De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 13 mei pagina 7

13 mei 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1507 DE A M STERDAM ME K WEEKBLAD VOORXNEDERLAND. ? es brem.Ler.5 pas IIIIHItilMMMMIllllll *? FnnptniiflDPwnp in Tonon JuluSluiluGl WIJK 111 Jflyflll. Bij mijn bezoek aan de Japansche afdeeling op de Luiksche tentoonstelling, welke ik wel de meeste uren van mijn toeven heb gewijd, viel mijn oog op een aantal houten standaards met omslaanbare borden, waar achter, in glas, t photo's met beschrijvingen in détail, omtrent alle daar bestaande voorname inrichtingen van onderwijs. Dat daarvan menigeen afbeel dingen te zien gaf van 't in- en uitwendige aan kunstacademies, spreekt wel van zelf. Veronderstellend, dat weinigen der Hollandsche bezoekers deze standaards nauw keurig zullen hebben bezichtigd, en minder nog, van 't daar aangegevene nota zullen genomen hebben, meen ik wél te doen, 't daar, door mij omtrent de academie voor beeldende kunst gevondene, hier weer te geven. Letterlijk dus wordt de tekst door mij gevolgd: Het onderwijs in beeldende kunsten wordt in Japan onderwezen in daartoe speciaalbestemde inrichtingen maar óók in speciale afdeelingen op gewone scholen, waar echter slechts voorbereidend onderwijs gegeven wórdt. .De Tokio'sche school v. b. k. is een staats inrichting en wordt als zoodanig geheel door den staat bekostigd. Zij heeft tweeërlei doel: 1: Het vormen van kunstenaars. 2. Het kweeken van teekenonderwijzers meer speciaal voor de scholen voor m. u. 1. o. {écoles secondaires). Tot deze inlichting worden toegelaten zij, di« het einddiploma eener school voor m. u. 1. o. hebben behaald, of wel in 't bezit zijn van een diploma van de lagere teekenschool. Alvorens tot de werkelijke studie over te mogen gaan. moet de leerling een njarig proefjaar doorloopen. B\j voldoende resulta ten, zoowel wat aanleg, als wat ij ver betreft, wordt hij toegelaten tot den driejarigen hoofdcursus. Het onderwijs is verdeeld in vijf secties: a. schilderen, 6. decoratieve kunst, c. beeld houwkunst, d. architectonische kunst, e. kunst industrie (toegepaste kunst). Het onderwijs voor a bevat: I. Technische studie volgens Japansche, zoowel als Europeesche methode, II. studie in en naar de natuur, III. geschiedenis' en archeologie, IV. esthetica, V. kunstgeschie denis, VI. anatomie, VII. perspectief, VIII. gymnastiek. De sectie b bevat de studievakken I, II, III, IV, met dien verstande dat sub 11 is bijgevoegd voor decoratieve toepassing. Ver der VI, kunstgeschiedenis op architecturaaldecoratief gebied, VII, architectonischedecoratie, VIII' algemeene praktijk in zake fabricage van kunst voorwerpen,IX.<72/mjias(i«£. Voor a.s. onderwijzers komt er dan nog bij: rechtlijnig teekenen en paedagogie. Sectie c is ongeveer gelijk aan a met alleen den aard der technische studie verdeeld in tweeën. Sectie d gelijk aan a met toevoeging van architecturaal onderricht en materialenstudie en toepassing. Sectie e. I, Ciseleeer- en graveeronderricht alsook in de drijfkunsi, de decoratieve gietkunst en metaalbewerking, VI, toegepaste chemie en verder sub a. Tot sectie e behoort ook de lakkeerkunst, waarbij dan weer de technische studies en speciaal de geschiedenis van de lakkeerkunat onderwezen wordt, alsook de daarvoor noodige chemische kennis wordt bijgebracht. Met open beurs wordt daar voor de volks ontwikkeling gewerkt, en ook de toonkunst wordt in deze niet als stiefkind behandeld. De heerlijk gelegen en architectonisch zér schoone Tokio'sche muziekschool ontvangt van den staat pi. m. 75,000 yen ?=. pi. m. l ton Hollandsch, voor een land, waar de muziek ten minste volgens Europeesch begrip nog slechts in embryonalen toestand verkeert. mag zulk een subsidie zeker als voorbeeld gesteld worden. Mij dunkt dat men 't daar ginds, zeker op financieel gebied met Vrouw Musica ernstig gaat meenen. Den Haag, Mei '08. V. De OratoriöiTereenigiüg te Parus. Als de eer van onze Nederlandsche kunst op muzikaal gebied in den vreemde hoog gehouden wordt, dan is dat een reden tot vreugde en daarvan moet zeker in de kolom men van dit blad gewag worden gemaakt. Het circa 400 dames en heeren sterk zijnde koor van de Oratoriumvereeniging" onder leiding van den heer Ant. H. Tierie werd op aanraden van den beroemden dirigent Felix Weingartner uitgenoodigd om te Parijs mede te werken bij uitvoeringen, die hij zou dirigeeren Berlioz' Damnation de Faust" en Beethoven's Negende symphonie." Ongetwijfeld moesten er veel bezwaren worden overwonnen voordat het mogelijk kon zijn met 400 personen een dergelijke reis te ondernemen. Dank zij de tactvolle leiding van het Bestuur is dit mogelijk geworden en het koor, hier door den heer Tierie voor bereid, beeft zich te Parijs onder leiding van Weingartner op schitterende wijze van zijn taak gekweten. De fransche bladen zijn opgetogen over de medewerking van onze landgenooten; zij spreken van Ie plus parfait comme nuances et comme rythme" en van een interpretation triomphalement belle, enz." Berlioz' werk en de Negende werden in het gebouw van de groote opera uitgevoerd. Bovendien verleende het koor nog zijn mede werking bij een uitvoering vau La Croisade des enfants" van Piernéin het Trocadéro, ten voordeele van de verongelukten bij den mijnramp te Courriêres. Op deze uitvoering werden voorts onder lei ding van den heer Tierie een paar oud-Nederlandsche volksliederen met grootenbijval ten gehoore gebracht. Onze gelukwenschen aan het koor der Oratoriumvereeniging en zijn leider met het behaald succes. ANT. AVBKKAMP. ANT. H. TIERIE. IIMMHIIIIIIIlmiMIIIIIIMIIlmlIllllltll De spoorweglijnen in de Haar lemmermeer en Omgeving en de Subsidie-voorwaarden. Voor deze lijnen vraagt de regeering thans een renteloos voorschot van ?2,147,000, zijnde een derde van het totaal benoodigde bedrag, door de Holl. Electr. Spoorw. Maatschappij (H. E. S. M.) geraamd op ?6,441,000. Een ander derde wordt in hoofdzaak verstrekt door de provincies, gemeenten en polderbesturen en het laatste derde deel door de maatschappij, dus te samen aan subsidies ?4,294,000. Het plan zoo als het op de hierbij gaande kaart is aangegeven, is, behalve de aansluiting te Amsterdam en Haarlem en behoudens enkele onderdeelen van minder beteekenis, indentiek met dat hetwelk in 1899 door de H. E. S. M., toen die nog onder mijn beheer was, voor uitvoering gereed was gemaakt. In Januari 1900 schreven Gedeputeerde Staten vanNoord-Holland aan denMinister van Waterstaat, den heer Lely, dat het wenschelijk was de lijn Aalsmeer?Uit hoorn te vervangen door eene lijn Aal smeer?Amstelveen. De Minister van Waterstaat, de heer Lely, vefcenigde zich met dien wensch droeg ons op daarmede rekening te houden en tevens het plan toen geraamd op iets meer dan /" 6,000,000, aanzienlijk te be zuinigen. Dientengevolge verviel de directe lijn Nieuwersluis?Haarlem en werd in de Statenzitting van Juli 1901 het aldus besnoeide plan aangenomen en een ren teloos voorschot van ?500,000 daarvoor toegestaan. De directie der Maatschappij verklaarde echter tevens uitdrukkelijk, dat zij bereid bleef de directe lijn Haarlem Nieuwerslitis te herstellen en bij Aalsmeer eene hooge brug over de Uingcaart te bouwen zoo de noodige subsidies werden toegestaan. Enkele dagen na desubsidie-verleening, van het besnoeide plan, had de ver overing der H.E.S.M. door de H.IJ.S.M. plaats en in November van hetzelfde jaar schreef de nieuwe directie aan de Prov. Staten van Noord-Holland, dat, aangezien iilililllllliiiniMiiiiiMm de gekozen richtingen minder aanbevelens waardig schenen, nieuwe, zouden worden voorgesteld voor den locaalspoorweg, en in verband daarmede ook voor de aan sluitende tramlijnen. De nieuwe directie heeft dit program tot heden echter niet uitgevoerd. Zij heeft de vijfjaar, die sedert welhaast verloopen zijn, niet gebruikt om betere richtingen voor den locaalspoorweg, ZuidAmsterdam-Zuid-Haarlem voor te stellen, die lijn schittert thans alleen door hare afwezigheid op de kaart, die bij de nieuwe plannen behoort. En wat de eigenlijke Hairlemmermeermermeerlijnen in hoofdzaak tot de oude richtingen terug, in een ander opzicht bracht de nieuwe directie wel radicale wijzigingen in de oude plannen, name lijk wat de aansluitingen te Amsterdam en te Haarlem betreft, zooals reeds werd aangestipt. Te Amsterdam vervielen de aansluitingen aan de oostelijke en wes telijke spoorlijnen en aan de groentenmarkt en kwam daarvoor in de plaats een eindpunt, verkregen ver buiten het centrum der stad en in generlei verbin ding met de spoorwegen, de havens en markten. Te Haarlem verviel het Zuider-Station en kwam daarvoor in de plaats de aan sluiting aan het station van de H. IJ. S. Mij., eene aansluiting, die ik ook bereid was te maken, naast het ZuiderStation. Deze laatste wijzigingen der plannen zijn zeker in het nadeel der Haarlemmermeerlijnen, zij hangen verder ten nauwste samen met de Amsterdamsche spoorwegtoestanden, en de plannen der daarvoor, in 1901, benoemde Staatscom missie. Deze plannen zijn thans in behande ling bij het Kon. Instituut van inge nieurs en nog niet geschikt voor dis cussie hier ter plaatse. Eerst later zal daarom besproken kunnen worden in hoever de wijzigingen in de aansluitingen te Amsterdam en te Haarlem aangebracht, voor- of nadeelig zijn voor de verder strekkende belangen van Haarlem en bovenal van Amsterdam. Thans nog een enkel woord over de finantieele zijde. De minister beweert in de memorie van toelichting dat de verovering der H. E. S. Mij. door de H. IJ. S. Mij. finantieel in het belang van het rijk is omdat de H. IJ. S. Mij. tevreden kan zijn met 4 pCt. over haar kapitaal, ter wijl de alleenstaande H. E. S. Mij. een aandeel had moeten hebben der overwinst boven 4 pCt. Deze bewering zou alleen dan juist zijn wanneer de overige omstandigheden gelijk waren. Dit is echter niet het geval. In 1901 hadden de Staten van NoordHolland de inkomsten der niet gesubsi dieerde zuidelijke lijn Amsterdam?Haar lem ook doen strekken tot terugbetaling der voorschotten en subsidies, terwijl thans alleen de inkomsten der gesubsi dieerde lijnen hiervoor kunnen in aan merking komen, daar de lijn AmsterdamHaarlem, zooals de kaart amtoont, dooi de H. IJ. S. Mij. uit het nu aangeboden complex is verwijderd. Of dus het Rijk finantieel voordeel zal hebben ten gevolge van de eigendoms overgang der aandeelen der H. E. S. M., is niet uit te maken. Zelfs is uit het wetsontwerp en de toelichting, zooals die thans voor ons liggen nog niet te beoordeelen, in hoe verre de Minister de teruggaaf van het renteloos voorschot en nog veel meer belangen, b.v. e ventueele naasting, denkt te regelen. Want de verdere voorwaarden zijn nog niet bekend en van hetgeen daarin staat, maar ook van hetgeen daarin niet staat, kan oneindig veel afhangen. In 1904 heb ik in de zomerzitting der Staten van Noord-Holland en later 14 Augustus van hetzelfde jaar in dit weekblad aangetoond hoe van die verdere voorwaarden alles kan afhangen. Gedeputeerde Staten stelden toen voor een voorschot te geven van ? 500,000 voor deze lijnen, met oploopende rente, terwijl zij in 1901 onder mijne directie een renteloos voorschot voorstelden, maar zooals gezegd bij de inkomsten der Haarl.meerlijnen waren toen gevoegd die der niet gesubsidieerde lijn Amster dam?Haarlem. Ik heb toen bewezen, dat terwijl de eerste voorwaarden van 1901 eene goede con trole verzekerden voor de teru^o-ave van het renteloos voorschot, de nieuwe van 1904 alle controle prijs a:aven en aan de H. IJ. S. M. en de H.E.S.M. zoodanige algeheele vrijheid lieten om de inkomsten lijnen betreft is de Maatschappij terug gekeerd tot de in 1899 door mij voor gestelde hoofdrichtingen, evenals Gede puteerde Staten van Noord-Holland thans met de nieuwe directie hebben mede gewerkt om delijnNieuwersluis-Haarlem te herstellen, dezelfde lijn, die zij vroeger onder mijne directie hadden afgebroken. Keerde men dus voor de Haarlem van de laatste te vermeerderen of te verminderen, dat de spoorwegambtenaren hun plicht, om foor de belaiujen der ai/ndeel/ioui/xter te iraken, zouden ver zaakt hebben, wanneer onder deze voor waarden ooit een cent der verlangde subsidies ware teruggegeven. Had het Rijk de schijnbaar voordeeliger vorm van het rentegevend voorschot van de Provincies overgenomen, samen met de andere voorwaarden, alle voorschotten en subsidies zouden voor goed voor de belastingbetalende burgerij verloren zijn geweest. Nu de Minister heeft gekozen den vorm van renteloos voorschot en nog vrij is in het stellen der andere voor waarden is het nog mogelijk de fout der Provincies, gemaakt bij de voor waarden der remegevmde voorschotten, goed te maken en te zorgen, dat er billijke voorwaarden worden gemaakt waardoor de H. E. S. M. over overschotten te beschikken krijgt, die voor restitutie te gebruiken zijn. Het is te betreuren, dat de Minister, die den goeden weg heeft ingeslagen door met het hier gekozen vicieuse stelsel van subsidieering der provincies te breken, zich heeft laten verleiden zijn ontwerp te verzwakken en te ontsieren door de verovering der H. E. S. M. hier te willen goedpraten. Dit is niet alleen te betreuren omdat het finantieele voordeel voor het Rijk dat hij hiermede wil aantoonen, onmogelijk te bewijzen is maar vooral ook omdat de Minister zich alzoo plaatst op een eenzijdig en bekrompen standpunt, daar het hem bekend moest zijn, dat ter be oordeeling dezer verovering heel andere, veel hoogere motieven van moreelen en politieken aard moeten in aanmerking worden genomen. Wil de Minister deze kwestie weder op het tapijt brengen, niets zal mij aan genamer zijn, maar dan ook van een breed standpunt bezien. Hier, waar het geldt eene sedert lang misdeelde streek van de noodige betere verkeersmiddelen te voorzien, is het voor zulk een debat de plaats niet. Hier behooren alle partijen samen te werken, om door subsidieering de lijnen tot stand te helpen brengen en daarbij te waken dat die voorwaarden bedongen worden, die het meest met het algemeen belang strooken. Amersf., Mei 1906. T. SANDERS. Speculatie in Londen. Verzameld en bewerkt door J. DE Hooi' SCHEFFEE. N o. i. De outside"-makelaar. Bucket-shop" en speelhol zijn, zooals straks zal blijken, vrijwel synoniem. De benaming, die thans veel van haar beteekenis heeft verloren, moge betrekkelijk nieuw zijn, toch bestaat de out?ide"-makelaar, van wien de bucket"-shop een afstammeling in de rechte lijn is, bijkans even lang als de Engelsche effectenbeurs. Tegelijk met de staatsschuld werd de Engelsche effectenbeurs in 't leven geroepen door de eerste leening van n millioen pond sterling, die de Britsche regee ring in 1693 aanging In 't begin kwamen handelaars en makelaars in staatsschuld bij een op de Eoyal Exchange, totdat zij in 1698 verhuisden naar Exchange Alley. Alle makelaars, zoowel in waren als in effecten, waren onderhoorig aan het Londensche stadsbestuur Court of Aldermen dat hen aanstelde. De outside"-rnakelaar was toen blijkbaar een tusschenpersoon, wiens werkkring lag buiten de grenzen van de city, dus buiten het uitsluitend rechts gebied van Lord Mayor en Court of Aldertuen. Ook schijnen er tal van effectenmakelaars geweest te zijn, die zonder aanstelling ?werkzaam waren in de city. Immers in 1697 werd een wet aangenomen, die het aantal effectenmakelaars tot honderd beperkte en strafbaar stelde het uitoefenen der makelaardy zonder aanstelling. Van dat oogenblik af dagteekent de beëedigde makelaar, die eerst in 1886 verdween en wiens amb telijk karakter steeds een raaisel is geweest voor het groote publiek. De wet van 1097 werd wel in 1707 buiten werking gesteld, de effectenmakelaarg bleven echter onder worpen aan de Londensche autoriteiten, die een recht van hen hieven en ze bèedigden, zonder aanduiding van een bepaald vak. Onder de regeering van George III moest iedere makelaar jaarlijks vijf pond voor zijn aanstelling betalen. Een bonte menigte van effecten-makelaars verdrong zich in Change Alley en in de omliggende kolliehuizen, waar beurs werd gehouden. Velen dier bezoekers mogen misdeeld ge weest zijn van die rekbare hoedanigheid, die in het loopende jaar onzes Heeren met eer lijkheid betiteld wordt, gerust kan aange nomen worden, dat hun cliënten ook wel te kort zullen hebben geschoten in die alge meen voorgewende deugd. Mortimer, een schrijver op 't einde der achttiende eeuw, laat zich zeer ongunstig uit over al de make laars vau zijn tijd en licht den bona fide geldbelegser in over de gebruiken en zeden in de Alley. Iedereen kon toen zijn eigen makelaar zijn ; de effectenbeurs was toegankelijk voor het publiek. Baroiers. bakkers, slagers, schoen makers en kleermakers werden door den Mammon van onrechtvaardigheid vervormd tot makelaars. Kn precies dezelfde oorzaak had tot gevolg, dat het publiek ontaardde in spelers. Was 't te verwachten, dat e 'ecterispeculanten een hooger zedelijk standpunt zouden innemen dan hun medemenschen V De geloovigen /onden steun in bet heerlijk feit, dat aul verkozen werd door het lot. De bijbel sanctionneerde alzoo het dobbelspel. Zeker, men behoeft niet op te zien tegen den toenmaligen eflectemnan. maar toch zou 't dwaai zijn allen voor schurken en boeven uit te maken. Wel was dat soort goed ver tegenwoordigd ter beurze. De geplukte kip trekt doorgaans profijt uit de opgedane erva ring en tracht, lichter geworden van beurs, oningewijden beet te nemen. Gewoonlijk recruieert de houder van een bucket-shop" zijn helpers en handlangers onder de door hem geschoren schapen, waarvan eenige, op dure wijze tot de .wetenschap gekomen, dat de houder van een bucket-shop" niet veel anders is dan een oplichter, als lokvinken gebezigd worden door de schurken, die hun beurs geledigd hebben. De etfectenmakelaars, staande onder toe zicht van het stadsbestuur, waren verplicht hun handelingen aan te teekenen in een boek, dat ter inzage moest liggen. Ook werd het koopen of verkoopen voor eigen rekening

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl