Historisch Archief 1877-1940
DE £ M 4 «t) A St M E B.' W «K #£ AD TÖE ^T. &]>?£'& A N D
1507
Ir
fv
Inrichtingen tot opleiding van
officieren»
**- ? . ,- "-v ' ; - *y-'
onaer abonaé'B schrijft ons : "
«s bekend is meta»oeveel
befongwerden de m' dit weekblad
hQjB9rtng0n .. oj|r. 4p,
**<>*wte eene radicale herzieniog van
d? vpettelijke' bepalingen op bet stuk van
Ket militair' onderwijs en waartoe mede-In
de eerste plaats zon behooren, hét opheffen
van de cad.ettensehool ;te Alkmaar,
vermeenen svsun het algemeen belaag ie^handelen
daar thans de aandacht van het .groot* publiek
te " vestigen ' op een xjpstél, «getiteld : ,,de
cadettenschoor' voorkomende " in ' de "dezer
dMg«& v*ïteb*B*ï- fB a« 'Van d* Mffltaire
OicUi' en bl&kjwar -van de hand Vsfnuemaud
die Völtedig. bekend is met. de. détoors Fan
densénriU, :! ? . . , 'i ?
We lezen dan daarin o.a :, .
«?^PetiWNwid is, dat de- cadetten
groófehdedr sf eeït»- d)ca«r opvoeém $e mireele
daarvaft -leekenen zich scherp. Er
meen jchapt," die
'-- jëuraiger leeftijd 'nog veel
grbevéj|itna*¥t, men biologeert elkaar,
-eer .;aink -. te jritiden wat niet flat is, mooi
iê*i»<l5oed te i^We^^at afkeuring verdient.
-&a leen wjl wBnvf$é*. ander, -niet onderdoen
-ia,,tó»v. f 'è-stakjei», w*«jrover ,mea 'kan
ppjra^fn." 'Uien: zoa niet jgaarne erkennen, niet
, van jenever te houden, ook al verbrandt net
.scherpe vocht de maag; niet wettig
gecin'stateerde dronkenschap komt zeer veel voor.
Het zoogenaamde scharreten" is vooral 's
romers eene geliefkoosde uitspanning dezer
-jongen», enz.
, B*x wanneer men al dat kwaad eenigssns
, wilde ^eten^elen door het uitgaan nog meer
.te beperken, door de toch reeds karige
vr\jneid nog meer te bemeten, hét gevolg daar
van. zou weder .isjjn, dat de eaméngepakte
?jdngensmenigte tot andere eigenschappen
'oversloeg, tot weei* andere uitingen van die
?jeugdige gemeenschap; veel straf en vermin ?
derde i»vU>ed der leiders zou er uitkomst
: van wezen. . . . ??-..-?
\;. De tofegep.aUe straffen zUn de gewone uit
het reglement van krjjgstucht met nog enkele
daarnevens (p. a. afzonderlijke berisping en
'.arrest in eed der leerzalen). Oer 't
alge?jneen kan men zeggen, dat er zeer veel en
zwaar gesftraft wordt, zoo kwamen in het Ie
<k wartaal' 1905-^1906 omtrent 40 dagen
pro1 voost en '£l.m. 100 dagen politiekamer voor.
?Er zyn tydanxgeweest dat de vier arrestan
tenlokalen met .aflojsingf werkten". Jongen?
.van 15 & 17 jaar werden meermalen gestraft
.met 8 dagen provoost om den anderen dag
water en brool Er sfija verscheidenen geweest
"aan Wie in 2 jaar t gds 50 dagen politiekamer
of 30 dagen pro voort werd opgelegd. Dik
wijls is het voorgekomen dat cadets tusschen
Kerst- en Paasch verlof geen enkelen Zonda?
t zonder straf waren. Böde zoovele en niet
te voorkomen straffen ligt het voor de hand
i dat 4e oerwak . jaiet kas gezocht worden in
jiet indlvidtfc Inaar Wél in de inrichting zei /e.
:v Met d«f£lgeni3ebêontwikkeling dar meèsten
s liet treurig gesteld. Waar de aanraking
fmet de 'buitenwereld' zeer beperkt is, waar
?reigë,n lector op; enkele uitzonderingen na
*(** göWÈ- veEzaaaefüig periodiekei|, ,In de
jcantine en de toestemming' ran een vijftal
.boeken] als .de Camera Obscara, de Glnestet,
fï$s8*n%riB eigen bezit te hebben),, geheel
verboden i«, daar kan het lage peil der
'algemeenéontwikkeling gpen verwondering
Wekken.
De resnltaten der siudiën zyn verre van
' gunstig fer z^jn jaren geweest dat pi m. 30 pCt.
> van-, «én studiejaar den cursus een jaar langer
: moestfen -volgen.
, Wordt bg het vorenstaande in aanmerki ng
genomen dat volgens loopende geruchten
? onlangs by ;eene andere militaire opleidings
school voor officier, handelingen van
leer"lingen, op den mannelijken leeftijd, aan den
;dag ZU'Q gekomen, waarvoor het legerbestuur
?xicb grovel^k- moet schamen, dan rijst van
zelf ,by ieder belangstellende de vraag: Ia
jde> maat :nu nog niet volgemeten?" of moeten
daartoe nog meer brave Hollandschej >ngens
.dope van , militaire misstanden gemaakt
worden en honderd duizenden verm>.rst?
Het blijkt meer en meer dat ons leger
niöt beschikt over officieren die bekwaam
zija om mét vrucht b\j opleidingsscholen
.als de onder werpelftke werkzaam te zijn. Zij
.zullen, naar wy vertrouwen, de eersten zyn
,pm zulks te erkennen.
Kwiljjk te nemen, dat zij deie
eigenfchap"pen missen, ,valt net in het minst niet. Zij
hebben immers voor deze zoo eigenaardige
betrekking geen opleiding genoten.
: - Alhoewel geen voorstander van enquêtes
in het algemeen, zou daardoor hier, naar
onze meening, de plaatst zijn.
auuiuuimuuiiiiiHiHiuiuiu ..... iiiiniiiiinimiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimiiH»!
SociaU
iiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiintiiintiinntiiii
Het f erlisilen-Reiilemeiit in to Raad. ^
Zoo oppervlakkig gezien had ons oudste
lid volkomen gelijk: een lange discussie,
eindigend met de intrekking van
amende.menten... Als die niet onvruchtbaar is!
Doch dat zit toch ook nog wel anders!
Niet of meg, een bepaald debat eindigt
met een stemming, lijkt mij beslissend voor
de vruchtbaarheid ervan. Een stemming
heeft nut, als er twijfel kan bestaan aan
?welken kant de meerderheid is. Of als m en
om politieke redenen" de neuzen wil tellen.
.Is evenwel de stemming der overgroote
".meerderheid duidelijk gebleken, en ligt
'?politieke munt" slaan niet in de bedoeling,
? dan "is besparing vkn een stemming
bespaTing van tijd, en lijkt intrekking de eenig
'?verstandige methode.
;" Of een debat vruchtbaar is, hangt dan
?ook alleen af, allereerst van het onderwerp.
Een lange, redeneering over'tgeen de moeite
niet loont, zal niemand kunnen verdedigen.
Doch belangrijke vragen mogen en moe
ten?ernstig bekeken worden. En dan is
het ook goed, dat inen de"
verschillen^eirzichten scherp tegen elkaar zet, en de over
wegingen er bij verneemt. Z^n, aan het eind
-van een debat, de inzichten wederzijdsch
verklaard; heeft men elkanders positie
be
*) Ik vermeen goed te doen met deze
beschouwing; te doen voorafgaan aan het
slot van m\jn ?werkeloosheids-artikel.
grepen; zijn mogelijke misverstanden van
interpretatie voorkomen; na gevoerd betoog
een opvatting losgelaten, die onhoudbaar
bleek, of overgenomen wat toch als juist
erkend moest worden dan was het aan
gevoerde wel niet nutteloos uitgesproken.
Er zijn amendementen n amende
menten.
Wijzigingen, :die de voorstellers graag
aangenomen zien; andere waaromtrent zo
onverschillig zijn; weer andere die ze
z3!f wel graag verworpen willen hebben.
Wonderlijk als deze twee laatsten opmer
kingen klinken, zijn ze er niet minder juist
om. Wat twee voorbeelden verhelderen
kunnen.
Door de hoeren Blankenberg c.s. was,
eensluidend ongeveer als door mij, een
amendement ingediend op art. 9, vragend
op de aanstelling der* werklieden vermel
ding van het soort van werk waartoe zij
geroepen zouden worden. En blijkbaar
vreezend dat hiertegen als praetisch bezwaar
door B. en W. zou worden aangevoerd de
noodzakelijkheid, om een werkman de taak
van een ander bij diens afwezigheid te
laten overnemen, stelden zij bij artikel 11
als tegenwicht de verplichting van de
werklieden, om gedurende 4 achtereenvol
gende weken een ander te vervangen.
Het debat bracht aan het licht, dat B.
en W. meer bezwaar hadden tegen de
geheele formuleering van het soort van
werk", dan wel wegens die vervangings
kwestie. Toen kwam de heer Pabius in
dat tweede amendement lezer, dat een
werkman ook een kameraad moest vervan
gen als deze staakte. Ean dergelijk
voorsehrift kon heel gevaarlijk worden; de
voorstellers hadden er dit allerminst mee
bedoeld; en nu overbodig n gevaarlijk
bleek wat bestemd was geweest als een
tegemoetkoming tege& verwacht, doch niet
opgestoken, verzet, wat natuurlijker dan
dat het werd ingetrokken.
Aldus het onverschillige amendement.
Nu een voorbeeld van het
zelf-ongewenschte. . ?
In het concept van B. en W. wordt een
boetestelsel ingevoerd, en de boeten niet
behandeld als een straf, waartegen bezwaar
kan worden ingebracht bij het
scheidsgerecht, maar 'als een tuchtmiddél". Het
verzet tegen dit stelsel leek mij volkomen
juist, en ik heb dan ook voorgesteld, de
boeten te beschouwen als -straf', vallend
onder beroep op het scheidsgerecht. Is het
omdat ik zoo'n bewonderaar ben van booten ?
Integendeel! Ik zou ze liever weggelaten
zien. Ik heb alleen, aanvaardend voor het
oogenblik de redeieering van het concept,
dat geldstraffen noodig waren, etracht ze
te beperken n ze te regelen. Doch, blijkt
de Raad bereid de boeten geheel te doen
vervallen, zooveel te beter!
* *
Men ziet, als het d waas is, amendementen
in te trekken, dan is het een dwaasheid
met methode er in!
Maar waarom ze dan voorgesteld ?
-. Inderdaad zou het tactischer geweest zijn
mét verschillende amendementen niet aan
to komen vóór ze noodig waren. Af
wachtend het debat, liad men kunnen zien,
óf hier e» kjaar een tegemoetkoming moest
«worden. , betoon d, dan .niet r-1 en men had
aai staande, ds; Vergadering een amende
ment kunnen ihjKenen. Doch onze voor
zitter had er zér op aangedrongen, ze
vooraf schriftelijk te geven en dat lijkt
me toch oek de-jiiister methode. Wat hin
dert het -ten slótte dat de Kaad verschil
lende lezingen vóór zich heeft, om de
meest gewenschte uit te kiezen! Het terug
nemen van eenige amendementen blijft
toch, als men óf alles vooraf moet neer
schrijven, of tijdens de vergadering iets
indienen .dat de leden niet gedrukt voor
zich kunnen zien, het kleinste van twee
kwaden.
Het concept-werklieden-reglement, daar
we na 7 zittingen in zijn blijven steken,
is zeer formeel ingekleed; veel formeelar
dan het bestaande. En hoe fprtneeler de
ink^eding, des te noodzakelijker wordt
groote preciesheid van forrnuleering. liet
is herhaaldelijk omgewerkt, en- geen beter
bewijs gelijk ik in de zitting sd aan
voerde voor de moeilijkheid der
"Formuleering dan dat, wat een commissie van
zes leden, waarvan de helft wethouders,
had opgesteld, door het volledig college
van .B. en W., ten slótte nog in tal van
onderdeelen gewijzigd is. In den Raad
bestaan nu bovendien inzichten, welke
door de commissie en B. en W. missahien
zijn overwogen (van sommige blijkt dit
heel en al niet) doch in elk geval niet
overgenomen. Natuurlijk vragen die
rneeningen nog openbaring, en zoekt men ze
te doen spreken uit het definitieve reglement.
Dat vordert veel heen-en-weer van
betoogen, en in zoo'n groot lichaam is dit geen
vlug werk. De voorstellers van amende
menten hebben nog, kort voor de behan
deling, onderling overleg gepleegd omtrent
'tgeen, ter bekorting der debatten, zou
kunnen worden ingetrokken", als iets
gelijksoortigs betere kansen bleek te heb
ben ; of, ter verhooging der kansen, beter kon
geformuleerd worden. Daardoor is een deel
der moeilijkheden van het openbaar debat
overwonnen; maar natuurlijk ook niet meer.
Nog wenschelijker ware het zeker geweest,
indien de gelijkgezinden aanstonds tot
overleg omtrent in te dienen amendementen
hadden kunnen komen. Doch een algemeen
democratische Raadsclub, als in Den Haag,
kent men bij ons nog niet. Zou men in
het feit, dat ten slótte eenige amendementen
werden ingediend door sociaal-progressieven
van allerlei kleur en schakeering een voor
bode hebbpn te zien, dat dit ook bij ons
mogelijk zou blijken? Wie weet!
Als dit het gevolg zou worden van de
behandeling van het werklieden-reglement;
deze zou, afgezien van de resultaten der
besprekingen, die toch wel op wat geven
en nemen van beide kanten al wijzen
zeker niet onvruchtbaar1' blij ven.
Maar laat ik niet vooruitloopen; en geen
eierschalen breken door te stevig grijpen.
Wat de uitkomsten betreft tot dusver
verkregen er is allereerst iets bereikt,
al was 't niet volkomen wat ik wenschte,
ten aanzien van de zorg voor onze jeugdige
werklieden. " Duidelijk .heeft de Raad doen
blijken, dat'het zich onbekommerd toonen
omtrent hetgeen van onze jonge krachten
'wordt, en hét vryelijk gebruik maken van
die krachten als uit het'concept zou
gevolgd zijn toch niet voldeed. Er is
nu in art. 3 een soort van verzameling van
wenschen bijeengevoegd: beperking van
het aantal (door den heerWormser gewijzigd
amendement-Tak c.s.), eisch van behoorlijk
genoten L. O. (door den heer Sauvage
Nolting gewijzigd amendement-],. S.), plicht
der jeugdige werklieden tot het volgen van
vakonderwys of ander ontwikkelend onder
richt (door de heeren Harmsen c.s. over
genomen en nog later verruimd
atnenderaent-L. S.), verplichting om de jongens na
2 of 3 jaar te ontslaan, als zij toch later
geen kans hebben om in gemeentedienst te
blijven (amendement-Harmsen e.s.). Ik had
ze liever allen op 17 of 18 jaar ontslaan,
en vooral nog een bekorting van arbeidstijd
voor deze jongeren gewenscht, doch dat
lukte niet. De geheele regeling zit nog niet
te best in elkaar, maar dat is zoo erg niet.
B. en W. zullen, nu de heele kwestie eens
flink onder de oogen moeten zien en dan
kannen we elkaar nader spreken.
Een poging om' de leeftijdsgrens van
aanneming van 35 op 39 te verhoogen is
niet gelukt, en aan den bepprkenden eisch
dat men drie of althans n jaar ingezetene
der gemeente moet geweest zijn, om in
dienst der gemeente te kunnen komen,
wilde de Raad niet aan. Alleen werd een
amendement-Tak aangenomen om voor hen,
die voor ze 35 jaar werden al als los werk
man in gemeentedienst waren, den dag van
hun aanneming als zoodanig te laten gelden,
zoo lat zij dan toch nog vast kunnen worden
toven de 35. Aatf B. en W. is bij art. 7,
op voorstel van denzelfde, de verplichting
opgelegd, in het jaarrerslag-aan den Raad
verslag te doen van- de gegeven of liever
genomen vrijstellingen omtrent de in
de voorafgaande artikelen bepaalde termij
nen. Maar we krijgen wel een geheel over
zicht van de werking van het reglement,
gelijk wethouder Serrurier den goeden inval
had toe te zeggen! Over de vermelding
van het soort van werk, waarvoor de werk
man' aangenomen wordt en zijn aanstelling,
heb ik al gesproken. B. en W. wilden liever
's mans qualiteit bepaald zien, en daarmee
heeft men zich ten slótte vereenigd. De
kwestie hangt vooral samen met de
loonsbepaliïig, of voor vakwerk ook vakgeld zal
betaald worden, en bij de artikelen over
het loon zal daarover nog te spreken zijn.
Naar ainleiding van art. 12 is nu in den
Raad voorts nadrukkelijk geconstateerd, dat
het hoofd van een ta.k van dienst voor de
werklui te spreken moet zijn, en dat deze
laatsten zich daarbij door het bestuur hunner
vakvereeniging mogen doen bijstaan, terwijl
alleen in bizondere gevallen het hoofd zich
mag doen vervangen. Degeyaarlijk-geachte
toevoeging Van B. en W. bij dat art. werd
aldus beperkt tot de eenvoudige bevoegd
heid om deze zaak te regelen, gelijk een
goede gang van zaken dat vorderen zal.
Ten slótte de werktijd-kwestie. Het voor
stel Douwes c.5. (om over te gaan tot den
9-urigen arbeidsdag) is zwak bestreden wat
den moreelen kant betreft, doah de bere
kening der geldelijke gevolgen liet
voorloopig geen keus. Twee a twee-en-een-halve
ton per jaar extra op de begrooting te
brengen alleen hiervoor daarop is
voorloopig geen kans. We zullen eerst de minima
der loonen moeten verhoogen, en dan ge
leidelijk verder gaan met het inkrimpen
der werktijden. Zijn de loonen verbeterd
dan worden de werklieden zelf ook af keerig
van overwerk. Vóór we aan de looncijfers
toe zijn, beginnen we nu 16 Mei eerst te
spreken over afschaffen van de vaste nacht
diensten en hun omzetting iu afwisselend
dag- en nachtwerk. En dan langs de vraag of
de loonen periodiek verhoogd zullen worden,
regeling van overwerk enz. komen we aan
een der hoofdmomenten: de minima.
Neen, zoo heel onvruchtbaar is deze ge
zette behandeling van al die vragen toch
niet. Er ontstaat ook vrel luchtverheldering
door! L. SIMONS.
minimin iiliiliiimnillmmimiMimililii uittil iiiiiiiillililllllii il min
ALBEJIT VERVVEY'S De Oude Strijd.
Gemakkelijk ?alt het van elke letterkunde
de critici te onderscheiden in twee groote
soorten, in wezen ongeveer gelijk aan de
twee categorieën wijsgeeren ten tijde van
Socrates, de softsten en de ware! philosophen.
Ziooals de eersten in de wijsheid zich toelegden
op holle fanfaronnades en oppervlakkige ge
volgtrekkingen, doen de door mij bedoelde
critici in de letterkunde : elk nieuw boek eens
schrijvers waarvan het nu eenmaal niet meer
staat kwaad te spreken, te begroeten met stereo
tiepe lofiuitende ontboezemingen en haast ver
legen makende onzinnige complimenten zon
der eenig blijk ooit uit het vrij muffe kringetje
van een uitsluitend vaderlandiche kunst"
te zijn overgestapt de frissche schoonheid in
der wereldlitteratuur, ziedaar de gewoonlijk
heelemaal kan t-noch-wa! -rakende af brekingen
maar buiten beschouwing latende ziedaar
hun grootsche, veelomvattende taak. Tot
deze soort behoort niet Albert Verwey.
Gelukkiger dan de meeste zijner vroegere
Niéuwe-Gids-collega's *) had hij buiten zijn
aangeboren dichterschap, zich ook een vol
doende hoeveelheid kennis die tot smaakvol
oordeelen in staat stelde, uit vreemd en eigen
vergaard. Hij kon zijn mededeelingen daar
door steeds vullen met een
tot-toetsen-eavergelijken uknoodigende belangrijkheid,
welke die der anderen veelal ontbeerden, en
ze als gelijk lezenswaard met buitenlandsche
ons aanbieden. Dezulken welke in dezen
bundel daaraan voldoen en ertoe aanleiding
geven, worden hier iets uitvoeriger beschou wd;
de overige meestal zeer vlotte causerieën
legt men, onstrijdlustig als ze zijn, eens ge
lezen terzijde.
De bundel vangt aan met een opstel
"Dichterlijke taal", dat den ontstaansdatum
Augs. 1884 in aanmerking genomen, moailtjk
iets anders kon zij n dan eene weerleg iing der
rhetorica. Verwey's enthousiasme bereikt niet
de verheerlijking dier oertaai", indertij i naar
*) Men oordeele zelf door in de Veertien
Jaar Litteratuurgeschiedenis" Kloos zün oor
deel te hooren uitspreken over Veilaine, dien
hij vindt Frankrijks grootsten poëet. Hij had
evengóed het tegengestelde kunnen beweren:
bét geringste spoor van eenig bewijs ont
breekt en de mededeeling is dus waardeloos l
aanleiding van Gorters Verzen hier-en daar
gehoord en dat is verstandig eok: per slot van
rekening geeft dat Schwarmen met oertaai"
in dwaze eenzijdigheid de gesmade rethorica
niets- toe. Immers, wat zoudt p g er van denken
za9 de tachtigers hun gedichten hadden ge
schreven in de taal van een of anderen
achterlük gebleven vroegeren soortgenoot,.den
Brazüiaanjchenbrulaapb.v.: vol maakt oer- ig"
en aanbiddelijk frisch voorzeker.. . voor
kenne»s? We kunnen gerust zegden dat de waar
heid in het midden ligt. Alle woorden zijn, wel
beschouwd, thans rhttorica en zouden dus
door nieuwe klanken moeten vervangen wor
den; niemand is echter zoo gek iets dergelijks
voor een bestaande taal voor te stellen. Wat
ons hindert in de zoo gewraikte ouderen,
enkel hun middelmatigheid zich óók uitende
in een gemakkelijk overnemen van stereotiepe
zegswijzen, goed aangewend zeker nog effect
vol, doch walgelijk waar klakkeloos
uageschreven.
Zooals ik zeg, Verwey verliest zijn gezonde
verstand niet, verscherpt als zijn toon alleen
is tot beter doordringen .zijner bedoeling.
Dat redt hem voor inconsekwentie waar bij
in een ander opstel Potgieters Florence be
handelt : hoe menig stuk als geslaagd uit dat
epos aangehaald, ware anders met een sneer
over dichterlijke taal te verwerpen geweest! En
dat Florence in de geheele Nederlandse
tieletterkunde het eenige gewrocht waarin de moei
lijke tertsinen eeuigsjins tot een superieur
kunstwerk aanleiding gaven. Ik zeg eenigszins;
want helaas voor den Areopagus der wereld
kritiek blyft ook dat niet onaangetast. Zeer
juist drukt Verwey dit uit blz. 29 dat de
dichter der Florence staat en valt met een
zinnelijke liefde voor de' schoonheid van
uiterlijke vormen" en later nog duidelijker
blz. SI «prekende van Potgieters onvermogen
om het innerlijke van den mensch in de kunst
te verzinnelijken". Korter had Verwey dit
kunnen aantooneti uit de aanhalingen blz- 2S
van Dante en Potgieter. Zévolgen bier.
Potgieter:
Mij Mantua''?maar't woord is niet zijn mond
Ontgaan, of uit haar mijm'ring opgeheven
Snelt hem de schim teinoet : Van uwen grond
Ben,Mantuaan! ook ik, Sordello". En die beide
Omarmen fluks elkander.
Dante :
E'l dolce Duca incominciava:
Mantova...K l'orubn», tutta in se romita,
Surse vér lui del luogj o/e prima stava,
Dicendo: O mantovano, io son Sordello
Della tua terra. E l'un l'altro abbracciiva.
Merk op de natuurlijkheid in alles bij
Dante, in den roep van Sordello (waartegen
die bij Potgieter stijf en gewrongen klinkt!),
in 'i lï'i dolce Duca ineominciava.: Mantova"
en het dadelijk daarop de aandacht vestigen
op den anderen persoon en diens handeling
(waartegen Potgieter den indruk van den
uitroep verzwakt door de onnoodige en -tevens
bóekepratige bewering: maar't woord is niet
zijn uiond ontgaan), in de beschrijving der
handeling zelf, bij Dante hot kort gezegd,
toch teekenachtig j uist: die schim in zichzelf ge
keerd, daarna voortspringende hem tegemoet,
dus duidelijk haar in twee stadiën teekenende
(waartegen Potgieter feitelijk alleen het tweede
stadium aangeeft, sprekende van uit haar
mijm'ring opgeheven", dus reeds uit het eerste)
en eindelijk in 't slottafreel, waar Dante alleen
aangeett dat zij elkaar omarmen (terwijl Pot
gieter erbij beweert, dat zij het fluks" doen,
den indruk gevend door dat flauwhartige woord
als ware 't een koele beleefdheiJsfortnaliteit).
Het degeliikste en moeilijkste opstel uit den
geheelen bundel is dat over Shakespeares
sonnetten.De opmerkingen daarin over het vol
maakte van den sonnetvorm, over de ca «uur,
over de te gebruiken maten kan men niet anders
dan beamen; waar de schrijver tegen
fchoolsche pedanterie een zekere vrijheid van
rnaatbehandeling verdedigt, staat elk waarachtig
dichter aan zijn zijde, zelfs zonder de weten
schap dat Verwey en groote buitenlanders
laag vóór hem dezj schitterend hebben iu
praktijk gebracht. Het meer iedereen
interesseerende der studie vormt de geschiedenis
der Shakespeare-sonnetten met de bekende
strijdvraag aan wien ze gericht zijn, waarbij
Verwey van alle kanten het vermakelijk inci
dent bekijkt, veroorzaakt dj)r dr. Delius,
Jie zijn stokvischachtige onaandoenlijkrreid
meende te moeten ui'schrijven in de bewering
aldus door Verwty saamgevat: ,.Shakespeare
heeft zijn sonnetten van liefde niet geschreven
omdat hij liefhad, maar ouijat hij sonnetten
wilde fdirijven zooals de mode was. En de
liefde entin, die Convenienz des Sonnetten
stiles brachte es einmal somitsich." En hoe
kwam dr. Delius er toe met zulk een
gedrochtelijk ideekameel de kritiek binnen te wan
delen ? ? Ach, de Keer S. is dom genoeg
zoo eerlijk geweest op te biechten dat eens
de passie hem te machtig geworden, enfin,
men zie art. 241 Wetb v. Strafr.; en liever dan
in Shakespeare een man te moeten zien, wien
in werkelijkheid weinig meascheüjks vreemd
was, stelde hij hem zich voor als een soort
automatisch sonnettenproducent. Men zou
direkt kuunen aan«ieren \vat Verwey ook
doet, dat overtreding van genoemd artikel
toen ter tijde aan de orde van den dag was;
men zou de apologie anders kunnen inrichten
door een kleine schets te ontwerpen der in
nemende fantasie hoe in 't dal Josaphat bet
laatste oordeel stond gaveld te worden en in
gemoede kunnen vragen of zoo op de weeg
schaal van goed en kwaad ter eene zijde
werden gestapeld alle de schoonste werken
ooit ter wereld voortgebracht, deze verzwaard
met al de onbaatzuchtigste geestdriften, edelste
verrukkingen, heerlijkste lachen en weemoe
digste tranen ooit ter wereld door n man
gewekt, en ter andere de enkele bewijzen
zijner zwakke menschelijkheid of dan niet het
gewicht der laatste verdwijnend klein zou
iijken aan de opperste Gerechtigheid; ten
laatste zou men van 't künststandpunt uit
kunnen betwijfelen of het teekenen aller
hartstochten met een meesterschap als 't zijne
mogelijk ware zonder althans sommige onder
vonden te hebben... het verstandigste is
misschien dat alles na te laten en wanneer
iemand den schepper zooveler vroolijke
vrouwtjes, eenerCreasida, Ophelia ofCleopatra
zich wenscht voor te stellen als een voorelitie
van Hieronymus van Alphen, hem dit zotte
genoegen te gunnen en 't zelf niet te doen,!
Verwey schermutselt, zooals uit het boven
staande blijkt, gaarne en gewoonlijk fijn en
raak. Genoegelijk werkt b.v. de lezing der
diatribe contra den hooggeleerden heer dr. C.
B. Spruyt, van wiens oratorisch ketterijtje
dat denkende menschen geen dichters meer
worden weinig dan wat belachelijk» voor
hemzelf overblijft. Een dezer strijdlustige
opstellen weasch ik besluitend echter te
releveeren, als datgene waarmee ik bet nu
eenmaal niet eens kan zijn, dat over L. v.
oyssels roman Een Liefde. Voorop zij
ges'eld dat bet opstel zelf door allerlei fijne
bijzonderheden zeer interessant, bovendien
paradoxaal en geestig is. Ik heb bet feitelijk
dan ook alleen tegen de gevolgtrekking uit
de bewerende redeneering. Van Deyssel,
zegt Verwey, is een belangwekkend mensch;
Een Liefde, toont h\j aan, is een belang
wekkend boek. Conclusie: Een Liefde moet
een mooi boek wezen.. Hola! goochelen
mogen wij critici niet, collega Verwey.
Een vies gezwelletje noemen wij leeken
zooals het bijvoegelijk naamwoord aangeeft;
de kenner, de chirurg, noemt het misschien.
buitengewoon belangwekkend, voor de weten
schap wel te verstaan. Zoo ook hier. Een Liefde
is, goede brokstukken daargelaten, neetoorig
vervelend; doch uiterst interessant voor... den
bestudeerder der persoonlijkheid Van Deyssel
en de vervorming van 't naturalisme in Neder
land. Ik vind het boek vervelend hierom:
al die eindelooze aandoeningen'opsomming
by Mathilde, het is niet anders dan de wil
lekeurige bijeenvoeging der
aandachtig-genoteerde sensaties van een het naturalisme tot
uiterste konsekwentie dryvenden mensca of
om 't half met v. Deyesels eigen woorden te
zeggen, van een aes.heticus die proeven van
stijlelaboratie wil geven, (over Mallarmé).
Geen stirveling op de geheele wereld waar
schijnlijk zou zonder opzet, dus natuurlek weg
de '.e obser vatie chaos kunnen verwer ken in zyn
brein, zeer zeker geen gewoon ziekelyk
vrouwtje als Mathilde. Eigenlijk meent Ver
wey dit ook waar hij tot de leuke paradox
komt, dat Mathilde = van Deyssel: de
consekwentie ervan, die ik niet aanvaard, zij aan
den lezer. ALBERT REHM.
De Geboorte efBer M
CQscar Wilde, zijn laatste stadium,)
In The Hübert Journal komt een artikel
voor van Prof. Hugh Walker over Oscar Wilde
en diens beide laatste werken De Profundis"
en The Ballad c f Readin'g Gaol" De schrijver
zegt daarin o. a., dat wie de beide boven
genoemde boeken, door Oscar Wilde na zijn
veroordeeling en gevangenschap geschreven,
vergelijkt tnet zijn vroegere geschriften, hetzij
proza of poësie, noodzakelijkerwijze tot de
gevolgtreksing konen moet, dat zijn laatste
werken de producten zijn van een herboren"
mensch. De lezer zou het daarna zelfs in
twijfel mogen trekken, of het wel gerecht
vaardigd is te spreken van Wilde's onder
gang", al past de dichter dit woord op zich
zelf toe. Ik moet erkennen," zegt hij, dat
ik de oorzaak ben van mijn eigen ondergang,
en dat niemand, groot of klein, anders kan
óndergaan, dan door eigen hand." Toch doet
zich bij lezing der beide boeken de vraag
voor, of die schijnbare ondergang" niet in
werkelijkheid een redding" genoemd mag
worden, en of, iu het oog der oneindige
wijsheid, dat geheele proces aan zonde, ver
nedering en lijden niet juist het meest
wenechelijke kon zijn geweest voor een man als Wilde.
Zijn veroordeeling maakte hem tot een
vervvorpeling der maatschappij, maar zij deed
hem twee werken schrijven, die door bun
zedelijke diepte en blijvende beteekenis, alles
wat hij vroeger geschreven had verre achter
zich laten. Kon hij ooit die werken ge
schreven hebben, als. hij niet zoo ontzettend
geleden had? Maar als dat lijden noodzakelijk
was,dan was ook de zonde,die het deed ontstaan
noodzakelijk, en in dat geval schijnt het ons
toe, dat wij de heergohende begrippen om
trent de natuur van zonde en lijden wijzigen
moeten. De Profumlis" dringt ons onweer
staanbaar tot de vraag of er eenige vorm van
kwaad bestaat, die absoluut en onveranderlijk
kwaad is. We zijn er aan gewend geraakt te
denken, dat zekere vormen van kwaad tot
goed kunnen worden herleid. Het lijden, dat
over ons komt door de daden van anderen
of van ons zelf, kan stof zijn tot dankzegging.
Maar durven wij dezelfde opvatting huldigen
betreffende de zonden, die wij hebben begaan
tegen ons eigen hooger zelf? Is er eenige
zedelijke alchemie, die het karakter van den
leugen kan veranderen, van den laster, de
hebzucht en de duizelde vormeD der onrein
heid? Het is deie vraag, die De Profundis"
aan ons opdringt. Oscar Wilde was niet do
eerste. d;e de :e vraag stelde, noeh de eerste.
die haar beantwoordde, maar waarschijnlijk
is hij wel de eers!e geweest die door leven.
en werken het antwooid zóó treffead in beeld
bracht.
Wij hebbon geen andere bijzonderheden uit
Wilde's leven noodig, dandiehijze'.f onsin De,
Profundis" gegeven heeft. Daarin beschrijft
hij voldoende wie en wat hij was, voordat
de gevangenisdeuren zich achter hem slpjtea.
De goden hadden mij bijna alles geschonken,"
zegt hij, maar ik liet mijzelf verlokken tot
dwaas en zinnelijk genot. Ik hield omgang
met kleine en lag»' zie'en en zoo werd ik de
verkwister van mijn eigen genie. Het leven.
op de boogie moe, stortte ik mij in de diepte,
hunkerend naar steels nieuwe sensaties."
Kens was het altijd lentetijd in mijn hart,
mijn temperament was de vreugde zelve. Ik
vulde mijn Jevenskelk tot aan den rand met
genot, zooals men een lokaal vult met
schuimenden wijn."
Nooit, zelfs niet pelurende zijn gevangen
schap keerde Wilde zijn ou Ie leven geheel
den rug toe, of deed volkomen afstand van
de beginselen, waarnaar hij het regelde. De
nieuwe opvatting, die in de gevangenis zijn
gee-t vervu'de, bestond hierin dat hij deze
beginselen niet zoo zeer verkeerd, als wel
partijdig en eenzijdig vond. Geen enkel
oogenblik, ze?t hij", betreur ik het, dat ik
voor mijn genoegen heb geleefd. Ik deed het
met hart en ziel, zooals men alles behoorde
te doen, wat men doet. Er is geen genoegen,
dat ik niet heb gesmaakt. Maar hetzelfde
leven te leiden, zou om zijn beperktheid
verkeerd zijn geweeit. Ik moest verder."
Volgens Wilde's eigen meening was zijn
fout, niet dat hij voor zyn genoegen had
ge'eefd, maar dat hij daarvoor alleen had
ge'eefd. Hij was ontrouw geworden aan zijn
eigen besluit om de vruchten te eten van
alle boomen in den levenstuin. Hij had nu
immers slechts gegeten van die boomen, welke
staan aan den zonnigen kant."
Wilde stond in een valsche verhouding tot
tot het leven. Hij moest nog een waarheid
leeren kennen, die voor hem verborgen was.
Het was de groote les van het lijden, waarop
zijn moeder hem zoo menigmaal waarschu
wend wees, door voor hem zooals hij ons
zelf vertelt Goethe's welbekend gedicht
te citeeren :
Wie nooit zijn brood in tranen at
En nooit in kommervolle nachten.
Verlaten op zijn leger zat,
Die kent U niet, o hemelache machten.