Historisch Archief 1877-1940
No. 1505
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V. OOR NEDERLAND.
In elk opzicht voortreffelijk was de heer
Schram tn als Basilio en Cm do. Zoowel in
zang (n spel kon men in hem den intelli
gent en kunstenaar bewonderen. Mevr. Alice
Guscalewicz (gravin) wa» beslisten voldoende
.«n onsympathiek. Haar engagement wasén
betreurenswaardige misgreep. De partijen van
Birtolo, Marzelline, Antonio en Barbarina
varen teer bevredigend bezet. Alleen wist
me}. Cosman niet recht goed, hoe zij het aan
zou leggen haar naald te vinden. Uier had
de regie wel een vingerwijzing kunnen geven.
De heer Koster (Antonio) die overigen*
niet onverdienstelijk zong, mag de uitspraak
van zijn Duitsch wel een weinig
germaniaeeren. Trouwene ia dat opzicht schoot ook
mevr. Tijssen te kort, n 1. in de dialogen.
Piachtig klonk het orchest (dat van het
Concertgebouw). De heer Tierie heeft blijk
baar met veel zorg gestudeerd. Reeds de
ouverture werd zeer mooi vertolkt. Omtrent
de opvatting der teinpi zou men met den
heer Tierie hier en daar van meening kunnen
verschillen; doch de fijne intentiën (vooral
deinstru nentale) der partituur kwamen, dank
zqncr leiding, uitstekend tot haar recht.
Ook de aankleeding en monteering waren
bfl den heer Jac. Coini in goede handen.
Slechts had de verwisseling der tableaux
sneller moeten geschieden. Ook had mevrouw
Tyssen, na de groote Aria van Figaro Tutto
disposto" bij open doek niet zoo lang op
zich moeten laten wachten. Zoo iets doet
een pijnlijk oogenblik ontstaan.
Na nu nog gereleveerd te hebben dat
eenige dames en heeren leden der
Oratoriumyereemging zeer verdienstelijk de koren heb
'ben gezongen, hoewel misschien een weinig
gereserveerd in klankontwikkeling, kan ik
afstappen van de Figaro opvoering. De talrijke
toehoorders zullen van Mozart's onsterfelijk*
muziek ztker een verkwikkccden indruk
medegenomen hebben.
Als dit nummer verschijnt is de heer Tierie
met zy'n koor op reis naar Parys. Ongetwijfeld
zullen onze landgenooten daar de eer van
onze hollandiche kunst hooghouden.
Sedert eenige dagen is de Noorsche compo
nist Edvard Grie'g weder in ons midden. Op
den laa'sten kamermuziekavond van dit
seizoen zijn enkele werken van hem uitge
voerd. De heeren Flesch en Röntgen speelden
zy'n viool-sonate op. 13 in G. Een irisch,
dankbaar werk, dat vol vuur en leven door
beide artiaten werd vertolk^.
De beer ea mevrouw Röntgen speelden
daarna de variatieën voor twee piano's op. 51.
Dit werk was mij niet bekend. Het is zeer
mooi en bezit een prachtigen klaviersatz.
Ook zijn de variatiën zóó ingericht dat de
aandacht steeds hooger gespannen wordt.
De heer en mevrouw Röntgen speelden
het werk met gratie en ook, waar dit noodig
was, met veel bravour. Da componist zal
zeker ingenomen zijn geweest met de ver
tolking.
Het tweede deel van den avond werd in
beslag genomen door het e-mol klavierquintet
van Sinding. Mg heeft dit quiutet ook zeer
aangesproken met uitzondering van den
laatsten Sitz, dien ik minder voornaam vind.
Het Andante met zijn aanhef en slot voor
gtiijkquartet zal wel iedereen zeer bevredigd
hebben.
En zoo kunnen wjj de heeren Röntgen,
Flesch, Noach, Meerloo en Mossel een hartelijk
tot weerziens toeroepen in het volgende
aeizoen.
Met veel ingenomenheid kan ik gewagen
van het concert dat de Liedertafel Apollo
Maandag 1.1. gegeven heeft in de gro>te zaal
vin het Concertgebouw en dat ik roor
een gedeelte by'woonden Zooals de heeren
van Apollo thans zingen onder leiding van
bun eminenten dirigent Koes se, kan hun
praestatie aan hooge eUchen voldoen.
Klankschoonheid, zuiverheid en prachtige stem
verhouding, ziedaar de eigenschappen van
bet koor.
Meiuffrouw Job. Bleeker en de heer Anton
L*mpe oogstten veel bijval in met de voor
dracht van een p«ar duetten en een aantal
liederen. AXT. AVEHKAMP.
Tooneelslntes,
van HERMAN HEYKIUIASS.
II. Schakels.
Van de tooneelst ukken welke Heyermans
schreef, lijkt mij Schakels" het meest be
langrijke in de evolutie van ons tooneel. Op
Hoop van Zegen" mag boeiender zijn geweest
in het ensemble, hebben uitgemunt door
mimische détail- en atmosferische
totaalwerking, door interessante milieu-teekening,
pakkende etlecten en zelfs door een klein-genre
achtige, zich niet 't minst naar de picturale
zijden uitende poëzie, een levende
tooneelfiguur als Pancras Duif overtrefc al de vroe
gere praestaties van dezen, bij een zekere
?lllliliiiiiiiiiilllHfiimiiilllMIllliiiiiMiiilllMilimilllHiiiliiiiimmiiilMM
't Is nog een kerel van middelmatige grootte
met een volrond melkgezicht waarop dons.
Z'n groen-zwarte deukhoed dik onder de
stof heeft-ie achterover op z'n
piek-achtige haren. Tusschen zyn doorgerookte tanden
houdt ie een sigaar, die, scheef aan't inbranden,
rookt als een muskietenkaars.
Door 't over-'t-bescliot-hangen is z'n
paarswit geruit halfhempie ietwat in 't
'aaggesneden vest geschoten, waardoor iets
smoeselig-wits zichtbaar komt. De nagels van
beide handen zijn tot op 't. vleesch afgekloven.
Daar gaat-ie dan weer., .én.. .twee...
drie... waar is nou klavereboer ?... per beer
u'es...," dit laatste tot de
jongeling-met'tha f hempie.
Verachtig joh, ie haalt 'm er uit. ..
De jongeling glundert de sigaar walmt.
Nog 'es doen... allemachtig daar had-ie 'm
weer.. . luizig kemiek kunsie... hu zou haas
durreve wedde dat-ie 'm nou weer bij z'n
kladde kreeg..."
Noü-oü?" zegt de meneer van't kunsie
die, nu er van wedden sprake i-i in eens
meer fleur op z'n kaken schijot te krijgen?,
noü-oüwat verwed u dan?..."
De jongeling aarzelt eventjes en kijkt m'n
buur an de sigaar is uit.
Nou-oft ?... nou-oü?... om wat zei 't
weze?..." miauwt de kunsie's meneer.
Om 'n gulde."
Vooruit dan om 'n gulde" lawaait de
meneer van 't kunsie daar gaat-ie hoor!...
n... twé... drie. .waar is klavereboer?.."
De aandacht i» algemeen. In een dikke
kring staan en hangen de overige reizigers
om ons heen. Sommigen zijn op de banken
gaan staan. Op de twee juffrouwen na zijn
de andere afleelingen leeggeloopen. Fantas
tisch «orden al die koppen belicht door 't
-dansende gele gasvlammetje. De spanning is
veelzijdige- vruchtbaarheid, tot
nogtoetam«lyk eenzydigen auteur. Maar in Pancras Duif
concentreert zich ook voornamelijk de dra
matische waarde van dit wel weer vee! types,
maar weinig individuen rijke stuk. Pancras
Duif is diegene van Ueyerman's types, waarin
het meest de aanleg en ook de groei van
een karakter zit en die recht heeft op een
meer universeele belangstelling.
Men heeft, alle ethi-che, moralistische en
sociale tendenzen terzyde stellend, menig
kostelijk type uit de stellig al respectabele rij,
welke Heyermans ten tooneele voerde, gepre
zen. En ik geloof niet dat er voor onze jongere
tooneelspelers een leerzamer periode is ge
weest, voor zoover 't een zich eigen maken van
een eigendommelijken tijdsstijl betreft. Heyer
mans is altijd een handig metteur en scène
geweest en in 't uitbeelden van dagelij
kscheléven-types zoekt hij op 't oogenblik wel zijn
weerga.
Schilders die Op Hoop van Zegen" zagen
opvoeren, hebben er van gezegd dat zij er
den geest van het oud-üollandsche genre in
meenden te zien herleven op 't tooneel, en
dat niet zooals die zich uitte in den modern
dramatHchen vorm, maar in actie en gebaar
en in veel der direct uit 't leven opbloeiende
sentimenten, waaraan een zekere tendentieuze
stelling, een verbizonderen van wat algemeen
moest zijn, nochtans afbreuk deed. Er kwam
in Op Hoop van Zegen" zooals ik't destijds
zag, inderdaad meer dan n scène voor die
men zich, wat picturaal-poëtische werking
betreft, bijna ongewijzigd als een prachtige
illustratie kon denken van dien
oud-Hollandschen geest. In Pancraa Duif leeft die
teest op een nog veel voortreffelijker, wijl
algemeen menschelyker wijs.
Pancras Duif heeft in de
tooneelgeschiedenis een beroemden voorganger: K ing Lear.
Niemand minder dan Shakespeare heeft het
motief der kinderlijke ondankbaarheid en
dank baar heid in conflict met onredelij ke vader
begeerten behandeld en dat in zijn meest
we:dsch en monumentaal gabouwde stuk.
Maar Shakespeare schiep een karakter-tra
gedie, Heyermans maakte er een
situatietragedie van. Dit teekenende verschil terloops
constateerende, onthouden we ons van een
verdere vergelijking. Want de uitwerking van
het gegeven is geheel verschillend. De stijl
is bij ShakespeTreroniantisch-dramatisch, bij
Heyermans een realistische nuance van de
naturalistische.
Ik heb bij de lezing van Schakels" meer
levens liepten meenen te peilen dan het
Haarlemsen Tooneel zonderen wy Louis
Bouwmeester's onvergelijkelijke creatie van
Pancras Duif uit heeft gegeven. Bij den
lezenden beoordeelaar is het intellect meer
werkzaam dan bij den in tijd en ruimte aan
schouwenden schouwburgbezoeker, terwyl de
fantasie als 't ware twee horizonten : die van
het gelezen voorstelbare tot het tooneel en
die van het op 't tooneel zelf voorgestelde,
heeft te omvatten. Bij lezing bleken mij de
pathologische elementen in de levensfeer der
familie Duif en het ontaardingaproces dat
daar moet hebben plaats gehad, boeiender
dan op 't tooneel zooals dat gewoonlijk
't geval is ; hoewel men bij lezing weer meer
de suggestieve kracht der geestelijke atmos
feerwerking welke overigens lang niet in
die mate voelbaar is als bij Ibsen mist.
Uitvoerige ziels-analyses en psychologische
verwordingpprocessen zy'n immer moeilijk op
't tooneel op te lossen problemen geweest,
omdat het tooneelpubliek hot resultaat van
een proces niet aanneemt voor 't dat heeft
zien worden. Het worden is op 't tooneel
veelal belangrijker dan de daad zeif, die er
de ontknooping, de ontspanning van is:
bewijze Hamlet.
Zoo stelt zich de lezer van Schakels" met
wat hij weet en vermoedt omtrent de andere
leden der familie Duif, tevreden. Hem inte
resseert voornamelijk de dialoog, om het
zichtbare deel bekommert hij zich minder.
Maar de tooneel bezoeker die de menschen
iu levenden lijve voor den neus krijgt, wil
er nu ook meer van weten dat naar de wetten
van oor/aak en gevoli hun bestaan
rechtvaard gt Met een physiek of psychisch ziek mensch
in het lev-en kunnen wij, zonder de oorzaak
te kennen mede-lijden hebben, op t tooneel
niet. Er zijn zoo een massa moderne
tooneelwezens die feitelyk geen bestaansrecht hebben.
Men behoeft juist geen psychiater te zijn
om te voelen dat Heyermans heel dat fami
lieleven te veel grauw in grauw heeft ge
schilderd. Door overdrijving en door gebrek
aan tegenstelling schiet hij hier zijn doel
voorbij. Schakels" lezende, zou een oninge
wijde tot de gedachte kunnen komen dat
alle huwelijken ongelukkig zijn. Maar dat zijn
de naweeën van een periode welke in de
literatu r al weer voorbij is. Iemand die
beter weet, slaat er sind; lang geen geloof
meer aan.
Heel dat tegenspel wordt eigenlijk door
merkbaar ; je denkt niet meer aan 't treinlje,
je vind je in een speelhol waar een dikke
grijze tabakswalm, zwevende in uitgerekte
spiralen en grillige kronkelingen, je by wijlen
't ademen moeilijk maakt.
Numero drie, alias de jongeling met 't half
hempie, steekt z'n arm uit een vuile ge
rafelde manchet komt bloot 't halfhempie
schiet nog een tikje meer uit 't vest.
.Twee afgekauwde vleezige vingertoppen
pakken een kaast en... 't is 'm... 't is de
klaverboer.
Beweeg en gemompel onder de toeschou
wers. M'n buur slaat zich op z'n geruite
hammeknie en lacht kort en snerpend.
De jongeling-met-'t-half hempie grijnst een
breede grijns, waardoor je op een
totalansicht" van z n doorgerookt gebit onthaald
wordt.
De kunsie's-meneer vertrekt geen spier.
Met een nonchalant gebaar heeft-ie een
gulden uit z'n broekzak opgediept en geeft
'm voornaam-zwijgend aan de jongeling.
Deze wil 't nog wel 'es wagen.
Veruit dan om 'n gulde... n,.. twee...
drie... waar is klavereboer?..."
De jongeling wint weer.
Dat wotdt m'n buur te machtie. Nou,
dat is 'n saakie!... hier!. .. hier hè-je mijn
gu'de..."
M'n buurman wint, verliest, wint nog 'es.
En steeds diept de kunsie's-meneer een
gulden uit z'n broekzak. Z'n bruine doppie
met 't pauweveertje staat nu zoo ver mogelijk
naar achteren. De sluike haren hangen ver
ward op z'n lage voorhoofd. Hij kykt ernstig.
Met een: Mot ii niet er 'es 'n kansie wage
meneer?" spreekt-ie mij aan.
Niét?... Kom 't is ommers maar voor
'n aardigheidje... 'n onschuldig
tijdverdrijfie... Kom...
menschen gespeeld wier doen en laten onze
liefde voor Pancraa doet groeien. Als zooda
nig heeft die teekening zonder meedogen zijn
verdienste. Tegen dien grauwen achtergrond
uit ryst de figuur van Pancras Duif met een
waarlijk prachtige menechely'kheid omhoog.
Hy, de verpersoonlijking van n macht en
n wil tegenover al die wriemelende
menschjes, krijgt er iets grootsch, en in zijn
val, dieu hij ten deele aan zichzelf, ten deele
aan de omstandigheden, ten deele aan zy'n
kinderen dankt, iets tragisch grootsch door.
Het medelydensinotief ia van den aanvang
af geboren; het conflict wordt uitnemend
voorbereid.
Pancras is een figuur met de objectiviteit
van een type en het subjectieve van een
individu gezien en als karakter gegeven.
Iemand die zooiets heeft kunnen scheppen,
voert stellig nog meer in zy'n mars. We leeren
dit boeiende en in bijna alles meikwaardige
karakter van verschillenden kaal en in ver
schillende phasen kennen. Wie er voor als
model mag gediend hebben, komt er. hier
minder op aan. Eenige van zijn hoedanig
heden wil ik hier aanstippen. Pancras Duif
beschikt over een groote dosis on vervalschte
humor. L>at is zijn meest brillante eigenschap.
Maar daaronder verbergt hij een onheimelijke
diepte van levensleed; wat hem slechts
interessanter maakt. Daarbij is hij goedmoe
dig, maar verre van een kwezel, gul maar
eigenlijk niet verkwistend, een impulsieve
natuur_met een krachtig temperament, maar
die zich daarby' als een monnik beeft
weten te beheerst-hen. In den aanvang
praedomineert de humor, een prachtige,
levenswarme humor, die met een montere glans
de eerste twee bedrijven doorfonkelt. Wan
neer Pancras later vertrouwen-zoekend tegen
zijn broer Hein al zijn ellende heeft uitge
zegd, vindt hij, als anderen ten tooneele ver
schijnen, met een bewonderswaardig savoir
vivre zijn humor terug (zie bladz. 88 en daar
voor). Ten slotte blijkt ook de schijnbare
gaafheid van dit karakter door het leven
niet geheel onaangetast.
Schakels is in een modern dramatischen
tooneel vorm gebouwd, een vorm die, bij een
schijnbare oraf hankelijkheid, den auteur
inderdaad zeer aan de werkelijkheid en hare
toevalligheid bindt. Het is veel al voortreffelijk
van détail-teekening die soms de aandacht
van het groote geheel afleidt, en van
milieuteekening die niet altijd dramatische
situatieteekening is. Van de coupures welke de
auteur bij eventueele opvoeringen voorstelt,
is de derde niet het minst wenschelijk ; in
het geheel heeft dit gedeelte wel het meest
't type van een episodische afdwaling. Als
algemeene opmerking kan dan nog volgen
dat de omstandigheden soms te bizonder
zijn, om de waarheid van het algemeene (een
gewone dramatische eisih) te hebben. Het
is wel- niet beslist onwaar wat er gebeurt,
maar het heeft meer dan eens het onwaar
schijnlijke en iets van het onaannemelijke
der verbizondering. Dit is een fout waarin
meer moderne tooneelschrijvers zijn vervallen.
De waarheid van iemand als Shakespeare
is inderdaad veel concreter dan de hunne.
Iets wat hen mogelijk evenzeer zal verwon
deren als b.v. te vernemen, dat de architec
tuur de meest abstracte der kunsten is.
Maar afgezien van dit alles, afgezien van
het feit dat de oplossing ran het als probleem
gestelde gegeven ons niet geheel in den
waarlijk klassieken (ook klassiek-molernen)
vorm van these, anii-these en synthese ge
wordt, blijft er nog zooveel te waardeeren,
dat het ook de leoluur van dit tooneelwerk
tot een zeer aangename maakt. De dialoog is
vlot en levend, over 't algemeen teekenend en
dikwijls van een expressieve raakheid, terwijl
het beknopte, afgeronde der pittige
personenttekening behalve Pancras komt er
menig knaphandig geteekend type in voor
en der feitenteekening de klaarheid van
het geheel ten goede komt.
Wie Schakels" hebben zien spelen en er
waardeering voor in zich voelen, zullen zich
zelf een dienst beivijzen met dit werk in
boekvorm aan te schaften.
H. DE BOER.
VOOR DAMES.
De ffleerterlieid Ier yronw.
De mannen hebben altijd ongaarne erkend
welke plaats de vrouw eigenlijk iu de wereld
bekleeit. Zij bewaren een fraaie, mannelijke
mythe van : de heerschappij van het sterke
geslacht, zijn verstandelijke meerderheid'',
en praten nederbuigend van de vrouw als:
de hulpe des man i". Zeker, zooals de zaken
nu eenmaal staan, is het een fysiologisch
feit dat de mannelijke hersenen s erker zijn,
Nee doet u dat nu maar onder elkander...
laat mij er maar buiten. . . ik spoel niet."
Hèlaat u u nou soo kenne!'' vleit
m'n buur.?Kooi non u siet toch wel dat
meneer betaal as u win . . Kom meneer
waaa; er 'es 'n guldetje an.. ."
N'ee hensch niet 'k blijf 'r bij... ik
speel niet..."
Kom meneer" zanikt de
jongeling-met't-half hempie ..zoo'n kans krijg u niet
veel in uw leve. . ."
Ik zwijg en steek een versche sigaar op
Nou zeg nou 'es meneer waar zit nou de
klavereboer?... je zal toch je tikke nie
brande. . . voor niks...'t kos je geen cent...
't is alleen maar 'es voor de mop van 'c
kunsie.. .kom zeg u nou 'es. . .op m n woord
'c kos je immers niks. . ."
Om van \ ge« nik af te komen neem ik
n der drie kaarten en werkelijk 't is
klaverboer.
Ziet u nou w-è-öl?..." zanikt de
kuneie's meneer.
U is 'n geluksmens meneer" lluistertm'n
buur mij in gemoede in, ik sou 't maar
'es wage. . .je wint stellig en vas.. .ik sou 't
u anrekemandeere..."
Nijdig zeg ik dat '1 nou genoeg is en dat
ik niet speel. . .nooit speel.
De jongeling-met-'t-halfhempie mompelt
onder 't weer-aansteken van z'n scbeeve
inbrander, dat 't cente verguize is as je
zoo'n gelukshand liep."
De overige reizigers zeggen niets - kijken
alleen maar.
,,'k Weet wat," zegt de kunsie's-meneer op
een toon alsoi-ie plotseling een hemelsche
ingeving gekregen heeft. ,Ik.. .weet.. .wat...
as meneer klavereboer trekt, krijg-ie tien
gulde.. .trekt-ie 'em niet dan betaalt-ie d'r
maar ntje.. .noü-oü?., ."
meer vermogen dan de vrouwelijke; doch de
vrouw is er beter aan toe, wegens hel gebruik
dat zij van haar denkvermogen maakt. Het
mannen verstand wy'dt zich aan groote, belang
rijke zaken; volgt echter daaruit dat de
vrouwelijke geest minderwaardig is? Neen,
want voor de minder gewichtige spant de
vrouw haar volle intellectueele kracht in.
Ze redeneert niet volgens een massa aange
leerde kennis; ze oordeelt onafhankelijk, ze
geeft de resultaUn van haar eigen kijk op
de dingen. Dit heeft zij te danken aan de
omstandigheid dat ze lang aan deschoolsche
opvoeding ontsnapt is. Wat in haar hoofd
stak, werd daaruit niet verdieven door het
geen erin werd gestopt. De vroegere goever-,
nantes trachtten den geest van haar leerlingen
te versieren, niet, hem vol te proppen. Dit
stelsel leeft hier en daar nog voort. Thans
zijn er voor de -meisjes uit de gegoede en
aanzienlijke standen colleges" gekomen, en
daarmee de copie der fouten in de jongens
scholen. Nog ziet men de verderfelijke ge
volgen niet al te zeer; de erfelijkheid zorgt
nog voor behoud van den oorspronkelijken
aanleg. Op het oogenblik hebben dus de
meeste meisjes nog meer denkbeelden dan
aangeleerde feiten in 't hoofd. Nog loopen
haar gedachten over onbeduidende bijzon
derheden van het alledaagsche leven. Dat is
beter voor haar natuurlijke ontwikkeling dan
het opdreunen van een reeks" koningen, f n
een vluchtige behandeling van Horatius' oden.
Maar velen onder haar zijn begaafder; deze
blijven niet aan beuzelingen hanzen- En als
ze dan, met haar in de praktijk geoefend
waarnemingsvermogen, ook ernstiger onder
werpen scherp en nauwkeurig beschouwen,
krijgen ze een overwegenden in vloei op de
mannen. Waarlijk, al/e vrouwelijke attractie
gaat niet van haar lichamelijke schoonheid
uit; dat is gemakkelijk te bewijzen. Maar
menig hervormer, staatsman, koopman on
dervindt bij zijn werk hulp en steun van
zijn vrouw, al weet hij het niet eens altijd.
Terwijl de man heel rustig op zijn onder
vinding of op zijn kennis van zaken en per
sonen bouwt, ziet zijn vrouw scherp uit en
ontdekt on voorden gevaar.
Zie je dat dan niet ?''
Neen, en ik zou er niet op gekomen zijn."
Oefeningen des geestes maken nog geen
zelflenkend wezen, en omgekeerd, hebben
personen die geen opzettelijke
verstandsgymnastiek meegemaakt hebben, meer kans
zelfdenkend te blijven. Er ontbreekt nog
veel aan de op'eiding der vrouw, maar dat
ze eeuwen lang van de werktuigelijke
drilmethode bevrijd bleef, is eerder een
voordan een nadeel. Voor het sterke geslacht,
dat haar n).: niet verduisterd gezond ver
stand best als een steuntje kan gebruiken;
voor de zoogenaamd zwakke sekse, die
tegelijk met haar schranderen blik op het
leven, haar lijn onderscheidingsvermogen,
ook den invloed op den man zal verliezen.
En die invloed is over liet algemeen goed
geweest; zelden hebben de vrouwen dien
misbruikt, en meestal waren knappe, ik
bedoel sclioolsch-kuappe, geleerde vrouwen
de uitzonderingen.
Wat men een log'scJiengedaclttengang noemt
treft men bij vrouwen zelden aan; gewoonlijk
is bij haar alles intuï'ie. Wat zou er van de
vrouwen te maken iijn! De kiem van het
richtig oordeel is aanwezig; maak die nu
eens krachtig genoeg om te groeien ! Wan
neer verwaarloosing van het geestelijk leven
der meisjes wordt' vervangen, niet door een
schoolsche opvoeding, gelijk aan die welke
thans de knapen bederft, ]) maar door een
oordeelkundige, sympathieke aankweeking
van al haar natuurlijke gaven, zullen zij, als
volwassen vrouwen, tienmaal zooveel goeds
kunnen en willen doen als thans."
1) Een Duitsche schoolautoriteit (dr. Von
Sallwürk) vergelijkt de middelbare scholen
voor mei-jes bij ,,ile jongste zuster, 'iie de
kleeren der oiulste moet afdragen, ook al
passen zij slecht, in al zijn ze tamelijk ver
sleten. Men heelt de meisjesschool tot een
numuakfel der jongensschool geunakt, zonder
te bedenken mut welke bijzondere bedoelin
gen ze indertijd werd opgericht. Inlusschen
ondergaat de jongensschool de eene
veramleririg na de andere, en nog altijd laten
de goede resultaten op zich wachten. Daarom,
in plaats van de meisjesschool nog meer aan
de jongensschool te toetsen, is het wijzer, in
ei^en huis te beginnen. Hier ontbreken nog
orde en licht, een echt pedagogische opvat
ting van hetgeen wenschelijk is; hier zijn
noj; geen krachtige, doelmatige middelen
gebruikt. Kerst wanneer er betere gegevens
zijn, kunnen wij ons afvragen : Is het huis
nu weer bewoonbaar? Of stevig genoeg voor
een gedeeltelij- en herbouw? Moet er een
vleugel bijgebouwd worden?"
Heel duidelijk ij dit betoog niet; maar ik
zou willen viagen: I-i het niet beter, het huis
Da's royaal. . .né. . .da'e royaal.. .," blèrt
m'n buur, dat ka-je nist weigere. . .da's
royaal... nédat ka je niet weigere meneer"
en hij kijkt den kring triomphantelijk rond,
alsof-ie wil zeggen: voor je fatsoen kan je
zóó'n aanbod onmogelijk afslaan, vinden
jullie nou ook niei '."'
Ik blijf bij mijn besluit, speel niet.
Nu worden de andere reizigers bepraat,
gevleid, hekletst en bedaan, 'maar 'c pakt
niet. Al 't andere kornandeer" geeft geen
zier; geen n heeft 'r lust om te spelen.
Uan sal ik 't nog 'es wage..." bulkt m'n
rooie buur.
En voor de zooveelste keer wordt gezwaaid
en geschvtl'eld. De kring om ons heen trekt
zich nauwer toe. ..?...?...!.. .1...!...!...
Gewonne"..., brult ie in extase als-ie met
een ruk de klaverboer tusschen z'n vingers
ziet. ? Gewonne hè-'k de tien pop...
Gewonne. . ."
En tien blanke ~ guldens zijn altijd
blank, guldens worden hem klié...
klié... klié... klié..." in z'n vette hand
geteld.
Somber overschaduwt de glimmige rand
van 't bruine doppie de groene zakoogen
van de kunsie's meneer.
Nog n kans geef ik de heere... tien
tege n... kom nou... wi^ waag die win.. .
hèjezis nog-'n-toe wat staanyullie daar nou.
Kom nou... daar gaat-ie hoor... kijk 'es
kijk 'es daar gaat-ie dan... n... twé..."
Maar 't pakt niet ze verdraaien 't.
Halfweg zijn we al voorbij, niets hebben
we er van gemerkt.
In de verte glimmert hier en daar een
lichtje, meer lichtjes volgen, nog meer,
gloeiend doorpriemend de fluweelige
donkerte.
Loeiend klaag-gerluit van de machine.
te laten voor wat het is en op hechte
gronAslagen een nieuw te bouwen? Hierin althans
heeft Gom gelijk: er wordt te veel aam de
schoolopvoeding gerepareerd.
G.
Metropool.
Het is naar aanleiding van een zinsnede ia
't art. des heeren Chr. J. Schuver. getiteld:
Daklooze Zwervers" (Groene van 25 Maut}
dat 't volgende mij vooriomt, recht te hebben
op meerdere publiciteit.
Genoemde heer stelt zich als toekomst
beeld voor, dat langzamerhand in elk onxer
steden, waar zulks noodig is,
Tehuizen-voorDakloozen verryzen, naast de Shelters v«a
Reclames.
40 Cents per regel.
TRADBMARK
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrijgbaar bg alle Wjjnhandelaars 01
bg de vertegenwoordigers
UOOPV1AHS «Sr B KI I KIK R,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen m af ? 2,50 per f lescl
Normaal-Onderkleeding
Prof. Dr O.
Y Eéniqe
Fabrikanten
W.Benger Söhne
iStuttgait
Hoofddepöt te AMSTERDAM: KaWstraat 1571
K.F.DEUSCHLE-BENOER.J
Gedeponeerd!
Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTKAA.T ft.
Depots: v. Baerlestraat 38, Joh.
Verhulfóstraat 105, Eerd. Holstraat 4, Weesperzijde 7*,
Plantage Kerklaan 15, Tilanusstraat 83, YOB.
Zesenstraat 29,Watergraafsmeer: Breedewegl.
Ie Helmersstr, 201, Ie Gonst. Huygensstr.SS,
de Clercqstraat 8, Nassau kade 304a, Marn
tstraat 257, Haarl.dy'k 20, 2e TuindwarsstraatÏ.
Echt Victoriawate
OBERLAHNSTEIN.
cht Victoriawate
OBERLAHNSTEIN.
BOUWT te NUNSPEET
o/d.
VELUWE,
Inlicht, b/d. Vereeniging Kantore»
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspreet.
Dsjoeng-dsjoem d-yoeng dsjoern
dsjoenn-dsjoem "
e speldeprik-lichtjes van zooeven zijn nrs
tot groote vurige oogen gegroeid, ons
a*cstarend van alle kant.
Langzaam vertraagt 't treintje zijn vaart.
Piepknarsend kermen de wielen. Wij glijden.
't station Haarlem binnen.
Ih'uia-iirlein allemaal uitstappée-e!
allemaal uitstappée e !..."; open kleppende
deuren van onze wagen.
De meneer van 't kunsie verzet voor <J*
zooveelste maal z'n bruine doppie, froinmefc
de kaarten in een stukkie krant, stopt ze ie
z'n zak.
Mijn buur knoopt z'n kort deinietje over
een welgedaan buikje en trekt bruine glacé*
aan. Numero drie heeft z'n halfhempie weer
in 't lid gesehoven, je zou zweren dat «lf
man nu een heel overhemd aan had; ja, d*t
zijn economische dingen, die half hempies -v
en is nu doende met z'n weerspannige
franjemanchet naar binnen tedouwen?, defigaat
walmt weer. Afzonderlijk verlaten ze m«t
een beleefd Genavend" de trein.
In een donker hoekje van 't stationsplein
vindt 't diietal elkaar weer terug om t*
schetteren over de slapte in hun bedrijf. N«^
kwartjesvinden ging zoo vlot niet meer. Et
jongeling van 't halfhempie beweert dat i-e
verachtig meer op 'n eerlijke menier ver
dien..." En de kunsie's meneer had nog m£
zoo goochem z'n kaarten laten vallen
jefis, soo echies ... net of-ie se werkelijk
ferloor..." vond m'n ex-buur.