Historisch Archief 1877-1940
H*. 1507
WEEK
DE AM8TEEDAMMBK
A°. 1906.
VOOB NEDEKLAND
O n. (d. e r redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
a. 30. J". IDE K O O.
Uitgevers: VAN HOLEEMA ft WABENDOEP, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar , » mail » 10.
Afeonderlflke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . , 0-121/»
JXt bUd ii ferkrijgbwu: Kink 10 Boulevard dw Capncinct tegenover tot Orand Cifé, U tuijt.
Zondag 13 Mei.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel x 0.40
Annonce» nit Doituchland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de flrm»
KUDOLP MOSSE U KenJen «n dooi alle filialen dezer firma. De prij« per regel U 35 Pfcnnig.
f'
"**'
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: De
ondliberalen en bet algemeen kiesrecht. De
k«rkvartooning. Een gevaar dat de Hoofd
stad bedreigi. Inrichtingen tot opleiding
van officieren. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN : Het Werklieden Reglement in den
Baad, door L. Simons. FEUILLETON: De
strijd van een Russisch Jodenmeisje, I, door
H. B. KOKS! EN LETTEREN: De oude
strijd, door Albert Verwey, beoordeeld door
Albert Rehm. De geboorte eener ziel, door
M. E. Edwardt-Noest. De Eeuwige Burcht
.door Rndolf Stratz, beoordeeld door v. H.
VOOR DAMES : Voor de Heeren, door Mme
Flirt. - ALLERLEI, door Caprice. Uit
DE NATUUR, door E. Hettnans. Bali en
Lombok, (met af b.), door W. O. J.
Nieuwenkamp. Penteekening van H. G. Ibels.
Kunstonderwijs in Japan, door V. De
Oratorium rereeniging te Parijs, door Ant.
Averkamp. De spoorweglynen in de Haar
lemmermeer en omgeving en
subsidie-voor.-waarden, (met af b.), door T. Sanders.
Speculatie in Londen, door J. de Hoop
Scheffer. FINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter.
Vertaalde romans, door T. C. Het repro
ductie-klavier Mignon", door Ant. Aver
kamp. ALLERLEI. DAMRUBRIEK.
ADVERTENT1EN.
immuun immuun
De oud-liberalen en
het algemeen kiesrecht.
De N. Bott. Ct. den heer Treub ant
woordende op hetgeen deze gezegd heeft
aangaande den klassestaat en de meening
der oud-liberalen ten opzichte van het alge
meen kiesrecht, toont ook kennis te hebben
genomen van ons artikel: De oud-liberalen
en het algemeen kiesrecht. Zij schrijft:
Ook het weekblad Dt Amsterdammer trekt
tegen onze beschouwingen te velde. Dat we
ons tot een afzonderlek verweer tegen haar
aantijgingen niet uitgelokt gevoelen, zal men
kunnen begrijpen, als men leest, dat het de
redactie van dat blad moeilijk, al te moei
lijk" valt om aan de oprechtheid der
oudliberalen te gelooven, en dat hun plegen van
onrecht, loochenen van de onweersprekelijke
lessen der historie en verwaarloozen van de
hoogste sociale belangen niet geschiedt...
te goeder trouw.
. Eén vermakelijk staaltje van deze wijze
van bestrijding willen wy onzen lezers niet
ontbonden. Met verontwaardiging maakt het
weekblad melding van onze overtuiging, dat
ook de arbeiders in de wetgeving moeten
kunnen meespreken". Meespreken, voegt het
ons toe, dus een woordje meepraten, mits zij
maar tevreden zjjn met hetgeen de bezittende
klasse in haar eigen belang beslissen zal l
Nu is echter de uitdrukking meespreken"
door ons overgenomen van den heer Treub
zelven, die ons verweet, dat wij een sociale
?wetgeving wenschen, waarover de arbeiders
niet tullen meetprekcn!"
Zoo zullen wij dus verstoken blijven
Van het genot een weerlegging van ons
betoog ia de N. Bott. Ct. te mogen lezen.
Teleurstelling is dit voor ons niet.
Wij.ÏMidden dat verwacht.
Ailetttl hadden wij niet verwacht, dat
de 'N. "R. C. zóó onhandig zich zou
betoonen als uit het bovenstaande blijkt.
Ze gevoelt zich niet uitgelokt" to't
een afzonderlijk verweer." We kunnen
het begrijpen.
' Wie ter wereld zou zich uitgelokt
kunnen gevoelen deze conclusie te ver
dedigen: Wij oud-liberalen meenen, dat
het niet in het algemeen belang i-s, aan
EESIGE klasse door het kiesrecht zooveel
invloed te geven, dat haar stem
overheerschend WORDT." 1)
Zooals die woorden daar staan, kunnen
zij niet anders zijn dan... de taal van
den vos, die de passie predikt, d. i.
huichelarij.
) Be schrijver, die ze nogal als conclusie
van een betoog gaf, moest weten, dat
mj onwaarheid sprak. Wie immers zou
kunnen tegenspreken, dat langer dan
eea halve eeuw, zeer zeker eenige klasse
ol. die der bezittenden, door haar stem,
heeft overheerscht en nog overheerscht.
] Alzoo: zij die overheerscht en op niets
anders hoopt, dan te kunnen blijven
pverheerschen... zegt dat zij niet wil, dat
iemand wie ook overheerscher
wordt.
, Welzeker, N. Bott., wij begrijpen dat
ge u niet uitgelokt" gevoelt op onze
aantijging" te antwoorden. Al kwam
de heele oud-liberale faculteit en di
vertoont nogal iets u helpen, gij
wringt u uit de engte, waarin gij u
hebt vastgewerkt, niet weder los.
Hoe was 'èmogelijk, i*t gij N. Eott.
zulk een mal figuur moest slaan?
_,? 't Was niet^BMo mogelgk, maar het
is alleszins fSiiaarbaar; want wie
staat in een scheever positie dan een
oud-liberaal, die het algemeen kiesrecht
op ethisch-principieele gronden bestrijden
wil P jPjlt go zoaéwibovennatmirlijke
openbaring wél "teijht zoudt hebben
om 3«n «rbeider uit ie sluiten; dat het
algemeen kiesrecht elders gebleken zou
zqn in afrijd met het algemeen belang
te. zjjn; dat in ons conservatief land
de krachtige drang van het algemeen
1) Wfl onderstreepen.
kiesrecht voor de sociale wetgeving
wel gemist ban worde*.... probeer
het maar eens iets te leveren wat op
een overtuigend pleidooi gelijkt! Gij
kunt het niet, en als gij dan. komt
met een verklaring als hier boven: dat
gij niet wilt dat eenige partij
overheerschend wordt, terwijl gij zelf aan niets;
anders denkt, dan te blijven
overheerschen, een verklaring dus zoo onhisto
risch, zoo onwaar, en zoo u zelf den
schoonsten schijn gevend zoudt ge
dan willen, dat wij u als een ter goeder
trouw redeneerend politicus den weg
vrn lieten en meenen uzelf te kunnen
redden, door onze berisping uwer jam
merlijke houding een aantijging" te
noemen ?
Waarlijk, wij verwachten geen weer
legging en wij begeeren ze pok nu niet.
Maar de N. Bott. C t. verzuimt een ge
legenheid, die haar welkom zou moeten
zijn, indien zij waarlijk iets wat hout
snijdt tegen ons betoog had te keeren.
Want zij moet niet vergeten, dat wat wij
schrijven vrijwel een communis opinio
is onder allen, die het oud-liberalisme
te boven zy'n gekomen. ? De
kiesrechtpolitiek van het oud-liberalisme is alleen
te verdedigen door zich te stellen op het
klasse-standpunt en ronduit te verklaren:
wij, kleinere klasse van. bezittenden,
strijden- voor ons eigen belang tegen de
grootere klasse van arbeiders met hun
belangen; aan het algemeen belang als
ons motief gelooft niemand. Wie echter
dit standpunt den tegenstanders aanlok
kelijk wil maken, zal over een
waarheidlievender geest en een degelijker pen
moeten'beschikken, dan de N. Eott., die
zich door zijn eenige" klasse welke
overheerschend wordt"] al te belache
lijk heeft gemaakt.
Wat nu het ne staaltje van deze
(onze) wijze van bestrijding" betreft
daït de N. B. C. vermaakt" heeft het
vermaakt ons-zelf op onze beurt.
W"jj vielen de N. Bott. aan op dit
deel harer conclusie:
Neen het verschil (tusschen oud-liberalen
en radicalen) dat hier bestaat, is niet dat
de arbeidende klasse niet zou mogen mee
spreken ..."
Wij stelden in het licht, dat wat zij
(de oud-liberaal) meespreken noemt, voor
de arbeiders niet meespreken is, omdat
meespreken zonder het daarbij behoorend
aantal stemmen, niet anders kan zijn,
dan het toegestaan verlof om ook een
woordje te zeggen, mits men tevreden
zal zijn met hetgeen de bezittende klasse
in haar eigen belang beslissen wil."
M. a. w. Het meespreken door de N.
R. Ct. met haar beperkt kiesrecht den
arbeiders gegund?is, naar onze meening,
den naam van meespreken niet waard.
Ea wat heeft haar nu zoo vermaakt?
De onjuistheid van ons betoog? Och,
neen. Mochten we het niet in het blad
lezen, wij raadden het nooit. Dit was
voor de N.Bott. Ct. het amusante: Nu
is echter de uitdrukking meespreken"
door ons overgenomen van den heer Treub
zelven, die ons verweet, dat wij een sociale
wetgeving wenschen, waarover de arbeiders
niet zullen MEESPREKEN!"
Wat moet dit beteekenen?
Wij citeerden haar geheele betoog,
waarin tweemaal van Treub's opvatting
van meespreken werd gewag gemaakt.
Wat hadden wij nog meer moeten doen ?
Wil nu de N.B.Ct. zeggen: ik heb het
woord meespreken" maar gebruikt in
mijn zin, omdat Treub het in zijn zin
had gebezigd, en mij houdende, als wist
ik niet, dat het woord in twee-geheel
verschillende zinnen kan genomen wor
den, heb ik het neergeschreven om te
doen zien, dat wij het dezelfde beteekenis
gaven, uitdrukkelijk verklarende: hier
bestaat geen verschil"! Heeft dit de N. IL
Ct. nu zóó vermaakt, dat zij ons deze
toelichting tot haar eigen wangedrag ver
strekt ... of steekt er nog iets diepers
en fijners uit haar vroolykheid?
Een oolijkheid misschien waarvan wij
later zullen hooren?
De Kerkvertooning.
In Sept. 1904, bevatte het Handelsblad,
het volgende bericht betreffende den kerk
gang van de koningin, bij haar verblijf
in de hoofdstad.
Vóór de komst der Vorstelijke personen,
ongeveer half tien, besteeg de voorzitter van
de kerkmeesters der Nieuwe Kerk, ds. A. E.
van der Dussen, den kansel, om namens het
bestuur van het Kerkgenootschap een drin
gend verzoek aan de aanwezigen over te
brengen. Een en andermaal, zoo zeide hu,
heeft Hare Majesteit de opmerking gemaakt,
dat Züzich geducht heeft geërgerd, dat de
Gemeente bij Haar binnenkomen zich vaa
haar zitplaatsen verheft en dat Zügedurende
den dienst voortdurend wordt aangestaard.
Daarom was het dringend en beleefd verzoek
om zich gedurende de godsdienstoefening te
onthouden van bewijzen van .belangstelling,
opdat onze geliefde Vorstin op dezen dag
binnen Gods huis een ure zonder ergernis,
met de Gemeente zou mogen doorbrengen."
Wij hebben toen dadelijk de opmerking
gemaakt, dat, mochten de kerkgangers
ietwat ontsteld zijn bij dit onverwacht
optreden van den voorzitter van
kerkmeesteren, zoo iets, bij herhaling te ge
nieten gegeven, geenszins de gewenschte
uitwerking zou hebben. Men geweniaau
alles, zelfs aan de verschijning van een
dominéals kerk-politieagent, en 't is wel
treurig, ook aan de geduchte ergernis"
eener koningin.
Nu, Mei 1906 heeft ons in het gelijk
gesteld.
De bladen vermeldden, dat Ds. v. d.
Dussen weer in den preekstoel is gaan
staan, zijn waarschuwende en vermanende
stem heeft verheven, en dat toch het
publiek bij het komen van H. M. in
de kerk en onder de godsdienstoefening
zich alleronhebbelijkst heeft gedragen.
Dat men hier met een speciaal
Amsterdamsche eigenschap te doen zou hebben,
gelooven wij niet.
In elke stad van een half millioen
zielen, zou men hetzelfde zien gebeuren,
als daar nmaal in 't jaar de vorstin
verscheen eu haar gang naar de kerk als
een punt van laat ons zeggen wat het
toch eigenlijk is van het feestprogram
wordt aangekondigd, en ook als zoodanig
door de pers behandeld wordt.
Wij schreven dan ook in Oct. 1904:
Maar zoude er dan geen middel be
staan om, beter dan door herhaling van
een waarschuwend verzoek, H.M. bij haar
kerkgang voor ergernis te vrijwaren ?
Allereerst, dunkt ons, zou daartoe
kunnen medewerken het afschaffen der
gewoonte van steeds die kerkbeurt in de
Nieuwe kerk te houden; het niet meer
afficheeren van H.M.'s kerkgang als een
punt op het uitgaansprogram; het steeds
onverwacht verschijnen.^» de een of
andere kerk, zoodat de dominédan ook
geen apart preekje behoeft te maken, als
ware de godsdienstoefening voor de ziel
van een koningin noodzakelijk korter
en van anderen aard dan die voor elke
niet-regeerende menschenziel; vervolgens
als H.M., stemmig gekleed, zich lichtelijk
sluierde; de Prins als gewoon kerkganger
zich ia politiek stak, in plaats van in
de schitterende vice-admiraals-uniform;
het opzienbarende gevolg" zich zoo
weinig mogelijk als «gevolg" deed op
merken, of zich over verschillende kerken
verdeelde wij houden het voor zeker,
dat H.M. weldra ook in Amsterdam haar
kerkgang zou kunnen doen, geheel naar
de begeerte van haar eenvoudig gemoed;
met de gemeente, als een van deze. Maar
niet als de ne, die bepreekt, bezongen
en bebeden wordt, gelijk het nu, door
de zwakheid van de predikanten meestal
is; neen, als een godsdienstige, die zonder
zelfverheffing, liefst onopgemerkt haar
plicht vervult.
Waarlijk, indien koningin Wilhelmiaa,
gedreven door waarheidsliefde en een
zuiver gemoedsleven, een eind weet te
maken aan de afschuwelijke
kerkvertooning, die niet alleen haar, maar alle
ernstige geloovigen en ongeloovigen
ergert, zal zij in het kleine iets groots
hebben verricht."
Wat ons het meest verwondert is niet
de houding van het publiek, maar die
vaa kerkmeesteren, kerkeraad ea
predikaatea.
Stel, dat domiaéV. d. Dussea, Hoede
maker of een ander, eeas de
cjods-dienstoefening wij herhalen tot goed begrip
dit woord aog eens: de godsdienst
oefening ??moest leidea, ea hij wist, dat,
terwijl hijzelf aaa niets anders dan aan
onzea-lievea-heer ea 's menschen zonde
mocht deaken, er oader zijn oefening"
de eea of andere vertooniag zou gegeven
worden zou hij dan ook, vóór hij begon,
in dea preekstoel klimmen, en de kerk
gangers toevoegen: Me lieve broeders
en zusters, ik verzoek u, bij uw eigen
en mijn ziel en zaligheid, straks toch niet
naar wat gij anders zoo dol graag zien
zoudt, te kijken of zou hij zeggen:
hoort eens... zoo'n yertponing bij een
godsdienstoefening is vóór my heilig
schennis, het eeae of het andere... niet
deze twee te samen... voor zulk een
dieast stel ik mij niet beschikbaar. Ik
wil niet mede verantwoordelijk zijn voor
een gods-dienst-oefenirig, waarvan ik te
voren weet, dat zelfs onder het zingen
van lof- en smeekliederea tot God, onder
het biddea ea daakea, men eigealijk voor
niets aaders oogen heeft daa voor Hare
menschelijke Majesteit en het uiterlijk
hof-vertooa.
Hare Majesteit heeft in haar
waarheidszia lucht gegeven aan haar ergernissea,
en nu als eea nieuw bewys harer een
voud, van de kerkvertooning den
belachelijken rit vaa het paleis aaar de kerk
doen vervallen. Zij is met haar gevolg
langs den openbaren weg getreden. Yan
hare zijde een trachten, dat elk ernstig
nnnsch waardeeren zal.
Maar de heeren predikanten?!
Op welke daad kunnen zij zich be
roemen, ten einde hunne schare het
is ons immers geoorloofd ons op hun
kerkelijk standpunt te plaatsen? te
leeren Gode te geven wat Godes is?
Alleen dat woordje van dominéV. d.
Dussen, van den preekstoel gesproken,
waarom het publiek nu natuurlijk al
begint te lachea vóór het het gehoord
heeft, is hun verontschuldiging.
Is dat au niet al te pover?
Had de Heer v. d. Dussen of een
ander niet reeds vóór lang, zich tot
H.M. moeten wenden, om haar met aan
drang te vermanen, haar kerkgang ge
heel te wijzigen, b.v. naar de door ons
gegevea wenken; of wat zeker nog
meer afdoende zou zija die ne gods
dienstoefening, welke Zij te Amsterdam
houdt, niet ia de Nieuwe kerk, maar
op haar paleis door een der predikanten
te doen leiden, opdat er geen gevaar
zou bestaan de kijkgragen door haar aan
wezigheid in verzoeking te brengen?
Doch neen, de eene dominéna den
aadere preekt nog maar altijd graag in
eea kerk... met een vertooaiag; en
schijat ^ich gerechtvaardigd te achten,
als hij al die aieuwsgierig-aagtea ea
aagtjes maar als broeders en zusters in
dea Heer toespreekt.
Verviel nu die afschuwelijke kerk
vertooaing" van het uitgangsprogram, ea
mocht Wilhelmina de eer hebben van
deze uitroeiing eener goed bedoelde maar
stuitende gewoonte, hoe hartelijk zou men
haar hierover toejuichen, terwijl er van
eenig verlies geen sprake zou behoeven
te zija. Waat n deskundige reporter
van het Haagsche correspondentie-bureau
zou .toereikend zijn, om voor alle bladen
de kleeding van II. M. te beschrijven,
waarin zij gelijk wij ook nu mochten
vernemen alle verzen meezong uit
volle borst." Nietwaar, als we een zoo
danig nieuwtje maar behouden, heeft
de pers aiet te klagen die nu een
maal ia de meening schijnt te verkeeren,
dat de kleerea niet alleen den man,
maar ook de vorstin maken. Immers
zelfs de kleur der kleeren in de Kerk
gedragen, wordt steeds door haar als
een belangrijk bericht vermeld.
Een gevaar dat de Hoofdstad
bedreigt.
Aen d'Amstel en aen 't IJ
Daer doet sich heerlyck ope
Sy, die als Koningin
De Croon draeght van Europe."
Reizigers, die in de wachtzaal van het
station te Amsterdam, de opschriften
langs de friezen lezen, zullen in de vol
gende beschouwingen wellicht reden
vinden de toepasselijkheid van Vondel's
uiting op den hedendaagschen toestand
in twijfel te trekken.
Een zeer oud deel der hoofdstad vormen
de eilanden Kattenburg, Wittenburg en
Oostenburg. Een belangstellend statis'ticus
heeft eens nagegaan, hoey.eel schoolgaande
kinderen uit die wijken ooit de brug
hadden overschreden, die de Eilaadea"
met het meer westelijke deel vaa Amster
dam verbindt. Als wij ons niet vergissen
voad hij, dat slechts acht vaa lke hóaderd
kinderen het zoo ver hadden gebracht.
Dit moge nu weinig zijn, het is ver
moedelijk belaagrijk meer, daa het
percentage dat vaa de overige Amster
dammers jaarlijks de Eilanden" betreedt,
zonder dat zaken hen derwaarts doen
gaan. Het is den Amsterdamschén-burger
in het algemeen dan ook niet bekend,
welke belangen de bevolking dier
eilandwijken heeft, noch welke centra van
industrie daar zetelen en de bron van
levensonderhoud vormen. Hem is ook
de omvang dier iadustrie onbekend, hij
zou verbaasd staan te hooren, hoe de
Rijksmarinewerf elfhonderd werklieden
brood geeft, hoe de Nederlandsche scheeps
bouwmaatschappij met meer dan acht
honderd man werkt, hoe de Nederlandsche
Fabriek van Werktuigen, die voor beide
wei ven kolossale stoommachines con
strueert, reeds aan bijna tweeduizend
huisvaders en jong-gezellen arbeid ver
schaft. Een groot deel dezer vierduizead
arbeiders met hua gezinaen nu bewoaea
de Eilanden, wier welvaart dus innig
samenhangt met den toestand van de
scheepsbouw aldaar oaderhaaden.
Een ernstig gevaar dreigt dit
stads" selte:
De verbindingswegea te land, tusschen
Amsterdam en de Eilanden, laten flink
te wenschen over, maar de spoor kan
ze bereiken, en zelfs de grootste'Vracht
wagens vinden, na lang wachten voor
opengedraaide of opgehaalde bruggen ten
slotte .altijd een weg van aankomst en
verteek. De wegen van afvoer te water
echter beantwoorden niet meer aan de
eieehen des tij ds. De gebouwde schepen
toch kunnen slechts dun het Oosterdok
verlaten, wanneer hunne breedte niet
meer dan 15 Meter is, omdat de
Oosterdoksluis geen wijdere doorvaart aanbiedt.
Reeds heeft de Marine oorlogsschepen
op het Y moeten brengen zonder
kimkielea; reeds heeft de Scheepsbouw
Maatschappij af moeten zien van den
bouw van een zestal vrachtbooten, die
te breed voor de sluis zouden zija. Zelfs
heeft zij een houten mal door die fatale
passage laten sleepen ter ware grootte
van de mailbooten Bembrandt en Vondel,
welke thans bij haar op stapel staan, en
wier afmetingen gevaarlijk dicht tot die
der sluis naderen. Van den vaak
lucratieven aanbouw van dokken is om de
zelfde reden voor haar thans geen sprake.
Ieder weet, hoe de wereldvaart telkens
schepen eischt van grooter omvang.
.maar Amsterdam heeft de uiterste capa
citeit bereikt het kan voortaan slechts
mededingen in den tweeden of derden
rang.
Het spreekt vanzelf, dat noch het Rijk,
noch de Scheepsbouwmaatschappij hierin
zullen berusten. Of de uitgang naar het IJ
en den Oceaan zal moeten verbreed worden
op atdoeade wijze, of de werven zullen '
verplaatst worden. Waarheen ? Niet naar
de overzijde van het IJ, waar spoorweg
verbindingen en arbeiderswoningen ont
breken, waar de bodem zoo slecht ge
schikt is voor het doel, dat de Scheeps
bouwmaatschappij eene raming van ll/a
millioen gulden stelt om daar een bruik
bare werf zonder meer aan te leggen.
Worden de Eilanden verlaten, dan is
voor de Marine reeds elders, te Helder,
Rotterdam en Vlissingen plaats, en de
particuliere scheepsbouw zou vermoede
lijk de buurten van Maas en
Noorduitkiezen, alwaar voor lage loonen een ras
van geboren scheepsbouwers te vinden is.
Hier behoeft wel niet uitvoerig geschetst
te worden welke rampzalige gevolgen
zouden voortvloeien uit het ontbreken
van die twee levensfactoren voor de
Eilanden. Maar zeker zou een nijvere,
welvarende buurt vervallen tot een cen
trum van werkeloosheid en armoede.
Het Rijk, daartoe door een bijzondere
commissie geadviseerd, acht eene open
doorvaart van 18 of 25 Meter een ge
wichtig landsbelang, met het oog op de
verdediging.De Scheepsbouwmaatschappij
heeft reeds officieel verklaard, dat zij meer
dan ?80,000 wilde bijdragen voor dit doel.'
Thans is de beurt aan de gemeente Amster
dam om te toonen, of' zij waken wil tegen
het verval, dat ia de toekomst dreigt;
meer dan dit, of zq wil trachten eea
groote opkomende industrie in haren
boezem te bevestigen en te bevorderen.
Want naast de mogelijkheid vaa
dokkenbouw, geeft de scheepsbouwmaatschappij
aan, dat eene open doorvaart naar het
Y van 25 M. breedte haar in staat zal
stellen, schepen te bouwen van viermaal
grootere tonhemaat dan thans mogelijk
is, schepen zoo geweldig als de Baltic,
de Celtic, de Kaiser Wilhelm II, kortom
als de grootste die thans de wereldzeeën
bevaren.
De verbreeding nu, waaraan gepaard
gaat een wegvallen der sluisdeuren,
eischt een andere regeling der nachtelijke
waterverversching van Amsterdam. Hier
voor zijn vele plannen opgeworpen, kos
tende van ?500,000- tot ? l,500,000, doch
het ligt niet op onzen weg ze te
behandelea. Oas doel is er op te wijzen, dat
Amsterdam op onbekrompen wijze moet
toonen dat het hier een levensbelang
geldt. Wel is het in de Staten-Generaal
vertegenwoordigd door menschen, die
strijden kunnen en willen voor de hoofd
stad,' doch eerst nadat Amsterdam in
ronde getallen een bewijs heeft geleverd
voor den ernst harer eischen, zal een
samenwerking met het Rijk mogelijk zijn.
Een bijdrage van een half millioen toch
zal sterk spreken en is dat te veel
waar onlangs voor ? 150,080 de atmosfeer
in de Museumwijken gezuiverd is van
waskaarsenlucht ?
Men maakt zich veelvuldig beslomme
ringen over de wijze waarop den arbeider
het werk dragelijk gemaakt moet worden.
Het geldt hier iets" hoögers, men kan
hier zorgen, dat er werk is voor die
werken wil. Heftig redeneert men of
twee-en-een-halve ton gouds te veel is
om de voordeelen van den negenurigen
werkdag te koopen laat men thans
waken dat de toekomstige dagen wel
werkuren meebrengen!
Mochten rijk en gemeente door
kleinzichtigheid niet tot een oplossing van
"dit' gewichtige vraagstuk geraken, dan
zal men in latere jaren in de wachtzalen
van het station moetea aaabreagen de
variatie:
Aan de Amstel en aan 't IJ
Ligt werk'loos en verloopen
Zij die door krentrigheid
Ten spot werd van Europe."
Wij vertrouwen echter dat onze gene
ratie Vondel niet beschamen zal!