De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 20 mei pagina 2

20 mei 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMiTERD AMM'ER :WEËKBLAÏ> V^OÖRJ N E DïE'-H L A N D. No. 1508 over de toerekenbaarheid: wie toerekenbaar z\jn; wie niet-; wie slechts ton deele; en 0f men eigenlijk wel iemand toereken baar mag achten voor z\jn daden, om in te nep, d*t voo* femgroot Aantal misdadigers, Wier gevstelijie constitutie zoo sterk afwijkt ?van wat men* miwohieii met-een zeer ver keerd woord, gewoon is, de normale te noemen, de aangegeven verbeteringen on toereikend zijn. Een bekend 'psycholoog heeft gezegd, dat het voor velen dier mencchen louter toeval is, .of XR in een krank zinnigengesticht of in een gevangenis ?terecht komt»; slechts hier van af hankelyk, of aft het eerst door een dócter of wel deor een rechter ontdekt worden. Hun tijdelijke opsluiting levert een 'groot gevaar on door del(Br:;opvolgende vrijlating.' Nog gevaar-ofschoon' in ons tegenwoordige strafstelsel te verdedigen, M het toedienen vap. «as lichtere straf cvp grond vangerminderde toerekenbaar beid. Ifa- trekke men de hana niet van deze menspben af dflor.uit te roepen ; ^edereen is tegenwoordig maar ontoerekehbaar!" Het doorhakken van den knoop op deze wijze getuigt noch van weteiwéfcipBeliik«aï«ocb v*ii'<pnietiBchen zin. Er schuilt absoluut geen gevaar in, om zelfs1 (met psychologen TAB naam) bet alleruiterste aan te nemen, n.1. dat er geen absolute wilsvrijheid begtaat en dot dn» nienrend toerekenbaar is voor zijn daden, dat «Hes slechts afhangt TBH mdividueelen aard,' erfelijfcen aanleg, «Is men wikken een complex van omstan digheden. Welk gevaar schuilt daarin P Baarom behoeft nog niet iedereen in een tijzondere inrichting opgenomen te worden, ?want dan, zou de-geheele wereld een krankriimigengesticbt moeten zijn. Men zal het ?grootste- ?deel der menscbeid -toch wel, als ongevaarlijk, vry kunnen laten renéloopen: ander» zou men beter doen met de rollen om te keeren, de goedaardigen op te sluiten «n de -twaadaardigen vrüte laten. Op het strafstelsel kan die uitspraak slechts dezen invloed hebben: een nauwfeeorig onéerïobeid te. maken tussohen de veroordeelden onderling. Voor de meesten ml «en oordeelkundige toepassing der straf voldoende s>ün, voor enkelen wordt een bijzondere verpleging, een medische behanttelèng yoreischt. , Of men na moet komen tot een bijzondere misdadigersafdeeling in krankzinnigenge stichten, of een krankzinnigenafdeeling in gev«Trge»i*80p. of tot een prison-asyl (b. v. y oor drankzucbiigè») ia «es vraag voor de jtntetijjt, die misschien bijna- onoverkomelijke moeilukheden zal brengen. Men dient het ?eohter: eerst eens .te. zijn, over de theorie. ' Eén i*et waar, dat men er tegen aanvoert, zühier weerlegd; n.l. dit: dat het aan tal bijzondere gestichten niet te overzien «*n- zyB. Men bedenke dat.de strijd tegen het strafstelsel hoofdzakelijk is ont staan uit het besef, dat men, er mede voortgaande, gevangenis op gevangenis zal moeten bijbouwen, zonder in staat te zijn, de maatschappij op bevredigende wijze te beveiligen. Slaat men den nieuw aangegeven «eg in, dan zal de uniforme inrichting verdwijnen, maar het aantal gestichten over bet geheel verminderen. Bil elke pogiag tot. verbetering boude men in het oog, dat de straf, of de verple ging, het kwaad niet mag doen toenemen. , 'Niet een ziekelijke philanthropie maar ?welbegrepen maatschappelijk belang wijst den weg, die moet leiden tot vermindering der criminaliteit. ? A. Opbouwea" en Consolideeren". Onder dezen titel komt Hft Centrum in verzet tegen de penteekening van Braakensiek in ons vorig nummer; De voorioopige uitslag der Fransche ver lUMIIHHIIIIIIIimimilllMMnmimillHtllllIJNlrtHMIIlllllllllllllimilllllllH Be strl ?an eei MscïJotoeisje. II. (Slot). Opeens maakte het oudste doktertje het uitkraaiend van pret in blijde verwachting van wat ze straks zouden hooren, een elegante buiteling en sloeg zoo ha*d tegen den voet Van het bed, dat het er van dreunde. "?Neen,- neen, snikte de moeder, een witharige, dikke, oude vtouw met een blauwen zakdoek over 't hoofd. Ze wordt niet weer beter. Ze maakt ee wat wijs met baar lachend gezicht, maar onder baar glimlach verbergt -ze vreeselyke dingen. Dikwijls ligt ze te schreien met baar hoofd op mijn knieën. Ze moest deze laatste vyt jaar dag en nacht vechten om baar schoolgeld te kunnen betalen. .Wee, wee, kermde de magere oude vader. Wanneer zal deze vloek van ons Afvallen l Hij sprek met schorre stem in langzame, afgebroken zinnen. Ik kreeg haast een afkeer van hem. :''^:"^- Deze vloek op de joden hy' springt pp onze ruggen op onze ruggen, wan neer we geboren worden hij hangt daar altijd hangt, hangt, hangt tot we neer vallen. Hoe lang heb je hier gewoond ? Vraag liever op hoeveel plaat gen heb je gewoond ? Zyn oud hoofd schudde mis moedig. Altijd zoeken, zoeken, zoeken om , een plaats te vinden, waar men veilig is en brood verdient. Tot voor vy f jaar woonden we op de dorpen, want daar is het goed-kooper ??ja, en ook veiliger, maar vy'f jaar geleden kreeg ons meisje zoo'n sterken drang om te loeren, dat we naar deze stad kwamen. Hier heb ik in de kolenloods gewerkt. Ik werkte hard. Zie myn handen geen zachte handen. De heelen dag schep ik kolen. Myn vrouw gaat uit vloeren schrobben, we . doen alles wat \jre kunnen, maar we verdienen juist genoeg <$t& eten te krijgen, we kunnen ons meisje niet helpen voor haar school. Ze " moet het alleen uitvechten. We kunnen ? niet helpen, -Bant behalve voor eten, huur en kleeren, moeten we nog meer geld befaïen, nog veel meer, aan de politie. Hy kwam dichter naar me toe en ik kreeg eèh af keer, want hij zag er uit als een geran selde slaaf. Hij legde zyn warme bevende hand . f>p my'n oor en fluisterde : tield om ons in de stad te laten leven. Jbdën> mogen hier niét wonen, als ze geen studenten zijn, het is -tegen de wet. Nu, Bebecca en ik zijn oud hoe kunnen we ' studenten ziin. Daarom moeten we de politie omkoopen.En ze willen steeds meer hebben. En ' kiezingen heeft het weekblad de Amsterdam mer een teekening geïnspireerd, welke zeer zeker niet tot débeste .voortbrengselen kan gerekend worden van de vaardige stift, waar over deze redactie, beschikt. De lezer wordt vergaat op een voorstelling van minister Gléniëhceau, die zich door Marianne" hoort gelukwenschen met het resultaat van Zondag 6 Mei. Zij drukt hem de hand en-voegt hem toe: My'n waarde heer Clémenceau, gij hebt getoond even flink te zyn in het opbouwen en consolideeren als vroeger... in het afbreken." Nu kan het zijn, dat dit opbouwen en consolideren" een ironische beteekenis heeft. Maar in de teekening, zoomin als in het op en onderschrift komt dit uit: en wy moeten dus aannemen, dat de redactie de bedoeling ?had, Olémenceau aan haar lezers voor te stellen als een man, die in den echten zin des woords kan opbouwen en consolideeren, een politicus, die positieven arbeid verricht." Het katholieke orgaan meent, dat deze goedgunstige" beoordeeling allerminst ge motiveerd is door de feiten. Clémenceau is nog slechts korten tijd minister geweest;, en men kan dus aan het votum der stem bus geen waarde hechten als eon goedkeu ring van zynépolitiek. Als bewindsman" heeft hij zich nog niet kunnen onderschei den, al heeft h\j dan ook de verkiezingen geleid en georganiseerd, hetgeen niet zonder pressie is-geschied. Zelfs moest eene,.?ge* fingeerde zamenzwermg" er bij te pas komen. Clémenceau heeft eigenlijk alleen het socialistisch gevaar" versterkt, de mogelijkheid van een door socialisten veroorzaakten burgeroorlog vergroot. Ook in zijn positieven arbeid is de Fransche politicus dun destructief. Alleen als anticlericaal is hu groot. De politicus C menceau zon dan ook op Nederlandschen bodem bloeiende", onge twijfeld voor zy'n onverdraagzaamheid, zy'n treden in de voetsporen van Coinbes, die op gewelddadige wijze Frankrijk win zyn_ chris telijk onderwijs beroofde, een scherpe critiek uitlokken by' de redactie van de Groene. Er is niet veel fantasie toe noo lig, om zich te verbeelden, hoe de redactie hem in hoofd en andere artikelen bestryden zou voor zijn anticlericaal geveld. Maar waarom wordt hy' dan nu op een voetstuk gezet en laat men hem zonder opof aanmerking complimenteeren door Mari anne", als hadde hij werkelijk iets goeds ge daan, deugdelijk opgebouwd en geconsolideerd? Op die vraag mocht wel eens een antwoord gegeven worden". Ons antwoord kan kort zijn. Het opbouwen en consolideeren stelden wij in ons plaatje tegenover afbreken, waaraan Clémencean zelf, Ie grand tombeur de ministères, zich vroeger menigmaal heeft schuldig gemaakt. Clémenceau als regeeringsman, als minislre a poigne, is inderdaad een onverwachte verschijning. Evenmin als vroeger beschouwen wij het anti-clericalisme, zonder meer, als voldoende om op te bouwen.,Maar onder de vlag van het clericalisme hadden bij deze verkiezing de vijanden der Republiek elkander rendezvous gegeven, en voor Marianne is het waarlijk wel een gelukwensqh waard, dat deze aanval is afgeslagen. Het zwaartepunt van de Kamer heeft eene aanmerkelijke verplaatsing ondergaan naarde linkerzijde; dit moge in de oogen van het Centrum een ramp zijn, wij hebben allerminst aanlerding om het te betreuren. Als de herstemmingen van aanstaanden Zondag zijn afgeloopen, zal het hoogstwaarschijnlijk blijken, dat de regeering, ook zonderde hulp der zoogenoemde intransigente socia listen, over eene zeer voldoende meerder^ heid beschikt: de boeman van het roode gevair en het spook der socialistische re volutie kunnen dus, tot nader orde, veilig opgeborgen blijven. geven we 't niet, dan jagen ze ons naar een dorp op de steppe. En myn jongen ook riep oude Rebecca. Die hier zoo pas was, de groote jongens plagen hem zoo op school; ze springen van achteren op zyn rug n besmeren zijn lippen met varkensvet, ze roepen, jood, jood! maar hij verweert zich dapper, hij vecht tegen allen en probeert door te gaan met zijn werk. En waarom zyn ze allen zoo fel tegen onzen jongen, riep dévader. Omdat ze dom zyn, dom, allemaal dom, de onder wij'.ers ook. En mijn jongen is nummer een in elke klas. Hier, kijk, u mag zijn rapporten inzien. En nu, zei de moeder, zou hij zoo graag 'viool leeren spelen, maar hij mag niet eens in de deur staan van de muziekschool. De voerman van my'n*kar riep juist dat hij niet langer wachten wou, ik gaf daarom de dertig roebels aan den ouden man en ging weg. 't Was midden in den nacht, dat ik Rachels werk in myn kamer voor me uitspreidde. Ik bewonderde de netheid van haar cijfers. Maar verder lezend, moest ik me meer en meer verbazen over de juistheid van alle tabellen. Ze had hier n daar haar eigen gedachte uit gewerkt, het systeem, dat ik had aangeduid, verbeterd. Ik vond geen enkele fout, ofschoon ik by'na tot aan den ochtend doorlas. Voor mijn geest kwam weer het beeld van haar gezicht, zooals ik dit laatst gezien had bleek, bewusteloos, maar nog half glim lachend alsof ze heerlijk droomde: ik ga naar Petersburg. * * Vier jaren later op reis voor Zemstvo-zaken, moest ik in een afgelegen stadje overnachten en toen ik mijn dagwerk gedaan had, wan delde ik naar den schouwburg. Boven de verweerde deuren las ik op een reusachtig biljet de naam van een der oude Russische treurspelen, dat dien avond opgevoerd zou worden. Ik kocht een kaart en ging naar binnen. Tot mijn verbazing von ik het flauwe kleine, enge tooneelgebouw opgepropt mst menschen. Het gordy'n ging langzaam, piepend om hoog. Het spel begon met al den praal en de ceremoniën, stijve gebaren, gemaakte gezich ten, plechtige preekzinnen, luide stemmen, boomen, kasteelen en legers in 't kort met al de onnatuur, die in een kleine provinciale schouwburg een oud klassiek treurspel pleegt in te leiden. Daarna verscheen de heldin. Het publiek hield den adem in. Het was begeesterd door de stem van deze vrouw, een stem, nu laag en droef en zacht,' dan diep, hartstochtelijk, krachtig; een donker, gloeiend gezicht met schitterende oogen. En het van alle emotie zoo lang gespeende publiek in dit afgelegen, vuile stadje, werd geheel ontroerd. Men kon zien, dat zij niet Er wordt bij de verkiezingen, in Frank rijk zoowel als elders, veel met valsche leuzen geschermd. Daaraan bezondigen zich bijna alle partijen. Niet het minst zij, die den volkomen wettigen, noodzakelijken, voor eenige maanden nog door de tegen standers zelven van de scheiding van Kerk en Staat gewensehten maatregel der inven tarisatie, voorstellen als een daad van ver volgingswoede en als eene onduldbare beroovihg. , Zou op dit punt het geweten der Fransche clericalen wel zuiver zijn? MMIIIIIIIIIIIIIIHIHmilimilllllllHMIHIIIII Meneer Focus, door F. DE SINCLAIR, geïl lustreerd door CHUIS KRAS Kzn. Van Holkema & Warendorf, Amsterdam. Bij dit ons ter beoordeeling toegezonden boek, was een brief van de uitgevers, waarin ons werd medegedeeld: kent de algemeene klacht, dat by het geen de Nederlandscha litteratuur in den tegenwoordigen tijd aanbiedt (hoe belangwek kend op zich zelve ook), alle humor ontbreekt. Wy meenen daarom een goed werk te doen met het uitgeven van desen bundel, die zonder pretenties te hebben van hooge litte raire waarde, echter goeden humor bevat en de leemte tracht te vullen door den dood van Justus van Maurik ontstaan." Een dergelijk bescheiden inzicht in eigen goede bedoelingen mogen we bij een uitge ver wel. Wel zeker, als in de Nederlandsche litte ratuur in den tegenwoordigen tijd alle huooor ontbreekt (o, Jac. van Looy l) en als, wat de uitgevers verder beweren: echt humoristi sche lectuur in onzen zenuwachtigen tijd. goeden invloed uitoefent" is de uitgave van een1 boek van' humor een brave daad, waarop een uitgever zich beroemen mag. : We meenen evenwel het feit tot Wat bescheidener proportie te mogen terugbren gen. Het boek van den heer De Sinclair is een vermakelijk boek, een boek met heel wat komisch vernuft' en wie bet leest met een, in dezen zenuwachtigen tijd" nog niet ganschelyk verdorven gemoed, die eal her haaldelijk heel wat pret hebben. Maar een boek van humor dierbaar woord! is het niet. Dit is een komiek boek. Een opmerking, terloops, om den lezers er voor te bewaren dat te g£oote verwachtin gen worden opgewekt, waaraan dan niet zou worden voldaan. Ja waarlijk, de heer De Sinclair is een vermakelyk schrijver. Hij vult, eenigermate, de leemte door Justus van Maurik gelaten. Als ge hem hoort fantaseeren hoe meneer Focus by' professor Muller op de kermis hypnotisme gaat leeren en dan zyn lastige schoonmoeder en, in na volging, lastige vrouw te biologeeren tracht; hoe (in een volgende novelle) de ontvanger Wanders in een vergeten kolenmijn ,zakt ^p daar papieren vindt die hem rehabiliteeren tegenover den boozen burgemeester en zyn aanhang; hoe een meneer, die op gemeubileerde kamers met pension -woont, al tegenslag en avontuur lijden kan; hoe de burgemeester en de ont vanger van Boven dam door een pseudoSfaerlock Holmes Worden bedrogen en besto len;'hoe de oussreluidjes Krans, al last en scha hebben van een nichtje, dat fotografeert en hoe (in de laatste novelle) de autoriteiten van een automobielhatend dorp door booze automobilisten worden gefopt met een bezoek van zekeren kroonprins van Dzjiboeti, dan meer dachten aan de doodsche straat daar buiten, aan het gegeeuw in de kleine kamers, aan klets- en lasterpraatjes en vroom gehuichel. Het werden werkelijke menschen, die staarden naar deze begaafde vrouw op het tooneel en ze verbaasden zich en trilden van aandoening. Waarom was zoo'n vrouw hier ? Dit vragend en nog onder den indruk van haar spel lang nadat het geëindigd was, wandelde ik in de tuin van den schouwburg. Aan elke. tafel zaten mannen en vrouwen, ze dronken thee en rookten cigaretten, ze praatten druk en opgewonden. Langzamer hand werd het kalmer, de betoovering was voorbij en de menschen gingen weg naar hun oude leven, alsof er niets gebeurd wai. AUen waren vertrokken. Nog aan een Jer tafels zat een meisje te praten met een donker uitzienden jongen. Ik zag haar aan. Een oude blauwe cape was om haar schouders geslagen. Ze hing over het tafeltje en praatte zacht. Ze keek op, ik schrikte. Het genie van een uur geleden. Hier was ze maar een bleek, donkerharig meisje met glanzende oogen, vermoeid van 't zenuwschok kende spel, heur haar hing in verwarde krullen, haar lange, schrale vingers omklem den het tfeeeglas of speelden met de handen van den jongen; nu en dan lachte ze; soms ademde ze diep. De jongen met zijn donkere oogen keek haar opmerkzaam aan en telkens, wanneer ze schokte van het hoesten, boog hij zich over de tafel on haalde de cape vaster toe. Ik kon haar stem hooren regelmatig, laaj?, vleiend. Zijn oogen waren niet van haar af. Opeens zag ik een schittering in haar oogen en kwam me haar gezicht bekend voor. Ze stond langzaam op toen ik naar haar toekwam. U ... bent... Het gymnasium-meisje, riep ze. We praatten lang en levendig. Ik heb al het mogelij ie gedaan, zei ze om op die school te Petersburg te komen. Maar u kent hun reglementen voor de joden. Eerst moeten we dezelfde examens als de christenen afleggen en daarna kiezen zéuit de joden, die geslaagd zijn, een van de tien. Ik deed zoo'n goed examen, dat ik de gouden medaille kreeg, en toch -werd ik niet toege laten. Ik kan u zeggen, dat ik dien nacht geen oog dicht deed. 's Morgens was mijn eerste gedachte weer geld te verdienen. Mijn drie doktertjes, weet u, gingen al naar school en ze hadden natuurlijk hulp noodig. En het was goed, dat ik op dat oogenblik voor hen werken moest, het belette me te denken. Maar wat gelukkig, riep ik uit. Wat'n geluk, dat de medische school voor u gesloten bleef. Wat 'n heerlijke carrière hebt ui Och hoe weinig kent u het leven van waardeert ge stellig 's heeren Sinclairs vernuft en zyn krachtigen zin voor het komische. Ge lacht hartelijk om hem, ge vindt hem wel eens gezocht en flauw, maar zeer vaak spontaan en dan ook onweerstaanbaar vermakelyk en ge heit, ten slotte, gén spy't van de paar uren, die ge aan de lezing van zijn boek hebt gegeven. Dat ge 't fotografeerend nichtje, die rampspoed van vele gezinnen uitgezonderd van gén zijner bedenksels iets gelooft, doet nu niet ter zake. Fantasie en goede luim zijn stellig brave deugden. De heer De Sinclair bezit beide en gebruikt ze allerverdienstelij kst. Ge moet aan geen pretenties gelooven en het woord humor vergeten, dan vindt ge in den schry'ver dezer zes verhalen een ver makelijke opsnijder, wien ge, na hem te hebben beluisterd, wel erkentelijk zijt voor de aan gename afleiding, die hy u in uw bezig leven bezorgd heeft. Zooals ge een goede komiek in een caféchantant erkentelijk zijt. Chris Kras Kzn. heeft bij de jolige ver telsels jolige zwartjes" geteekend, die 't boek levendig, in overeenstemmenden stijl van ?grappigheid illustreeren. H. DEKKING. E; n iranis: Hollander in Me. Niet óver een soldaat, magistraat, bureau craat of diplomaat zal ik bet hebben, maar over een onderwy'sman. Die onder wijsman is F. P. H. Prick van Wely, hoofdonderwijzer en honorair-leeraar aan de H. B. S. te Batavia (zoogenaamd Gymnasium Willem III"). Naar al wat me tot nu toe van hem in handen is gekomen, meen ik te mogen zeggen dat de heer Prick van Wely een kranig, veelzijdig ontwikkeld man is, vooral in de moderne talen, terwijl de oude hem eveneens bekend zy'n. Hy is een onvermoeid navorscher en bezit in groote mate de passie van het weten. Zijn hoofdvak is het Engelsch, en in deze taal met name in de idiomatiek en de paroemiologie heeft hy veel belangry'ks geleverd. Het eerste geschrift, dat ik van hem onder de oogen kreeg, was Addenda et Corrigenda, Proeve van Kritiek op het Eng. Ned. Woor denboek Van K. ten Bruggencate, uitgave 'f902, waaruit vooral schryvers nauwkeurig'én nauwgezetheid, benevens zy'n groote kennis van het hedendaagsche Engelsch, zooals dat zy'n uitdrukking vindt in de nieuwere schry vers, uitkomen. Daarop maakte ik achter eenvolgens kennis met ngekche. Parallellen bij dr. Stoeti's Spreekwoorden, Spreekwijzen enz., Engelsche Studiën en Kritieken I, II en III, Ons Onderwijs in de Moderne Talen en hare Letterkunde, De VerinditKhing van ons Nederlandsch, Talk» and Taks about India (nieuw Engelsch Leesboek voor de Hoogere Klassen der Middelbare school). Onlangs verschenen Hulpwoordenboek en Neerlandi Taal in 't Verre Oosten. Over enkele in deze uitgaven voorkomende zaken wensch ik in 't kort iets te zeggen. By inzage van de Eng. Parallellen, de uit gave waarvan is voortgekomen uit de volgens Schr. zeer onvolledige en dikwijls onvol doende behandeling der Engelsche parallellen van Hollandsche spreekwoorden, zegawyzen enz., blijkt duidely'k schryvers groote kennis van deze zaken. Voorbeelden aanhalen zou me veel te ver voeren, alleen wil ik wy'zen op de uitstekende opmei kingen en citaten op blz. 9, 21, 35, 49, 81 om maar enkele te noemen. Schrijver is van oordeel dat onze woordenboekschrijvers veel te veel ongewone en ver-gezochte vertalingen geven, waar de letterlijke overzetting 't eene roodige is. Ik zou daarvoor o. a. willen wijzen op de uit drukking 't spreekt van zelf", waar ze in 't Engelsch de letterlijke vertaling van il va sans dire", nl. it goes without saying" gebruiken, 'n uitdrukking, die zoover ik weet, ?MMIIIIIIIIMIIIItllllltlUIIIIIIHIIIIIIIIIIIimilllllMIIIIIIÏIIIIIIIIIUIIIM! ons joden. Ze glimlachte droog. Weet u niet, dat ik nergen anders spelen mag dan in deze kleine, afgelegen plaatsen ? Ik heb alles gepro beerd en mijn vrienden hebben al het mogelijke gedaan; verscheiden malen zonden ze verzoek schriften naar den minister, maar hij weigerde steeds. Na elk rekwest zaten we in spanning en hoopten we het beste. Want ziet u, een heel enkele maal gebeurt het, dat 'n jood toegang krijgt tot de stadsschouwburgen. Maar hij is voortdurend omringd van artisten, die niets doen dan intrigeeren en naar middelen zoeken om zich zelven te bevoordeelen. Ze zijn allen bang voor een nieuwen artist. Eindelijk zag ik in, dat alle petities niets gaven. Want wat kan men doen ? Haar oogen schoten vuur en haar stem werd hartstochtelijker. Denk eens aan mijn broer, dezelfde, die hier zoo even zat, och, wat kon er wat van hem worden als er maar gelegen heid was. U weet misschien nog, dat op 't gym nasium was hij nummer een van de klas. Wel, hy' bleef primus in elke klas en werkte bovendien nog voor zijn onderhoud en eindelijk was hij klaar voor de academie. Maar men weigerde hem den toegang. Waarom, waarom? Ze leunde ver voorover en haar tengefe rech terhand klemde om den raad van de tafel tot de blauwe aderen opzwollen. Waarom? Omdat aan de universiteit niet meer dan drie percent van de studenten joden mogen zijn; dit getal was reeds aanwezig en toen werd het een sukkelen met de viool en nu reist hij met mij. Wat een tijd verknoeien I Welk een vreeselijke verspilling van talent l Wanneer zal dit ophouden ? Haar lichaam schudde van het hoesten. Dadelijk kwam haar broer snel naar haar toe en trok de cape vaster om haar schouders; hij zei iets tegen haar in 't Jiddisch. Toen de hoestbui over was gaf ze hem antwoord met haar oogen. Hij lachte. Ze stond op, groette me en ging weg. Ze liep langzaam. Haar broer hield zijn arm vast om haar heen geslagen. Ik had het de beide volgende dagen druk ;n de naburige dorpen, maar de tweede avond ging ik weer naarden schouwburg, die leeg was. Ik vernam, dat de jodin en haar gezelschap uit de stad verdreven waren, omdat joden niet .het recht hadden daar te wonen. De stads bevolking was zeer verontwaardigd en opge wonden, dozijnen verzoekschriften gingen naar de politie, maar het gaf niets. Zes maanden later liep ik op zekeren avond even voor middernacht naar huis in de stad, waar ik woon. Ik liep hard, want er viel een koude regen. Het water druppelde in kleine stroompjes uit de boomen op de doode herfst bladeren. De regen veranderde in ijzel. De wind was kil en scherp. Ik huiverde. In de verte in de breede, modderige straat begonnen eerst in de laatste twintig, misschien dertig jaren gangbaar is geworden. Be beer Prick v. Wely stelt zich voor,';zyn 'hiervoor ver zameld nrateriaal uit te breiden,'en er een vergelijkende idiomatiek van te maken, zoo als er naar myn weten nog geen bestaat. De eerste aflevering van de door Schr. ge regeld uitgegeven Eng. Slud. en Krit. bevat een bespreking van H. Poutsma's mooi boek Orammar of Late Modern English, waarin we Pricks belezenheid in de moderne Engelsche auteurs, zijn vergelijkingen met het Middelnederlandsch en zijn gedegen kennis van Engelsche en Hollandsche grammatica en taaleigen kunnen leeren bewonderen. Afl. II bevat drie proefvertalingen uit Fijnvandraats Engeliche schetsen, die my echt Engelsch klinken, terwijl III (onlangs verschenen) tot titel heeft Augustade Wit's Facts and Fancies in het oorspronkelijke en in de vertaling beoordeeld". Schr. roemt na uiteenzetting van wat volgens hém vertalen moet zy'n, de overzetting van mej. van Oosterzee, maar voegt aan 't eind van zy'n betoog, omdat elke vertaler 't weer anders zal doen, onder de hoofden A en B respectievelijk de vertaling van mej. van O. en die van hem zelf. Den door mej. vau O. achterwege gelaten proloog; vertaalt Scbr. zelf, en 't zy' me vergund hier op enkele zaken te wijzen waarin ik met hem in meening verschil. ... she had Java in her mind", dacht ze zeker aan Java". Dat zeker" vind ik hier overbodig. Twijfel wordt hier niet uitgedrukt, en 't emphatiscbe zeker" zal hier wel niet bedoeld zy'n. Had Schr. dit willen uitdruk ken, dan had hy moeten zeggen stellig". ... every schoolboy points the finger of uncerempnious acquaintance at Jupiter", ie dere schooljongen zal n familiaar met wetenschappely'ken vinger wijzen waar Jupiter is." Hierin klinkt me die wetenschappelijke vin ger" vry wat deft'ger in H Hollandsen dan de Engelsche uitdrukking; waarvoor hy' staat. Zou ik in overweging mogen geven (ofschoon 't me nog niet heelemaal bevredigt): iedere schooljongen zal in't ongegeneerd besef van zy'n kennis met den vinger naar J. wijzen" ? Is a, little shock of surprise", een aandoeninga- fcbokje" ? Afiders als." Gelayfiger is, geloof ik an ders dan." ... that r?they (se. the surrounding seas) are chiefly so in being more subject to tem pest, turmoil, and sudden sqnalls"... dit ia hoofdzaak is doordat er hier meer stormen zijn en meer onstuimig weer en meer plotse ling opkomende buien." Ik Vind dit een beetje 'ifltat, en zou ver kiezen : omdat zy' meer onderhevig zijn aan storm, beroering en plotselinge (onyerboedsche) vlagen." ... as compared with the present habitat of the said Birds of Paradise", vergeleken met de natuurlijke woonplaats der paradijsvogels van heden." Waarom niet: vergeleken met de tegenwoordige woonplaats van boven genoemde parad y's vogel s?" Wat de vertalingen sub A. en B aangaat, de eerste alinea is, dunkt mij, beter van A, de tweede van B, en zoo gaat 't bij afwis seling ook elders. B. heeft hier en daar meer teekenende en rakere uitdrukkingen, A. is over 't geheel meer getrouw aan 't oor spronkelijke. Een weldoordachte brochure is die over't onderwys in de mod. talen en haar letter kunde, de uitwerking van 'n in 1899 gehou den lezing in 't Ned.Jnd. Onderwijzers Ge nootschap te Batavia. Schr. trekt op tegen den eisch dat de leerlingen de vreemde taal moeten leeren spreken: de eerste beginselen op school, vóórkennis, grondige vóórkennis in uitspreken, hooren, en grammatica om te dienen tot grondslag voor het verdere taai gebouw dat de leerling door eigen vlijt, inspanning en wilskracht moet optrekken, mér dan dit kan de school met haar vele bezwaren niet geven. Men vordert nu 't on uiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiMiiimmiiiimiimiiii! eenige lichtjes te flikkeren. De lichten werden. grooter, kwamen dichter bij en werden lan taarns, gedragen door drie vrouwen en eenige kinderen. Voorop liepen langzaam vier man nen, een ruwe planken kist tusschen zich dragend. Een boer kwam voorbij en hield me staande onder de boom. Hij was n zware, oude kerel, gekleed in een lange, stijve jas van schapevel, die ritselde. Onder zijn ruige muts droop zijn breede, grauwe baard. Zijn oogen loerden nieuwsgierig. Wie is dood ? vroeg ik. O, het is een joodsche begrafenis. U kent, heer, dien ouwe jood, die altijd kolen schepte bij het spoor Wel, 't is zijn dochter, de oudste. Zie hier. Ik greep zijn arm. Hoe weet je, dat dit waar is ? Hoe weet je, dat dit een joodsche begrafenis is. Omdat deze duivels altijd hun dooden om middernacht wegdragen. Wat bedoel je ? Ik zei maar wat. Ik kon niet klaar meer denken. O, heer l De oude man keek op met een langzamen, geslepen grijns. U hebt vodka gedronken of wat scheelt u atders. U weet dan toch, hoe deze joodsche duivels bang zijn voor de klokken der heilige kerk bij daglicht. Als de klokken beginnen te luiden, wanneer het licht is, dan, zeg ik u, laten deze joden een doode gau v vallen en loopen hard weg. Leugens, leugens, altijd leugens.Wanneer wij deze joden ten doode toe gemarteld heb ven, kunnen we ze nog niet eens hun dooden breedzaam laten begraven. O, mijn goede heer, gromde de boer. Knijp me niet zoo in den arm . .. Ah, hier komen ze... Wat kan ik er aan doen. En wat kan het ook schelen. Als een lijk niet in gewijden grond mag liggen, is het verdoemd, hoe mooi de begrafenis ook is. Kijk, je kunt het gezicht van den ouden man al zien. Zy'n, meisje kwam twee weken geleden thuis mager en altijd hoestend. Dat is nu het einde. De kleine stoet ging vlak aan ons voorbij. In de gele, flikkerende lichtcirkels kón men de gezichten van de drie vrouwen en de kleine dokters" zien. Allen staarden recht vooruit. De kinderen hielden niet op te schreien. Slaperig, ontsteld, angstig. De vier mannen plasten langzaam door de modder, drie er van keken op den grond, voorzichtig hun stappen uitkiezend, de vierde, een slanke, donker uitziende jongen keek zoo strak naar de kist, dat hij strompelde. Plotseling dreun den de diepe rijke tonen van de kerkklok het middernachtuur. De kleine kinderen luisterden, hielden op te schreien en huiver den. De oude boer sloe» eerbiedig het kruis. Christus redde ons'', fluisterde bij. Vertaald door H. B., Chicago.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl