De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 29 april pagina 3

29 april 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1505 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V. OOR NEDERLAND. In elk opzicht voortreffelijk was de heer Schram tn als Basilio en Cm do. Zoowel in zang (n spel kon men in hem den intelli gent en kunstenaar bewonderen. Mevr. Alice Guscalewicz (gravin) wa» beslisten voldoende .«n onsympathiek. Haar engagement wasén betreurenswaardige misgreep. De partijen van Birtolo, Marzelline, Antonio en Barbarina varen teer bevredigend bezet. Alleen wist me}. Cosman niet recht goed, hoe zij het aan zou leggen haar naald te vinden. Uier had de regie wel een vingerwijzing kunnen geven. De heer Koster (Antonio) die overigen* niet onverdienstelijk zong, mag de uitspraak van zijn Duitsch wel een weinig germaniaeeren. Trouwene ia dat opzicht schoot ook mevr. Tijssen te kort, n 1. in de dialogen. Piachtig klonk het orchest (dat van het Concertgebouw). De heer Tierie heeft blijk baar met veel zorg gestudeerd. Reeds de ouverture werd zeer mooi vertolkt. Omtrent de opvatting der teinpi zou men met den heer Tierie hier en daar van meening kunnen verschillen; doch de fijne intentiën (vooral deinstru nentale) der partituur kwamen, dank zqncr leiding, uitstekend tot haar recht. Ook de aankleeding en monteering waren bfl den heer Jac. Coini in goede handen. Slechts had de verwisseling der tableaux sneller moeten geschieden. Ook had mevrouw Tyssen, na de groote Aria van Figaro Tutto disposto" bij open doek niet zoo lang op zich moeten laten wachten. Zoo iets doet een pijnlijk oogenblik ontstaan. Na nu nog gereleveerd te hebben dat eenige dames en heeren leden der Oratoriumyereemging zeer verdienstelijk de koren heb 'ben gezongen, hoewel misschien een weinig gereserveerd in klankontwikkeling, kan ik afstappen van de Figaro opvoering. De talrijke toehoorders zullen van Mozart's onsterfelijk* muziek ztker een verkwikkccden indruk medegenomen hebben. Als dit nummer verschijnt is de heer Tierie met zy'n koor op reis naar Parys. Ongetwijfeld zullen onze landgenooten daar de eer van onze hollandiche kunst hooghouden. Sedert eenige dagen is de Noorsche compo nist Edvard Grie'g weder in ons midden. Op den laa'sten kamermuziekavond van dit seizoen zijn enkele werken van hem uitge voerd. De heeren Flesch en Röntgen speelden zy'n viool-sonate op. 13 in G. Een irisch, dankbaar werk, dat vol vuur en leven door beide artiaten werd vertolk^. De beer ea mevrouw Röntgen speelden daarna de variatieën voor twee piano's op. 51. Dit werk was mij niet bekend. Het is zeer mooi en bezit een prachtigen klaviersatz. Ook zijn de variatiën zóó ingericht dat de aandacht steeds hooger gespannen wordt. De heer en mevrouw Röntgen speelden het werk met gratie en ook, waar dit noodig was, met veel bravour. Da componist zal zeker ingenomen zijn geweest met de ver tolking. Het tweede deel van den avond werd in beslag genomen door het e-mol klavierquintet van Sinding. Mg heeft dit quiutet ook zeer aangesproken met uitzondering van den laatsten Sitz, dien ik minder voornaam vind. Het Andante met zijn aanhef en slot voor gtiijkquartet zal wel iedereen zeer bevredigd hebben. En zoo kunnen wjj de heeren Röntgen, Flesch, Noach, Meerloo en Mossel een hartelijk tot weerziens toeroepen in het volgende aeizoen. Met veel ingenomenheid kan ik gewagen van het concert dat de Liedertafel Apollo Maandag 1.1. gegeven heeft in de gro>te zaal vin het Concertgebouw en dat ik roor een gedeelte by'woonden Zooals de heeren van Apollo thans zingen onder leiding van bun eminenten dirigent Koes se, kan hun praestatie aan hooge eUchen voldoen. Klankschoonheid, zuiverheid en prachtige stem verhouding, ziedaar de eigenschappen van bet koor. Meiuffrouw Job. Bleeker en de heer Anton L*mpe oogstten veel bijval in met de voor dracht van een p«ar duetten en een aantal liederen. AXT. AVEHKAMP. Tooneelslntes, van HERMAN HEYKIUIASS. II. Schakels. Van de tooneelst ukken welke Heyermans schreef, lijkt mij Schakels" het meest be langrijke in de evolutie van ons tooneel. Op Hoop van Zegen" mag boeiender zijn geweest in het ensemble, hebben uitgemunt door mimische détail- en atmosferische totaalwerking, door interessante milieu-teekening, pakkende etlecten en zelfs door een klein-genre achtige, zich niet 't minst naar de picturale zijden uitende poëzie, een levende tooneelfiguur als Pancras Duif overtrefc al de vroe gere praestaties van dezen, bij een zekere ?lllliliiiiiiiiiilllHfiimiiilllMIllliiiiiMiiilllMilimilllHiiiliiiiimmiiilMM 't Is nog een kerel van middelmatige grootte met een volrond melkgezicht waarop dons. Z'n groen-zwarte deukhoed dik onder de stof heeft-ie achterover op z'n piek-achtige haren. Tusschen zyn doorgerookte tanden houdt ie een sigaar, die, scheef aan't inbranden, rookt als een muskietenkaars. Door 't over-'t-bescliot-hangen is z'n paarswit geruit halfhempie ietwat in 't 'aaggesneden vest geschoten, waardoor iets smoeselig-wits zichtbaar komt. De nagels van beide handen zijn tot op 't. vleesch afgekloven. Daar gaat-ie dan weer., .én.. .twee... drie... waar is nou klavereboer ?... per beer u'es...," dit laatste tot de jongeling-met'tha f hempie. Verachtig joh, ie haalt 'm er uit. .. De jongeling glundert de sigaar walmt. Nog 'es doen... allemachtig daar had-ie 'm weer.. . luizig kemiek kunsie... hu zou haas durreve wedde dat-ie 'm nou weer bij z'n kladde kreeg..." Noü-oü?" zegt de meneer van't kunsie die, nu er van wedden sprake i-i in eens meer fleur op z'n kaken schijot te krijgen?, noü-oüwat verwed u dan?..." De jongeling aarzelt eventjes en kijkt m'n buur an de sigaar is uit. Nou-oft ?... nou-oü?... om wat zei 't weze?..." miauwt de kunsie's meneer. Om 'n gulde." Vooruit dan om 'n gulde" lawaait de meneer van 't kunsie daar gaat-ie hoor!... n... twé... drie. .waar is klavereboer?.." De aandacht i» algemeen. In een dikke kring staan en hangen de overige reizigers om ons heen. Sommigen zijn op de banken gaan staan. Op de twee juffrouwen na zijn de andere afleelingen leeggeloopen. Fantas tisch «orden al die koppen belicht door 't -dansende gele gasvlammetje. De spanning is veelzijdige- vruchtbaarheid, tot nogtoetam«lyk eenzydigen auteur. Maar in Pancras Duif concentreert zich ook voornamelijk de dra matische waarde van dit wel weer vee! types, maar weinig individuen rijke stuk. Pancras Duif is diegene van Ueyerman's types, waarin het meest de aanleg en ook de groei van een karakter zit en die recht heeft op een meer universeele belangstelling. Men heeft, alle ethi-che, moralistische en sociale tendenzen terzyde stellend, menig kostelijk type uit de stellig al respectabele rij, welke Heyermans ten tooneele voerde, gepre zen. En ik geloof niet dat er voor onze jongere tooneelspelers een leerzamer periode is ge weest, voor zoover 't een zich eigen maken van een eigendommelijken tijdsstijl betreft. Heyer mans is altijd een handig metteur en scène geweest en in 't uitbeelden van dagelij kscheléven-types zoekt hij op 't oogenblik wel zijn weerga. Schilders die Op Hoop van Zegen" zagen opvoeren, hebben er van gezegd dat zij er den geest van het oud-üollandsche genre in meenden te zien herleven op 't tooneel, en dat niet zooals die zich uitte in den modern dramatHchen vorm, maar in actie en gebaar en in veel der direct uit 't leven opbloeiende sentimenten, waaraan een zekere tendentieuze stelling, een verbizonderen van wat algemeen moest zijn, nochtans afbreuk deed. Er kwam in Op Hoop van Zegen" zooals ik't destijds zag, inderdaad meer dan n scène voor die men zich, wat picturaal-poëtische werking betreft, bijna ongewijzigd als een prachtige illustratie kon denken van dien oud-Hollandschen geest. In Pancraa Duif leeft die teest op een nog veel voortreffelijker, wijl algemeen menschelyker wijs. Pancras Duif heeft in de tooneelgeschiedenis een beroemden voorganger: K ing Lear. Niemand minder dan Shakespeare heeft het motief der kinderlijke ondankbaarheid en dank baar heid in conflict met onredelij ke vader begeerten behandeld en dat in zijn meest we:dsch en monumentaal gabouwde stuk. Maar Shakespeare schiep een karakter-tra gedie, Heyermans maakte er een situatietragedie van. Dit teekenende verschil terloops constateerende, onthouden we ons van een verdere vergelijking. Want de uitwerking van het gegeven is geheel verschillend. De stijl is bij ShakespeTreroniantisch-dramatisch, bij Heyermans een realistische nuance van de naturalistische. Ik heb bij de lezing van Schakels" meer levens liepten meenen te peilen dan het Haarlemsen Tooneel zonderen wy Louis Bouwmeester's onvergelijkelijke creatie van Pancras Duif uit heeft gegeven. Bij den lezenden beoordeelaar is het intellect meer werkzaam dan bij den in tijd en ruimte aan schouwenden schouwburgbezoeker, terwyl de fantasie als 't ware twee horizonten : die van het gelezen voorstelbare tot het tooneel en die van het op 't tooneel zelf voorgestelde, heeft te omvatten. Bij lezing bleken mij de pathologische elementen in de levensfeer der familie Duif en het ontaardingaproces dat daar moet hebben plaats gehad, boeiender dan op 't tooneel zooals dat gewoonlijk 't geval is ; hoewel men bij lezing weer meer de suggestieve kracht der geestelijke atmos feerwerking welke overigens lang niet in die mate voelbaar is als bij Ibsen mist. Uitvoerige ziels-analyses en psychologische verwordingpprocessen zy'n immer moeilijk op 't tooneel op te lossen problemen geweest, omdat het tooneelpubliek hot resultaat van een proces niet aanneemt voor 't dat heeft zien worden. Het worden is op 't tooneel veelal belangrijker dan de daad zeif, die er de ontknooping, de ontspanning van is: bewijze Hamlet. Zoo stelt zich de lezer van Schakels" met wat hij weet en vermoedt omtrent de andere leden der familie Duif, tevreden. Hem inte resseert voornamelijk de dialoog, om het zichtbare deel bekommert hij zich minder. Maar de tooneel bezoeker die de menschen iu levenden lijve voor den neus krijgt, wil er nu ook meer van weten dat naar de wetten van oor/aak en gevoli hun bestaan rechtvaard gt Met een physiek of psychisch ziek mensch in het lev-en kunnen wij, zonder de oorzaak te kennen mede-lijden hebben, op t tooneel niet. Er zijn zoo een massa moderne tooneelwezens die feitelyk geen bestaansrecht hebben. Men behoeft juist geen psychiater te zijn om te voelen dat Heyermans heel dat fami lieleven te veel grauw in grauw heeft ge schilderd. Door overdrijving en door gebrek aan tegenstelling schiet hij hier zijn doel voorbij. Schakels" lezende, zou een oninge wijde tot de gedachte kunnen komen dat alle huwelijken ongelukkig zijn. Maar dat zijn de naweeën van een periode welke in de literatu r al weer voorbij is. Iemand die beter weet, slaat er sind; lang geen geloof meer aan. Heel dat tegenspel wordt eigenlijk door merkbaar ; je denkt niet meer aan 't treinlje, je vind je in een speelhol waar een dikke grijze tabakswalm, zwevende in uitgerekte spiralen en grillige kronkelingen, je by wijlen 't ademen moeilijk maakt. Numero drie, alias de jongeling met 't half hempie, steekt z'n arm uit een vuile ge rafelde manchet komt bloot 't halfhempie schiet nog een tikje meer uit 't vest. .Twee afgekauwde vleezige vingertoppen pakken een kaast en... 't is 'm... 't is de klaverboer. Beweeg en gemompel onder de toeschou wers. M'n buur slaat zich op z'n geruite hammeknie en lacht kort en snerpend. De jongeling-met-'t-half hempie grijnst een breede grijns, waardoor je op een totalansicht" van z n doorgerookt gebit onthaald wordt. De kunsie's-meneer vertrekt geen spier. Met een nonchalant gebaar heeft-ie een gulden uit z'n broekzak opgediept en geeft 'm voornaam-zwijgend aan de jongeling. Deze wil 't nog wel 'es wagen. Veruit dan om 'n gulde... n,.. twee... drie... waar is klavereboer?..." De jongeling wint weer. Dat wotdt m'n buur te machtie. Nou, dat is 'n saakie!... hier!. .. hier hè-je mijn gu'de..." M'n buurman wint, verliest, wint nog 'es. En steeds diept de kunsie's-meneer een gulden uit z'n broekzak. Z'n bruine doppie met 't pauweveertje staat nu zoo ver mogelijk naar achteren. De sluike haren hangen ver ward op z'n lage voorhoofd. Hij kykt ernstig. Met een: Mot ii niet er 'es 'n kansie wage meneer?" spreekt-ie mij aan. Niét?... Kom 't is ommers maar voor 'n aardigheidje... 'n onschuldig tijdverdrijfie... Kom... menschen gespeeld wier doen en laten onze liefde voor Pancraa doet groeien. Als zooda nig heeft die teekening zonder meedogen zijn verdienste. Tegen dien grauwen achtergrond uit ryst de figuur van Pancras Duif met een waarlijk prachtige menechely'kheid omhoog. Hy, de verpersoonlijking van n macht en n wil tegenover al die wriemelende menschjes, krijgt er iets grootsch, en in zijn val, dieu hij ten deele aan zichzelf, ten deele aan de omstandigheden, ten deele aan zy'n kinderen dankt, iets tragisch grootsch door. Het medelydensinotief ia van den aanvang af geboren; het conflict wordt uitnemend voorbereid. Pancras is een figuur met de objectiviteit van een type en het subjectieve van een individu gezien en als karakter gegeven. Iemand die zooiets heeft kunnen scheppen, voert stellig nog meer in zy'n mars. We leeren dit boeiende en in bijna alles meikwaardige karakter van verschillenden kaal en in ver schillende phasen kennen. Wie er voor als model mag gediend hebben, komt er. hier minder op aan. Eenige van zijn hoedanig heden wil ik hier aanstippen. Pancras Duif beschikt over een groote dosis on vervalschte humor. L>at is zijn meest brillante eigenschap. Maar daaronder verbergt hij een onheimelijke diepte van levensleed; wat hem slechts interessanter maakt. Daarbij is hij goedmoe dig, maar verre van een kwezel, gul maar eigenlijk niet verkwistend, een impulsieve natuur_met een krachtig temperament, maar die zich daarby' als een monnik beeft weten te beheerst-hen. In den aanvang praedomineert de humor, een prachtige, levenswarme humor, die met een montere glans de eerste twee bedrijven doorfonkelt. Wan neer Pancras later vertrouwen-zoekend tegen zijn broer Hein al zijn ellende heeft uitge zegd, vindt hij, als anderen ten tooneele ver schijnen, met een bewonderswaardig savoir vivre zijn humor terug (zie bladz. 88 en daar voor). Ten slotte blijkt ook de schijnbare gaafheid van dit karakter door het leven niet geheel onaangetast. Schakels is in een modern dramatischen tooneel vorm gebouwd, een vorm die, bij een schijnbare oraf hankelijkheid, den auteur inderdaad zeer aan de werkelijkheid en hare toevalligheid bindt. Het is veel al voortreffelijk van détail-teekening die soms de aandacht van het groote geheel afleidt, en van milieuteekening die niet altijd dramatische situatieteekening is. Van de coupures welke de auteur bij eventueele opvoeringen voorstelt, is de derde niet het minst wenschelijk ; in het geheel heeft dit gedeelte wel het meest 't type van een episodische afdwaling. Als algemeene opmerking kan dan nog volgen dat de omstandigheden soms te bizonder zijn, om de waarheid van het algemeene (een gewone dramatische eisih) te hebben. Het is wel- niet beslist onwaar wat er gebeurt, maar het heeft meer dan eens het onwaar schijnlijke en iets van het onaannemelijke der verbizondering. Dit is een fout waarin meer moderne tooneelschrijvers zijn vervallen. De waarheid van iemand als Shakespeare is inderdaad veel concreter dan de hunne. Iets wat hen mogelijk evenzeer zal verwon deren als b.v. te vernemen, dat de architec tuur de meest abstracte der kunsten is. Maar afgezien van dit alles, afgezien van het feit dat de oplossing ran het als probleem gestelde gegeven ons niet geheel in den waarlijk klassieken (ook klassiek-molernen) vorm van these, anii-these en synthese ge wordt, blijft er nog zooveel te waardeeren, dat het ook de leoluur van dit tooneelwerk tot een zeer aangename maakt. De dialoog is vlot en levend, over 't algemeen teekenend en dikwijls van een expressieve raakheid, terwijl het beknopte, afgeronde der pittige personenttekening behalve Pancras komt er menig knaphandig geteekend type in voor en der feitenteekening de klaarheid van het geheel ten goede komt. Wie Schakels" hebben zien spelen en er waardeering voor in zich voelen, zullen zich zelf een dienst beivijzen met dit werk in boekvorm aan te schaften. H. DE BOER. VOOR DAMES. De ffleerterlieid Ier yronw. De mannen hebben altijd ongaarne erkend welke plaats de vrouw eigenlijk iu de wereld bekleeit. Zij bewaren een fraaie, mannelijke mythe van : de heerschappij van het sterke geslacht, zijn verstandelijke meerderheid'', en praten nederbuigend van de vrouw als: de hulpe des man i". Zeker, zooals de zaken nu eenmaal staan, is het een fysiologisch feit dat de mannelijke hersenen s erker zijn, Nee doet u dat nu maar onder elkander... laat mij er maar buiten. . . ik spoel niet." Hèlaat u u nou soo kenne!'' vleit m'n buur.?Kooi non u siet toch wel dat meneer betaal as u win . . Kom meneer waaa; er 'es 'n guldetje an.. ." N'ee hensch niet 'k blijf 'r bij... ik speel niet..." Kom meneer" zanikt de jongeling-met't-half hempie ..zoo'n kans krijg u niet veel in uw leve. . ." Ik zwijg en steek een versche sigaar op Nou zeg nou 'es meneer waar zit nou de klavereboer?... je zal toch je tikke nie brande. . . voor niks...'t kos je geen cent... 't is alleen maar 'es voor de mop van 'c kunsie.. .kom zeg u nou 'es. . .op m n woord 'c kos je immers niks. . ." Om van \ ge« nik af te komen neem ik n der drie kaarten en werkelijk 't is klaverboer. Ziet u nou w-è-öl?..." zanikt de kuneie's meneer. U is 'n geluksmens meneer" lluistertm'n buur mij in gemoede in, ik sou 't maar 'es wage. . .je wint stellig en vas.. .ik sou 't u anrekemandeere..." Nijdig zeg ik dat '1 nou genoeg is en dat ik niet speel. . .nooit speel. De jongeling-met-'t-halfhempie mompelt onder 't weer-aansteken van z'n scbeeve inbrander, dat 't cente verguize is as je zoo'n gelukshand liep." De overige reizigers zeggen niets - kijken alleen maar. ,,'k Weet wat," zegt de kunsie's-meneer op een toon alsoi-ie plotseling een hemelsche ingeving gekregen heeft. ,Ik.. .weet.. .wat... as meneer klavereboer trekt, krijg-ie tien gulde.. .trekt-ie 'em niet dan betaalt-ie d'r maar ntje.. .noü-oü?., ." meer vermogen dan de vrouwelijke; doch de vrouw is er beter aan toe, wegens hel gebruik dat zij van haar denkvermogen maakt. Het mannen verstand wy'dt zich aan groote, belang rijke zaken; volgt echter daaruit dat de vrouwelijke geest minderwaardig is? Neen, want voor de minder gewichtige spant de vrouw haar volle intellectueele kracht in. Ze redeneert niet volgens een massa aange leerde kennis; ze oordeelt onafhankelijk, ze geeft de resultaUn van haar eigen kijk op de dingen. Dit heeft zij te danken aan de omstandigheid dat ze lang aan deschoolsche opvoeding ontsnapt is. Wat in haar hoofd stak, werd daaruit niet verdieven door het geen erin werd gestopt. De vroegere goever-, nantes trachtten den geest van haar leerlingen te versieren, niet, hem vol te proppen. Dit stelsel leeft hier en daar nog voort. Thans zijn er voor de -meisjes uit de gegoede en aanzienlijke standen colleges" gekomen, en daarmee de copie der fouten in de jongens scholen. Nog ziet men de verderfelijke ge volgen niet al te zeer; de erfelijkheid zorgt nog voor behoud van den oorspronkelijken aanleg. Op het oogenblik hebben dus de meeste meisjes nog meer denkbeelden dan aangeleerde feiten in 't hoofd. Nog loopen haar gedachten over onbeduidende bijzon derheden van het alledaagsche leven. Dat is beter voor haar natuurlijke ontwikkeling dan het opdreunen van een reeks" koningen, f n een vluchtige behandeling van Horatius' oden. Maar velen onder haar zijn begaafder; deze blijven niet aan beuzelingen hanzen- En als ze dan, met haar in de praktijk geoefend waarnemingsvermogen, ook ernstiger onder werpen scherp en nauwkeurig beschouwen, krijgen ze een overwegenden in vloei op de mannen. Waarlijk, al/e vrouwelijke attractie gaat niet van haar lichamelijke schoonheid uit; dat is gemakkelijk te bewijzen. Maar menig hervormer, staatsman, koopman on dervindt bij zijn werk hulp en steun van zijn vrouw, al weet hij het niet eens altijd. Terwijl de man heel rustig op zijn onder vinding of op zijn kennis van zaken en per sonen bouwt, ziet zijn vrouw scherp uit en ontdekt on voorden gevaar. Zie je dat dan niet ?'' Neen, en ik zou er niet op gekomen zijn." Oefeningen des geestes maken nog geen zelflenkend wezen, en omgekeerd, hebben personen die geen opzettelijke verstandsgymnastiek meegemaakt hebben, meer kans zelfdenkend te blijven. Er ontbreekt nog veel aan de op'eiding der vrouw, maar dat ze eeuwen lang van de werktuigelijke drilmethode bevrijd bleef, is eerder een voordan een nadeel. Voor het sterke geslacht, dat haar n).: niet verduisterd gezond ver stand best als een steuntje kan gebruiken; voor de zoogenaamd zwakke sekse, die tegelijk met haar schranderen blik op het leven, haar lijn onderscheidingsvermogen, ook den invloed op den man zal verliezen. En die invloed is over liet algemeen goed geweest; zelden hebben de vrouwen dien misbruikt, en meestal waren knappe, ik bedoel sclioolsch-kuappe, geleerde vrouwen de uitzonderingen. Wat men een log'scJiengedaclttengang noemt treft men bij vrouwen zelden aan; gewoonlijk is bij haar alles intuï'ie. Wat zou er van de vrouwen te maken iijn! De kiem van het richtig oordeel is aanwezig; maak die nu eens krachtig genoeg om te groeien ! Wan neer verwaarloosing van het geestelijk leven der meisjes wordt' vervangen, niet door een schoolsche opvoeding, gelijk aan die welke thans de knapen bederft, ]) maar door een oordeelkundige, sympathieke aankweeking van al haar natuurlijke gaven, zullen zij, als volwassen vrouwen, tienmaal zooveel goeds kunnen en willen doen als thans." 1) Een Duitsche schoolautoriteit (dr. Von Sallwürk) vergelijkt de middelbare scholen voor mei-jes bij ,,ile jongste zuster, 'iie de kleeren der oiulste moet afdragen, ook al passen zij slecht, in al zijn ze tamelijk ver sleten. Men heelt de meisjesschool tot een numuakfel der jongensschool geunakt, zonder te bedenken mut welke bijzondere bedoelin gen ze indertijd werd opgericht. Inlusschen ondergaat de jongensschool de eene veramleririg na de andere, en nog altijd laten de goede resultaten op zich wachten. Daarom, in plaats van de meisjesschool nog meer aan de jongensschool te toetsen, is het wijzer, in ei^en huis te beginnen. Hier ontbreken nog orde en licht, een echt pedagogische opvat ting van hetgeen wenschelijk is; hier zijn noj; geen krachtige, doelmatige middelen gebruikt. Kerst wanneer er betere gegevens zijn, kunnen wij ons afvragen : Is het huis nu weer bewoonbaar? Of stevig genoeg voor een gedeeltelij- en herbouw? Moet er een vleugel bijgebouwd worden?" Heel duidelijk ij dit betoog niet; maar ik zou willen viagen: I-i het niet beter, het huis Da's royaal. . .né. . .da'e royaal.. .," blèrt m'n buur, dat ka-je nist weigere. . .da's royaal... nédat ka je niet weigere meneer" en hij kijkt den kring triomphantelijk rond, alsof-ie wil zeggen: voor je fatsoen kan je zóó'n aanbod onmogelijk afslaan, vinden jullie nou ook niei '."' Ik blijf bij mijn besluit, speel niet. Nu worden de andere reizigers bepraat, gevleid, hekletst en bedaan, 'maar 'c pakt niet. Al 't andere kornandeer" geeft geen zier; geen n heeft 'r lust om te spelen. Uan sal ik 't nog 'es wage..." bulkt m'n rooie buur. En voor de zooveelste keer wordt gezwaaid en geschvtl'eld. De kring om ons heen trekt zich nauwer toe. ..?...?...!.. .1...!...!... Gewonne"..., brult ie in extase als-ie met een ruk de klaverboer tusschen z'n vingers ziet. ? Gewonne hè-'k de tien pop... Gewonne. . ." En tien blanke ~ guldens zijn altijd blank, guldens worden hem klié... klié... klié... klié..." in z'n vette hand geteld. Somber overschaduwt de glimmige rand van 't bruine doppie de groene zakoogen van de kunsie's meneer. Nog n kans geef ik de heere... tien tege n... kom nou... wi^ waag die win.. . hèjezis nog-'n-toe wat staanyullie daar nou. Kom nou... daar gaat-ie hoor... kijk 'es kijk 'es daar gaat-ie dan... n... twé..." Maar 't pakt niet ze verdraaien 't. Halfweg zijn we al voorbij, niets hebben we er van gemerkt. In de verte glimmert hier en daar een lichtje, meer lichtjes volgen, nog meer, gloeiend doorpriemend de fluweelige donkerte. Loeiend klaag-gerluit van de machine. te laten voor wat het is en op hechte gronAslagen een nieuw te bouwen? Hierin althans heeft Gom gelijk: er wordt te veel aam de schoolopvoeding gerepareerd. G. Metropool. Het is naar aanleiding van een zinsnede ia 't art. des heeren Chr. J. Schuver. getiteld: Daklooze Zwervers" (Groene van 25 Maut} dat 't volgende mij vooriomt, recht te hebben op meerdere publiciteit. Genoemde heer stelt zich als toekomst beeld voor, dat langzamerhand in elk onxer steden, waar zulks noodig is, Tehuizen-voorDakloozen verryzen, naast de Shelters v«a Reclames. 40 Cents per regel. TRADBMARK MARTERS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijgbaar bg alle Wjjnhandelaars 01 bg de vertegenwoordigers UOOPV1AHS «Sr B KI I KIK R, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Prijzen m af ? 2,50 per f lescl Normaal-Onderkleeding Prof. Dr O. Y Eéniqe Fabrikanten W.Benger Söhne iStuttgait Hoofddepöt te AMSTERDAM: KaWstraat 1571 K.F.DEUSCHLE-BENOER.J Gedeponeerd! Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTKAA.T ft. Depots: v. Baerlestraat 38, Joh. Verhulfóstraat 105, Eerd. Holstraat 4, Weesperzijde 7*, Plantage Kerklaan 15, Tilanusstraat 83, YOB. Zesenstraat 29,Watergraafsmeer: Breedewegl. Ie Helmersstr, 201, Ie Gonst. Huygensstr.SS, de Clercqstraat 8, Nassau kade 304a, Marn tstraat 257, Haarl.dy'k 20, 2e TuindwarsstraatÏ. Echt Victoriawate OBERLAHNSTEIN. cht Victoriawate OBERLAHNSTEIN. BOUWT te NUNSPEET o/d. VELUWE, Inlicht, b/d. Vereeniging Kantore» voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspreet. Dsjoeng-dsjoem d-yoeng dsjoern dsjoenn-dsjoem " e speldeprik-lichtjes van zooeven zijn nrs tot groote vurige oogen gegroeid, ons a*cstarend van alle kant. Langzaam vertraagt 't treintje zijn vaart. Piepknarsend kermen de wielen. Wij glijden. 't station Haarlem binnen. Ih'uia-iirlein allemaal uitstappée-e! allemaal uitstappée e !..."; open kleppende deuren van onze wagen. De meneer van 't kunsie verzet voor <J* zooveelste maal z'n bruine doppie, froinmefc de kaarten in een stukkie krant, stopt ze ie z'n zak. Mijn buur knoopt z'n kort deinietje over een welgedaan buikje en trekt bruine glacé* aan. Numero drie heeft z'n halfhempie weer in 't lid gesehoven, je zou zweren dat «lf man nu een heel overhemd aan had; ja, d*t zijn economische dingen, die half hempies -v en is nu doende met z'n weerspannige franjemanchet naar binnen tedouwen?, defigaat walmt weer. Afzonderlijk verlaten ze m«t een beleefd Genavend" de trein. In een donker hoekje van 't stationsplein vindt 't diietal elkaar weer terug om t* schetteren over de slapte in hun bedrijf. N«^ kwartjesvinden ging zoo vlot niet meer. Et jongeling van 't halfhempie beweert dat i-e verachtig meer op 'n eerlijke menier ver dien..." En de kunsie's meneer had nog m£ zoo goochem z'n kaarten laten vallen jefis, soo echies ... net of-ie se werkelijk ferloor..." vond m'n ex-buur.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl