Historisch Archief 1877-1940
DE AMiTERD AMM'ER :WEËKBLAÏ> V^OÖRJ N E DïE'-H L A N D.
No. 1508
over de toerekenbaarheid: wie
toerekenbaar z\jn; wie niet-; wie slechts ton deele;
en 0f men eigenlijk wel iemand toereken
baar mag achten voor z\jn daden, om in te
nep, d*t voo* femgroot Aantal misdadigers,
Wier gevstelijie constitutie zoo sterk afwijkt
?van wat men* miwohieii met-een zeer ver
keerd woord, gewoon is, de normale te
noemen, de aangegeven verbeteringen on
toereikend zijn. Een bekend 'psycholoog
heeft gezegd, dat het voor velen dier
mencchen louter toeval is, .of XR in een krank
zinnigengesticht of in een gevangenis
?terecht komt»; slechts hier van af hankelyk,
of aft het eerst door een dócter of wel deor
een rechter ontdekt worden. Hun tijdelijke
opsluiting levert een 'groot gevaar on door
del(Br:;opvolgende vrijlating.' Nog
gevaar-ofschoon' in ons tegenwoordige
strafstelsel te verdedigen, M het toedienen
vap. «as lichtere straf cvp grond
vangerminderde toerekenbaar beid.
Ifa- trekke men de hana niet van deze
menspben af dflor.uit te roepen ; ^edereen
is tegenwoordig maar ontoerekehbaar!" Het
doorhakken van den knoop op deze wijze
getuigt noch van weteiwéfcipBeliik«aï«ocb
v*ii'<pnietiBchen zin. Er schuilt absoluut
geen gevaar in, om zelfs1 (met psychologen
TAB naam) bet alleruiterste aan te nemen,
n.1. dat er geen absolute wilsvrijheid
begtaat en dot dn» nienrend toerekenbaar is
voor zijn daden, dat «Hes slechts afhangt
TBH mdividueelen aard,' erfelijfcen aanleg,
«Is men wikken een complex van omstan
digheden. Welk gevaar schuilt daarin P
Baarom behoeft nog niet iedereen in een
tijzondere inrichting opgenomen te worden,
?want dan, zou de-geheele wereld een
krankriimigengesticbt moeten zijn. Men zal het
?grootste- ?deel der menscbeid -toch wel, als
ongevaarlijk, vry kunnen laten renéloopen:
ander» zou men beter doen met de rollen
om te keeren, de goedaardigen op te sluiten
«n de -twaadaardigen vrüte laten.
Op het strafstelsel kan die uitspraak
slechts dezen invloed hebben: een
nauwfeeorig onéerïobeid te. maken tussohen de
veroordeelden onderling. Voor de meesten
ml «en oordeelkundige toepassing der straf
voldoende s>ün, voor enkelen wordt een
bijzondere verpleging, een medische
behanttelèng yoreischt. ,
Of men na moet komen tot een bijzondere
misdadigersafdeeling in krankzinnigenge
stichten, of een krankzinnigenafdeeling in
gev«Trge»i*80p. of tot een prison-asyl (b. v.
y oor drankzucbiigè») ia «es vraag voor de
jtntetijjt, die misschien bijna- onoverkomelijke
moeilukheden zal brengen. Men dient het
?eohter: eerst eens .te. zijn, over de theorie.
' Eén i*et waar, dat men er tegen aanvoert,
zühier weerlegd; n.l. dit: dat het aan
tal bijzondere gestichten niet te overzien
«*n- zyB. Men bedenke dat.de strijd
tegen het strafstelsel hoofdzakelijk is ont
staan uit het besef, dat men, er mede
voortgaande, gevangenis op gevangenis zal
moeten bijbouwen, zonder in staat te zijn,
de maatschappij op bevredigende wijze te
beveiligen. Slaat men den nieuw aangegeven
«eg in, dan zal de uniforme inrichting
verdwijnen, maar het aantal gestichten over
bet geheel verminderen.
Bil elke pogiag tot. verbetering boude
men in het oog, dat de straf, of de verple
ging, het kwaad niet mag doen toenemen.
, 'Niet een ziekelijke philanthropie maar
?welbegrepen maatschappelijk belang wijst
den weg, die moet leiden tot vermindering
der criminaliteit. ? A.
Opbouwea" en Consolideeren".
Onder dezen titel komt Hft Centrum in
verzet tegen de penteekening van
Braakensiek in ons vorig nummer;
De voorioopige uitslag der Fransche
ver
lUMIIHHIIIIIIIimimilllMMnmimillHtllllIJNlrtHMIIlllllllllllllimilllllllH
Be strl ?an eei MscïJotoeisje.
II. (Slot).
Opeens maakte het oudste doktertje het
uitkraaiend van pret in blijde verwachting van
wat ze straks zouden hooren, een elegante
buiteling en sloeg zoo ha*d tegen den voet
Van het bed, dat het er van dreunde.
"?Neen,- neen, snikte de moeder, een
witharige, dikke, oude vtouw met een blauwen
zakdoek over 't hoofd. Ze wordt niet weer
beter. Ze maakt ee wat wijs met baar lachend
gezicht, maar onder baar glimlach verbergt
-ze vreeselyke dingen. Dikwijls ligt ze te
schreien met baar hoofd op mijn knieën. Ze
moest deze laatste vyt jaar dag en nacht
vechten om baar schoolgeld te kunnen betalen.
.Wee, wee, kermde de magere oude
vader. Wanneer zal deze vloek van ons
Afvallen l Hij sprek met schorre stem in
langzame, afgebroken zinnen. Ik kreeg haast
een afkeer van hem.
:''^:"^- Deze vloek op de joden hy' springt
pp onze ruggen op onze ruggen, wan
neer we geboren worden hij hangt daar
altijd hangt, hangt, hangt tot we neer
vallen.
Hoe lang heb je hier gewoond ?
Vraag liever op hoeveel plaat gen heb
je gewoond ? Zyn oud hoofd schudde mis
moedig. Altijd zoeken, zoeken, zoeken om
, een plaats te vinden, waar men veilig is en
brood verdient. Tot voor vy f jaar woonden
we op de dorpen, want daar is het
goed-kooper ??ja, en ook veiliger, maar vy'f jaar
geleden kreeg ons meisje zoo'n sterken drang
om te loeren, dat we naar deze stad kwamen.
Hier heb ik in de kolenloods gewerkt. Ik
werkte hard. Zie myn handen geen zachte
handen. De heelen dag schep ik kolen.
Myn vrouw gaat uit vloeren schrobben, we
. doen alles wat \jre kunnen, maar we verdienen
juist genoeg <$t& eten te krijgen, we kunnen
ons meisje niet helpen voor haar school. Ze
" moet het alleen uitvechten. We kunnen
? niet helpen, -Bant behalve voor eten, huur
en kleeren, moeten we nog meer geld
befaïen, nog veel meer, aan de politie.
Hy kwam dichter naar me toe en ik kreeg
eèh af keer, want hij zag er uit als een geran
selde slaaf. Hij legde zyn warme bevende hand
. f>p my'n oor en fluisterde :
tield om ons in de stad te laten leven.
Jbdën> mogen hier niét wonen, als ze geen
studenten zijn, het is -tegen de wet. Nu,
Bebecca en ik zijn oud hoe kunnen we
' studenten ziin. Daarom moeten we de politie
omkoopen.En ze willen steeds meer hebben. En '
kiezingen heeft het weekblad de Amsterdam
mer een teekening geïnspireerd, welke zeer
zeker niet tot débeste .voortbrengselen kan
gerekend worden van de vaardige stift, waar
over deze redactie, beschikt. De lezer wordt
vergaat op een voorstelling van minister
Gléniëhceau, die zich door Marianne" hoort
gelukwenschen met het resultaat van Zondag
6 Mei. Zij drukt hem de hand en-voegt hem
toe: My'n waarde heer Clémenceau, gij hebt
getoond even flink te zyn in het opbouwen en
consolideeren als vroeger... in het afbreken."
Nu kan het zijn, dat dit opbouwen en
consolideren" een ironische beteekenis heeft.
Maar in de teekening, zoomin als in het op
en onderschrift komt dit uit: en wy moeten
dus aannemen, dat de redactie de bedoeling
?had, Olémenceau aan haar lezers voor te
stellen als een man, die in den echten zin des
woords kan opbouwen en consolideeren, een
politicus, die positieven arbeid verricht."
Het katholieke orgaan meent, dat deze
goedgunstige" beoordeeling allerminst ge
motiveerd is door de feiten. Clémenceau is
nog slechts korten tijd minister geweest;,
en men kan dus aan het votum der stem
bus geen waarde hechten als eon goedkeu
ring van zynépolitiek. Als bewindsman"
heeft hij zich nog niet kunnen onderschei
den, al heeft h\j dan ook de verkiezingen
geleid en georganiseerd, hetgeen niet zonder
pressie is-geschied. Zelfs moest eene,.?ge*
fingeerde zamenzwermg" er bij te pas
komen. Clémenceau heeft eigenlijk alleen
het socialistisch gevaar" versterkt, de
mogelijkheid van een door socialisten
veroorzaakten burgeroorlog vergroot. Ook
in zijn positieven arbeid is de Fransche
politicus dun destructief. Alleen als
anticlericaal is hu groot.
De politicus C menceau zon dan ook op
Nederlandschen bodem bloeiende", onge
twijfeld voor zy'n onverdraagzaamheid, zy'n
treden in de voetsporen van Coinbes, die op
gewelddadige wijze Frankrijk win zyn_ chris
telijk onderwijs beroofde, een scherpe critiek
uitlokken by' de redactie van de Groene. Er
is niet veel fantasie toe noo lig, om zich te
verbeelden, hoe de redactie hem in hoofd
en andere artikelen bestryden zou voor zijn
anticlericaal geveld.
Maar waarom wordt hy' dan nu op een
voetstuk gezet en laat men hem zonder
opof aanmerking complimenteeren door Mari
anne", als hadde hij werkelijk iets goeds ge
daan, deugdelijk opgebouwd en geconsolideerd?
Op die vraag mocht wel eens een antwoord
gegeven worden".
Ons antwoord kan kort zijn.
Het opbouwen en consolideeren stelden wij
in ons plaatje tegenover afbreken, waaraan
Clémencean zelf, Ie grand tombeur de
ministères, zich vroeger menigmaal heeft
schuldig gemaakt. Clémenceau als
regeeringsman, als minislre a poigne, is inderdaad
een onverwachte verschijning.
Evenmin als vroeger beschouwen wij het
anti-clericalisme, zonder meer, als voldoende
om op te bouwen.,Maar onder de vlag van
het clericalisme hadden bij deze verkiezing
de vijanden der Republiek elkander
rendezvous gegeven, en voor Marianne is het
waarlijk wel een gelukwensqh waard, dat
deze aanval is afgeslagen. Het zwaartepunt
van de Kamer heeft eene aanmerkelijke
verplaatsing ondergaan naarde linkerzijde;
dit moge in de oogen van het Centrum
een ramp zijn, wij hebben allerminst
aanlerding om het te betreuren. Als de
herstemmingen van aanstaanden Zondag zijn
afgeloopen, zal het hoogstwaarschijnlijk
blijken, dat de regeering, ook zonderde
hulp der zoogenoemde intransigente socia
listen, over eene zeer voldoende meerder^
heid beschikt: de boeman van het roode
gevair en het spook der socialistische re
volutie kunnen dus, tot nader orde, veilig
opgeborgen blijven.
geven we 't niet, dan jagen ze ons naar een
dorp op de steppe.
En myn jongen ook riep oude Rebecca.
Die hier zoo pas was, de groote jongens
plagen hem zoo op school; ze springen van
achteren op zyn rug n besmeren zijn lippen
met varkensvet, ze roepen, jood, jood! maar
hij verweert zich dapper, hij vecht tegen allen
en probeert door te gaan met zijn werk.
En waarom zyn ze allen zoo fel tegen
onzen jongen, riep dévader. Omdat ze dom
zyn, dom, allemaal dom, de onder wij'.ers ook.
En mijn jongen is nummer een in elke klas.
Hier, kijk, u mag zijn rapporten inzien.
En nu, zei de moeder, zou hij zoo graag
'viool leeren spelen, maar hij mag niet eens
in de deur staan van de muziekschool.
De voerman van my'n*kar riep juist dat hij
niet langer wachten wou, ik gaf daarom de
dertig roebels aan den ouden man en ging weg.
't Was midden in den nacht, dat ik Rachels
werk in myn kamer voor me uitspreidde.
Ik bewonderde de netheid van haar cijfers.
Maar verder lezend, moest ik me meer en meer
verbazen over de juistheid van alle tabellen.
Ze had hier n daar haar eigen gedachte uit
gewerkt, het systeem, dat ik had aangeduid,
verbeterd. Ik vond geen enkele fout, ofschoon
ik by'na tot aan den ochtend doorlas.
Voor mijn geest kwam weer het beeld van
haar gezicht, zooals ik dit laatst gezien had
bleek, bewusteloos, maar nog half glim
lachend alsof ze heerlijk droomde: ik ga naar
Petersburg.
* *
Vier jaren later op reis voor Zemstvo-zaken,
moest ik in een afgelegen stadje overnachten
en toen ik mijn dagwerk gedaan had, wan
delde ik naar den schouwburg. Boven de
verweerde deuren las ik op een reusachtig
biljet de naam van een der oude Russische
treurspelen, dat dien avond opgevoerd zou
worden. Ik kocht een kaart en ging naar
binnen. Tot mijn verbazing von ik het flauwe
kleine, enge tooneelgebouw opgepropt mst
menschen.
Het gordy'n ging langzaam, piepend om
hoog. Het spel begon met al den praal en de
ceremoniën, stijve gebaren, gemaakte gezich
ten, plechtige preekzinnen, luide stemmen,
boomen, kasteelen en legers in 't kort met
al de onnatuur, die in een kleine provinciale
schouwburg een oud klassiek treurspel pleegt
in te leiden. Daarna verscheen de heldin.
Het publiek hield den adem in. Het was
begeesterd door de stem van deze vrouw,
een stem, nu laag en droef en zacht,' dan
diep, hartstochtelijk, krachtig; een donker,
gloeiend gezicht met schitterende oogen. En
het van alle emotie zoo lang gespeende
publiek in dit afgelegen, vuile stadje, werd
geheel ontroerd. Men kon zien, dat zij niet
Er wordt bij de verkiezingen, in Frank
rijk zoowel als elders, veel met valsche
leuzen geschermd. Daaraan bezondigen zich
bijna alle partijen. Niet het minst zij, die
den volkomen wettigen, noodzakelijken,
voor eenige maanden nog door de tegen
standers zelven van de scheiding van Kerk
en Staat gewensehten maatregel der inven
tarisatie, voorstellen als een daad van ver
volgingswoede en als eene onduldbare
beroovihg. ,
Zou op dit punt het geweten der Fransche
clericalen wel zuiver zijn?
MMIIIIIIIIIIIIIIHIHmilimilllllllHMIHIIIII
Meneer Focus, door F. DE SINCLAIR, geïl
lustreerd door CHUIS KRAS Kzn. Van
Holkema & Warendorf, Amsterdam.
Bij dit ons ter beoordeeling toegezonden
boek, was een brief van de uitgevers, waarin
ons werd medegedeeld:
kent de algemeene klacht, dat by het
geen de Nederlandscha litteratuur in den
tegenwoordigen tijd aanbiedt (hoe belangwek
kend op zich zelve ook), alle humor ontbreekt.
Wy meenen daarom een goed werk te doen
met het uitgeven van desen bundel, die
zonder pretenties te hebben van hooge litte
raire waarde, echter goeden humor bevat
en de leemte tracht te vullen door den dood
van Justus van Maurik ontstaan."
Een dergelijk bescheiden inzicht in eigen
goede bedoelingen mogen we bij een uitge
ver wel.
Wel zeker, als in de Nederlandsche litte
ratuur in den tegenwoordigen tijd alle huooor
ontbreekt (o, Jac. van Looy l) en als, wat de
uitgevers verder beweren: echt humoristi
sche lectuur in onzen zenuwachtigen tijd.
goeden invloed uitoefent" is de uitgave van
een1 boek van' humor een brave daad, waarop
een uitgever zich beroemen mag. :
We meenen evenwel het feit tot Wat
bescheidener proportie te mogen terugbren
gen. Het boek van den heer De Sinclair is
een vermakelijk boek, een boek met heel wat
komisch vernuft' en wie bet leest met een,
in dezen zenuwachtigen tijd" nog niet
ganschelyk verdorven gemoed, die eal her
haaldelijk heel wat pret hebben. Maar een
boek van humor dierbaar woord! is
het niet. Dit is een komiek boek.
Een opmerking, terloops, om den lezers
er voor te bewaren dat te g£oote verwachtin
gen worden opgewekt, waaraan dan niet zou
worden voldaan.
Ja waarlijk, de heer De Sinclair is een
vermakelyk schrijver. Hij vult, eenigermate, de
leemte door Justus van Maurik gelaten.
Als ge hem hoort fantaseeren hoe meneer
Focus by' professor Muller op de kermis
hypnotisme gaat leeren en dan zyn lastige
schoonmoeder en, in na volging, lastige vrouw
te biologeeren tracht; hoe (in een volgende
novelle) de ontvanger Wanders in een vergeten
kolenmijn ,zakt ^p daar papieren vindt die
hem rehabiliteeren tegenover den boozen
burgemeester en zyn aanhang; hoe een
meneer, die op gemeubileerde kamers met
pension -woont, al tegenslag en avontuur
lijden kan; hoe de burgemeester en de ont
vanger van Boven dam door een
pseudoSfaerlock Holmes Worden bedrogen en besto
len;'hoe de oussreluidjes Krans, al last en
scha hebben van een nichtje, dat fotografeert
en hoe (in de laatste novelle) de autoriteiten
van een automobielhatend dorp door booze
automobilisten worden gefopt met een bezoek
van zekeren kroonprins van Dzjiboeti, dan
meer dachten aan de doodsche straat daar
buiten, aan het gegeeuw in de kleine kamers,
aan klets- en lasterpraatjes en vroom
gehuichel. Het werden werkelijke menschen, die
staarden naar deze begaafde vrouw op het
tooneel en ze verbaasden zich en trilden van
aandoening. Waarom was zoo'n vrouw hier ?
Dit vragend en nog onder den indruk van
haar spel lang nadat het geëindigd was,
wandelde ik in de tuin van den schouwburg.
Aan elke. tafel zaten mannen en vrouwen,
ze dronken thee en rookten cigaretten, ze
praatten druk en opgewonden. Langzamer
hand werd het kalmer, de betoovering was
voorbij en de menschen gingen weg naar
hun oude leven, alsof er niets gebeurd wai.
AUen waren vertrokken. Nog aan een Jer
tafels zat een meisje te praten met een donker
uitzienden jongen. Ik zag haar aan. Een oude
blauwe cape was om haar schouders geslagen.
Ze hing over het tafeltje en praatte zacht.
Ze keek op, ik schrikte.
Het genie van een uur geleden. Hier was
ze maar een bleek, donkerharig meisje met
glanzende oogen, vermoeid van 't zenuwschok
kende spel, heur haar hing in verwarde
krullen, haar lange, schrale vingers omklem
den het tfeeeglas of speelden met de handen
van den jongen; nu en dan lachte ze; soms
ademde ze diep.
De jongen met zijn donkere oogen keek
haar opmerkzaam aan en telkens, wanneer
ze schokte van het hoesten, boog hij zich
over de tafel on haalde de cape vaster toe.
Ik kon haar stem hooren regelmatig, laaj?,
vleiend. Zijn oogen waren niet van haar af.
Opeens zag ik een schittering in haar oogen
en kwam me haar gezicht bekend voor. Ze
stond langzaam op toen ik naar haar toekwam.
U ... bent...
Het gymnasium-meisje, riep ze.
We praatten lang en levendig.
Ik heb al het mogelij ie gedaan, zei ze
om op die school te Petersburg te komen.
Maar u kent hun reglementen voor de joden.
Eerst moeten we dezelfde examens als de
christenen afleggen en daarna kiezen zéuit
de joden, die geslaagd zijn, een van de tien.
Ik deed zoo'n goed examen, dat ik de gouden
medaille kreeg, en toch -werd ik niet toege
laten. Ik kan u zeggen, dat ik dien nacht
geen oog dicht deed.
's Morgens was mijn eerste gedachte weer
geld te verdienen. Mijn drie doktertjes, weet
u, gingen al naar school en ze hadden natuurlijk
hulp noodig. En het was goed, dat ik op dat
oogenblik voor hen werken moest, het belette
me te denken.
Maar wat gelukkig, riep ik uit. Wat'n
geluk, dat de medische school voor u gesloten
bleef. Wat 'n heerlijke carrière hebt ui
Och hoe weinig kent u het leven van
waardeert ge stellig 's heeren Sinclairs vernuft
en zyn krachtigen zin voor het komische.
Ge lacht hartelijk om hem, ge vindt hem
wel eens gezocht en flauw, maar zeer vaak
spontaan en dan ook onweerstaanbaar
vermakelyk en ge heit, ten slotte, gén spy't
van de paar uren, die ge aan de lezing van
zijn boek hebt gegeven.
Dat ge 't fotografeerend nichtje, die
rampspoed van vele gezinnen uitgezonderd
van gén zijner bedenksels iets gelooft,
doet nu niet ter zake. Fantasie en goede
luim zijn stellig brave deugden. De heer De
Sinclair bezit beide en gebruikt ze
allerverdienstelij kst.
Ge moet aan geen pretenties gelooven en
het woord humor vergeten, dan vindt ge in
den schry'ver dezer zes verhalen een ver
makelijke opsnijder, wien ge, na hem te hebben
beluisterd, wel erkentelijk zijt voor de aan
gename afleiding, die hy u in uw bezig leven
bezorgd heeft. Zooals ge een goede komiek
in een caféchantant erkentelijk zijt.
Chris Kras Kzn. heeft bij de jolige ver
telsels jolige zwartjes" geteekend, die 't boek
levendig, in overeenstemmenden stijl van
?grappigheid illustreeren.
H. DEKKING.
E; n iranis: Hollander in Me.
Niet óver een soldaat, magistraat, bureau
craat of diplomaat zal ik bet hebben, maar
over een onderwy'sman. Die onder wijsman is
F. P. H. Prick van Wely, hoofdonderwijzer
en honorair-leeraar aan de H. B. S. te Batavia
(zoogenaamd Gymnasium Willem III"). Naar
al wat me tot nu toe van hem in handen is
gekomen, meen ik te mogen zeggen dat de
heer Prick van Wely een kranig, veelzijdig
ontwikkeld man is, vooral in de moderne
talen, terwijl de oude hem eveneens bekend
zy'n. Hy is een onvermoeid navorscher en
bezit in groote mate de passie van het weten.
Zijn hoofdvak is het Engelsch, en in deze
taal met name in de idiomatiek en de
paroemiologie heeft hy veel belangry'ks
geleverd.
Het eerste geschrift, dat ik van hem onder
de oogen kreeg, was Addenda et Corrigenda,
Proeve van Kritiek op het Eng. Ned. Woor
denboek Van K. ten Bruggencate, uitgave
'f902, waaruit vooral schryvers
nauwkeurig'én nauwgezetheid, benevens zy'n groote kennis
van het hedendaagsche Engelsch, zooals dat
zy'n uitdrukking vindt in de nieuwere schry
vers, uitkomen. Daarop maakte ik achter
eenvolgens kennis met ngekche. Parallellen
bij dr. Stoeti's Spreekwoorden, Spreekwijzen enz.,
Engelsche Studiën en Kritieken I, II en III,
Ons Onderwijs in de Moderne Talen en hare
Letterkunde, De VerinditKhing van ons
Nederlandsch, Talk» and Taks about India (nieuw
Engelsch Leesboek voor de Hoogere Klassen
der Middelbare school). Onlangs verschenen
Hulpwoordenboek en Neerlandi Taal in 't Verre
Oosten.
Over enkele in deze uitgaven voorkomende
zaken wensch ik in 't kort iets te zeggen.
By inzage van de Eng. Parallellen, de uit
gave waarvan is voortgekomen uit de volgens
Schr. zeer onvolledige en dikwijls onvol
doende behandeling der Engelsche parallellen
van Hollandsche spreekwoorden, zegawyzen
enz., blijkt duidely'k schryvers groote kennis
van deze zaken. Voorbeelden aanhalen zou
me veel te ver voeren, alleen wil ik wy'zen
op de uitstekende opmei kingen en citaten
op blz. 9, 21, 35, 49, 81 om maar enkele te
noemen. Schrijver is van oordeel dat onze
woordenboekschrijvers veel te veel ongewone
en ver-gezochte vertalingen geven, waar de
letterlijke overzetting 't eene roodige is. Ik
zou daarvoor o. a. willen wijzen op de uit
drukking 't spreekt van zelf", waar ze in
't Engelsch de letterlijke vertaling van il
va sans dire", nl. it goes without saying"
gebruiken, 'n uitdrukking, die zoover ik weet,
?MMIIIIIIIIMIIIItllllltlUIIIIIIHIIIIIIIIIIIimilllllMIIIIIIÏIIIIIIIIIUIIIM!
ons joden. Ze glimlachte droog. Weet u niet,
dat ik nergen anders spelen mag dan in deze
kleine, afgelegen plaatsen ? Ik heb alles gepro
beerd en mijn vrienden hebben al het mogelijke
gedaan; verscheiden malen zonden ze verzoek
schriften naar den minister, maar hij weigerde
steeds. Na elk rekwest zaten we in spanning
en hoopten we het beste. Want ziet u, een
heel enkele maal gebeurt het, dat 'n jood
toegang krijgt tot de stadsschouwburgen. Maar
hij is voortdurend omringd van artisten, die
niets doen dan intrigeeren en naar middelen
zoeken om zich zelven te bevoordeelen. Ze
zijn allen bang voor een nieuwen artist.
Eindelijk zag ik in, dat alle petities niets
gaven. Want wat kan men doen ?
Haar oogen schoten vuur en haar stem werd
hartstochtelijker. Denk eens aan mijn broer,
dezelfde, die hier zoo even zat, och, wat kon
er wat van hem worden als er maar gelegen
heid was. U weet misschien nog, dat op 't gym
nasium was hij nummer een van de klas.
Wel, hy' bleef primus in elke klas en werkte
bovendien nog voor zijn onderhoud en eindelijk
was hij klaar voor de academie. Maar men
weigerde hem den toegang. Waarom, waarom?
Ze leunde ver voorover en haar tengefe rech
terhand klemde om den raad van de tafel tot
de blauwe aderen opzwollen. Waarom?
Omdat aan de universiteit niet meer dan
drie percent van de studenten joden mogen
zijn; dit getal was reeds aanwezig en toen
werd het een sukkelen met de viool en nu
reist hij met mij. Wat een tijd verknoeien I
Welk een vreeselijke verspilling van talent l
Wanneer zal dit ophouden ?
Haar lichaam schudde van het hoesten.
Dadelijk kwam haar broer snel naar haar
toe en trok de cape vaster om haar schouders;
hij zei iets tegen haar in 't Jiddisch. Toen de
hoestbui over was gaf ze hem antwoord met
haar oogen. Hij lachte. Ze stond op, groette
me en ging weg. Ze liep langzaam.
Haar broer hield zijn arm vast om haar
heen geslagen.
Ik had het de beide volgende dagen druk
;n de naburige dorpen, maar de tweede avond
ging ik weer naarden schouwburg, die leeg was.
Ik vernam, dat de jodin en haar gezelschap
uit de stad verdreven waren, omdat joden niet
.het recht hadden daar te wonen. De stads
bevolking was zeer verontwaardigd en opge
wonden, dozijnen verzoekschriften gingen naar
de politie, maar het gaf niets.
Zes maanden later liep ik op zekeren avond
even voor middernacht naar huis in de stad,
waar ik woon. Ik liep hard, want er viel een
koude regen. Het water druppelde in kleine
stroompjes uit de boomen op de doode herfst
bladeren. De regen veranderde in ijzel. De
wind was kil en scherp. Ik huiverde. In de
verte in de breede, modderige straat begonnen
eerst in de laatste twintig, misschien dertig
jaren gangbaar is geworden. Be beer Prick
v. Wely stelt zich voor,';zyn 'hiervoor ver
zameld nrateriaal uit te breiden,'en er een
vergelijkende idiomatiek van te maken, zoo
als er naar myn weten nog geen bestaat.
De eerste aflevering van de door Schr. ge
regeld uitgegeven Eng. Slud. en Krit. bevat
een bespreking van H. Poutsma's mooi boek
Orammar of Late Modern English, waarin we
Pricks belezenheid in de moderne Engelsche
auteurs, zijn vergelijkingen met het
Middelnederlandsch en zijn gedegen kennis van
Engelsche en Hollandsche grammatica en
taaleigen kunnen leeren bewonderen. Afl. II
bevat drie proefvertalingen uit Fijnvandraats
Engeliche schetsen, die my echt Engelsch
klinken, terwijl III (onlangs verschenen) tot
titel heeft Augustade Wit's Facts and Fancies
in het oorspronkelijke en in de vertaling
beoordeeld". Schr. roemt na uiteenzetting
van wat volgens hém vertalen moet zy'n, de
overzetting van mej. van Oosterzee, maar
voegt aan 't eind van zy'n betoog, omdat elke
vertaler 't weer anders zal doen, onder de
hoofden A en B respectievelijk de vertaling
van mej. van O. en die van hem zelf. Den
door mej. vau O. achterwege gelaten proloog;
vertaalt Scbr. zelf, en 't zy' me vergund hier
op enkele zaken te wijzen waarin ik met
hem in meening verschil.
... she had Java in her mind", dacht ze
zeker aan Java". Dat zeker" vind ik hier
overbodig. Twijfel wordt hier niet uitgedrukt,
en 't emphatiscbe zeker" zal hier wel niet
bedoeld zy'n. Had Schr. dit willen uitdruk
ken, dan had hy moeten zeggen stellig".
... every schoolboy points the finger of
uncerempnious acquaintance at Jupiter", ie
dere schooljongen zal n familiaar met
wetenschappely'ken vinger wijzen waar Jupiter is."
Hierin klinkt me die wetenschappelijke vin
ger" vry wat deft'ger in H Hollandsen dan de
Engelsche uitdrukking; waarvoor hy' staat.
Zou ik in overweging mogen geven (ofschoon
't me nog niet heelemaal bevredigt): iedere
schooljongen zal in't ongegeneerd besef van
zy'n kennis met den vinger naar J. wijzen" ?
Is a, little shock of surprise", een
aandoeninga- fcbokje" ?
Afiders als." Gelayfiger is, geloof ik an
ders dan."
... that r?they (se. the surrounding seas)
are chiefly so in being more subject to tem
pest, turmoil, and sudden sqnalls"... dit ia
hoofdzaak is doordat er hier meer stormen
zijn en meer onstuimig weer en meer plotse
ling opkomende buien."
Ik Vind dit een beetje 'ifltat, en zou ver
kiezen : omdat zy' meer onderhevig zijn aan
storm, beroering en plotselinge
(onyerboedsche) vlagen."
... as compared with the present habitat
of the said Birds of Paradise", vergeleken
met de natuurlijke woonplaats der
paradijsvogels van heden." Waarom niet: vergeleken
met de tegenwoordige woonplaats van boven
genoemde parad y's vogel s?"
Wat de vertalingen sub A. en B aangaat,
de eerste alinea is, dunkt mij, beter van A,
de tweede van B, en zoo gaat 't bij afwis
seling ook elders. B. heeft hier en daar meer
teekenende en rakere uitdrukkingen, A. is
over 't geheel meer getrouw aan 't oor
spronkelijke.
Een weldoordachte brochure is die over't
onderwys in de mod. talen en haar letter
kunde, de uitwerking van 'n in 1899 gehou
den lezing in 't Ned.Jnd. Onderwijzers Ge
nootschap te Batavia. Schr. trekt op tegen den
eisch dat de leerlingen de vreemde taal moeten
leeren spreken: de eerste beginselen op
school, vóórkennis, grondige vóórkennis in
uitspreken, hooren, en grammatica om te
dienen tot grondslag voor het verdere taai
gebouw dat de leerling door eigen vlijt,
inspanning en wilskracht moet optrekken,
mér dan dit kan de school met haar vele
bezwaren niet geven. Men vordert nu 't
on
uiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiMiiimmiiiimiimiiii!
eenige lichtjes te flikkeren. De lichten werden.
grooter, kwamen dichter bij en werden lan
taarns, gedragen door drie vrouwen en eenige
kinderen. Voorop liepen langzaam vier man
nen, een ruwe planken kist tusschen zich
dragend.
Een boer kwam voorbij en hield me staande
onder de boom. Hij was n zware, oude
kerel, gekleed in een lange, stijve jas van
schapevel, die ritselde. Onder zijn ruige muts
droop zijn breede, grauwe baard. Zijn oogen
loerden nieuwsgierig.
Wie is dood ? vroeg ik.
O, het is een joodsche begrafenis. U kent,
heer, dien ouwe jood, die altijd kolen schepte
bij het spoor Wel, 't is zijn dochter, de oudste.
Zie hier. Ik greep zijn arm. Hoe weet
je, dat dit waar is ? Hoe weet je, dat dit een
joodsche begrafenis is.
Omdat deze duivels altijd hun dooden
om middernacht wegdragen.
Wat bedoel je ? Ik zei maar wat. Ik
kon niet klaar meer denken.
O, heer l De oude man keek op met
een langzamen, geslepen grijns. U hebt vodka
gedronken of wat scheelt u atders. U weet
dan toch, hoe deze joodsche duivels bang zijn
voor de klokken der heilige kerk bij daglicht.
Als de klokken beginnen te luiden, wanneer
het licht is, dan, zeg ik u, laten deze joden
een doode gau v vallen en loopen hard weg.
Leugens, leugens, altijd leugens.Wanneer
wij deze joden ten doode toe gemarteld heb
ven, kunnen we ze nog niet eens hun dooden
breedzaam laten begraven.
O, mijn goede heer, gromde de boer.
Knijp me niet zoo in den arm . .. Ah, hier
komen ze... Wat kan ik er aan doen. En
wat kan het ook schelen. Als een lijk niet in
gewijden grond mag liggen, is het verdoemd,
hoe mooi de begrafenis ook is. Kijk, je kunt
het gezicht van den ouden man al zien. Zy'n,
meisje kwam twee weken geleden thuis mager
en altijd hoestend. Dat is nu het einde.
De kleine stoet ging vlak aan ons voorbij.
In de gele, flikkerende lichtcirkels kón men
de gezichten van de drie vrouwen en de
kleine dokters" zien. Allen staarden recht
vooruit. De kinderen hielden niet op te
schreien. Slaperig, ontsteld, angstig. De vier
mannen plasten langzaam door de modder,
drie er van keken op den grond, voorzichtig
hun stappen uitkiezend, de vierde, een slanke,
donker uitziende jongen keek zoo strak naar
de kist, dat hij strompelde. Plotseling dreun
den de diepe rijke tonen van de kerkklok
het middernachtuur. De kleine kinderen
luisterden, hielden op te schreien en huiver
den. De oude boer sloe» eerbiedig het kruis.
Christus redde ons'', fluisterde bij.
Vertaald door H. B., Chicago.