De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 20 mei pagina 1

20 mei 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1508 DE AMSTERDAMMER A°. 1906, EEKBLAD NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. d. a c t i e -v a. XL J". 3D E KI O O. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORP, Heerengraoht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar . » » mafl . 10. Afconderujke Nummer» aan de Kiosken verkrijgbaar , O-li'/i DÜbbd ii TwkrqgUtt Kiodc 10 Bwlmid dw Ckpneinta tegenoTer tot Grand C»tt, te Par^j». Zondag 20 Mei. Advertentiën van 1?5 regels/ 1.25, elke regel meer. . . . . . f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonce* uit Duiteehland, Ooitenrqk en Zwitserland worden nitslaitend aangenomen door de firma KUDOLÏItOSSX U Keulen u door «lle filialen deier firma. Be priji per regel U 85 Ffennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: De oprich ting van scholen voor achterlijken, door F, H. Schrender Jr. Rotterdamsche liberalen, (Ingez.), door R. Maatschappelijk belang >«h philantrophie, door A. Opbouwen" <? en »?consolideeren". FEUILLETON: De strijd van een Russisch Jodenmeiaie; II, (slot), door H. B. KUNST EN LETTEREN: Meneer J"ocus, door F. de Sinclair, heoordaeld door H. Dekking Een kranig Hol: lander in Indië, door'Edward B. Koster. ! Studiën in kunst en kritiek, door Edw. B. ?'?* KbatéV bèoordee-Jd door Taeo H. de Beer. VOOR DAMES: Stationswerk", door H. van d* Moer. Er Op uit gezonden ? door Elise ' A." Haighton. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Louis Marie Córdonnier en het Vredespaleis; - (met portret en aib,). Penteekening van H. G. Ibels. Een nieuwe boeklettèr, (niet af b.), door R. W. P. de Veer. De Architect, door J. H. W. Leliman. Arti (Leden. late deel), door Plasschaert. Tentoonstel ling St. Lucas, door W. S. Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. KunstTerkooping, (met af b.). F1NANCIEELE EN OECONOMISCHE KROSIEK, door D. 1 Stigter Filosofo-fldeele beschouwingen, door prof; Hans Nar. ALLERLEI. DAMRTJBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. oprichting van scholen voor achterlflken. Nu in verschillende gemeenten pogingen wórden aangewend om te komen tot op richting van scholen voor aöhterlijke kin deren of zwakziunigen", zooals de vorige Minister van Binnenlandsche Zaken ze in de wet op het L. O. heeft doen betitelen, i* het gewenscht ook in wjjder kring, dan onderwnsbladen of -tijdschriften kunnen berqiken, nieromtrent iets mee te deelen. In Leeuwarden,Maastricht en Haarlem b. v.' gaan die pogingen uit van de Plaatselijke Commissïee van Toezicht op- het lager onderwijs, wette commissies v#or eftn groot gedeelte bestaan HU leden, buiten het onderwijs «taande. < De gemeentebesturen kunnen op drie wijzen hun zorg voor het onderwijs aan achterlijke kinderen doen blijken. Van alle drie is in ons land een voorbeeld. In Rot terdam werd in 1896 en 1898 een klasse voor achterlijken door de gemeente opgericht, toegevoegd aan een gemeenteschool voor lager onderwijs en daarvan geheel deel uitmakende. TVans bestaan nog twee klassen roor achterlijken aan deze zelfde school. In Amsterdam werd in 1900 een school voor achterlijke kinderen geopend, bestaande uit 4 klassen, in 1902 door een gevolgd van dezelfde grootte, en . de Vereeniging voor spraakgeen achterlijke kinderen". Voor beide scholen ontvangt deze vereeniging subsidie van, de gemeente Amsterdam. ' In 'rQfïvenhage bestaat een school van 7 klassen als gemeenteschool. De bedoeling is deze met nog meerdere klassen te ver. Het toevoegen van' klassen voor dergelijke . kinderen aan een gewone school, zoodat déze klassen als een onderdeel daarvan zijn te beschouwen, zooals te Rotterdam, heeft verschillende bezwaren, vooral als dit tot stelsel wordt gemaakt voor een geheele stad. Men vindt dan in deze klassen kin deren van allerlei leeftijd en met zeer ver. schillende afwijkingen, waarbij het onder'?? wy», ooi al wordt het aantal kinderen zeer beperkt, onmogelijk goed te geven is. Ook zullen dan in deze klassen verschillende kinderen ondergebracht worden, die eigenlek niet tot de wezenlijk- of medisch achter lijken behojoren» de naam rioolklassen/' die er wel aan gegeven wordt, drukt dit voldoende uit Het aanschaffen van speciale ' leermiddelen, om alleen maar te noemen zeer veel aanschouwingsmateriaal, dat voor 'dit 'bijzonder onderwijs npodig is, zal meer dan eens onvoldoende zijn, als voor elke klasse in verschillende deelen van een ge meente hetzelfde zal gevraagd worden. Zoo zal de eurythmisehe gymnastiek, waarbij een piano nopdig is, voor l of 2 klassen om de finantieele bezwaren wel niet toe gepast worden, terwijl toch deze gymnastiek van zeer veel waarde voor deze kinderen kan geacht worden. Het bespreken van de leerstof n de wijze van behandeling er van, de bespreking van de afwijkingen van ?verschillende leerlingen door het gezamenlijk personeel, dat aan een school voor zulk Speciaal ^opderwijs van onberekenbaar ' nut kun, tón, is bij het stelsel van klassen aan vèiwttUtelde gewone schoten, zoo niet toch stellig veel volkomen, d»n mj van het stelsel van afworden wel genoemd, en dan niet zoo gevoelen, zijn van gewone kinderen, déouders veel minder bezwaar zullen hebbén hun kinderen in dergelijke klassen opgenomen te zien dan in speciaal jjcholen, terwijl nog de omgang met gewone kinderen op de achterlijken een goede invloed zoir uitoefenen. " '?' Deze argumenten zijn in de praktijk vrij'wel fictief gebleken. De kinderen zelf ge voelen hun abnormaliteit veel minder, als ze omgaan met leerlingen van gelijke ont wikkeling, die evenmin als zij óf in hun leeren óf in hun spel veel presteeren. Hun afwijkingen vallen veel meer op, als ze omgaan met gewone kinderen. De school in Den Haag begon met n klasse, die echter steeds als zelfstandige inrichting beschouwd is. Die eerste klasse w«s voorloopig ondergebracht in twee lokalen van een gewone .school, en hoe werd ze door de leerlingen der gewone school genoemd? De riulde klasse I De omgang met de'normale kinderen, die een gunstige invloed op deze leerlingen zou moeten uitoefenen, werd van beide kanten niet gezocht, ook niet op de speelplaats, waar men de, leerlingen dezer^ klasse steeds niet hun eigen klassegenooten zag spelen. Het is dan ook niet de omgang met gewone leerlingen, die een foede invloed op: deze" kinderen uitoefent!" et is uitsluitend oordeelkundig gegeven onderwijs en een op de abnormaliteiten berekende opvoeding, die deze. kinderen 'vooruit brengt zóó, dat het verschil met d gewone kinderen in het latere leven niet meer opvallend is. Ook de ouders hebben zeer zelden bezwaar tegen de opname van hun kinderen op een speciale school, indien hun ten minste de abnormaliteit hunner kinderen bewust is. De ervaring in ons land en in het buiten land heeft dit voldoende bewezen. In h*t algemeen waardeeren de ouders dit bijzonder onderwijs voor hun kinderen. Te Berlijn, waar men op uitgebreide schaal de proef heeft genomen met het stelsel van klassen, is men vrijwel daarvan teruggekomen, om de zooeven aangegeven bezwaren. Langzamerhand is men daar in de laatste jaren aan sommige scholen het aantal klassen gaan uitbreiden, zoodat daardoor een schoolorganisatie ontstond en heeft men de alleen staande klassen opge heven. Dat men het onderwijs in afzonder lijke klassen te Berlijn zelf ook minder waardig vindt, blijkt wel hieruit, dat een stadtschulinspektor me bij een bezoek aan raadde (het was in 1904) alleen de ne georganiseerde school te gaan zien, het andere onderwijs werd toch maar in klassen gegeven.. We komen dus tot de conclusie, dat .scholen" stellig de voorkeur verdienen boven .klassen" en dat alleen op die plaatsen, waar het aantal achterlijken niet groot genoeg is voor een 3- of 4 klassige school met 16 leerlingen als maximum per klasse, het klassen stelsel te rechtvaardi gen is. Thans de vraag of aan gemeentescholen of aan particuliere scholen opgericht door een vereeniging, zooals de beide scholen te Amsterdam, de voorkeur moet gegeven worden. Op de voorgrond sta, dat m. i. de overheid evenals voor normale kinderen, ook voor deze kinderen voor vol doend lager onderwijs moet zorgen. Bijna /al deze kindereu kunnen zoover ontwikkeld Worden, dat ze in een eenvoudige betrekking hun brood kunnen verdienen. Het is dus een sociale eisch, dat ook zij door voor hen geschikt onderwijs daartoe in staat worden gesteld en niet tot maatschappelijke nonvaleurs opgroeien.v Dan mag ook alleen daar, -waar particuliere vereenigingen met subsidie van Gemeente en Rijk ojp alleszins voldoende wijze voor dit pn.der.wiJ8 zorgen, de overheid zich van haar plicht ontslagen rekenen, zelf scholen op te richten. Nu is bij de wijziging der wet op, het lager onder wijs in 1905, wat betreft de verhouding van deze scholen tegenover Rijk en Gemeente, een diep ingrijpende verandering gemaakt. Het mag wenschehjk geacht worden,?< de geschiedenis dezer wetsierandering even na te gaan. Bij de oude wet was in art. 15 sub e bepaald, dat de wet niet toepasselijk was" op de scholen voor doofstommen, blinden, spraakgebrekkigen en idioten.'Het onderwijs. aan achterlijke kinderen viel er dus wel' onder. Van d.e beide scholen te Amster dam was evenwel indertijd goed gevon den, dat ze niet tot het lager onder wijs gerekend werden, doch dit was uitsluitend geschied om de practische reden, dat het daarmee aan de gemeente Amsterdam mogelijk gemaakt werd de Vereeniging voor spraakgebrekkige en achterlijke" kinderen voor deze scholen te subsidieeren. (Gemeentebesturen mogen geen subsidie verleenen aan scholen voor lager onderwijs.) Bij de wetswijziging werd door minister Kuyper voorgesteld ook de scholen voor zwakzinnigen de minister hield hardnekkigvast aan deze algemeen minder juist geachte benaming bij art. 15e eveneens van toepassing op de wet uit te sluiten, met het motief, dat het daardoor inogelyk zou zijn deze scholen, die vooral door hun gering leerlingental per onder wijzer duurder znn dan gewone scholen, een hoogere subsidie te kunnen verleenen, dan de wet op het L. O. toelaat. In een adres aan de 2e Kamer betoogden de onder wijzers verbonden aan lagere scholen en klassen voor achterlijke leerlingen, dat door deze wijziging de pensioenbelarigen en de rechtspositie dezer onderwijzers zeer wer den geschaad, terwijl het onderwijs aan deze kinderen dan geheel zonder wettelijke regeling zou zijn, wat betreft leerkrachten, school lokalen, enz. Door de heeren Dolk. Ketelaar en Verhey werd voorgesteld bij art. 26 de subsidie voor dergelijke scholen te verhoogen en dan deze scholen onder de wet op het L. O. te laten. De minister wilde hier echter niet van hooren en beweerde, dat een school voor achterlijke kinderen niet goed kan zijn, zoodra ze voldoet aan de overige bepalingen der L. O.-wet, wat betreft het aantal leervakken, lesuren, enz. Hij hoopte, dat de Kamer, liefst met alge meene stemmen het amendement-Dolk c.e. zou verwerpen en de rechterzijde gehoor zaamde natuurlijk aan de gegeven wenk. Bij de overgangsbepalingen kwam de kwestie nogmaals op lm tapijt, als de Minister voorstelde, dat 4e openbare onder wijzers, die vóór l Januari 1906 naar scholen voor zwakzinnigen zouden overgaan, hun pensioenaanspraken zouden behouden. De Minister meende, dat na aanneming dezer wet de poging om scholen voor zwakzinni gen op te richten, zeer zon worden aange wakkerd en nog voor l Jan. 1906 b.v. 3 of 4 dezer scholen in de grcote steden zouden verrijzen. (Wat niet gebeurd is). Hij be loofde het zeer spoedig in gereedheid brengen van een algemeene maatregel van bestuur om dit onderwijs te regelen en daarna zoo noodig een afzonderlijk wetje o.n de pensioenaanspraken van de onder wijzers aan deze scholen te regelen. De commissie van rapporteurs stelde voor deze algemeene maatregel van bestuur in de wet vast te leggen, omdat anders de minister, zoodra deze wet tot stand zou gekomen zijo, geen enkele wettelijke bepaling in de wet zou hebben, waardoor hij toezicht op deze scholen kon uitoefenen. De Minister her haalde, dat het zijn voornemen was, zóó tijdig een algemeene maatregel van bestuur te provoceeren, dat de gemeentebesturen wisten, op welke conditiën zij een school voor zwakzinnigen zouden kunnen oprichten. Daarmee zouden de gemeenten te 'sGravenhage en Amsterdam tijd genoeg hebben vóór l Jan. 1906, de toenmalige klassen om te zetten in scholen. De commissie van rap porteurs trok bij monde van Talma, hoewel niet overtuigd, nu de Regeering er tegen was, haar amendement in en het regeeringsvoorstel werd natuurlijk aangenomen; een overgangsbepaling, die op niemand van toe passing was en waarvan geen enkele onder wijzer heeft mogen profiteeren. Zoo staan dus scholen voor zwakzinnigen buiten de wet op het L. O. en weten de gemeente besturen nog niet, op welke conditiën zij een school kunnen oprichten, daar de alge meene maatregel va»' bestuur door de verandering fan Regering, nog niet ver schenen is. "?'"? ^; Tenzij en hiermee jjeef ik de weg aan, die men te 's-Gratvenhage heeft inge slagen bij het organiseeren van zulk een school dit onderwijs zoodanig geregeld wordt, dat het valt onder de wet op het L. O. In Den Haag is deze school een school E geworden, (de letters A, B, C en D geven een andere soort scholen aan,) d. w. z. een school voor leerlingen, die bijzondere lei ding noodig hebben, doch die overigens wat aantal lesuren, aantal vakken, bekwaam heden van de onderwijzers, enz. geheel valt onder de wet op het L. O. Het Rijksschooltoezicht erkent deze school dan ook als zoodanig, omdat ze aan alle bij de wet gestelde eischen voldoet. Van technische, d. i. van onderwijskundige zijde is hiertegen geen enkel bezwaar, daar de vakken van onderwijs aan deze scholen dezelfde kun nen zijn als aan de gewone scholen, alleen zal de methodische behandeling van de leerstof, hoewel in het algemeen volgens dezelfde beginselen gaande als op de gewone scholen, geheel afhangen van de individueele aard van elk der leerlingen dezer scholen. Door bet volgen van deze weg ontvangen de gemeenten voor een zoodanige school minder aan. Rijksbijdragen dan voor een gewone school, daar de bijdrage afhankelijk is van het aantal kinderen en in een school voor leerlingen, die bijzondere leiding noodig hebben, moet dit aantal niet meer bedrage D dan 16 per leerkracht. Daar staat echter tegenover, dat de onderwijzers lager onder wijzers blijven -en dus vallen onder de pensioenwetten. Richt een gemeente een school voor zwakzinnigen op, die buiten de wet valt, dan zou ze toch aan de onder wijzers en hun weduwen en weezen een pensioen moeten verzekeren, dat even groot is als van het Rijkspensioenfpnds. Zonder dat zouden zich waarschijnlijk geen goede leerkrachten voor een zoodanige school beschikbaar stellen en de kosten hiervan zullen stellig opwegen tegen de mindere Rijksbijdrage. Het is natuurlijk mogelijk, dat de tegen woordige Minister van Binnenlandsche Zaken de beloften van zijn voorganger inlast en bij algemeene maatregel van bestuur een flinke subsidie voor deze scholen waarborgt en de onderwijzers er van doet opnemen bij afzon derlijke wet in het Rijkspensioenfond3. Ook dan echter blijven nog de bezwaren bestaan, dat de leerlingen dezer scholen vallen buiten de leerplichtwet, de niet gesubsidieerde scholen geheel buiten het Rijkstoezicht vallen en de onderwijzers, die van het lager onderwijs naar deze scholen overgaan, hun rechtspositie verzwakken. Hiermee is o.i. de wettelijke toestand van het onderwijs aan achterlijke kinderen vol doende aangegeven.Dat spoedig van meerdere gemeenten dan Haarlem, Maastricht, Leeuw arden, Groningen, Delft, Schiedam en Utrecht berichten mogen komen, dat men dit, pok voor de gewone scholen zoo noodzakelijke, onderwijs tracht te organiseeren. Den Haag. P. H. SCIIEEUDER Jr. Rotterdamsche liberalen. (Ingezonden.) Met de meeste belangstelling, ja, nu en dan ik wil het eerlijk bekennen zelfs met leedvermaak, heb ook ik, evenals een inzender in het nummer, gevolgd de ge beurtenissen die in de laatste maanden het Rotterdamsche liberalisme hebben bewogen. Met leedvermaak! Want wat er nu ge beurt, wat er nu is, n.l. een hevig conflict tusschen de vooruitstrevende liberalen en de oud-liberalen, dat is een volkomen logisch gevolg van de dwaze, onnatuurlijke, ja oneerlijke houding, oneerlijk beiderzijds, die er de laatste jaren tusschen de beide kiesvereenigingen heeft bestaan, en waardoor een scheur werd dichtgeplakt, die vroeg of laat toch weer moest openbarsten! Hoe is de toestand toch ? Dat indertijd van de kiesvereeniging Vooruitgang" de vooruitstrevende liberalen te Rotterdam zich afscheidden en de kiesvereeniging Rotterdam" oprichtten^ aan welken naam later nog uitdrukkelijk het adjectief vooruitstrevend" werd toegevoegd, moet toch] Aeteekenis hebben gehad. Welke-? Toch in elk geval een beteekenis van meer of minder geavanceerde politiek, niet slechts in wat verschil van program, maar in de practijk! Uit welk motief? Natuurlijk uit geen ander, dan dat de tijden, waarin politieke politiek en sociale politiek gevoerd kan worden door eene groote liberale partij", reeds lang voorbij zijn! Dat een andere nuanceering dan die van meer of minder tegen het vermengen van christelijke dog ma's in de politiek dringend noodig is; dat de onderscheiding noodwendig, wijl zuiver der en eerlijker, gezocht, en de strijd ge voerd moet worden tusschen de beginselen op maatschappelijk gebied. Welnu a*n die leuze is de kiesver eeniging Vooruitgang," schoon wel niet altijd, maar dan toch veeltijds, trouw ge bleven. Vooruitgang" heeft, weliswaar meermalen, bij verkiezingen óók de candidaten van Rotterdam" gesteund, ja, zelfs heeft zij bij de laatste verkiezingen, in Juni 1905, den vrijzinnig-democraat P. R. Mees gesteund. Maar toch reeds meermalen heeft Voor uitgang" de neiging getoond, om aan elke samenwerking, die de politieke balans meer naar links zou willen doen overslaan, sterk den voet dwars te zetten. Ik herinner, om daarop te wijzen, aan drie feiten: l". De verkiezing bij de Prov. Staten het vorige jaar, toen de oud-liberalen de kans van een kerkelijke overwinning er aan waagden, en weigerden een anderen candidaat te steunen dat hun eigen voor zitter, den heer Kolff; 2°. Het gebeurde in Vooruitgang" bij de statuten-herziening, waarbij zij een voor stel, om het algemeen kiesrecht en het blanco-artikel in de statuten op te nemen, uitdrukkelijk verwierp, op precies dezelfde gronden als waarop de N.R.Ct. het alge meen kiesrecht bestrijdt. 3°. de candidaatstelling voor den Gemeen teraad van den heer Van Oordt, voor een zetel die tot op dat oogenblik door den yooruitstrevend-liberalon heer Van den Berg is bezet geweest; een candidaat niet alleen van onloochenbaar-kerkelijke kleur, maar bovenal van onmiskenbaar-conservatieve richting. Door deze drie feiten heeft Vooruitgang" getoond, onwrikbaar te 'willen vasthouden aan hare conservatieve richting, en zoo noodig het succes van de linkerzijde tegen over de kerkelijken daarvoor in de waag schaal te willen stellen. En door het laatste feit heeft zij bovendien duidelijk gezegd, tegen een nauwere aansluiting bij het con servatieve deel der kerkelijken geen bezwaar te hebben. : Dit optreden van Vooruitgang" is voor iedereen duidelijk en klaar. En men moet erkennen dat het eerlijk is, dat het er toe meewerkt om een meer zuivere verhouding in den politieken strijd te krijgen: geen voortdurende en blijvende vermenging van vooruitstrevende en conservatieve richtingen ter wille der eenheid tegenover de kerke lijke politiek, omdat dan onze politieke en sociaal-politieke verhouding noodwendig op het doode punt komt! En meer voeling tusschen conservatieven van kerkelijken en vrijzinnigen huize, en als gevolg meer voe ling tusschen de democratische elementen van beide richtingen, Dat heeft reeds prof. Treub in de Kamer tegenover dr. Kuyper, dat heeft de hoofd redacteur van dit blad reeds zoo meermalen klaar en duidelijk als zeer wenschelyk be toogd. * * * Nu geeft Vooruitgang" voor Rotterdam drie keer achtereenvolgens onmiskenbaar te verstaan, dat ze óók die richting uit wil. En wat zien we nu ? Daar komt in dit blad iemand Vooruit gang" bezweren, om toch niet in die rich ting door te gaan. Zelve zegt hij: Nu is een nieuwe pa,rtij-grpepeering alleszins mensehelijk; d« religie speelt tot heden in de politiek een te belangrijke rol," na welke erkenning men zou mogen ver wachten, dat ook door hém het begin eener andere partij-groepeering zou worden toe gejuicht. Maar tot mijne verbazing lees ik daar: Maar de tot standkoming eener wedergeboren conservatieve partij tus schen de bestaande democratische en clericale partijen in, schijnt ons niet ge wenscht. Vooral niet gewenscht met de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1907 (en een mogelijke omzetting van de _ Eerste Kamer) in het gezicht. De vrijzinnigen in den lande kunnen hun hoopvolle verwachtingen op den uitslag dezer Statenverkiezing wel vaarwel zeggen, zoo niet als in 1905 door alle anti-clericalen eendrachtig wordt v opgetrokken. Laat toch bij de manifest liberalen te Rotterdam het besef weer levendig worden, dat naast veel wat hen van Unie-liberalen en vrijzinnig-demo craten scheidr,'"er toch nog meer is, wat hen vereent. Laten alle fracties der vrij zinnige partij het ten vorigen jare inge nomen standpunt van wederzijdsche waar deering en onderlinge toenadering weer innemen; alleen dan kan de zege van 1905 in 1907 voortgezet en voltooid worden. Zulk een taal nu, versta ik eenvoudig niet 3 Is er voor een samengaan van alle liberale groepen, van oud-liberalen, tot en met do vrijzinnig-democraten, in een onafzienbare toekomst (want de anti-clerikale leuze blijft van kracht tot in onafzienbare toekomst!) dan nog niet wat anders noodig, dan wederzijdsche waardeering" en onderlinge toe nadering" ? Is de kwestie van het algemeen kiesrecht dan zóó weinig van beteekenis, dat de vooruitstrevend-liberalen daar over heen kunnen stappen, en... haast smeeken aan de Manifesf'-liberalen, om... hun eigen conservatieve beginselen wat lichter op te nemen, en met liberalen en vrijzinnigdemocraten wat meer gemengd" om te gaan? Zit er dan bij de vooruitstrevendliberalen dan niets, wat op beginselen" gelijkt, wat hun daarbij in den weg zit? . In n woord: ik begrijp die invitetie, dat smeekschrift," zou 'k haast willen zeggen aan de oud-liberalen niet, en hoop zelfs, dat Rotterdam" en de vrijzinnig democraten de strekking van dat artikel niet voor hun rekening zullen willen nemen. Veel te lang heeft Rofterdam" kunnen goedvinden de conservatieven mee te helpen. Al te dikwijls reeds heeft zij zich er toe teleend, om conservatieven niet slechts naar en Raad, maar ook naar de Kamer te brengen. Dat moest eens tot een conflict leiden, en dat conflict is er nu in hevige mate gekomen: de strijd tegen de candidatuur_ Van Oordt. Welnu de politieke eerlijkheid behoort toch Rotterdam" en de Vrijiinnig-democraten te verbielen de hand zóó naar Vooruitgang" toe te steken als de schrijver in het voorlaatste nummer wenscht. Slechts door krachtig en vierkant tegen het conservatisme, het kerkelijke en het niet-kerkelijke, ten strijde te gaan. kan er eindelijk zuiverheid en oprechtheid in den politieken strijd te Rotterdam komen. R. Maatschappelijk belang en philantropie. Aan de ernstige pogingen, om te komen tot een doelmatiger strafstelsel dan het tegenwoordige, staat, naast meer practische bezwaren, zeker niet het minst het hard nekkig vooroordeel in den weg, dat ze zouden worden geïnspireerd door ziekelijke, philantropische neiginge.i. Dit vindt voor namelijk hierin zijn oorzaak, dat de vraag der toerekenbaarheid zich daarbij ook doet gelden en het rechtsgevoel van het publiek al zeer_ weinig bevredigd wordt, wanneer een _ misdadiger naar een krankzinnigen gesticht in plaats van naar de gevangenis wordt verwezen. Bij een minder oppervlakkige beschou wing zal echter blijken, dat, veel meer dan een bijzonder gevoel voor de misdadigers zelf, het algemeen belang naar nieuwe middelen doet zoeken. Onze straffen blijken niet in staat, de toename der criminaliteit te beletten, noch het publiek te beveiligen tegen de misdadige handelingen, meestal uit nood, van ontslagen gevangenen. Eerst wanneer het publiek het vertrouwen heeft, dat geen misdadiger op vrije voeten wordt gesteld, zonder dat men met grond kan verwachten, dat hu aan zijn misdadige neigingen niet meer zal toegeven, dan eerst zal het zich minder vijandig stellen tegen over den ex-boef en deze niet meer op de misdaad zijn aangewezen. Niet in de allereerste plaats de philanthroop. die medelijden heeft met de arme misdadigers, die in zoo'n akelige cel wor den opgesloten, wekt ons op, naar andere wegen uittezien, maar wel die andere, die begrijpt, dat het onuitgesproken wettelijke vermoeden, als zouden de ontslagenen, gelouterd door eenzame opsluiting, geen gevaar meer opleveren voor de argelooze menschheid, een dwaasheid is. Eén van beiden: óf men lato hen niet vrij, óf men trachtte hen voor het gewone leven geschikt en hun terugkeer daarin mogelijk te maken. Als verbeteringen vindt men aanbevolen: beperking van de celstraf,Jdassificatie der veroordeelden, inspannendelrmrbeid, voor waardelijke invrijheidstelling onder toezicht en vooral het stelsel der onbepaalde straf fen, dat gebaseerd is op de overweging, dat de rechter van te voren niet kan zeggen, wanneer een veroordeelde weder geacht kan worden, geen gevaar meer op te leveren, als hij in vrijheid wordt gesteld..Dit stelsel, gepaard met het Elmira-systeem, dat een oordeelkundige behandeling, opvoeding der gevangenen beoogt, belooft de beste resul taten. Stel, dat in deze richting alle bezwaren er zijn er vele overwonnen worden, dan is daarmede nog niet alles bereikt. Men behoeft geen partij te kiezen in den strijd

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl