De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 6 mei pagina 2

6 mei 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

TOÖR NÉ0 ER L AND. Ho. 1506 2. cal de stad een leening groot 75 mill.. dollar* uitschreven, ten einde de lijnen te kanoen overnamen; ja of aten. -S.- nl de stad «onder uitstel overgaan tot. overnam* der ionen en geen oonsessiesraeer verkenen l ja of neen. ?Er stoad da» haai wat «p het spel ea van nit New York, waar Mor/pan woont, werden de laatste week: voor de verkiezing eea mul. dollars te grabbel gegooid. En grabbelaara genoeg. Mensehen met een gladde tong (namen zqn bekend) werden tot 1000 dollar» «aftfgcfeodea, il» ie tich, in een gevaarlijk" disttikt wilden 8tH bonden te spreken voor den, tegenstander. , Anderen konden zelf hunne voorwaarden maar stellen. Ik aair aan het baUetin-bord van Cot>b-bull, een- der gebouwen van RockefeUer's Univer siteit «en oproep aan studenten arme natuurlijk om dienst te doen als buigbezoeter togen ? 1.25 per uur. Exceptional politiral experienee stond er onder. Voorat in «bet BMtkaateer had iaën het druk, een goed deel'van den buit is, vermoed ik, daar geblevea. Ec« £atboJiek werkami op een alèvaied railway" ia het zuiden der stad verklaarde mtf, .dat n? tegen manicipalisatie wan, omdat hg -'dan minder soa verdienen. Bg had dit op gezag van een meneer., ook Katholiek, die in bet postkantoor werkte. Nu, Morgan, de man, die visites brengt aan dea pan* en het -hoofd der kerk geAd geeft vetjr *jjn tempels, beeft ongetwijfeld invloed gehad op n loop. der -stemming, Burge, meester Dunne, die ijverig in de weer ge weest is, aal geen meerderheid in den raad hebben voor 150 manicipalisatie; plannen, iftttr wel een^ zeer militante minderheid, waarmee rekening is te houden. . , ., - *;»*'.. ' ? ? , Se Bitabtg vaa bet referendum was ja op nrtag 2 «a a, doch het eerste voorstel haalde ai** */» der «temmen en wa» terworpen. De stad Cbidago beeft dos bet recht deopoor. «a <*un!(n*n t* onteigenen- «n d«.ysadm*g geen eotpoM*>atcci>tf ea«ip weer verteenea. Wat . it sj»d n* jaag doea i» bet «vernemen van Ignen en. rollend materiaal, ze kan..vezbcte> riB£tav.aaAbz£ngeïLea,,» daarna verpachten aaa jeen rJtaaticbappy, dici yopr jgqed* exploitat» heeft .te zorgen. enag werlén; burgeautomobiel stond , kortgekdea mofcbef van opönbar» weiften der stad Chicago, de joage, naiMUe eenige weken geleden plotseling s&a ambjt,,^aaKaafi jiaar ik meen 15000gul den traktement verbonden w, neerlegde ea zgn daad n. eti veerde in een merk waardigen brief aan den burgemeester, deze jonge millionair, d&e zich epeaip 14 d« Bpciaüeöscb* partij , heaft aaag«iJ^»..w«r;ook o»ei,geko»e« onv de municipaliaaHe van openbare nuttigheden tébeaieiteji. Hf werd door de aifaeiders , geestdriftig, tpejéaicbt. Een vergadering,, uitgaande van &:Amokratitche cfo* in bet dietrikt, waar ik woon werd door 109 bnacfat De zaal was vol. Er werden op kleurig papier gedrukte i rograms in boekvorm uitgedeeld. Ziehier, hoe het toe gaat. De ttxinUter opent met n kort woord de veraaderiaK en het 8»eJ begint: -JMHM» etetrcmaaNae letterrgk lüj&jk. Eea aam eUpt f*p* d« -tri*«ne, hij sal volgens ''t program een story" vertellen. . it$tapt hier moppe»,uitsluitend veer maaaeji ? bestemd, d« meeting is een smoker". PuMiek lacht, gniffelt, klapt ini de banden. De spreker wordt stoot**, «ft i» een fijne gradatie in de aroma, da essence wordt al pikanter B» elk -, tribaut van ? hulde. We «§B hier allen manaetjw onder mekaar, t gaat voor een goede . Kaak n Brut as- is zeo'n honorable man. Ik ben de jokes vergeten, n zin is Mg yen ? hattxjn ea typeert bet geheel. Nog bftgds ? T»er* bf waüer door d» koude voeten vani zg» vrouw «a waf. hij van de hel gered." Spreker af. Een nieuw nmnmer. , W*»- s o- g*ei als naakte jongelingen iriéitm \-nrn achter' int* de zaal naar voren. Stafee baad», -boys1'. Een botopartg begint Stompen die aankomen, naakte roggen, rood als hammen, gezichten bleek en strak van oadwdrefcte woede. Ze gaan ritten, puffen ? «a iweeten, wolden met doeken bewaaferd. - Kistjes sigaren gaan rond, pak nit maar, ze zyn goed, batten betaal je een kwartje > bet stak. Weer boksen opwinding bg 't publiek, ze staan op, de stompen worden ; feller, de vechters slaan na en dan tegen den grond. ?' Weer een pauze. Fleschjes bier worden ? aHgedeeld. Glazen uatbreken, flescbjes aan tiea mond. Nog eenmaal boksen, dan broodjes «set vleeaeb. 't Nummer afgeloopen. Een dikke Daitscber treedt op. Hg zingt een komisch lied, Enzelsche woorden met fterk Dnitsch accent, dit voor de komiekheid. Wordt begeleid op de piano door een muzikale professor, 't ensemble niet zoo kwaad. Applaus geweldig en ook gefluit. - Twee naakte jongens treden op: woretel- partij, ook in drie tempo's. Sigaren en bier. Een speech van honorable Brutus: presen teert zich als u «r dienaar, niet u w meester", > vol goede beloften. Een speech van een senator, van nog een en nog een en nog een, ze worden maar ? opgeroepen uit het publiek en brengen het er allen goed af, de Amerikanen spreken niet kwaad in 't publiek, oefenen zich vaak op college. Allen prezen hoog de eerlijkheid vaa Brntus. Nickela worden den worstelenden jongens, ?die op"- raken, toegeworpen. Dit op voorstel van den dikken Germaan, die autoriteit heeft gekregen door zgn basstem. HU geeft nog een paar extraatjes en 't applaus is geweldig. Nu een , paar ontkleede mannen: weer boksen. Die peuteren mekaar, bloedende Behouders, onstuimig applaus. Nog eens sigaren en bier. De little ballot" het referendumbriefje wordt de toeschouwers gepresenteerd, of ge zoo goed wilt zjjn.bet even in te vollen, alleen maar een kruisje. Dfr ia klaarblijkelijk het psychologisch moment voor de uitwerking van het brood en de spelen. De briefjes worden wér opgehaald: men weet er nu iets van; ik gis, dat niet een verkeerd heeft gestemd. Nog een1 paar liedjes, een slotspeech van den voorzitter, ees «gaar en we gaan naar huis, verzadigd, gelaafd, twijfelend waar we geweest zgn in 't oude Rome of in het moderne Chicago. ?H. BOSMA.. in ie Hoofdstad, Edvard Grieg, de meester uit het Noorden, die sedert, eenige dagen weer in ons midden vertoeft, vroeg op een extra concert in het Concertgebouw de aandacht voor enkele zijner werken. ? ?>'< ??? Het waren een viertal stukjes uit de Ly rische Stücke" op. 54, zgn klavier-concert op. 16, een declamatoiium Bergliot" op een gedicht van Björnstjerne Björnson, twee stokjes vóór klem orchest Abends im Hochgebirge" en het bekende Letater Frühling" en ten slotte de cantate Landerkennung" voor mannenkoor, bariton-solo en orchest. Grieg geeft in zyn muziek geen duistere problemen óp te lossen. Al vindt men by hem menigmaal een trek van zwaarmoedig heid, een weerspiegeling van de natuur van zgn land, toch is zgn muziek in iiooge mate beminnelijk. Fy'n en voornaam gedacht, komt het poëtische van zijn aal-d zeer bg zonder uit. Groote -dramatische conflicten, die den toehoorder aangrgpen en meeslepen, vindt inen niet in zgne compositiën, tenminste niet in die van Donderdagavond; maar wel luis tert men met welgevallen naar de ede' e en steeds nit het hart komende muziek van den gr\jz«B meester. De suite uit opus 54 heeft der onderdeekn: o. Hirteuknabe, b. Norweaischer Baoernmarsch, c, Nottnrno, en d. Zug der Zwerge. Het: eerste stukje, alleen voor etrijk-in&trumenten met btarp, gaf reed» dadelijk een beeld, va» bekoorlijkheid dat aanstoods den toe hoorder ia d» gewenschle stemming bracht. Ook in de volgende nummers w«rd die stem ming gehandhaafd. Het laatste ,xZug der Zwerge" met ig'a grillig rhythme, was een effectvol slot. Het ?bekende ktayier-coneert op. 16 is van kernKchtiger ntUunr. Het bezit-, genoeg virtuoïe eigenschappen om den pinnitt gelegen heid te geven met zgu techniek te schitteren, maar hét is toch in de eerste plaats een muziekwerk, welks artistieke tendens hoofd zaak blflft. Zondert men de eigenaardige melodische figuur uit, die men bij Grieg zoo dikwerf ontmoet en tézou bijna zeggen het Noorscti type moet voorstellen, een figuur welke 'een groote rol speelt in den eersten Satz, dan mag men getuigen dat het werk een mooi thematisch materiaal bezit. Zeer schoon is de orchest- inleiding van het tweede gedeelte; ook de tusschenzin van het Finale, die later Maeetoso bet concert afsluit. De heer Fridtjof Backer Grönlahl speelde bet concert met onbetwistbaar goede eigensehappttit; als daar zgn, bray-our, mooien toon, technische afger«&dbeid. Het kwam mg echter voor dat de poëtische inomentea met meer diepte en grooter teederheiU hadden kunnen woiden weergegeven. Groot was het sncces van den pianist; een deel der toejuichingen heeft echter zeker den componist gegolden. Met Grieg's muziek voor nBérgliot",werd bet, genre melodrama, dat in den laatsten tijd door de voordrachten van Possart en Wüllner hier sterk «71 vogue is, dpnteaw verrijkt met een compositie, diétracht aan het gedicht muzikale stemmingen te ontlokken, zonder er in te slagen iets anders te bereiken dan een tweeslachtig werk, Igdende aan hè-.zelfde euvel, als waarop ik bg het Hexenlied en Enoch Arden reeds heb gewezen Ik kan dan ook volstaan met te verklaren dat Grieg's Bergliof'-muziek mg ten opzichte van het melodrama niet tot andere gedachten heeft gebracht. Op zich zelve beschouwd, vond ik ze ook niet zoo boeiend als de andere com positiën van den avond, terwy l de componist het zich met de bewerking niet te moeilyk heeft gemaakt. Het gedicht van Björnstjerne Björnson is ontleend aan de Harald Hardradi-Sage. Berg liot, dochter van H a kon van Hjörungavag slaakt een snurtkreet over den doo l van haar man, den dapperen held Einar T hambars kei fi r en haar zoon Eindride. Beiden zgn in het paleis des konings door de hand eens sluipmoordenaars getallen. Zij roept het volk van Drontheim op, om dien moord te wreken: es iiel euer Hauptling, Euer Stolz, euer Vater, eurer Kinder Freude, Des TaUs Sage, des Landes Held; Hier fiel er, und ihr, ihr wollt ihn nicht rachen ? Aan de bekende zangeres Mary Brema was de taak ten deel gevallen dit gedicht te declameeren. Mevrouw Brema zeide het ge dicht in een tempo zoo snel, dat het in de groote zaal niet tot zijn recht kwam, ook was haar intonatie zoo dof en klankloos, dat slechts enkele toehoorders op de voorste rijen het tekstboek konden ontberen. Haar eenigszins engelsch accent en daarmede verband houdende slechte uitspraak van de letter r droegen mede niet bij tot de duidelijkheid harer voordracht. Mevrouw Brema scheen niet de meening toegedaan van haar kucstbroeders Wüllner en Possart, dat bg een declamatoriuiu alleen de kracht van het woord en de behandeling daarvan, in staat moeten zgn op den toehoorder indruk te maken. Mevrouw Brema nam haar toevlucht ook tot het gebaar. Ik geloof dat men, na haar optreden, wel er toe komen zal de heeren Wüllner en Possart in het gelijk te stellen. Overigens wil ik gaarne constateeren, dat mevrouw Brema zeer dikwgls een mooi, breed gebaar ontwikkelde en in de schoon heid harer standen bewees dat zij een ernstige artiste is, die slechts het tooneel noodig heeft om haar plastisch uitbeeldingsvermogen tot zijn recht te doen komen. Mevrouw Brema bad den takt de haar geschonken toejuichingen op den componist over te dragen ; zg legde daarmede een fyngevoeligheid aan den dag, in welker bezit de heer Gröndahl zich vooralsnog niet mag ver heugen. D.e twee allerliefste stukjes Abends im Hochgebirge" en Letzter Frühling" gaven het orchest ruimschoots gelegenheid zijn klankschopnheid en souplesse in het volgen van den dirigent aan den dag te leggen. Een zeer mooi slot was Landerkennung" voor mannenkoor, evenals Bergliot, een ge dicht van Björnstjerne Björhson. De liedertafel Apollo en de heer Zalsman verleenden hierbg op zeer schoone wjjze hunne mede werking. Grieg's wijze van dirigeeren is zeer expres sief en elastisch. Door zgn leiding «eet hg alle medewerkenden te doordringen van het poëtisch gehalte zijner compogitiën en zoo kwam men zeer onder den indruk van een harmonisch geheel. ANT. AVBBKAMP. Het is nu wel een gemeenplaats geworden te zeggen, tïat Chateaubriand de in luider is geweekt der groote beweging van verreining en bevrijding, die, eerst gehuld in Oosterschen, Middeleenwschen en legendarischen praal, gaandeweg tot het. Zolaïstisch natu ralisme zich verzuiverde en, het is waar, tevens vernauwde, maar die, aldus het grondzakelgk onderscheid tusschen de kunst der negentiende eeuw en die der vorige, klassieke eeuwen- onherroepelijk bewerkstel ligd heeft. Men kan zeggen, dat de letterkundige aanleg van Chateaubriand zich heeft geuit op tweeërlei wjjze: zgn proza kon liefelgk en aanminnig zgn, doorademd v&n landelijke, pastorale poëzy en. waarin de beelden in 'eélste spontaneïteit ontbloeiden, om straks zich te ontvouwen in onnavolgbare breedte en luister, terwijl het zachte rhythme aan zwol in volzinnen van verheven gedragttoheid. Chateaubriand heett fijne en groote kunst gewrocht; het eerste gedeelte der Mémoires d'outre-Tombe, waarin de schrgver ons van zy'n kinderjaren te St. Malo en in het sombere slot te Combourg verhaalt, de reisbeschrij vingen in bet laatste boekdeel van dat werk, eenige beschrijvende fragmenten in Le Génie da Christianisme, l'Itinéraire de Paris a Jérusalem. Atala, Renó, zgn van die fijne kunst, het derde en Tierde deel der M moires, waar de schrijver den weidschen roem van het Napoleontisch tg'dvak en den godenge l ij ken keizer viert, zgn groote kunst. Het doet vreemd aan de nieuwe kunst, die in Chateaubriand ontwaakte, in de werken, die tijdens z$n leven verschenen, in den klassieken vorm tentoongesteld te zien. Samenstelling,.dialoog, de gansene toon van Atala, Kené, Les aventures da dernier des Abencérages streeft er naar klassiek te zgn, maar de aandachtige luisteraar hoort den anderen, by zonder en en kostbaarder toon, die door d» n algemeenen af en toe wel zoetelijk melodieert. De schrg ver heeft ook werk voortgebracht, waaraan men kan zeggen, dat het, behoudens enkele regelen, geheel buiten zijn innigste wezen om is ontstaan. Eea dergelijk werk ij Les Martyrs, aan welks gekuischten, blinkenden stijl te velen zich hebben verblind, maar dat, als klatergouden compilatie arbeid uit Grieksche, Romeinsche en Italiaansche literatuur al levende schoonheid derft. Het is merkwaardig, boe een kunstenaar, in wien de eerste stamelingen der moderne kunst zich hooren deden, zgn, aanleg dus miskennen kon; de misluking dezer proeve van episch dicht was dan ook buitengemeen volledig. De antieke beeldspraak immers, die in de oude kunstwerken haar schoonheid en bemionelgkheid juist ontleende aan den goddelijken eenvoud, waaruit zij ontwelde, moest in een tg'4>: f oen .de traditie, die het pseudokUtssicismp mggestetinde, gebroken was, opnieuw in zwang gebracht, erger mis staan, dan toen die meesterwerken in waarheid de geheiligde voorbeelden waren, waarnaar de zangren hun gaven modelleerden. De moderne, historische roman, die de reconstrucUe eener vergane wereld best reeft, verricht dan ook een gansch anderen arbeid, dan diergelijke, bloote navolging, waarin latereeuwsche poppen, in antieke dracht vermomd, bewegen en declameeren naar des dichters welbehagen. Deze merkwaardigheid, dat Chateanbriands letterkundige arbeid voor het grootste deel in een vorm tot uiting werd gebracht, die met zgn wezen in samenstemming niet kon zijn, verklaart zich, wanneer wg in aanmer king nemen, dat stijl en dialectiek van schier alle geletterden dier dagen waren in klassieken trant; en zoo is het tevens duidelijk, dat in de Mémoires d'outre-Tombe, waar hg om voorgeschreven vormen, heldendicht, drama of novelle, zich niet te bekommeren had, zgn kunst zich in zuiver s t en sier ontplooien kon. Het is bekend, dat hg tot het schrgven van Le Génie dn Christianieme werd gebracht door den dood zijner vrome moeder; het was een drang, die hem machtiglijk dreef zijn leven van kranig athei'st te boeten door een apologie te schrgven voor het Catholicisme; toch was dit een gebeurlijkheid van secundaeren aard en slechts beteekenisvol, voorzoover zg in hem wakker riep den reactionnairen drang, die leefde in het meerendeel zijner tgdgenooten, den drang te herstellen, hetgeen in onbesnisdheid was terneer geworpen, die, wijders, den eersten consul dreef tot het sluiten van het Con cordaat en het Fransche volk tot het proclameeren van den consul tot kouer. Vandaar de uitsluitend historische waarde vau het werk; ook de literatuur critiek, in de tweede afdeeling, Le Poétique du Chris tianisme, van uit het begrensd standdak, als zouden de catholieke kunstenaars werk van hooger schoonheid hebben voortgebracht, dan hun protestantsche broeders, ja zelfs, dan de heroën der oudheid, is verouderd, ten spijt van de drukte eet-er Vlaamsche ijveraarster onzer dagen, die hetzelfde ter afwisseling nog eens kwam betoogen. l'Itinéraire de Paris Jérusalem, bepaaldelyk het eerste gedeelte, de reis in Grieken land behandelend, is een aangenaam te lezen reisverhaal, maar welks populair relaas, hoe welgevallig met historische bijvoegselen opgesmuktj-verbleekt naast de fijne en diepe, uitne mend schoone studie van Barrès, un Voyage a Sparte (Revue des deux Mondes, 15 Nov. '05?l Jan. '06), een heerlijk pogen, door twee en twintig donkere eeuwen tot het wezen dier sereene godenkunst door te dringen. Het leven van Chateaubriand was niet, als dat van Goethe, een plant gelijk, tot volsten wasdom gekomen en die geen deel van haar bloeikracht verloor. Het is, dat hij. zichzelf niet is geweest: scepticus, hield hg zich geloovige. De erkenning dezer waarheid is eerst de laat ste jaren algemeen geworden; het scheen, of velen dergenen, die over hem schreven, schroomden in deze pijnlijke aangelegenheid zich dieper te begeven. Maar in de Mémoires zelf komen tal van zinsneden voor, waarin zijn ongeloof, nu eens klaar verwoord, dan weer kwalijk verholen, zich onloochenbaar open baart en het mag verwondering wekken, dat in de menigvuldige ontboezemingen, waarin hij zegt bet leven te verfoeien en den Schepper, die het hem gaf, te aanbidden, het mag verwondering wekken, dat niet meerderen de wan logica, die daar in school, in het licht hebben gesteld. Eenige voorbeelden: 1) La vie est une-peste permanente..." (I, 404). J ai un tel dég<>üt de tout, un tel mépris ponr Ie présent et pour l'avenir immédiat..." (IV, 283). Mon défaut capital est l'ecnui, ledégout de tout, Ie donte perpétoel..." (IV, 364). ...je n'ai plus qu' d m'asseoir sur des ruines et a mépriser cette vie que je dédaignais dans ma jeunesse..." (V, 429). .. J'étais un incurable." (VI, 137). Terwijl in het bekende gezegde: Je ne crois a rien, exceptéen religion" (II, 147), de onmogelijkheid van dus de ? religie, het hoogste goed en het hoogste bereik, als een zinledige abstractie voor den geest te doen schitteren, klaarblgkelg'k is aangetoond. Zola, tneenen wg, was een der eersten, die, de waarheid vattend en formuleerend, rondweg schreef: Personnellement, il n'avait pas l'eaprit religieus, il avait plutöt ca que je nommerai l'esprit poétique". (Docam. litt., 24) en dédeftige, vernuftige Huet bena drukte in een treflyke bladzg, dat een on overwinlijk skepticume den grond vormde van zijn wezen". (Litt. Fant. en Krit. XX, 58) Nu kan men, gelijk de heer Victor Giraud, de scherpzinnige philoloog, nog onlangs deed (Chateaubriand, ttud. litt., 56) uitspraken, als de bier boven aangehaalde als uitingen van louter menjchelgke zwakheid verstaan, maar bet is ons altoos voorgekomen, dat deze wel willende opvatting ten nauwste verbonden was met een voorzeker begrgpelgke, zelfs sympa thieke, maar daarom niet minder schrome lijke zucht des kunstiiaars nagedachtenis, dien criticus dierbaar, voor een ieglg'k te vermoeien, hetgeen toch, in waarheid, de bedoeling der literatuur historie niet kan zijn. Toen hg, in een aandrift van begeestering, Le Génie du Christianisme had geschreven, was hg niet vierendertig jaar, toen het boek verscheen? deed zich zgn zwaarmoed, zgn twg'fet in heel zgn somberheid en ongeneeslgkheid eerst recht aan hem voor; 'een ander had het al van zich geworpen en was gegaan, waar heen zgn wezen hem te gaan had geduid, voor hem, met xyn ridder begrippen van eer en geweten, had dit met verraad gelijk gestaan en, in zgn voorgewend geloof hoogmoedig zich drapeerend, ging hij voort met klare, kalme t tem de schoonheden en vertroostingen van het catholieke geloof te verkonden, terwijl zyn hart bloedde en bloedde van bittere onvoldaanheid en diep hij den jammer voelde van met bolle ab stracties en stijve dogma's zich te moeten tevredenstellen. Wg verklaren nit devalsehheid dezer stelling mede de ongemeene scherpte, waarmede hjjj de meesters der Nieuwe Historie veroordeelt. Heet hij Lu t her niet smalend ... moine bafbare et envieux"? (Histoire de France, Garnier Fr., Paris, 265) en Spinoza ce jnif d'Amsterdam" en zgn pantheïsme de meest absurde der ooïtersche droomerijen door heca opnieuw voorgedragen?! (Mem. II, 284), noemt liij Goethe niet Ie chantre de la matière"? (Ibid. IV, 182). De vraag doet zich voor, of Chateaubriand, had hij zich met aandacht over het werk dier meesters gebogen, daar de troost niet had kunnen gewinnen, die het catholicisme hem onthield. Wij gelooven het niet, hij was' krank en de vlucht, die anderen tot machtige vervoering draagt, werd bg hem door zijn oorspronkelgken zwaarmoed ge broken ; die zwaarmoed, die twijfel, wortelde in dieper grond, dan waaruit de aanbidding ontluikt het was een gif, dat een der schoonste bronnen vertroebelde en dat, woelend in zijn borst, den adelaar zgn hemelvluclit belette, en de leer, dat de transcendente waarheid niet is een heerlijkheid buiten het menschenleven geabstraheerd, maar in het menschenleven als onvergankelijk beginsel vervat, in houdende altlus dei levens doel en de moge lijkheid tot dat doel te stggen: zelfverwerke lijking, die leer zou door hem met dezelfde onmacht zijn ontvangen als de andere, waar van als de blijde heraut hij alom werd vereerd en geliefd, terwijl ten slotte de straffe, Romaansche conventie, waarin hij zat gevangen, mede een ernstige, zoo niet onoverkomelijke hinder ware geweest, zgn heil opGermaanschen bodem te erlangen. Zoo dan, te midden van het heroïsch activiteitsbetoon van den ziedenden tgd, waarin hij leefde, trok hg in actieloosheid zich terug, droomend en klagend, reizend in verre landen, in zgn gedenkschriften zijn ongeloof belijdend, want ook zijn politieke bemoeiingen op later leeftyd zal toch niemand als uitingen eener innerlgke activiteit erkennen. Pe tijd, waarin deze even uitnemend be gaafde alêgeleerde, maar onvolledige kunste naar leefde, was belangrijk vooral door den eindtriumf der Germaansche cultuur over de Rornaansche. Het tegendeel schijnt waar, in aanmerking genomen den ontzaggelijken invloed, die van de Fransche Revolutie over Europa is uitgegaan en die, bijvoorbeeld, in de huidige, Russische omwenteling nog nawerkende is, deze waarheid is uitsluitend op sociaal gebied van strekking. Het anthropologisch denken had definitief zijn overwicht op het theologisch denken ingesteld, de hoogste beduidenn van het individu drong in de Romaansche landen zelf door. (Verg Michelet, Renaissance,Préface, uneame pèseinfiniment plus qu'un royaume, un empire, un système d'états, parfois plus que Ie genre humain.") Het was niet enkel toeval, dat in den aan vang der negentiende eeuw twee meesters arbeidden aan de uitbeelding eener figuur, waarvan eerst de later komenden den symbolischen zin zouden ontwaren en verstaan, Chateaubriand, die in de zes deelen zijner Mémoires niet anders deed, dan de figuur vol tooien, die hij in de novelle Renéslechts had geschetst, Goethe, die in den tweeledigen Faust het beeld ons gaf van den modernen mensch, wiens rusteloos streven zou zijn de welbewustheid te gewinnen waaruit de waarIg'ke Godsliefde slechts ontbloeien kan. Cha teaubriand sloot een verleden, Goethe opende een toekomst, de passiviteit, haar hoogsten graad van smartelgkheid bereikt, bezweek voor de activiteit, die, blijmoedig, scheppend en verreinend in stagen drang, den mensch bij zonderlij k, de menschheid gemeenlijk, tot waardiger levensstaten verheft. R. VAN GBKDERKN STORT. 1) Deze citaten zijn uit de zesdeelige uitgaaf Ed. Biré, Paris, Garnier. Fr. in-8. Bouquetje dogmatiek. Gepresenteerd aan de Materialisten, de Atheïsten, de Pant heisten,deFatalisten,de oud- Modernen, door H. BAKELS. Doopsgezind predikant. P. Buis, firma W. van der Linden, Enkhnizen. 1906. Een bouqnet te maken is een mooie maar moeilgke kunst. Daartoe wordt vereischt althans eenige kennis van planten en bloemen, maar vooral een groote matévan tact, smaak, handigheid, gevoel voor kleurenharmonie. Ontbreken die eigenschappen geheel of ten. deele, dan kan de bouquetvormer een braaf en welmeenend, zelfs in sommige opzichten een knap man zgn, maar een bouquet maken kanhg dan niet. Hij levert dan een verzameling van bloemen, distels, onkruid, grassoorten met tegen elkaar inschreeuwende kleuren, bont dooreengemengd en met een stevigen band kunstmatig saamgebonden, maar een bonquet levert hij niet. Zoo dacht ik bg 't doorloopen van boven genoemde brochure aan allerlei heterogene) soorten van menschen, daaronder ook aaa mjjzelven aangeboden. Ik ben daardoor, nu de redactie mij verzocht, dit boekje aan te kondigen, in een eenigszins moeilyk parket. A's men een geschenk, en vooral een bouquet, ontvangt, ten overvloede door den gever zelf geschikt, dan waardeert en prijst men natuurlgk de vriendelijke intentie en attentie van den gever. Zoo heb ook ik niets dan lof voor de goede bedoeling waarmee de heer Bakels dezen bouqet samenstelde en aan zgn tegenstanders aanbood. Hg meent inderdaad door zgn hekelschriftje al de bovengenoemde isten en de oud-modernen bovendien gezamenlgk in een hoek te hebben gezet en. daarmee aan de zaak van de n godsdienst een belangrijken dienst te hebben bewezen. Toch voelt hg zelf dat bg een toon aanslaat, zoo wild en dartel dat hg indruist tegen het ernstig doel dat hg beoogt. Daarom plaatste hg op het titelblad twee leelgke, stijve juf frouwen die een paar gestrenge engelen" verbeelden en die moeten dienen als tegen wicht tegen den .lossen stijl" waarin het boekje geschreven is. Hoe hoog-ernstig 't moet worden opgezet, het is en big ft een caricatunr of een boutade. Welnu een bou tade weerlegt men niet, hoogstens kan men onderzoeken of zg de richting of denkwijs die zg wil petsifleeren juist en .onpartijdig weergeeft. Dit nu is met dit bouquetje geens zins het geval. Ik bepaal mij tot een enkel voorbeeld. Zelf geniet ik de twijfelachtige eer van ala pantheïst in n adem genoemd te worden, met lach niet, lezer Spinoza en Schopenhauer. VVaarschynlyk doelt de schrijver op mjjn boek : Ethisch Pantheïsme. Doch als hg de moeite had genomen dit wat meer dan oppervlakkig door te zien, dan zou hij bespeurd hebben, dat het daar mg'n bedoeling is tusschen verschillende soorten en nuances van pantheïsme scherp te onderscheklen en achtereenvolgens het heidenscb, het christe lijk, het kerkelijk, het ketterscb, het mystiek, het dtchterlgk, het wijsgeerig en het ethisch pantheïsme te bespreken. Dan zou hg hebben opgemerkt dat ik met alle waardeering van den grooten denker en den nobelen mensch, mg van Spinoza verwijderd voel, blijkens de woorden waarmee ik van hem afscheid neem; Den wg'sgeer Spinoza volgen wg niet op den weg der afgetrokken bespiegeling. Voor het Al eene, voor de eeuwige substantie heeft hij ons verstandelijk oog geopend, maar wat hier niet tot zijn recht komt, is het volle, bon'e, rijke menschenleven met zgn vreugde en strijd, zgn arbeid en zijn rust, zgn indeloizen eb en vloed. De eeuwige substantie, met haar beide attributen van uit gebreidheid en denken doet ons 't hoofd niet vol schaamte buigen, 'c hart niet van verruk king kloppen, het betraande oog niet ten hemel slaan en de Gods- en wereldbeschou wing die deze onuitroeibare menschelyke aandoeningen niet weet te plaatsen, kan ona uit een zielkundig oogpunt niet voldoen. Daarom, hoezeer wg den vromen denker met Schleiermacher onze eerbiedige hulde bren gen, soheiden wg van hem met den indruk dat 't raadselvolle leven droevig lacht met elk systeem". En wat Schopenhauer aangaat, hij zeli zou zich in dit bonqietje, waarbij zeker een scherpe distel vertegenwoordigt, zeker niet thuis voelen. Immers hg zelf verklaart: Het fundamenteele onderscheid van de godsdien sten kan ik niet, gelijk gewoonlijk geschiedt, hierin zoeken dat zij monotheïstisch, polythetisch, pantheïstisch of atheïstisch zyn, maar alleen hierin of zij optimistisch of pessimis tisch zijn." Wel verre vau in het pantheïsme eea bevredigende wereldbeschouwing te zien, is hem de wereld een probleem, een raadsel, wat niet het geval zou zijn, als de wereld in Spinozistischen, in onze dagen onder mo derne vormen zoo vaak herlevenden zin, een absolute substantie en alzoo een volstrekt noodwendig wezen ware." (Ueber das inetaphysische Bedürfniss des Ménschen). Wat mijzelf betreft, bien etonnéde me trouver ensemble met de twee genoemde reuzen, ik heb gatracht sterk te doen uitko men dat geen enkel godsbegrip ons te allen tg'de volkomen bevredigt" en dat, om met Allan«m Picton te spreken het pantheïsme niet bedoelt dat God is dit of dat, maar dat Hij is alles in alles. Een handdruk, een oogopslag mogen ons iets toonen van het persoonlijk leven, maar van geen van beide kunnen we zeggen, tenzij in sterk overdrachtelyken zin, dat is de mensch. Zoo openbaren de schepselen der phaenomenale were/d God, maar we hebben geen recht om te zeggen, dat is God. M. a. w. met ethisch-pantheïsme bedoel ik alleen een uitwerking van dePaulinische gedachte : Uit Hem, door Hem, tot Hein zg'n alle dingen." Doch deze dingen zijn te ernstig en te diep voor vluchtige bespreking en leenen zich allerminst tot den joligen en vermakelgken trant dien de schrgver zich veroorlooft, als hij de materialisten zoekt te weerleggen in een gesprek tusschen vader en moeder over een theepot al of niet zonder thee en de fatalisten en een dialoog tusschen Je en Ju, d. w. z. tusschen twee atomen op de lippen van Judas en in den mond van Jezus. Wanneer de schrijver zijn warme gods dienstige overtuiging en zgn innige veront waardiging over de bedoelde ismen weer eens uitspreekt, dan moge hij dit doen in niet den vorm van een grillig saamgelezen bouquet, maar in dien van een humoristisch of ernstig, in elk geval beter gedocumenteerd vertoog. Met dit bouquetje zal 't gaan als met alle ruikers, 't zal verlept en onwelrie kend zijn, jammer voor het talent en de goede bedoeling van den samenlezer. P. H. HUGESHOI.TZ JE. 'r' 1.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl