De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 13 mei pagina 1

13 mei 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 1507 WEEK DE AM8TEEDAMMBK A°. 1906. VOOB NEDEKLAND O n. (d. e r redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. a. 30. J". IDE K O O. Uitgevers: VAN HOLEEMA ft WABENDOEP, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar , » mail » 10. Afeonderlflke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . , 0-121/» JXt bUd ii ferkrijgbwu: Kink 10 Boulevard dw Capncinct tegenover tot Orand Cifé, U tuijt. Zondag 13 Mei. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel x 0.40 Annonce» nit Doituchland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm» KUDOLP MOSSE U KenJen «n dooi alle filialen dezer firma. De prij« per regel U 35 Pfcnnig. f' "**' INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: De ondliberalen en bet algemeen kiesrecht. De k«rkvartooning. Een gevaar dat de Hoofd stad bedreigi. Inrichtingen tot opleiding van officieren. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN : Het Werklieden Reglement in den Baad, door L. Simons. FEUILLETON: De strijd van een Russisch Jodenmeisje, I, door H. B. KOKS! EN LETTEREN: De oude strijd, door Albert Verwey, beoordeeld door Albert Rehm. De geboorte eener ziel, door M. E. Edwardt-Noest. De Eeuwige Burcht .door Rndolf Stratz, beoordeeld door v. H. VOOR DAMES : Voor de Heeren, door Mme Flirt. - ALLERLEI, door Caprice. Uit DE NATUUR, door E. Hettnans. Bali en Lombok, (met af b.), door W. O. J. Nieuwenkamp. Penteekening van H. G. Ibels. Kunstonderwijs in Japan, door V. De Oratorium rereeniging te Parijs, door Ant. Averkamp. De spoorweglynen in de Haar lemmermeer en omgeving en subsidie-voor.-waarden, (met af b.), door T. Sanders. Speculatie in Londen, door J. de Hoop Scheffer. FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter. Vertaalde romans, door T. C. Het repro ductie-klavier Mignon", door Ant. Aver kamp. ALLERLEI. DAMRUBRIEK. ADVERTENT1EN. immuun immuun De oud-liberalen en het algemeen kiesrecht. De N. Bott. Ct. den heer Treub ant woordende op hetgeen deze gezegd heeft aangaande den klassestaat en de meening der oud-liberalen ten opzichte van het alge meen kiesrecht, toont ook kennis te hebben genomen van ons artikel: De oud-liberalen en het algemeen kiesrecht. Zij schrijft: Ook het weekblad Dt Amsterdammer trekt tegen onze beschouwingen te velde. Dat we ons tot een afzonderlek verweer tegen haar aantijgingen niet uitgelokt gevoelen, zal men kunnen begrijpen, als men leest, dat het de redactie van dat blad moeilijk, al te moei lijk" valt om aan de oprechtheid der oudliberalen te gelooven, en dat hun plegen van onrecht, loochenen van de onweersprekelijke lessen der historie en verwaarloozen van de hoogste sociale belangen niet geschiedt... te goeder trouw. . Eén vermakelijk staaltje van deze wijze van bestrijding willen wy onzen lezers niet ontbonden. Met verontwaardiging maakt het weekblad melding van onze overtuiging, dat ook de arbeiders in de wetgeving moeten kunnen meespreken". Meespreken, voegt het ons toe, dus een woordje meepraten, mits zij maar tevreden zjjn met hetgeen de bezittende klasse in haar eigen belang beslissen zal l Nu is echter de uitdrukking meespreken" door ons overgenomen van den heer Treub zelven, die ons verweet, dat wij een sociale ?wetgeving wenschen, waarover de arbeiders niet tullen meetprekcn!" Zoo zullen wij dus verstoken blijven Van het genot een weerlegging van ons betoog ia de N. Bott. Ct. te mogen lezen. Teleurstelling is dit voor ons niet. Wij.ÏMidden dat verwacht. Ailetttl hadden wij niet verwacht, dat de 'N. "R. C. zóó onhandig zich zou betoonen als uit het bovenstaande blijkt. Ze gevoelt zich niet uitgelokt" to't een afzonderlijk verweer." We kunnen het begrijpen. ' Wie ter wereld zou zich uitgelokt kunnen gevoelen deze conclusie te ver dedigen: Wij oud-liberalen meenen, dat het niet in het algemeen belang i-s, aan EESIGE klasse door het kiesrecht zooveel invloed te geven, dat haar stem overheerschend WORDT." 1) Zooals die woorden daar staan, kunnen zij niet anders zijn dan... de taal van den vos, die de passie predikt, d. i. huichelarij. ) Be schrijver, die ze nogal als conclusie van een betoog gaf, moest weten, dat mj onwaarheid sprak. Wie immers zou kunnen tegenspreken, dat langer dan eea halve eeuw, zeer zeker eenige klasse ol. die der bezittenden, door haar stem, heeft overheerscht en nog overheerscht. ] Alzoo: zij die overheerscht en op niets anders hoopt, dan te kunnen blijven pverheerschen... zegt dat zij niet wil, dat iemand wie ook overheerscher wordt. , Welzeker, N. Bott., wij begrijpen dat ge u niet uitgelokt" gevoelt op onze aantijging" te antwoorden. Al kwam de heele oud-liberale faculteit en di vertoont nogal iets u helpen, gij wringt u uit de engte, waarin gij u hebt vastgewerkt, niet weder los. Hoe was 'èmogelijk, i*t gij N. Eott. zulk een mal figuur moest slaan? _,? 't Was niet^BMo mogelgk, maar het is alleszins fSiiaarbaar; want wie staat in een scheever positie dan een oud-liberaal, die het algemeen kiesrecht op ethisch-principieele gronden bestrijden wil P jPjlt go zoaéwibovennatmirlijke openbaring wél "teijht zoudt hebben om 3«n «rbeider uit ie sluiten; dat het algemeen kiesrecht elders gebleken zou zqn in afrijd met het algemeen belang te. zjjn; dat in ons conservatief land de krachtige drang van het algemeen 1) Wfl onderstreepen. kiesrecht voor de sociale wetgeving wel gemist ban worde*.... probeer het maar eens iets te leveren wat op een overtuigend pleidooi gelijkt! Gij kunt het niet, en als gij dan. komt met een verklaring als hier boven: dat gij niet wilt dat eenige partij overheerschend wordt, terwijl gij zelf aan niets; anders denkt, dan te blijven overheerschen, een verklaring dus zoo onhisto risch, zoo onwaar, en zoo u zelf den schoonsten schijn gevend zoudt ge dan willen, dat wij u als een ter goeder trouw redeneerend politicus den weg vrn lieten en meenen uzelf te kunnen redden, door onze berisping uwer jam merlijke houding een aantijging" te noemen ? Waarlijk, wij verwachten geen weer legging en wij begeeren ze pok nu niet. Maar de N. Bott. C t. verzuimt een ge legenheid, die haar welkom zou moeten zijn, indien zij waarlijk iets wat hout snijdt tegen ons betoog had te keeren. Want zij moet niet vergeten, dat wat wij schrijven vrijwel een communis opinio is onder allen, die het oud-liberalisme te boven zy'n gekomen. ? De kiesrechtpolitiek van het oud-liberalisme is alleen te verdedigen door zich te stellen op het klasse-standpunt en ronduit te verklaren: wij, kleinere klasse van. bezittenden, strijden- voor ons eigen belang tegen de grootere klasse van arbeiders met hun belangen; aan het algemeen belang als ons motief gelooft niemand. Wie echter dit standpunt den tegenstanders aanlok kelijk wil maken, zal over een waarheidlievender geest en een degelijker pen moeten'beschikken, dan de N. Eott., die zich door zijn eenige" klasse welke overheerschend wordt"] al te belache lijk heeft gemaakt. Wat nu het ne staaltje van deze (onze) wijze van bestrijding" betreft daït de N. B. C. vermaakt" heeft het vermaakt ons-zelf op onze beurt. W"jj vielen de N. Bott. aan op dit deel harer conclusie: Neen het verschil (tusschen oud-liberalen en radicalen) dat hier bestaat, is niet dat de arbeidende klasse niet zou mogen mee spreken ..." Wij stelden in het licht, dat wat zij (de oud-liberaal) meespreken noemt, voor de arbeiders niet meespreken is, omdat meespreken zonder het daarbij behoorend aantal stemmen, niet anders kan zijn, dan het toegestaan verlof om ook een woordje te zeggen, mits men tevreden zal zijn met hetgeen de bezittende klasse in haar eigen belang beslissen wil." M. a. w. Het meespreken door de N. R. Ct. met haar beperkt kiesrecht den arbeiders gegund?is, naar onze meening, den naam van meespreken niet waard. Ea wat heeft haar nu zoo vermaakt? De onjuistheid van ons betoog? Och, neen. Mochten we het niet in het blad lezen, wij raadden het nooit. Dit was voor de N.Bott. Ct. het amusante: Nu is echter de uitdrukking meespreken" door ons overgenomen van den heer Treub zelven, die ons verweet, dat wij een sociale wetgeving wenschen, waarover de arbeiders niet zullen MEESPREKEN!" Wat moet dit beteekenen? Wij citeerden haar geheele betoog, waarin tweemaal van Treub's opvatting van meespreken werd gewag gemaakt. Wat hadden wij nog meer moeten doen ? Wil nu de N.B.Ct. zeggen: ik heb het woord meespreken" maar gebruikt in mijn zin, omdat Treub het in zijn zin had gebezigd, en mij houdende, als wist ik niet, dat het woord in twee-geheel verschillende zinnen kan genomen wor den, heb ik het neergeschreven om te doen zien, dat wij het dezelfde beteekenis gaven, uitdrukkelijk verklarende: hier bestaat geen verschil"! Heeft dit de N. IL Ct. nu zóó vermaakt, dat zij ons deze toelichting tot haar eigen wangedrag ver strekt ... of steekt er nog iets diepers en fijners uit haar vroolykheid? Een oolijkheid misschien waarvan wij later zullen hooren? De Kerkvertooning. In Sept. 1904, bevatte het Handelsblad, het volgende bericht betreffende den kerk gang van de koningin, bij haar verblijf in de hoofdstad. Vóór de komst der Vorstelijke personen, ongeveer half tien, besteeg de voorzitter van de kerkmeesters der Nieuwe Kerk, ds. A. E. van der Dussen, den kansel, om namens het bestuur van het Kerkgenootschap een drin gend verzoek aan de aanwezigen over te brengen. Een en andermaal, zoo zeide hu, heeft Hare Majesteit de opmerking gemaakt, dat Züzich geducht heeft geërgerd, dat de Gemeente bij Haar binnenkomen zich vaa haar zitplaatsen verheft en dat Zügedurende den dienst voortdurend wordt aangestaard. Daarom was het dringend en beleefd verzoek om zich gedurende de godsdienstoefening te onthouden van bewijzen van .belangstelling, opdat onze geliefde Vorstin op dezen dag binnen Gods huis een ure zonder ergernis, met de Gemeente zou mogen doorbrengen." Wij hebben toen dadelijk de opmerking gemaakt, dat, mochten de kerkgangers ietwat ontsteld zijn bij dit onverwacht optreden van den voorzitter van kerkmeesteren, zoo iets, bij herhaling te ge nieten gegeven, geenszins de gewenschte uitwerking zou hebben. Men geweniaau alles, zelfs aan de verschijning van een dominéals kerk-politieagent, en 't is wel treurig, ook aan de geduchte ergernis" eener koningin. Nu, Mei 1906 heeft ons in het gelijk gesteld. De bladen vermeldden, dat Ds. v. d. Dussen weer in den preekstoel is gaan staan, zijn waarschuwende en vermanende stem heeft verheven, en dat toch het publiek bij het komen van H. M. in de kerk en onder de godsdienstoefening zich alleronhebbelijkst heeft gedragen. Dat men hier met een speciaal Amsterdamsche eigenschap te doen zou hebben, gelooven wij niet. In elke stad van een half millioen zielen, zou men hetzelfde zien gebeuren, als daar nmaal in 't jaar de vorstin verscheen eu haar gang naar de kerk als een punt van laat ons zeggen wat het toch eigenlijk is van het feestprogram wordt aangekondigd, en ook als zoodanig door de pers behandeld wordt. Wij schreven dan ook in Oct. 1904: Maar zoude er dan geen middel be staan om, beter dan door herhaling van een waarschuwend verzoek, H.M. bij haar kerkgang voor ergernis te vrijwaren ? Allereerst, dunkt ons, zou daartoe kunnen medewerken het afschaffen der gewoonte van steeds die kerkbeurt in de Nieuwe kerk te houden; het niet meer afficheeren van H.M.'s kerkgang als een punt op het uitgaansprogram; het steeds onverwacht verschijnen.^» de een of andere kerk, zoodat de dominédan ook geen apart preekje behoeft te maken, als ware de godsdienstoefening voor de ziel van een koningin noodzakelijk korter en van anderen aard dan die voor elke niet-regeerende menschenziel; vervolgens als H.M., stemmig gekleed, zich lichtelijk sluierde; de Prins als gewoon kerkganger zich ia politiek stak, in plaats van in de schitterende vice-admiraals-uniform; het opzienbarende gevolg" zich zoo weinig mogelijk als «gevolg" deed op merken, of zich over verschillende kerken verdeelde wij houden het voor zeker, dat H.M. weldra ook in Amsterdam haar kerkgang zou kunnen doen, geheel naar de begeerte van haar eenvoudig gemoed; met de gemeente, als een van deze. Maar niet als de ne, die bepreekt, bezongen en bebeden wordt, gelijk het nu, door de zwakheid van de predikanten meestal is; neen, als een godsdienstige, die zonder zelfverheffing, liefst onopgemerkt haar plicht vervult. Waarlijk, indien koningin Wilhelmiaa, gedreven door waarheidsliefde en een zuiver gemoedsleven, een eind weet te maken aan de afschuwelijke kerkvertooning, die niet alleen haar, maar alle ernstige geloovigen en ongeloovigen ergert, zal zij in het kleine iets groots hebben verricht." Wat ons het meest verwondert is niet de houding van het publiek, maar die vaa kerkmeesteren, kerkeraad ea predikaatea. Stel, dat domiaéV. d. Dussea, Hoede maker of een ander, eeas de cjods-dienstoefening wij herhalen tot goed begrip dit woord aog eens: de godsdienst oefening ??moest leidea, ea hij wist, dat, terwijl hijzelf aaa niets anders dan aan onzea-lievea-heer ea 's menschen zonde mocht deaken, er oader zijn oefening" de eea of andere vertooniag zou gegeven worden zou hij dan ook, vóór hij begon, in dea preekstoel klimmen, en de kerk gangers toevoegen: Me lieve broeders en zusters, ik verzoek u, bij uw eigen en mijn ziel en zaligheid, straks toch niet naar wat gij anders zoo dol graag zien zoudt, te kijken of zou hij zeggen: hoort eens... zoo'n yertponing bij een godsdienstoefening is vóór my heilig schennis, het eeae of het andere... niet deze twee te samen... voor zulk een dieast stel ik mij niet beschikbaar. Ik wil niet mede verantwoordelijk zijn voor een gods-dienst-oefenirig, waarvan ik te voren weet, dat zelfs onder het zingen van lof- en smeekliederea tot God, onder het biddea ea daakea, men eigealijk voor niets aaders oogen heeft daa voor Hare menschelijke Majesteit en het uiterlijk hof-vertooa. Hare Majesteit heeft in haar waarheidszia lucht gegeven aan haar ergernissea, en nu als eea nieuw bewys harer een voud, van de kerkvertooning den belachelijken rit vaa het paleis aaar de kerk doen vervallen. Zij is met haar gevolg langs den openbaren weg getreden. Yan hare zijde een trachten, dat elk ernstig nnnsch waardeeren zal. Maar de heeren predikanten?! Op welke daad kunnen zij zich be roemen, ten einde hunne schare het is ons immers geoorloofd ons op hun kerkelijk standpunt te plaatsen? te leeren Gode te geven wat Godes is? Alleen dat woordje van dominéV. d. Dussen, van den preekstoel gesproken, waarom het publiek nu natuurlijk al begint te lachea vóór het het gehoord heeft, is hun verontschuldiging. Is dat au niet al te pover? Had de Heer v. d. Dussen of een ander niet reeds vóór lang, zich tot H.M. moeten wenden, om haar met aan drang te vermanen, haar kerkgang ge heel te wijzigen, b.v. naar de door ons gegevea wenken; of wat zeker nog meer afdoende zou zija die ne gods dienstoefening, welke Zij te Amsterdam houdt, niet ia de Nieuwe kerk, maar op haar paleis door een der predikanten te doen leiden, opdat er geen gevaar zou bestaan de kijkgragen door haar aan wezigheid in verzoeking te brengen? Doch neen, de eene dominéna den aadere preekt nog maar altijd graag in eea kerk... met een vertooaiag; en schijat ^ich gerechtvaardigd te achten, als hij al die aieuwsgierig-aagtea ea aagtjes maar als broeders en zusters in dea Heer toespreekt. Verviel nu die afschuwelijke kerk vertooaing" van het uitgangsprogram, ea mocht Wilhelmina de eer hebben van deze uitroeiing eener goed bedoelde maar stuitende gewoonte, hoe hartelijk zou men haar hierover toejuichen, terwijl er van eenig verlies geen sprake zou behoeven te zija. Waat n deskundige reporter van het Haagsche correspondentie-bureau zou .toereikend zijn, om voor alle bladen de kleeding van II. M. te beschrijven, waarin zij gelijk wij ook nu mochten vernemen alle verzen meezong uit volle borst." Nietwaar, als we een zoo danig nieuwtje maar behouden, heeft de pers aiet te klagen die nu een maal ia de meening schijnt te verkeeren, dat de kleerea niet alleen den man, maar ook de vorstin maken. Immers zelfs de kleur der kleeren in de Kerk gedragen, wordt steeds door haar als een belangrijk bericht vermeld. Een gevaar dat de Hoofdstad bedreigt. Aen d'Amstel en aen 't IJ Daer doet sich heerlyck ope Sy, die als Koningin De Croon draeght van Europe." Reizigers, die in de wachtzaal van het station te Amsterdam, de opschriften langs de friezen lezen, zullen in de vol gende beschouwingen wellicht reden vinden de toepasselijkheid van Vondel's uiting op den hedendaagschen toestand in twijfel te trekken. Een zeer oud deel der hoofdstad vormen de eilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. Een belangstellend statis'ticus heeft eens nagegaan, hoey.eel schoolgaande kinderen uit die wijken ooit de brug hadden overschreden, die de Eilaadea" met het meer westelijke deel vaa Amster dam verbindt. Als wij ons niet vergissen voad hij, dat slechts acht vaa lke hóaderd kinderen het zoo ver hadden gebracht. Dit moge nu weinig zijn, het is ver moedelijk belaagrijk meer, daa het percentage dat vaa de overige Amster dammers jaarlijks de Eilanden" betreedt, zonder dat zaken hen derwaarts doen gaan. Het is den Amsterdamschén-burger in het algemeen dan ook niet bekend, welke belangen de bevolking dier eilandwijken heeft, noch welke centra van industrie daar zetelen en de bron van levensonderhoud vormen. Hem is ook de omvang dier iadustrie onbekend, hij zou verbaasd staan te hooren, hoe de Rijksmarinewerf elfhonderd werklieden brood geeft, hoe de Nederlandsche scheeps bouwmaatschappij met meer dan acht honderd man werkt, hoe de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen, die voor beide wei ven kolossale stoommachines con strueert, reeds aan bijna tweeduizend huisvaders en jong-gezellen arbeid ver schaft. Een groot deel dezer vierduizead arbeiders met hua gezinaen nu bewoaea de Eilanden, wier welvaart dus innig samenhangt met den toestand van de scheepsbouw aldaar oaderhaaden. Een ernstig gevaar dreigt dit stads" selte: De verbindingswegea te land, tusschen Amsterdam en de Eilanden, laten flink te wenschen over, maar de spoor kan ze bereiken, en zelfs de grootste'Vracht wagens vinden, na lang wachten voor opengedraaide of opgehaalde bruggen ten slotte .altijd een weg van aankomst en verteek. De wegen van afvoer te water echter beantwoorden niet meer aan de eieehen des tij ds. De gebouwde schepen toch kunnen slechts dun het Oosterdok verlaten, wanneer hunne breedte niet meer dan 15 Meter is, omdat de Oosterdoksluis geen wijdere doorvaart aanbiedt. Reeds heeft de Marine oorlogsschepen op het Y moeten brengen zonder kimkielea; reeds heeft de Scheepsbouw Maatschappij af moeten zien van den bouw van een zestal vrachtbooten, die te breed voor de sluis zouden zija. Zelfs heeft zij een houten mal door die fatale passage laten sleepen ter ware grootte van de mailbooten Bembrandt en Vondel, welke thans bij haar op stapel staan, en wier afmetingen gevaarlijk dicht tot die der sluis naderen. Van den vaak lucratieven aanbouw van dokken is om de zelfde reden voor haar thans geen sprake. Ieder weet, hoe de wereldvaart telkens schepen eischt van grooter omvang. .maar Amsterdam heeft de uiterste capa citeit bereikt het kan voortaan slechts mededingen in den tweeden of derden rang. Het spreekt vanzelf, dat noch het Rijk, noch de Scheepsbouwmaatschappij hierin zullen berusten. Of de uitgang naar het IJ en den Oceaan zal moeten verbreed worden op atdoeade wijze, of de werven zullen ' verplaatst worden. Waarheen ? Niet naar de overzijde van het IJ, waar spoorweg verbindingen en arbeiderswoningen ont breken, waar de bodem zoo slecht ge schikt is voor het doel, dat de Scheeps bouwmaatschappij eene raming van ll/a millioen gulden stelt om daar een bruik bare werf zonder meer aan te leggen. Worden de Eilanden verlaten, dan is voor de Marine reeds elders, te Helder, Rotterdam en Vlissingen plaats, en de particuliere scheepsbouw zou vermoede lijk de buurten van Maas en Noorduitkiezen, alwaar voor lage loonen een ras van geboren scheepsbouwers te vinden is. Hier behoeft wel niet uitvoerig geschetst te worden welke rampzalige gevolgen zouden voortvloeien uit het ontbreken van die twee levensfactoren voor de Eilanden. Maar zeker zou een nijvere, welvarende buurt vervallen tot een cen trum van werkeloosheid en armoede. Het Rijk, daartoe door een bijzondere commissie geadviseerd, acht eene open doorvaart van 18 of 25 Meter een ge wichtig landsbelang, met het oog op de verdediging.De Scheepsbouwmaatschappij heeft reeds officieel verklaard, dat zij meer dan ?80,000 wilde bijdragen voor dit doel.' Thans is de beurt aan de gemeente Amster dam om te toonen, of' zij waken wil tegen het verval, dat ia de toekomst dreigt; meer dan dit, of zq wil trachten eea groote opkomende industrie in haren boezem te bevestigen en te bevorderen. Want naast de mogelijkheid vaa dokkenbouw, geeft de scheepsbouwmaatschappij aan, dat eene open doorvaart naar het Y van 25 M. breedte haar in staat zal stellen, schepen te bouwen van viermaal grootere tonhemaat dan thans mogelijk is, schepen zoo geweldig als de Baltic, de Celtic, de Kaiser Wilhelm II, kortom als de grootste die thans de wereldzeeën bevaren. De verbreeding nu, waaraan gepaard gaat een wegvallen der sluisdeuren, eischt een andere regeling der nachtelijke waterverversching van Amsterdam. Hier voor zijn vele plannen opgeworpen, kos tende van ?500,000- tot ? l,500,000, doch het ligt niet op onzen weg ze te behandelea. Oas doel is er op te wijzen, dat Amsterdam op onbekrompen wijze moet toonen dat het hier een levensbelang geldt. Wel is het in de Staten-Generaal vertegenwoordigd door menschen, die strijden kunnen en willen voor de hoofd stad,' doch eerst nadat Amsterdam in ronde getallen een bewijs heeft geleverd voor den ernst harer eischen, zal een samenwerking met het Rijk mogelijk zijn. Een bijdrage van een half millioen toch zal sterk spreken en is dat te veel waar onlangs voor ? 150,080 de atmosfeer in de Museumwijken gezuiverd is van waskaarsenlucht ? Men maakt zich veelvuldig beslomme ringen over de wijze waarop den arbeider het werk dragelijk gemaakt moet worden. Het geldt hier iets" hoögers, men kan hier zorgen, dat er werk is voor die werken wil. Heftig redeneert men of twee-en-een-halve ton gouds te veel is om de voordeelen van den negenurigen werkdag te koopen laat men thans waken dat de toekomstige dagen wel werkuren meebrengen! Mochten rijk en gemeente door kleinzichtigheid niet tot een oplossing van "dit' gewichtige vraagstuk geraken, dan zal men in latere jaren in de wachtzalen van het station moetea aaabreagen de variatie: Aan de Amstel en aan 't IJ Ligt werk'loos en verloopen Zij die door krentrigheid Ten spot werd van Europe." Wij vertrouwen echter dat onze gene ratie Vondel niet beschamen zal!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl