderen kijken de meesten rooken. M'n overbuur, numero n dus maft, mond half-open, de lange bottige handen gekruist over z'n vest. Ik neem m'n krant en lees ook. M'n slapende overbuur beweegt zich... hangt nu op n kant.. . maft door. Ik lees verder. Doch nauwelijks heb ik, trots de bibbe rende gas /lam, weer enkele regels weten te ontcijferen of iets anders doet rne opzien. D'r viel iets... iets wils... daar op de bank tegenover me en... daar voor m'n voeten, wat liggen daar voor witte dingen?. . . Kaarten?... nee... ja toch... waarachtig speelkaarten... verbeeld-je. . . speelkaarten. Nog zit ik eenigszins gek te kijken Voe die dingen d;t;ïr nou komen of m'n buur-laatkomer numero twee tikt den mallenden meneer beleefd-voo r zich tig op z'n puntige knie. Mneerl 'k geloof dat u diar ies ferlies'..." Meneer geeft geen antwoord mafte kalmpjes door. Weer een beleefd-voorzichtig geschud aan de spichtige knie. Mneer?. . . mnér!" constant beleefd-voorzichtig schudden, ik meen dat u daar ies liet falle!.. ." Er komt beweging in meneer"; flauw gaan z'n oogen open, flets groene bollen, de lippengleuf sluit zich, een lange diepe snurk-zucht. Hè-è-è??...," lodderig kijkt-ie via z'n puntknie naar m'n buur. ,,'k Geloof dat 'r ies uit uws sak gefalle is..." herhaalt deze innig-beleefde, ruet een vet wijsvingertje, waaraan een zware vierHet tweede kolonie-werk gebeurde op het terrein van de Tuinstad-in- wording, even ten N. van Hitchin, ongeveer een uur sporens van Londen. Dit is de plek, waar verleden jaar de drukbesproken tentoon stelling van de Pst. 150-cottages gehouden is. Over die Tuinstad-in-wording hoop ik in een zelfstandig artikel meer te vertellen, voor het oogenblikkelijk doel is het genoeg als ik meedeel, dat de vennootschap, die haar aanlegt, een groot landgoed heeft aan gekocht, dat nu als tuin- of villa-stad in ontginning is. Een der eerste dintjen die daarbij te doen waren, was wég-aanleg, of eigenlijk, het terrein is heuvelachtig weg-uitgraving en verharding, en de man nen, vanwege het Londensch Comitéin overleg met die vennootschap daar in houten barakken gelegerd, werden voor dien weg aanleg aangewezen; terwijl zij dit jaar van wege de spoorwegmaatschappij, wier lijn de Tuinstad doorkruist, aan het werk gezet zijn, om voor een nieuw te m.iken station een heuvel af te graven. Onder de 495 man, daar het vorig jaar successievelijk van uit Londen geïmporteerd, waren er een 75 die tot de bouwvakken behoorden. K u wordt er in deze stad-in-wording veel gebouwd, en n van mijn vragen toen ik haar dit voorjaar bezocht, was deze: waarom men die bouwvak-arbeiders uit Londen niet liever daar aan het bouwen daii aan het weggraven zette. Het eerste antwoord, dat zij aldus de werklui van den omtrek uit 't werk gehouden zouden hebben1', leek me weinig afdoende, want het gold hier den opbouw van een heel nieuwe stad, die zelf nog geen werkliedenbevolking telde. Een tweede antwoord echter wierp licht op de beteekenis van de algemeene vakopleiding" voor de werkloozenkwestie. Er wordt daar te Letchworth (zoo heet het landgoed) met allerlei materialen gebouwd, en wat men daar dus noodig had, waren all-r ou» d-men: terwijl men met de vaklui uit Londen, altemaal klein-vakjus-menschen, sterk gespacialiseerd, weinig kon aanvangen. Niet onmogelijk, dat er ook nog moeilijkheden zouden ontstaan zijn met hun vakvereenigingen, die in Engeland er ontzaglijk op uit zijn, het werken in een andere branche, dan die van het speciale vakje, tegen te gaan. En dan raag eindelijk mee geteld hebben, dat de Tuinstad-vennootschap niet zélf bouwt, doch alleen optreedt als grondeigenares en in erfpacht uitgeeft, zoodat het Londenseh Comité, wilde het niet zelf gaan bouwen, alleen samenwerking had kunnen vinden met de Coöperatieve Bouwvereeniging, die er bezig is cottages te laten oprichten in eigen beheer. De persoon, die mij rondleidde, was intusschen juist de secretaris van die Coöp. Bouwver., en ik heb niet kunnen ontdekken dat hij er iets voor voelde om die Londensche werkeloozen te gebruiken in hun eigen vak. Naar de verklaring van den man die met de leiding van den wég-aanleg door de werkloozen belast was, kwam hun werk ten slotte wel duurder dan dat, wat de Tuin stad had doen aannemen op de gewone wijs, maar was 't niets minder. Bij onzen rondrit over het landgoed leken mij de wegen nog tamelijk primitief: een aangestampt mengsel van steenen en mortel, volstrekt geen zorg vuldig gelegde macadam. Doch zoover zul len de finantiën van de Tuinstad-in-wording ook nog niet gestrekt hebben! Wat de aanleg door de werkloozen meer kostte dan de gewone prijs, betaalde het Londenseh Comité. Tijdens het verblijf der mannen, die ten slotte al weer naar Londen terug gingen, werd van wege de reeds gevestigde bewoners gezorgd, dat het hun niet ontbrak aan afwisseling on geestelijke ontspanning: concerten, voordrachten, lezingen en debat avonden werden regelmatig voor hen ge geven. * .?* Eindelijk, de kolonie van het Heilsleger te Hadleigh. Hier konden dadelijk een 00 man worden ondergebracht, geleidelijk uitgebreid tot 200, zoodat totaal een 327 man achtereen volgens van 1?13 weken, gemiddeld 6X week aan het werk gehouden konden wor den. Dit werk bestond in hoofdzaak uit: versterkingen uitbreiding van een zee-muur: uitgraven van grond in de oofttuinen; grondaanvoer voor wegaanleg, en opgooien van grond; omspitten. De algemeene indruk dien de uitgezonden mannen maak ten, was niet vergunstig; er /at weinig fut in ze; het was heel moeilijk om uit velen een behoorlijk dagwerk te halen, en 113 van de 327 vielen dan ook ge leidelijk om min goede redenen af. Toch kon geconstateerd worden, dat er een kern was van flinke, stevige werkers, wier invloed de anderen geleidelijk ondergingen; de zucht naar persoonlijke reinheid, en het kante zegelring met rose steen, mitsgaders een lange nagel met bedenkelijken rouwrand duidende op den vloer waar't?spelletje"in artis tieke wanorde op- en door elkaar gebutst ligt. Meneer is nu rechtop gaan zitten, in eens klaar wakker. Verlegen-lachen-1, eigenlijk niet goed wetend wat voor ge/,icht ie zal zetten, mompelt-ie iets van Oh dank-u wel," bukt zich en begint met lange grijpvingers z'n eigendom weer bij elkaar te grabbelen. Gloednieuw ziet 't spelletje er niet meer uit; sommige kaarten vertoonen zelfs maar al te duidelijk den goren kringetjes-afdruk van vette duimen. Nou heeft-ie ze allemaal weer bij mekaar en stopt ze in z'n zijzak. \eemp-u altijd soo'n spelleke mee opreis?" zoet?appigt m'n b.mr bij wijze van een mop. Nee anders nooit...'t Is eigelijk per abuis da'k ze heb meegenome.. .'t is gek. . . we hadde bij me zuster thuis een wiesie ge legd en nu schijn ik...'k kan me anders nie begrijpen. . .in de baas van 't weggaan. .." O je, 't is ook niks hoor!. .. ik see 't maar soo'es...ik foor mij hou wel van een moppie kaart. . ." De attentie van den gel eelen wagon is nu op de meneer-met-de-kaarten en m'n spraakzamen buur gevestigd. In 't bijzonder laat komer numero drie, die zoo knusjes warm want 't is koud buiten lusschen de twee jufl'rouwen zit, slelt schijnbaar groot belang in den dialoog eti heeft z'n nek driekwart omgedraaid om toch vooral geen woord van de conversatie te missen. Nou." zegt de meneer met de kaarten nou 'k ze toch zoo toevallig bij me heb en u zeg dat u er van hou, wil ik u wel 's 'n kunsie late zien . .." M'u buur beweert dat-ie dut wel 's gesellig find... dat ferdrijf de tijd..." rein houden der barakken nam toe, en er ontstond een kameraadschappelijkheid, waar van de goede werking niet te loochenen viel. * * * De algemeene indruk van dit koloniewerk, aldus aangevat, is ten slotte zeker niet ongunstig. Een groot bezwaar intus schen zijn de onmiskenbaar hooge kosten. Te Hadleigh betaalde het Comitéaan let Heilslegor /' 6 kostgeld per man, waarbij 30 et. zakgeld kwam; doch de achterge bleven gezinnen der gehuwden moesten natuurlijk in Londen zelf onderhouden ?worden, en dat beliep / 6 voor de vrouw, ? 1.20 voor het eerste kind; ? 0.90 voor het tweede; ? 060 voor volgende kinderen (onder 14 jaar); gemiddeld een ? 8 per gezin; zoodat het voor man, vrouw en kin deren ? 14.30 per week werd, afgezien van de reiskosten (eens por maand kreeg de man een retour naar Londen). Dit scheiden van man en gezin, en het gemis aan alle verband tusschen belooning en werk-praestatie lijkt dan ook van het ko lonie-systeem het bedenkelijkst. Men zal er toe moeten komen, de gezinnen mee te verhuizen en ofschoon ook dit, vooral om de huisvesting, zeker zijn eigenaardige bezwaren meebrengt, staat er toch tegen over, niet alleen dat het op den duur goedkooper moet werken, maar dat het stelsel de voordeelen van een verblijf-buiten ook aan vrouwen en kinderen ten goede doet komen; het gezin bijeenblijft en daarmee een der aanleidingen tot wegloo pen weer e veneens vervalt. En hoopt men deze stadsmenschen te winnen voor het buiten-leven, dan mag men zeker niet nalaten de vrouwen, die conservatiever aan hun buurt" gehecht zijn, er terstond eok aan te wennen. De dubbele kosten van de methode blijken trouwens reeds sterk tegen algemeener toe passing van het tijdelijk uit-koloniseeren te werken, en een vermindering tot enkele" kosten dus zeer noodig. Zijn eenmaal de gezinswoningen aangeschaft, dan moet het zelfs in het duurdere Engeland mogelijk wezen, de kosten p. gezin tot ? 10 per week te reduceeren. En men zou dan te Hadleigh 600 in plaats van 327 werkloozen voor de bestede / 36000 hebben kunnen helpen. Maar ik heb nog niet kunnen bemerken, dat het Londenseh Comitédit inziet, en er aan denkt deze richting in te gaan. * # Het dichterbij liggende werk, en de toe passing voor ons land zullen ten slotte eerst in een derde artikel aan de beurt kunnen komen! L. SIMONS. Mnziefc in ie Hoofdstad. Het is zeer begrijpelijk dat een werk als ,,le rniriage de Figaro" van Beaumarchais in 1784, toen het te Parijs voor het eerst ten tooneele gevoerd werd, op buitengewone wijze moest pakken. Zóó zelfs dat liet aan vankelijk door de censuur verboden stuk, acht en zestig maal zonder onderbreking moest worden opgevoerd. Later zeide Napoleon ervan: voilit la révolution déja en action". De tijd was rijp voor de tendens van het stuk; daarom is dan ook dvu* uiting zeer kenschetsend voor de beteekenis van Beaumarchais' comcdie. Gelukkig heeft de librettist van Mozart, Lorenzo da Ponte, in zijn Nozze di Figaro" al dit tendentieuse bijwerk weggelaten en zich all en bepaald tot het vertalen en be werken van den inhoud, voor zoover die met de handeling in verband staat. Daardoor heeft men een stuk gekregen dat waarde heeft, ook voor andere lijden als die, waarin zinspelingen op politieke of sociale toestanden beteekenis hebben. Het zal weldra 120 jaren geleden zijn dat te VVeenen de eerste voorstelling plaats vond van Figaro" (L Mei 178(1). Gelukkig bezitten wij aanttekeningen van den zanger Michael Kelly (hij zong de rollen van Basilio en Don Curzio) waaruit wij kunnen zien hoe groot de geestdrift was, waarmede Mozart's meester werk door uitvoerenden en toehoorders werd ontvangen. Vooral de zanger Benucci electriseerde met de voordracht van zijn aria Non piüaudrai" iedereen, zoodat van tooneel en orchest voortdurend uitroepen weerklon ken als: bravo Maestro' en viva grande Mozart". Mozart's zuster Nannerl kreeg van vader De meneer met de kaarten is nu op 't randje van de bank gaan zitten, z'n knokkigu knieën wijd van elkaar. Het is ee,n lange magere man van zoo om en bij de dertig. Flets staan de uitpuilende oogen, waaronder zware blauwe wallen, in z'ii bleek hoekig gezicht. Op z'ii lichte sluikhaar draagt ie een bruin doppie, dat-ie om de minuut een anderen stand geefe. Een ver waarloosde snor, dunharig, leidt een kwijnend han^beslaan over 'n paar zinnelijke dikke lippen. Uit 't versleten lint om 't doppie piept een pauweveertje?, zwak gou l glan zend in 't bedompte licht. Drie bevingerde kaarten houdt ie in z'n lange beenige hand-en. D ar gaat-ie dan !. .. hier neem 'k drie kaarte. . ." , met z'n uitgezakte groen oogen neemt de meneer ons allemaal eens op of wij óók belangstelling in z'n sunsie toonen , drie kaarre... ruite tien... harte ach... en de khivere boer... 't is een allemachtig leuk kunsie. . ." M'n buur, een kort dik kereltje met rood haar, dito borstelsnorrelje en dito puntbaardje is geheel oog en oor. /'n laag vethal^jt; wordt door een up and down-boord omkneld. Op z'n bel blauwe plastron zetelt een prachtdasspeld een zwarte poedelkop met oogjes van diamant, /'n ne hand steunt op z'n geruite hammeknie, met de andere houdt-ie de revers van z'n bruin-geel deinietje vast. ..Nou mO je oplette. . . daar gaan ze dan!. . . drie kaarte... ruite tien... harte ach... en de klavereboer..." 't Bruine doppie wordt wat naar achteren gezet. Daar zwiuiit-ie z'n armen als een rut H-nwiek door de lucht lees tabaksdamp onderwijl de drie kaarten schoM'elend. N'ou beeft-ie ze alle drie omgekeerd in ('én hand en houdt-ie ze m'n buur voor. Nou mot u 'es zegge : waar zit nou k'.aMozart een brief waarin haar het-succes van den Figaro werd medegedeeld. Men leest daarin dat bij de tweede opvoering (3 Mei) vijf stukken en bi] de derde opvoering (8 Mei) zeven stukken moesten herhaald worden. Een klein duet verlangde men zelfs driemaal te hooren. En thans, na 120 jaren werkt deze heerlijke opera nog met al de frischheid eener eeuwige jeugd. Zulke prachtige, bloeiende en s erlijke melodieën zijn onvergankelijk. Zulk een rijk dom en vernuft in het aanwenden der in strumentale hulpmiddelen vindt men slechts by' het genie. Het comitétot organisatie van uitstekend verzorgde operavoorstellingen'' had voor zijn derde opvoering den Figaro" gekozen. Hoe wel het jammer is dat men geen gebruik had gemaakt van de secco-recitatieven, zoo als men voor een paar jaren geleden, bij een voorstelling met d'Andrade, gedeelte lijk heeft gedaan, is dit toch wel te begrij pen. In de eerste plaits omdat de toen gebruikte italiaansche taal zich beter leent tot het aanwenden van recitatieven dan elke andere taal en in de tweede plaats omdat, voor zoover mij bekend is, behalve in het Kesidenz theater te München, in geen ander duitsch theater de secco-recitatieven worden gebruikt. Ditar bezigt men ook, sedert 1895, de uitmuntend verzorgde vertaling van J. Rietz, terwy'l overal elders de bewerking van Adolph v. Knigge burgerrecht heeft ver kregen. Waar nu, by' voorstellingen door bovenstaand comitégeorganiseerd de kun stenaars van links en rechts worden bijeen geroepen, moet het moeilijk vallen, een vertaling te gebruiken, die een uitzonderingsstandpunt inneemt. De zangers zijn er aangewend te zingen: Dort vergiss leises Fleh'n, süsses Wimmern, Da wo Lanzen und Schwerter dir schimmern". Wanneer men, daarvoor in de plaats, van hen verlangt te hooren : Nun vergiss leisse Fleh'n, süsses Kosen, Und das Flattern von Koaen zu Rosen". dan moeten zij een dwang uitoefenen op hun geheugen, dien de meeste kapelmeesters of intendanten wel niet van hen zouden durven eischen. Bij de opvoering van Yry'dag 20 dezer werd dus de bdwerking van v. Knigge gebruikt en werd de dialoog niet gezongen, maar gesproken. Zeide ik straks dat de kunstenaars van links en rechts worden bijeengeroepen, ik mag niet nalaten er op te wijzen dat zulks gioote nadeden met zich medebrengt, vooral bij een Spieloper" als Figaro's Hochzeit." Daar moet alles zoo licht en los en vluggespeeld worden; alles moet zoo ineensluiten en klappen, dat de aandacht van den toe hoorder voortdurend in spanning blijft. Dat kan slechts gebeuren als verschillende krach ten elkaar kennen en aan elkaar ge wend zij n. U dit niet het geval, dan zal het prikkelende van het werk verloren gaan en er allicht een. zekere loomheid op de uitvoering drukken, die nog van grooteren invloed zal zijn op het werk in zijn geheel, dan op de afzonder lijke muziekstukken der opera. Zoo kon men het verklaren dat enkele nummeis prachtig klonken en veel indruk maakten, terwijl men toch vaak het geheel vlotter van stapel had willen zien loopen. Het zou mij echter niet verwonderen, als er in de tweede voorstelling meer gang gebeten zal hebben. De Figaro" van Moest uit Hannover stond als vertolking bovenaan. Ieder die zijn Leporello" nog in het geheugen had, vermoedde trouwens wel dat hij iets buitengewoons zou maken va^ de titelpartij. Toch mag ik niet verzwijgen dat hij de bovengeciteerde aria Dort vergiss'' niet zong met de verve die ik er mij van had voorgesteld. Echter zijn praestalie was overigens zoo superieur, dat deze opmerking tegenover het geheel, weinig in de schaal legt. Suianna was mevrouw TijssenBremerkamp. Door haar naam aan die der andere dames te doen voorafgaan, bewijst men niet uitsluitend een beleefdheid aan een Hollandsche kunste nares, maar doet men haar recht wedervaren ; want zij het ft inderdaa l al haar kunstzusters verre achter zich gelaten. Haar zang was beschaafd en mooi van toon. Slechts waren hare soubrette-manieren niet altijd even los en natuurlijk; hier en daar ietwat gezocht en gekunsteld. Mevrouw Shacko (Cherubin) was ook eenigsjins gekunsteld. Men had haar jeug diger, overmoediger willen hebben. In plaats daarvan kwam zij met trticjes voor den dag, die wel doelden op routine maar niet op ingenaiteit. De heer Bronsgeest, een landgenoot, die aan het Stadttheater te Hamburg verbonden is. maakte een uitstekend n'guur als graaf Almaviva. In houding en gebaar was hij hoogst verdienstelijk en zijn stern bleek krachtig en sonoor te zijn. iiiMMiint i HMlliimiiiiiilimilmiililiiiiiimiiiimmn iiiini vcreboer?... nénie kijke... dan is'rniks un... zóó zegge... nou?... waar zit nou die klavereboer?..." Buurman doet erg wijageerig. . . schraapt z'n keel en. . . denkt. Plots komt z'n dikke wijsvinger, waarop de roze steen,in actie en tikt-ie met z'n langen rouwnagel op de middelste der drie kaarten. ,;Dèrr!. . . dat is ie !. , .dat is klaferboer!. . ." j Nee je mag 'm 'r uittrekke.. ." j L»e duim, eveneens in diepen rouw, komt i den wijsvinger nu te hulp en met een rukje j heeft-ie de kaart... draait 'm om en... ferachtig 't ig klaferboer!..." Buurman grinnikt en kijkt ons allemaal 's u n dat is 'n immes kunsie... dat mot-ie nog 'es doen. . ." Ondertusschen staan we even stil voor Sloterdljk; er zijn geen reizigers. Trouwens onze wagen is vol. ,.Dsjoeng d-yöem. .. dsjoengd^ji'em..." boemelt 't treintje verder door de pikkedonkerte. Daar gaat-ie dan weer!" Weer wordt 't i bruine doppie verzet; weer gezwaai, weer kaartgescholl'el: en weer schieten wijsvinger en duim op den vermoedelijken klaver boer aan. Mis!...nou heb-ie harte ach te pakken... nog es. . ." ..Ia! ferdraaid daar heb-ie klaverboer te grase. . .allemachtig amesant kunsie.. hèh hèhè!..." Numero drie heeft intusschen uit pure belangstelling in 't kunsie z'n warm knugi plekje tus?chen die twee juffrouwen verlaten ' en is over 't lage beschot geklommen, een j afdeeling dichterbij gekomen. Tusschen een | paar jongens heeft ie zich nauw ingewrongen i en met z'n knieën op de bank bangt-ie over 't beschot geleund, beurtelings de meneer-van't-kuusie en m'n buur aan te gapen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl