Historisch Archief 1877-1940
No. 1505
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Luxe-bakkerij van C. Stahle, Spuistraat, Amsterdam. Gebouwd 1898.
Sigarenmagazijn: De Vorstenlanden" van Eduard Huf, Zoutsteeg, Amsterdam.'
Gebouwd 1899.
Ontwerp Buitenverblijf. (Bekroond met de Zilveren Medaille).
tiiiiiiiniiffittiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiii
Oids voor het Stedelijk-Museum van Oud
heden te Utrecht, door mr. S. MULLER Fz.
Dit boekje werd mij door de redactie van
dit weekblad toegezonden met verzoek het
hier te willen bespreken.
Ik gevoel mij door dit verzoek heel hizonder
vereerd. Echter durf ik mij niet onderwinden
op den arbeid van den heer Muller critiek
uit te oefenen, want het is op een terrein
waar ik niet thuis ben, en soortgelijken arbeid
lijkt my niet gemakkelijk. Veel liever dan
eene beoordeeling te geven, wil ik van deze
gelegenheid gebruik maken, met den heer
Muller samen te werken tot het bekend maken
van wat het Utrechtsen Stedelijk Museum
herbergt, want dit toch lijkt me de bedoeling
van dezen Oids te wezen. .... ^
Een paar opmerkingen, die voor beter te
geef zijn, mag ik hier plaatsen? Zoo had ik
een systematische indeeling van het boekje
gewenscht geacht, waardoor het bij
museumbezoek als Gids" meer praktisch zou zijn.
Misschien op deze wyze, door voorin op te
nemen een platte grond van het
gelijkvloersche en een van de verdieping, met de
zalen genummerd en een pijltje dat de te
volgen richting aangeeft. Dan een indeeling
in hoofdstukken volgens deze zaalnummering;
hoofdstukken verdeeld in alinea's, met hierop
duidelijk gedrukt het nummer van het voor-'
werp dat besproken wordt. Dus meer de
droge catalogus-vorm. Ik bedoel niet den
completen catalogus aldus te geven, die is
te uitgebreid en is aan 't museum voor een
dubbeltje ten gebruike gelegd. Ook hangt
aan ieder voorwerp een kaartje met titel,
herkomst enz. erop vermeld.
Maar ik bedoel alleen die nummers te
vermelden of uitvoeriger te bepreken, die
bizonder verdienen onder de aandacht van
het publiek te komen, op die wijze zou het
boekje gemakkelijker te overzien zijn, zijn
waarde als propageerend geschrift behouden
en als gids te gebruiken worden. Ook zou
dan de eenigszins vervelende verhalende
trant zijn vermeden en dergelijke telkens
voorkomende uitdrukking als: Wenden we
ons nu ..." ; >Ju komen we in ..."; Doen
we de deur open dan..."; ik vestig uwe
aandacht op" enz. vanzelf vervallen en ook
de hoffelijke buiging die mijnheer Muller
aan 't einde van z'n Gids' maakte, achter
wege kunnen blijven.
Verder vindt in zoo'n Plaatselijk Museum
elk wat wils" en is het dus moeielijk uit
den totaal-inhoud die nummers uit te kiezen
die voor propaganda-bespreking geschikt zijn.
De kunst-kenner heeft z'n keus, de oudheid
kundige de zijne, en het massa publiek een
heel eigenaardige.
De opinie van een kunstkenner eener- en
van een oudheidkundige anderzijds, kunnen
in deze van nut zijn, de raad van Jan Publiek
zou ongeveer luiden : vermeld vooral de
poppenkast en de nieuwjaarsverzen uit 1847
en '62 van den lantarenopsteker. De poppen
kast nu heeft eenii? nut als
model-huisinrichting, doch waarom die nieuwjaars verzen
zoo nadrukkelijk geëxposeerd zijn, is mij een
raadsel. Toch zag ik dat ze te ontdekken
voor zeer vele bezoekers een evement in hun
museumbezoek was. Maar ik ben hier op
oudheidkundig" terrein, wat niet het mijne
is. Zoo zou ik met den heer Muller er ook
ruzie om. kunnen maken welke van de
kunstvoorwerpen" verdienen, dat er een speciale
aandacht aan gegeven wordt. Toen ik ver
leden het museum bezocht, heb ik, om de
waarheid te zeggen, eigenlijk bedankt voor
het vriendelijke geleide, in den gids aanbe
volen, omdat ik het niet prettig vind gezegd te
worden waar ik naar kijken mag, en waarnaar
niet; wat ik bizonder moet bezien, en wat
slechts terloops; dat ik me rechts moet
wenden en dan links; wat schoon is, wat
merkwaardig, en wat alleen waardevol doch
niet de aandacht waard enz.
Gezelliger" leek het mij, op m'n eentje
wat rond te drentelen en van de mij opvallende
dingen notitie te nemen. Wellicht is het mij
geoorloofd deze eens uit te werken tot een
opstel, dat dan m'n aandeel moge zijn in de
propaganda voor museum-bezoek.
Op een paar dingen, die m.i. vergissingen
zijn in den Gids" mag ik nu nog even wijzen ?
blz. 14 de gothiek zwaait hier bijna zonder
uitzondering den staf."
Deze eigenlijk meer literarische vergissing,
noteer ik als proeye van ui te gekuishten
gidsstijl.
Blz. 31 beweert de heer Muller, dat althans
de James zich allicht zullen voelen aange
trokken tot de collectie suikerbakkersvormen.
O, die snoeplust van de dames! Echter
zijn er ook buiten Utrecht dames, die in
andere zaken meer belang stellen dan in
suikergoed. Blz. 32 zelf Je zin, noemt de heer
Muller de 18e eeuw als waarlijk niet ver
maard om z'n artistieke productie.
Ik voor mij vind, dat ging nog al.
Zeilde bladzijde. Treedt binnen met eerbied,
want (cursiv. van mij) ge bevindt u op
historischen bodem.
't Hangt er van af waar ! Heb je wat eerbied
bij de hand ?
Bladzijde 33. Gij zult u dan verheugen, dat
de omstandigheid ... recht geeft tot de con
clusie, dat een Utreehtsche fabriek deze
tegelvloeren vervaardigd heeft.
tn dezen zin voel ik, dat de schrijver te zeer
het woord richt tot zijne stadgenooten. De
hooge borst, hierbij gezet, doet me glimlachen,
't is menschelijk, maar mij verheugt het
hoofdzakelijk, dat de tegels mooi zijn en de
moeite waard, als zooveel in dat museum,
ook door andere dan Utrechtsche oogen,
gezien te worden.
Vooral een blik op de foto's, die den Gids
illustreeren, heeft me genoopt het museum
binnen te treden ; want, dacht ik, waar deze
zijn, is meer, en dat kwam ook zoo uit.
D. G.
RemliraMt-allini,
Mijnheer de Redakteur.
Mag ik u beleefd nogmaals gastvrijheid
verzoeken voor eenige regelen naar aanleiding
van het uitmuntend artikel van uw geregelden
medewerker den heer W. Steenhoff? Aan
voor en tegenstanders hebt gij het woord
verleend en ziedaar:
Daar komt nu zelfs alleronverwachts uw
kunstverslaggever mij, en zeervelen met mij,
verrassen met een helder geschreven opstel
waarbij hij ongelijk geeft aan Het Handels
blad; aan Jozef Israels, aan Xeuhuyg, aan
Jan Veth en aan de andere minder belang
rijke tegenstanders en aanblafl'ers van het
onschuldige album.
Dat uw kunstverslaggever dit doet na de
beslissing in den amsterdamschen raad over
de subsidieaanvrage doet weinig terzake.
Ik voor mij geloof dat na al het lawaai B.
en W. die het album heel mooi vonden, gelijk
hadden om zich op het standpunt te plaatsen
van niet subsidieering daar ze als
regeeringslichaam geen partij konden kiezen.
Best. Dat is tenminste een houding.
En bovendien zal bet doel van het C. C.
en de 200 plaatselijke comités bereikt worden.
Nous nous portons u merveille.
Het album zal onder het volk verspreid
worden.
De heer Steenhof had gelijk toen hij schreef
ik voor mij zie niet in dat de tegenpartij
in volkomen verslagenheid den muts door
het spel heeft te gooien."
Wel! Mijnheer de Kedacteur, n
oogenblik kregen we het werkelijk benauwd.
L e Jeu Populaire du l
A
hanti
w
Jont
Lous &i
'} ... on lu re&ve... cL en recommence L
Ik kwam op vergaderingen van plaatse
lijke comités waar de leden er uitzagen alsof
ze zoo aanstonds onthoofd moesten worden.
Drie leden deserteerden uit het centraal-comité.
De schrik was er letterlijk bij sommigen in.
Het Handelsblad had immers gezegd na
publicatie van het schrijven van Jozef Israels,
dat dit de deur toe deed.
Maar ik heb toen, bijgestaan door onzen
ijveren secretaris, den heer Gerhard, de deur
weer open gemaakt en spoedig fleurden de
angstige comités weer op. Daar kwam het
dappere Groningen met een nieuw comité,
het onversaagde Zutfen met den burgemee
ster aan het hoofd en nog 10 nieuwe plaatse
lijke comités, ons versterken.
Dïiar kwamen de stemmen uit het buiten
land van groote kunstenaars, die. zich op het
goede, bre.ede standpunt van beoordeeling van
ons album stelden, die geen van allen geïnte
resseerd waren in eene andere wijze van Rembrandt
hulde, en die stemmen waren beslist voor ons.
En overigens, het boekje (door De. Teleg-iaaf
terecht vergeleken bij het hassliche Entlein")
sprak voor zich zelf.
Duizenden exx. worden door de comités
aangevraagd.
Onze oprechte dank zij intusschen gebracht
aan den heer SteenhoH'. Hij heeft, in zijn
beoordeeling der zaak, den spijker op den
kop getroffen!
Hij is van meening dat de verspreiding
van het album een prijzenswaardige daad is,
waardoor bij het volk (zoowel uit de Jordaan
als van de Ueerengracht) de ontwikkeling van
kunstzin, en totnadering lot Rembrandts werk
bevorderd wordt".
Hij noemt den stormloop tegen deze wijze
van deelneming aan de oillcieele hulde eene
kortzichtige en onbillijke drijverij.
Daar kunnen de oilicieele kunstregeerders
in Nederland het voorloopig meedoen. Laat
ik er nog even een citaat uit Stuart Mill's
Liberty" aan toe voegen.
Negen en negentig van honderd personen
kunnen een zaak, die maar niet zoo vanzelf
spreekt, niet beoordeelen. De honderdste kan
het nog maar betrekkelijk, terwijl de meer
derheid der voortreffelijke mannen van eiken
verleden tijd opinies hadden die nu als
volkomen onjuist bekend staan en deden of
j uichten dingen toe die heden niemand zou goed
vinden.. .. Xeinen wij het geval dat iemand
om zijn oordeel werkelijk moet hooggeschat
worden hoe komt dat dan? Omdat hij de
kritiek over zijn meeningen en handelingen
op zijn eigen geest liet werken. Omdat hij
alles overwoog wat tegen hem kon gezegd
wor fen, daaruit nut trok. .. . Omdat hij
voelde, dat de eenige weg waarop de mensch
tot de volle kennis, der dingen kan komen
die is waarop hij hoort wat lieden van
uiteenloopende opinies daarover zegden en
waarop hij de zaak van alle mogelijke kanten
beschouwt. Geen wijs man heeft ooit zijn
wijsheid op eene andere manier dan deze
verworven. . . .
Zouden de af kammers van het
Rembrandtalbum bij hunne beoordeeling op boven
genoemde wijze te werk zijn gegaan?
De heer Steenhofl' zeker wel.
U dankende,
CAHKI. L. DAKE.
iiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiimHiiiiHiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiniiiii
l JAN LINSE. -;- l
HMiiiiiiiiiimiiiiminiiiiimHiiiiiiiiiiiHiiiiiimHiiiiiiiiiii IIIIIIIMIIIIIIIII
Christendom en Socialisme.
Sedert hij de Algemeene Beschouwingen
over de begroeting; voor 1904 zoo uitvoerig
werd gedebatteerd over de vraag, of van
het socialisme de economische doctrine dan
wel het historisch-materialisme de eigenlijke
kern uitmaakt, of wetenschappelijke argu
menten der staathuishoudkunde dan wel
christelijke geloofsartikelen tot zijne be
strijding dienstiger zijn, is bepaaldelijk de
al of niet anti-christelijke strekking van
het socialisme herhaaldelijk een onderwerp
van twistgeschrijf geweest. De clericale
partijen vooral maken zich druk over de
kwestie.
Met groote hardnekkigheid wordt door
haar steeds de filosofie van Mars als de
ware kern van het socialisme voorgesteld;
et pour cause! want daarmede worden de
kerkelijke partijen tot de socialisten-bestrij
ders bij uitnemendheid gestempeld, wat do
voor het roode spook bevreesden, ook van
paganistischen huize, tot haar drijft, terwijl
die christelijke arbeiders, die socialistische
neigingen mochten koesteren, vol angst
voor het behoud hunner ziel worden afge
schrikt van eene wereldbeschouwing, die
vierkant tegen de christelijke overstaat",
van een leer, die gif' strooit in de zielen
van ons volk".
Van liberale zijde is daartegenover steeds
de economische leer als hoofdmoment in
het socialisme aangewezen, waarmede dan
niet aan de theologie, maar aan de staat
huishoudkunde het leeuwenaandeel in de
bestrijding van het socialisme wordt toe
gekend.
Waren nu de christelijke woordvoerders
in het gelijk, dan ware voor elk weten
schappelijk man, ook van niet-christelijken
huize, het socialisme een verloren zaak;
immprs het historisch-materialisme, zooals
het door Marx geleeraard is, kan den toets
van het oppervlakkigst wijsgeerig onder
zoek niet doorstaan. Het moet dan ook den
clericalen wel verwondering baren, dat nog
n wetenschappelijk man, hij zij christelijk
of' niet, zich kan aansluiten bij eene partij,
die haar grond vindt in eene leerstelling,
welke voor het eenvoudigst critisch onder
zoek bezwijken moet.
En toch, ziet men niet tal van mannen
het socialisme steunen, die op het gebied
der wetenschap onder de eersten worden
geteld ? Zouden die allen in de strikken
van het historisch-materialisme zijn ver
ward? Ja, wat meer zegt, zouden die
allen, ter wille van dat
historiscn-materialisme alleen, zich onder de roode vaan
hebben geschaard ? Het is eenvoudig on
denkbaar!
Keen, de kern van het socialisme moet
elders liggen; zij kan niet juist zijn, een
uitspraak als de volgende, door de Neder
lander indertijd gegeven:
De sociaal-democratie is vóór alles een
wijsbegeerte, en wel eene, die in hare meest
elementaire beginselen lijnrecht tegenover
het Christendom staat. De economische
toekomstmuziek der sociaal-democratie is
iets accidenteels. Zij krijgt leven en bezie
ling door de philospphie die er achter zit.
Niemand zou er zich warm voor maken,
wanneer niet het dogma van het historisch
materialisme en de klassenstrijd er pit aan
gaf". (Terloops zij opgemerkt, dat de leer
van den klassenstrijd hier buiten bespreking
blijven kan. Zij is van het historisch-mate
rialisme geen uitvloeisel, en was voor Marx
reeds een waarheid, toen zijne
geschiedbeschouwing nog niet gereed was; eerst
daarna heeft hij die leer in verband, ge
bracht met zijn materialisme; ook idealisten
trouwens als bv. Lorenz von Stein erkenden
een klassenstrijd).
De sociaal-democratie, zegt de Nederlan
der, is vóór alles een wijsbegeerte. Het
klinkt ons als abacadabra in de ooren! Wat
toch is de sociaal-democratie? Een politieke
partij, dachten wij, een organisatie. Hoe
uu een partij een wijsbegeerte zijn kan,
begrijpe wie het begrijpeu kan! Een partij
kan eene wijsbegeerte verkondigen, als de
hare erkennen, maar een wijsbegeerte zijn ?!
Kn de Nederlander heeft blijkbaar niet ge
voeld, tot welke belachelijkheden dergelijke
blunders leiden, want hij voegt er eenige
regels verder kalm aan toe dat de
sociaaldemocratie haar economie bevrucht met
eene wereldbeschouwing, die vierkant tegen
de christelijke overstaat". En die wereld
beschouwing en de sociaal-democratie zijn
synoniem, zijn n; de sociaal-democratie
dus die hare economie bevrucht met ....
de sociaal-democratie, een wereldbeschou
wing, die hare economie bevrucht met . . .
een wereldbeschouwing, met . . . zichzelve!
Wij worden er duizelig van. En nu meene
men niet, dat dit maar een grapje is, voor
onze kwestie van geen belang. Wat is de
zaak? Het gekke zit in het gebruik van
hetzelfde woord voor twee gansch verschil
lende zaken. Tweemaal spreekt de Neder
lander van sociaal-democratie"; stelt men
de eerste maal daarvoor socialisme" in de
plaats, dan is de zaak in orde: Het socia
lisme is vóór alles een wijsbegeerte", dat
gaat, dat is geen onzin, wat het eerst wél was.
Want socialisme is een leer, een over
tuiging, en die kan zeer goed vóór alles
een wijsbegeerte zijn. Dus eenvoudig het