Historisch Archief 1877-1940
TOÖR NÉ0 ER L AND.
Ho. 1506
2. cal de stad een leening groot 75 mill..
dollar* uitschreven, ten einde de lijnen te
kanoen overnamen; ja of aten.
-S.- nl de stad «onder uitstel overgaan tot.
overnam* der ionen en geen oonsessiesraeer
verkenen l ja of neen.
?Er stoad da» haai wat «p het spel ea van
nit New York, waar Mor/pan woont, werden
de laatste week: voor de verkiezing eea mul.
dollars te grabbel gegooid.
En grabbelaara genoeg. Mensehen met een
gladde tong (namen zqn bekend) werden tot
1000 dollar» «aftfgcfeodea, il» ie tich, in een
gevaarlijk" disttikt wilden 8tH bonden te
spreken voor den, tegenstander. , Anderen
konden zelf hunne voorwaarden maar stellen.
Ik aair aan het baUetin-bord van Cot>b-bull,
een- der gebouwen van RockefeUer's Univer
siteit «en oproep aan studenten arme
natuurlijk om dienst te doen als
buigbezoeter togen ? 1.25 per uur. Exceptional
politiral experienee stond er onder. Voorat in
«bet BMtkaateer had iaën het druk, een goed
deel'van den buit is, vermoed ik, daar
geblevea. Ec« £atboJiek werkami op een
alèvaied railway" ia het zuiden der stad
verklaarde mtf, .dat n? tegen manicipalisatie
wan, omdat hg -'dan minder soa verdienen.
Bg had dit op gezag van een meneer., ook
Katholiek, die in bet postkantoor werkte.
Nu, Morgan, de man, die visites brengt aan
dea pan* en het -hoofd der kerk geAd geeft
vetjr *jjn tempels, beeft ongetwijfeld invloed
gehad op n loop. der -stemming,
Burge, meester Dunne, die ijverig in de weer ge
weest is, aal geen meerderheid in den raad
hebben voor 150 manicipalisatie; plannen,
iftttr wel een^ zeer militante minderheid,
waarmee rekening is te houden.
. , ., - *;»*'.. ' ? ?
, Se Bitabtg vaa bet referendum was ja op
nrtag 2 «a a, doch het eerste voorstel haalde
ai** */» der «temmen en wa» terworpen. De
stad Cbidago beeft dos bet recht
deopoor. «a <*un!(n*n t* onteigenen- «n d«.ysadm*g
geen eotpoM*>atcci>tf ea«ip weer verteenea. Wat
. it sj»d n* jaag doea i» bet «vernemen van
Ignen en. rollend materiaal, ze kan..vezbcte>
riB£tav.aaAbz£ngeïLea,,» daarna verpachten
aaa jeen rJtaaticbappy, dici yopr jgqed*
exploitat» heeft .te zorgen.
enag
werlén;
burgeautomobiel stond
, kortgekdea mofcbef
van opönbar» weiften der stad Chicago, de
joage, naiMUe eenige weken geleden plotseling
s&a ambjt,,^aaKaafi jiaar ik meen 15000gul
den traktement verbonden w, neerlegde ea zgn
daad n. eti veerde in een merk waardigen brief
aan den burgemeester, deze jonge millionair,
d&e zich epeaip 14 d« Bpciaüeöscb* partij
, heaft aaag«iJ^»..w«r;ook o»ei,geko»e« onv
de municipaliaaHe van openbare nuttigheden
tébeaieiteji. Hf werd door de aifaeiders
, geestdriftig, tpejéaicbt.
Een vergadering,, uitgaande van
&:Amokratitche cfo* in bet dietrikt, waar ik woon
werd door 109 bnacfat De zaal was vol. Er
werden op kleurig papier gedrukte i rograms in
boekvorm uitgedeeld. Ziehier, hoe het toe
gaat. De ttxinUter opent met n kort
woord de veraaderiaK en het 8»eJ begint:
-JMHM» etetrcmaaNae letterrgk lüj&jk.
Eea aam eUpt f*p* d« -tri*«ne, hij sal
volgens ''t program een story" vertellen.
. it$tapt hier moppe»,uitsluitend veer maaaeji
? bestemd, d« meeting is een smoker". PuMiek
lacht, gniffelt, klapt ini de banden. De spreker
wordt stoot**, «ft i» een fijne gradatie in de
aroma, da essence wordt al pikanter B» elk
-, tribaut van ? hulde. We ǤB hier allen
manaetjw onder mekaar, t gaat voor een goede
. Kaak n Brut as- is zeo'n honorable man.
Ik ben de jokes vergeten, n zin is Mg yen
? hattxjn ea typeert bet geheel. Nog bftgds
? T»er* bf waüer door d» koude voeten vani
zg» vrouw «a waf. hij van de hel gered."
Spreker af. Een nieuw nmnmer. ,
W*»- s o- g*ei als naakte jongelingen
iriéitm \-nrn achter' int* de zaal naar voren.
Stafee baad», -boys1'. Een botopartg begint
Stompen die aankomen, naakte roggen, rood
als hammen, gezichten bleek en strak van
oadwdrefcte woede. Ze gaan ritten, puffen
? «a iweeten, wolden met doeken bewaaferd.
- Kistjes sigaren gaan rond, pak nit maar,
ze zyn goed, batten betaal je een kwartje
> bet stak. Weer boksen opwinding bg 't
publiek, ze staan op, de stompen worden
; feller, de vechters slaan na en dan tegen den
grond.
?' Weer een pauze. Fleschjes bier worden
? aHgedeeld. Glazen uatbreken, flescbjes aan
tiea mond. Nog eenmaal boksen, dan broodjes
«set vleeaeb. 't Nummer afgeloopen.
Een dikke Daitscber treedt op. Hg zingt
een komisch lied, Enzelsche woorden met
fterk Dnitsch accent, dit voor de komiekheid.
Wordt begeleid op de piano door een muzikale
professor, 't ensemble niet zoo kwaad. Applaus
geweldig en ook gefluit.
- Twee naakte jongens treden op:
woretel- partij, ook in drie tempo's. Sigaren en bier.
Een speech van honorable Brutus: presen
teert zich als u «r dienaar, niet u w meester",
> vol goede beloften.
Een speech van een senator, van nog een
en nog een en nog een, ze worden maar
? opgeroepen uit het publiek en brengen het
er allen goed af, de Amerikanen spreken
niet kwaad in 't publiek, oefenen zich vaak
op college. Allen prezen hoog de eerlijkheid
vaa Brntus.
Nickela worden den worstelenden jongens,
?die op"- raken, toegeworpen. Dit op voorstel
van den dikken Germaan, die autoriteit heeft
gekregen door zgn basstem. HU geeft nog een
paar extraatjes en 't applaus is geweldig.
Nu een , paar ontkleede mannen: weer
boksen. Die peuteren mekaar, bloedende
Behouders, onstuimig applaus.
Nog eens sigaren en bier.
De little ballot" het referendumbriefje
wordt de toeschouwers gepresenteerd, of ge
zoo goed wilt zjjn.bet even in te vollen, alleen
maar een kruisje. Dfr ia klaarblijkelijk het
psychologisch moment voor de uitwerking
van het brood en de spelen. De briefjes
worden wér opgehaald: men weet er nu
iets van; ik gis, dat niet een verkeerd heeft
gestemd.
Nog een1 paar liedjes, een slotspeech van
den voorzitter, ees «gaar en we gaan naar
huis, verzadigd, gelaafd, twijfelend waar we
geweest zgn in 't oude Rome of in het
moderne Chicago.
?H. BOSMA..
in ie Hoofdstad,
Edvard Grieg, de meester uit het Noorden,
die sedert, eenige dagen weer in ons midden
vertoeft, vroeg op een extra concert in het
Concertgebouw de aandacht voor enkele zijner
werken. ? ?>'< ???
Het waren een viertal stukjes uit de Ly
rische Stücke" op. 54, zgn klavier-concert
op. 16, een declamatoiium Bergliot" op een
gedicht van Björnstjerne Björnson, twee
stokjes vóór klem orchest Abends im
Hochgebirge" en het bekende Letater Frühling"
en ten slotte de cantate Landerkennung"
voor mannenkoor, bariton-solo en orchest.
Grieg geeft in zyn muziek geen duistere
problemen óp te lossen. Al vindt men by
hem menigmaal een trek van zwaarmoedig
heid, een weerspiegeling van de natuur van
zgn land, toch is zgn muziek in iiooge mate
beminnelijk. Fy'n en voornaam gedacht, komt
het poëtische van zijn aal-d zeer bg zonder
uit. Groote -dramatische conflicten, die den
toehoorder aangrgpen en meeslepen, vindt
inen niet in zgne compositiën, tenminste niet
in die van Donderdagavond; maar wel luis
tert men met welgevallen naar de ede' e en
steeds nit het hart komende muziek van den
gr\jz«B meester.
De suite uit opus 54 heeft der
onderdeekn: o. Hirteuknabe, b. Norweaischer
Baoernmarsch, c, Nottnrno, en d. Zug der
Zwerge.
Het: eerste stukje, alleen voor
etrijk-in&trumenten met btarp, gaf reed» dadelijk een beeld,
va» bekoorlijkheid dat aanstoods den toe
hoorder ia d» gewenschle stemming bracht.
Ook in de volgende nummers w«rd die stem
ming gehandhaafd. Het laatste ,xZug der
Zwerge" met ig'a grillig rhythme, was een
effectvol slot.
Het ?bekende ktayier-coneert op. 16 is van
kernKchtiger ntUunr. Het bezit-, genoeg
virtuoïe eigenschappen om den pinnitt gelegen
heid te geven met zgu techniek te schitteren,
maar hét is toch in de eerste plaats een
muziekwerk, welks artistieke tendens hoofd
zaak blflft. Zondert men de eigenaardige
melodische figuur uit, die men bij Grieg zoo
dikwerf ontmoet en tézou bijna zeggen het
Noorscti type moet voorstellen, een figuur
welke 'een groote rol speelt in den eersten
Satz, dan mag men getuigen dat het werk
een mooi thematisch materiaal bezit. Zeer
schoon is de orchest- inleiding van het tweede
gedeelte; ook de tusschenzin van het Finale,
die later Maeetoso bet concert afsluit.
De heer Fridtjof Backer Grönlahl speelde
bet concert met onbetwistbaar goede
eigensehappttit; als daar zgn, bray-our, mooien toon,
technische afger«&dbeid. Het kwam mg echter
voor dat de poëtische inomentea met meer
diepte en grooter teederheiU hadden kunnen
woiden weergegeven. Groot was het sncces
van den pianist; een deel der toejuichingen
heeft echter zeker den componist gegolden.
Met Grieg's muziek voor nBérgliot",werd
bet, genre melodrama, dat in den laatsten tijd
door de voordrachten van Possart en Wüllner
hier sterk «71 vogue is, dpnteaw verrijkt met
een compositie, diétracht aan het gedicht
muzikale stemmingen te ontlokken, zonder
er in te slagen iets anders te bereiken dan
een tweeslachtig werk, Igdende aan hè-.zelfde
euvel, als waarop ik bg het Hexenlied en
Enoch Arden reeds heb gewezen Ik kan dan
ook volstaan met te verklaren dat Grieg's
Bergliof'-muziek mg ten opzichte van het
melodrama niet tot andere gedachten heeft
gebracht. Op zich zelve beschouwd, vond ik
ze ook niet zoo boeiend als de andere com
positiën van den avond, terwy l de componist
het zich met de bewerking niet te moeilyk
heeft gemaakt.
Het gedicht van Björnstjerne Björnson is
ontleend aan de Harald Hardradi-Sage. Berg
liot, dochter van H a kon van Hjörungavag
slaakt een snurtkreet over den doo l van
haar man, den dapperen held Einar T
hambars kei fi r en haar zoon Eindride. Beiden
zgn in het paleis des konings door de hand
eens sluipmoordenaars getallen. Zij roept
het volk van Drontheim op, om dien moord
te wreken:
es iiel euer Hauptling,
Euer Stolz, euer Vater, eurer Kinder Freude,
Des TaUs Sage, des Landes Held;
Hier fiel er, und ihr, ihr wollt ihn nicht
rachen ?
Aan de bekende zangeres Mary Brema was
de taak ten deel gevallen dit gedicht te
declameeren. Mevrouw Brema zeide het ge
dicht in een tempo zoo snel, dat het in de
groote zaal niet tot zijn recht kwam, ook
was haar intonatie zoo dof en klankloos, dat
slechts enkele toehoorders op de voorste rijen
het tekstboek konden ontberen. Haar
eenigszins engelsch accent en daarmede verband
houdende slechte uitspraak van de letter r
droegen mede niet bij tot de duidelijkheid
harer voordracht. Mevrouw Brema scheen
niet de meening toegedaan van haar
kucstbroeders Wüllner en Possart, dat bg een
declamatoriuiu alleen de kracht van het
woord en de behandeling daarvan, in staat
moeten zgn op den toehoorder indruk te
maken. Mevrouw Brema nam haar toevlucht
ook tot het gebaar. Ik geloof dat men,
na haar optreden, wel er toe komen zal de
heeren Wüllner en Possart in het gelijk te
stellen.
Overigens wil ik gaarne constateeren, dat
mevrouw Brema zeer dikwgls een mooi,
breed gebaar ontwikkelde en in de schoon
heid harer standen bewees dat zij een ernstige
artiste is, die slechts het tooneel noodig heeft
om haar plastisch uitbeeldingsvermogen tot
zijn recht te doen komen.
Mevrouw Brema bad den takt de haar
geschonken toejuichingen op den componist
over te dragen ; zg legde daarmede een
fyngevoeligheid aan den dag, in welker bezit de
heer Gröndahl zich vooralsnog niet mag ver
heugen.
D.e twee allerliefste stukjes Abends im
Hochgebirge" en Letzter Frühling" gaven
het orchest ruimschoots gelegenheid zijn
klankschopnheid en souplesse in het volgen
van den dirigent aan den dag te leggen.
Een zeer mooi slot was Landerkennung"
voor mannenkoor, evenals Bergliot, een ge
dicht van Björnstjerne Björhson. De
liedertafel Apollo en de heer Zalsman verleenden
hierbg op zeer schoone wjjze hunne mede
werking.
Grieg's wijze van dirigeeren is zeer expres
sief en elastisch. Door zgn leiding «eet hg
alle medewerkenden te doordringen van het
poëtisch gehalte zijner compogitiën en zoo
kwam men zeer onder den indruk van een
harmonisch geheel.
ANT. AVBBKAMP.
Het is nu wel een gemeenplaats geworden
te zeggen, tïat Chateaubriand de in luider is
geweekt der groote beweging van verreining
en bevrijding, die, eerst gehuld in
Oosterschen, Middeleenwschen en legendarischen
praal, gaandeweg tot het. Zolaïstisch natu
ralisme zich verzuiverde en, het is waar,
tevens vernauwde, maar die, aldus het
grondzakelgk onderscheid tusschen de kunst
der negentiende eeuw en die der vorige,
klassieke eeuwen- onherroepelijk bewerkstel
ligd heeft.
Men kan zeggen, dat de letterkundige
aanleg van Chateaubriand zich heeft geuit
op tweeërlei wjjze: zgn proza kon liefelgk
en aanminnig zgn, doorademd v&n landelijke,
pastorale poëzy en. waarin de beelden in
'eélste spontaneïteit ontbloeiden, om straks
zich te ontvouwen in onnavolgbare breedte
en luister, terwijl het zachte rhythme aan
zwol in volzinnen van verheven gedragttoheid.
Chateaubriand heett fijne en groote kunst
gewrocht; het eerste gedeelte der Mémoires
d'outre-Tombe, waarin de schrgver ons van
zy'n kinderjaren te St. Malo en in het sombere
slot te Combourg verhaalt, de reisbeschrij
vingen in bet laatste boekdeel van dat werk,
eenige beschrijvende fragmenten in Le Génie
da Christianisme, l'Itinéraire de Paris a
Jérusalem. Atala, Renó, zgn van die fijne
kunst, het derde en Tierde deel der M
moires, waar de schrijver den weidschen roem
van het Napoleontisch tg'dvak en den
godenge l ij ken keizer viert, zgn groote kunst.
Het doet vreemd aan de nieuwe kunst,
die in Chateaubriand ontwaakte, in de werken,
die tijdens z$n leven verschenen, in den
klassieken vorm tentoongesteld te zien.
Samenstelling,.dialoog, de gansene toon van
Atala, Kené, Les aventures da dernier des
Abencérages streeft er naar klassiek te zgn,
maar de aandachtige luisteraar hoort den
anderen, by zonder en en kostbaarder toon,
die door d» n algemeenen af en toe wel
zoetelijk melodieert.
De schrg ver heeft ook werk voortgebracht,
waaraan men kan zeggen, dat het, behoudens
enkele regelen, geheel buiten zijn innigste
wezen om is ontstaan.
Eea dergelijk werk ij Les Martyrs, aan
welks gekuischten, blinkenden stijl te velen
zich hebben verblind, maar dat, als
klatergouden compilatie arbeid uit Grieksche,
Romeinsche en Italiaansche literatuur al levende
schoonheid derft.
Het is merkwaardig, boe een kunstenaar,
in wien de eerste stamelingen der moderne
kunst zich hooren deden, zgn, aanleg dus
miskennen kon; de misluking dezer proeve
van episch dicht was dan ook buitengemeen
volledig. De antieke beeldspraak immers, die
in de oude kunstwerken haar schoonheid
en bemionelgkheid juist ontleende aan den
goddelijken eenvoud, waaruit zij ontwelde,
moest in een tg'4>: f oen .de traditie, die het
pseudokUtssicismp mggestetinde, gebroken
was, opnieuw in zwang gebracht, erger mis
staan, dan toen die meesterwerken in waarheid
de geheiligde voorbeelden waren, waarnaar
de zangren hun gaven modelleerden.
De moderne, historische roman, die de
reconstrucUe eener vergane wereld best reeft,
verricht dan ook een gansch anderen arbeid,
dan diergelijke, bloote navolging, waarin
latereeuwsche poppen, in antieke dracht vermomd,
bewegen en declameeren naar des dichters
welbehagen.
Deze merkwaardigheid, dat Chateanbriands
letterkundige arbeid voor het grootste deel
in een vorm tot uiting werd gebracht, die
met zgn wezen in samenstemming niet kon
zijn, verklaart zich, wanneer wg in aanmer
king nemen, dat stijl en dialectiek van schier
alle geletterden dier dagen waren in klassieken
trant; en zoo is het tevens duidelijk, dat in
de Mémoires d'outre-Tombe, waar hg om
voorgeschreven vormen, heldendicht, drama
of novelle, zich niet te bekommeren had, zgn
kunst zich in zuiver s t en sier ontplooien kon.
Het is bekend, dat hg tot het schrgven
van Le Génie dn Christianieme werd gebracht
door den dood zijner vrome moeder; het
was een drang, die hem machtiglijk dreef
zijn leven van kranig athei'st te boeten door
een apologie te schrgven voor het
Catholicisme; toch was dit een gebeurlijkheid van
secundaeren aard en slechts beteekenisvol,
voorzoover zg in hem wakker riep den
reactionnairen drang, die leefde in het
meerendeel zijner tgdgenooten, den drang
te herstellen, hetgeen in onbesnisdheid was
terneer geworpen, die, wijders, den eersten
consul dreef tot het sluiten van het Con
cordaat en het Fransche volk tot het
proclameeren van den consul tot kouer.
Vandaar de uitsluitend historische waarde
vau het werk; ook de literatuur critiek, in
de tweede afdeeling, Le Poétique du Chris
tianisme, van uit het begrensd standdak,
als zouden de catholieke kunstenaars werk
van hooger schoonheid hebben voortgebracht,
dan hun protestantsche broeders, ja zelfs,
dan de heroën der oudheid, is verouderd,
ten spijt van de drukte eet-er Vlaamsche
ijveraarster onzer dagen, die hetzelfde ter
afwisseling nog eens kwam betoogen.
l'Itinéraire de Paris Jérusalem,
bepaaldelyk het eerste gedeelte, de reis in Grieken
land behandelend, is een aangenaam te lezen
reisverhaal, maar welks populair relaas, hoe
welgevallig met historische bijvoegselen
opgesmuktj-verbleekt naast de fijne en diepe, uitne
mend schoone studie van Barrès, un Voyage
a Sparte (Revue des deux Mondes, 15 Nov.
'05?l Jan. '06), een heerlijk pogen, door
twee en twintig donkere eeuwen tot het
wezen dier sereene godenkunst door te
dringen.
Het leven van Chateaubriand was niet,
als dat van Goethe, een plant gelijk, tot
volsten wasdom gekomen en die geen deel
van haar bloeikracht verloor. Het is, dat hij.
zichzelf niet is geweest: scepticus, hield hg
zich geloovige.
De erkenning dezer waarheid is eerst de laat
ste jaren algemeen geworden; het scheen, of
velen dergenen, die over hem schreven,
schroomden in deze pijnlijke aangelegenheid
zich dieper te begeven. Maar in de Mémoires
zelf komen tal van zinsneden voor, waarin zijn
ongeloof, nu eens klaar verwoord, dan weer
kwalijk verholen, zich onloochenbaar open
baart en het mag verwondering wekken, dat in
de menigvuldige ontboezemingen, waarin hij
zegt bet leven te verfoeien en den Schepper,
die het hem gaf, te aanbidden, het mag
verwondering wekken, dat niet meerderen de
wan logica, die daar in school, in het licht
hebben gesteld.
Eenige voorbeelden: 1)
La vie est une-peste permanente..." (I, 404).
J ai un tel dég<>üt de tout, un tel mépris
ponr Ie présent et pour l'avenir immédiat..."
(IV, 283).
Mon défaut capital est l'ecnui, ledégout
de tout, Ie donte perpétoel..." (IV, 364).
...je n'ai plus qu' d m'asseoir sur des
ruines et a mépriser cette vie que je dédaignais
dans ma jeunesse..." (V, 429).
.. J'étais un incurable." (VI, 137).
Terwijl in het bekende gezegde: Je ne
crois a rien, exceptéen religion" (II, 147), de
onmogelijkheid van dus de ? religie, het
hoogste goed en het hoogste bereik, als een
zinledige abstractie voor den geest te doen
schitteren, klaarblgkelg'k is aangetoond.
Zola, tneenen wg, was een der eersten, die,
de waarheid vattend en formuleerend,
rondweg schreef: Personnellement, il n'avait pas
l'eaprit religieus, il avait plutöt ca que je
nommerai l'esprit poétique". (Docam. litt.,
24) en dédeftige, vernuftige Huet bena
drukte in een treflyke bladzg, dat een on
overwinlijk skepticume den grond vormde
van zijn wezen". (Litt. Fant. en Krit. XX, 58)
Nu kan men, gelijk de heer Victor Giraud,
de scherpzinnige philoloog, nog onlangs deed
(Chateaubriand, ttud. litt., 56) uitspraken, als
de bier boven aangehaalde als uitingen van
louter menjchelgke zwakheid verstaan, maar
bet is ons altoos voorgekomen, dat deze wel
willende opvatting ten nauwste verbonden was
met een voorzeker begrgpelgke, zelfs sympa
thieke, maar daarom niet minder schrome
lijke zucht des kunstiiaars nagedachtenis,
dien criticus dierbaar, voor een ieglg'k te
vermoeien, hetgeen toch, in waarheid, de
bedoeling der literatuur historie niet kan zijn.
Toen hg, in een aandrift van begeestering,
Le Génie du Christianisme had geschreven,
was hg niet vierendertig jaar, toen het boek
verscheen? deed zich zgn zwaarmoed,
zgn twg'fet in heel zgn somberheid en
ongeneeslgkheid eerst recht aan hem voor;
'een ander had het al van zich geworpen en
was gegaan, waar heen zgn wezen hem te
gaan had geduid, voor hem, met xyn ridder
begrippen van eer en geweten, had dit met
verraad gelijk gestaan en, in zgn voorgewend
geloof hoogmoedig zich drapeerend, ging hij
voort met klare, kalme t tem de schoonheden
en vertroostingen van het catholieke geloof
te verkonden, terwijl zyn hart bloedde en
bloedde van bittere onvoldaanheid en diep
hij den jammer voelde van met bolle ab
stracties en stijve dogma's zich te moeten
tevredenstellen. Wg verklaren nit
devalsehheid dezer stelling mede de ongemeene
scherpte, waarmede hjjj de meesters der
Nieuwe Historie veroordeelt.
Heet hij Lu t her niet smalend ... moine
bafbare et envieux"? (Histoire de France,
Garnier Fr., Paris, 265) en Spinoza ce jnif
d'Amsterdam" en zgn pantheïsme de meest
absurde der ooïtersche droomerijen door heca
opnieuw voorgedragen?! (Mem. II, 284),
noemt liij Goethe niet Ie chantre de la
matière"? (Ibid. IV, 182).
De vraag doet zich voor, of Chateaubriand,
had hij zich met aandacht over het werk
dier meesters gebogen, daar de troost niet
had kunnen gewinnen, die het catholicisme
hem onthield. Wij gelooven het niet, hij
was' krank en de vlucht, die anderen tot
machtige vervoering draagt, werd bg hem
door zijn oorspronkelgken zwaarmoed ge
broken ; die zwaarmoed, die twijfel, wortelde
in dieper grond, dan waaruit de aanbidding
ontluikt het was een gif, dat een der schoonste
bronnen vertroebelde en dat, woelend in zijn
borst, den adelaar zgn hemelvluclit belette,
en de leer, dat de transcendente waarheid
niet is een heerlijkheid buiten het
menschenleven geabstraheerd, maar in het
menschenleven als onvergankelijk beginsel vervat, in
houdende altlus dei levens doel en de moge
lijkheid tot dat doel te stggen: zelfverwerke
lijking, die leer zou door hem met dezelfde
onmacht zijn ontvangen als de andere, waar
van als de blijde heraut hij alom werd vereerd
en geliefd, terwijl ten slotte de straffe,
Romaansche conventie, waarin hij zat gevangen,
mede een ernstige, zoo niet onoverkomelijke
hinder ware geweest, zgn heil opGermaanschen
bodem te erlangen.
Zoo dan, te midden van het heroïsch
activiteitsbetoon van den ziedenden tgd, waarin
hij leefde, trok hg in actieloosheid zich terug,
droomend en klagend, reizend in verre landen,
in zgn gedenkschriften zijn ongeloof belijdend,
want ook zijn politieke bemoeiingen op later
leeftyd zal toch niemand als uitingen eener
innerlgke activiteit erkennen.
Pe tijd, waarin deze even uitnemend be
gaafde alêgeleerde, maar onvolledige kunste
naar leefde, was belangrijk vooral door den
eindtriumf der Germaansche cultuur over de
Rornaansche. Het tegendeel schijnt waar,
in aanmerking genomen den ontzaggelijken
invloed, die van de Fransche Revolutie
over Europa is uitgegaan en die, bijvoorbeeld,
in de huidige, Russische omwenteling nog
nawerkende is, deze waarheid is uitsluitend
op sociaal gebied van strekking. Het
anthropologisch denken had definitief zijn overwicht
op het theologisch denken ingesteld, de hoogste
beduidenn van het individu drong in de
Romaansche landen zelf door. (Verg Michelet,
Renaissance,Préface, uneame pèseinfiniment
plus qu'un royaume, un empire, un système
d'états, parfois plus que Ie genre humain.")
Het was niet enkel toeval, dat in den aan
vang der negentiende eeuw twee meesters
arbeidden aan de uitbeelding eener figuur,
waarvan eerst de later komenden den
symbolischen zin zouden ontwaren en verstaan,
Chateaubriand, die in de zes deelen zijner
Mémoires niet anders deed, dan de figuur vol
tooien, die hij in de novelle Renéslechts
had geschetst, Goethe, die in den tweeledigen
Faust het beeld ons gaf van den modernen
mensch, wiens rusteloos streven zou zijn de
welbewustheid te gewinnen waaruit de
waarIg'ke Godsliefde slechts ontbloeien kan. Cha
teaubriand sloot een verleden, Goethe opende
een toekomst, de passiviteit, haar hoogsten
graad van smartelgkheid bereikt, bezweek
voor de activiteit, die, blijmoedig, scheppend
en verreinend in stagen drang, den mensch
bij zonderlij k, de menschheid gemeenlijk, tot
waardiger levensstaten verheft.
R. VAN GBKDERKN STORT.
1) Deze citaten zijn uit de zesdeelige uitgaaf
Ed. Biré, Paris, Garnier. Fr. in-8.
Bouquetje dogmatiek. Gepresenteerd aan
de Materialisten, de Atheïsten, de
Pant heisten,deFatalisten,de oud- Modernen,
door H. BAKELS. Doopsgezind predikant.
P. Buis, firma W. van der Linden,
Enkhnizen. 1906.
Een bouqnet te maken is een mooie maar
moeilgke kunst. Daartoe wordt vereischt
althans eenige kennis van planten en bloemen,
maar vooral een groote matévan tact, smaak,
handigheid, gevoel voor kleurenharmonie.
Ontbreken die eigenschappen geheel of ten.
deele, dan kan de bouquetvormer een braaf
en welmeenend, zelfs in sommige opzichten
een knap man zgn, maar een bouquet maken
kanhg dan niet. Hij levert dan een verzameling
van bloemen, distels, onkruid, grassoorten
met tegen elkaar inschreeuwende kleuren,
bont dooreengemengd en met een stevigen
band kunstmatig saamgebonden, maar een
bonquet levert hij niet.
Zoo dacht ik bg 't doorloopen van boven
genoemde brochure aan allerlei heterogene)
soorten van menschen, daaronder ook aaa
mjjzelven aangeboden. Ik ben daardoor, nu
de redactie mij verzocht, dit boekje aan te
kondigen, in een eenigszins moeilyk parket.
A's men een geschenk, en vooral een bouquet,
ontvangt, ten overvloede door den gever
zelf geschikt, dan waardeert en prijst men
natuurlgk de vriendelijke intentie en attentie
van den gever. Zoo heb ook ik niets dan
lof voor de goede bedoeling waarmee de heer
Bakels dezen bouqet samenstelde en aan zgn
tegenstanders aanbood. Hg meent inderdaad
door zgn hekelschriftje al de bovengenoemde
isten en de oud-modernen bovendien
gezamenlgk in een hoek te hebben gezet en.
daarmee aan de zaak van de n godsdienst een
belangrijken dienst te hebben bewezen. Toch
voelt hg zelf dat bg een toon aanslaat, zoo
wild en dartel dat hg indruist tegen het
ernstig doel dat hg beoogt. Daarom plaatste
hg op het titelblad twee leelgke, stijve juf
frouwen die een paar gestrenge engelen"
verbeelden en die moeten dienen als tegen
wicht tegen den .lossen stijl" waarin het
boekje geschreven is. Hoe hoog-ernstig 't
moet worden opgezet, het is en big ft een
caricatunr of een boutade. Welnu een bou
tade weerlegt men niet, hoogstens kan men
onderzoeken of zg de richting of denkwijs
die zg wil petsifleeren juist en .onpartijdig
weergeeft. Dit nu is met dit bouquetje geens
zins het geval.
Ik bepaal mij tot een enkel voorbeeld.
Zelf geniet ik de twijfelachtige eer van ala
pantheïst in n adem genoemd te worden,
met lach niet, lezer Spinoza en
Schopenhauer. VVaarschynlyk doelt de schrijver op
mjjn boek : Ethisch Pantheïsme. Doch als
hg de moeite had genomen dit wat meer
dan oppervlakkig door te zien, dan zou hij
bespeurd hebben, dat het daar mg'n bedoeling
is tusschen verschillende soorten en nuances
van pantheïsme scherp te onderscheklen en
achtereenvolgens het heidenscb, het christe
lijk, het kerkelijk, het ketterscb, het mystiek,
het dtchterlgk, het wijsgeerig en het ethisch
pantheïsme te bespreken. Dan zou hg hebben
opgemerkt dat ik met alle waardeering van
den grooten denker en den nobelen mensch,
mg van Spinoza verwijderd voel, blijkens
de woorden waarmee ik van hem afscheid
neem; Den wg'sgeer Spinoza volgen wg niet
op den weg der afgetrokken bespiegeling.
Voor het Al eene, voor de eeuwige substantie
heeft hij ons verstandelijk oog geopend, maar
wat hier niet tot zijn recht komt, is het
volle, bon'e, rijke menschenleven met zgn
vreugde en strijd, zgn arbeid en zijn rust,
zgn indeloizen eb en vloed. De eeuwige
substantie, met haar beide attributen van uit
gebreidheid en denken doet ons 't hoofd niet
vol schaamte buigen, 'c hart niet van verruk
king kloppen, het betraande oog niet ten
hemel slaan en de Gods- en wereldbeschou
wing die deze onuitroeibare menschelyke
aandoeningen niet weet te plaatsen, kan ona
uit een zielkundig oogpunt niet voldoen.
Daarom, hoezeer wg den vromen denker met
Schleiermacher onze eerbiedige hulde bren
gen, soheiden wg van hem met den indruk
dat 't raadselvolle leven droevig lacht met
elk systeem".
En wat Schopenhauer aangaat, hij zeli
zou zich in dit bonqietje, waarbij zeker een
scherpe distel vertegenwoordigt, zeker niet
thuis voelen. Immers hg zelf verklaart: Het
fundamenteele onderscheid van de godsdien
sten kan ik niet, gelijk gewoonlijk geschiedt,
hierin zoeken dat zij monotheïstisch,
polythetisch, pantheïstisch of atheïstisch zyn, maar
alleen hierin of zij optimistisch of pessimis
tisch zijn." Wel verre vau in het pantheïsme
eea bevredigende wereldbeschouwing te zien,
is hem de wereld een probleem, een raadsel,
wat niet het geval zou zijn, als de wereld
in Spinozistischen, in onze dagen onder mo
derne vormen zoo vaak herlevenden zin, een
absolute substantie en alzoo een volstrekt
noodwendig wezen ware." (Ueber das
inetaphysische Bedürfniss des Ménschen).
Wat mijzelf betreft, bien etonnéde me
trouver ensemble met de twee genoemde
reuzen, ik heb gatracht sterk te doen uitko
men dat geen enkel godsbegrip ons te allen
tg'de volkomen bevredigt" en dat, om met
Allan«m Picton te spreken het pantheïsme
niet bedoelt dat God is dit of dat, maar dat
Hij is alles in alles. Een handdruk, een
oogopslag mogen ons iets toonen van het
persoonlijk leven, maar van geen van beide
kunnen we zeggen, tenzij in sterk
overdrachtelyken zin, dat is de mensch. Zoo openbaren
de schepselen der phaenomenale were/d God,
maar we hebben geen recht om te zeggen,
dat is God. M. a. w. met ethisch-pantheïsme
bedoel ik alleen een uitwerking van
dePaulinische gedachte : Uit Hem, door Hem, tot
Hein zg'n alle dingen."
Doch deze dingen zijn te ernstig en te diep
voor vluchtige bespreking en leenen zich
allerminst tot den joligen en vermakelgken
trant dien de schrgver zich veroorlooft, als
hij de materialisten zoekt te weerleggen in
een gesprek tusschen vader en moeder over
een theepot al of niet zonder thee en de
fatalisten en een dialoog tusschen Je en Ju,
d. w. z. tusschen twee atomen op de lippen
van Judas en in den mond van Jezus.
Wanneer de schrijver zijn warme gods
dienstige overtuiging en zgn innige veront
waardiging over de bedoelde ismen weer
eens uitspreekt, dan moge hij dit doen in
niet den vorm van een grillig saamgelezen
bouquet, maar in dien van een humoristisch
of ernstig, in elk geval beter gedocumenteerd
vertoog. Met dit bouquetje zal 't gaan als
met alle ruikers, 't zal verlept en onwelrie
kend zijn, jammer voor het talent en de goede
bedoeling van den samenlezer.
P. H. HUGESHOI.TZ JE.
'r'
1.