Historisch Archief 1877-1940
No.. 1511
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
NICOLM .
est ce We ?
C 'est l 'Hutoire de. la.
... 3e te recomm.an.de Ie
ra
nifmmimimtmitmimtmmttmmmrmtmmmmmmmmmmmttmu
Een nieuwe boekletter
Nu men in de laatste jaren, ginds Morris
er zijn1 onvermoeiden ijver aan wijdde, meer
dere aandacht aan het boek is gaan schenken,
nn kwam men voor tal van vraagstukken
te staan, die, wilde men er een goede oplos
sing" voor vinden, niet alleen op
sehoonheidsprincipen moesten berusten, maar waaraan
technische bruikbaarheid in niet mindere
mate ten grondslag moest leggen.
Dat door de tijden heen, papier, drukinkt,
boekletter, bladspiegel, illustratie enz. enz.
kortom ons geheele boek van weinig smaak
en overleg was gaan getuigen, of liever, dat
men 'zelden meer dacht er iets moois
immiimmimmmHiiiimmiiiiitmmiiiiminmimttmtMiiiiitmiiiiimt
waren het kunstnijveren als Behrens,
Bekman, Sattler, Vogeler, Wieynk, waarvan
misschien de Trianon-letter van den laatste
voor ons ook bruikbaarheid heeft; in Frank
rijk zien -we als resultaat der nieuwe bewe
ging o. a. de letters van Aureol en Grasset,
beide ten onzent bekend, hoewel de eerste
weinig toepassing vindt. De Grasset-letter
daarentegen, die een mooi zwart aspect
geeft, is als boekletter niet onvermaard,
en voor bijzonder uitgaven ook zeker zeer
geschikt, maar toch gaat zij mank aan de
kwaal der Morris letters, dat zij op den
duur te vermoeiend is om te lezen, niet
onwaarschijnlijk door te weinig verschil
in haarlijnen en schaduwlijnen en door
U\J
1O IV^V^OIL'CICA
Alleen bovenhelft is leesbaa
Onderste helft moeilijk lees
7 ONDERSTE HELFT
Kegel l is bijna niet te lezen.
2 is volkomen leesbaar, hoewel de
letter op dezelfde hoogte is door
gesneden als regel 1.
3 geeft den completen regel 1.
4 9
» * » » B » &'
mede te kunnen bereiken en zoo men dit
al poogde, het meestal niet in typografie
zijn uitgangspunt vond, zal begrijpelijk zijn
voor ieder die boeken van een twintig, vyf
en twintig jaar geleden eens aan een critisch
onderzoek onderwerpt. Maar met een her
leving der nijverheidskunst zou ook het
boek onderhanden genomen worden, men
zou zijn aandacht gaan wijden aan den.
band, aan de illustratie en de verluchting,
men zou ook het eigenlijke zetwerk eens
nader bekijken en hiermede tevens de letter
typen. Want vooral deze verkeerden in
een allesbehalve smaakvolle toestand. Een
titel gezet uit een zes, zevental soorten was
niet ongewoon en als men die typen stuk
voor stuk op den keper eens ging beschouwen,
ook dan bleef er niet veel van o ver. We laten nu
de zoogenaamde fantasie en de geschaduwde
nog maar achterwege, doch ook de gewone
boekletter was niet meer dan een zoo en
zooveelste verhanseling van wat eens een
goede letter geweest was.
Morris was een der eersten die hierin ver
andering bracht door voor zijne uitgaven
een drietal typen de Golden Type, de
Troy Type- en de Chaucer Type te ont
werpen, wat zeker al een stap in de goede
richting was naar meerdere schoonheid.
Maar hoe fraai we de op den Romein
gebazeerde Golden typeofdeopdenöothischen
lettersoort berustende beide anderen ook
vinden, voor gewone boekletter zijn zij niet
hi allen deele bruikbaar, zij eigenen zich
slechts voor zeer speciale uitgaven, waarvoor
Morris ze waarschijnlijk ook bedoelde.
Eenmaal het spoor gewezen, gingen ook
andere kunstenaars hunne krachten aan
de boekletter beproeven. In Duitschland
Kegel 5 is de woordvorm van regel 1.
>t u » » » » » *?
7 in kapitaal gezet, geeft als
woordvorm niets dan parallelogrammen,
zie regel 8.
te weinig eenvoud.
Een nieuwe letter wordt thans door de
Amsterdamsche lettergieterij, voorheen N.
Tetterode, voor Nederland in den handel
tebracht, en het wil ons toeschijnen, dat
eze letter naast goeden vorm voornamelijk
door hare duidelijkheid aanbeveling ver
dient. De ontwerper, Louis Ingalls Kimball,
ging als praktisch Amerikaan allereerst uit
van de leesbaarheid, en zocht welke bij een
boekletter in hoofdzaak de voorwaarden
hiervoor waren.
Gesteund door onderzoekingen van ande
ren, kwam hij tot de volgende punten,
waarop hij zijn letters bazeeren zou.
Allereerst bleek dat de ruimte wit boven
een regel de duidelijkheid meer bevordert
dan een ruimte wit er onder, maar van niet
minder belang is de eigenaardigheid, door
Javal in zijn Essai sur la physiologie de
Ia lecture" reeds in 1878 opgemerkt, dat men
een woord, een regel nog vrij duidelijk kan
lezen, wanneer men de onderhelft ervan
bedekt, terwijl dit onmogelijk blijken bij
het bedekken der bovenhelft.
Hiermede moest dus rekening gehouden
worden, waar nog bij kwam de bekende
eigenschap, dat men lezende, geen- letters
meer in zich opneemt maar wel de geheele
figuur door de woorden gevormd, vandaar
dan ook, dat een pagina geheel uit hoofd
letters gezet minder duidelijk leest dan eene
waar de halen onder en boven den regel
afwisseling in den woordvorm brengen, in
het eerste geval toch lijken alle woorden
te veel op elkaar.
Photograflsch werden nu eerst eenige
proeven van het beste werk der
stempelsnijders uit de laatste eeuwen vergroot,
Bij de Moderne Elzevier is beoogd en ver
kregen een meerdere quantiteit wit tusschen
de regels, en wel met name boven de ronde
letters, in tegenstelling met dat wat er onder
is, tegelijkertijd behoudende de groote dier,
ronde letters. Al de technische moeilijkheden
hier te beschrijven, die verbonden waren aan
snijden, gieten enz., van de Moderne Elzevier
zou ons te ver voeren voor het oogenblik.
waarmee de teekenaar, vasthoudende aan
de gestelde voorwaarden, reeksen van woor
den samenstelde, waarbij de lange ophalen
van b, d, f, h, k, l, zorgen moeten voor het
meerdere wit boven den regel. Ook het
aansluiten der letters onderling was een
zaak van overweging. Deze teekeningen op
zeer groote schaal uitgevoerd werden weer
photografisch op lettermaat terug gebracht,
geclicheerd en afgedrukt, en niet zelden
bleek dan, dat, wat op een grootte van 3 a
4 cM. voldeed, op kleine schaal onduidelijk
werd. Na tal van probeersels bereikte men
echter ten slotte een resultaat, dat aange
nomen kon worden, en waarop men de
afzonderlijke letters nu kon construeeren.
Ook hierbij echter deden zich moeilijkhe
den voor, die slechts een vakman kan be
grijpen, men moest namelijk met de schijn
bare vormafwijking rekening houden, een
hoofdletter O bijv., die evengroot is als een
hoofdletter B zal zich kleiner voordoen,
vandaar dat men om hetzelfde effect te
hebben ze iets grooter moet teekenen, ook
bij een V en een A moet men hierop be
dacht zijn,terwijl eveneens gebogen l\jnen die
op een bepaalde maat de goede ronding
hebben, verkleind dikwijls niet zuiver meer
zijn, en de oogen van een e, een a, een g, bij
verkleining niet zelden te dicht worden.
De te overkomen moeilijkheden zijn dus
vele,en vooral bij een boekletter kan men niet
nauwkeurig genoeg zijn om angstvallig te
vermijden wat aan duidelijke leesbaarheid
kan schaden.
Dat de heer Kimball iri zijn pogingen
geslaagd is, wij gelooven het wel. De
Cheltenham, de firma Tetterode noemt
hem zeer oneigelijk, maar misschien uit
handelsoogpunt wel verklaarbaar, Moderne
Elzevier, is een mooie, ronde, opene
letter, sierlijk van bouw en goed van
zwaarte, die vooral door de haar ken
merkende lange ophalen in groote mate
duidelijk is, wat het maken van interlinies
(wit tusschen de regels) overbodig maakt.
Wij twijfelen dan ook niet of zij zal ten
onzent wel ingang vinden evenals in Enge
land, waar de firma H. W. Oaslon haar
importeerde en in haar vaderland waar zij
gemaakt werd voor de American-type
founders company te New-York.
Naar wij vernemen zal het dezen zomer
verschijnendeBilderdijkrGredenkboek in deze
Oheltenham-letter gedrukt worden.
E. W. P. DE VRIES Jr.
De Architect.
Ontwerpen, studies, teekeningen en
details van Hedendaagsche Kunst,
Oude Kunst, Heraldiek en Ant
woorden op Prijsvragen, onder
Redactie van het genootschap
Architectura et Amicitia" geves
te Amsterdam. Prijs per jaargang
van 6 afleveringen , 6 platen ?7.50.
Uitgave H. Kleinmann &. Co. Uit
gevers-Drukkers, Haarlem.
Gaarne wil ik mij niet latende
intimideeren door eene schrikwekkende
omslag-decoratie met enkele woorden
het verschijnen van den 17den jaargang
van De Architect aankondigen, waarvan
de drie eerste afleveringen mij ter kennis
making zijn gezonden. Het plaatwerk
wordt op keurige wijze uitgegeven door
Kleinmann & Co. te Haarlem, terwijl
de zorg voor den inhoud blijkbaar in
goede handen berust bij het genoot
schap Architectura et Amicitia". Deze
werkzame Amsterdamsche vereeniging
verkrijgt door de aantrekkingskracht
harer activiteit en de enthousiaste wijze
waarop zij haar beginsel voorstaat en
opkomt voor de belangen van haar vak,
steeds meer de feitelijke leiding in het
bouwkundige vereenigingsleven van ons
land, naarmate de Maatschappij tot
Bevordering der Bouwkunst een aldoor
offieieeler tint tracht aan te nemen,
ondanks een zeer aanmerkelijk percen
tage harer leden, handelaars in bouw
materialen, agenten en dergelijken, de
bouwkunst alleen kommercieel beoefent.
De redactie van De Architect heeft
blijkbaar een verstandig en nuttig ge
bruik gemaakt van de jubileums-tentoon
stelling van Architectura et Amicitia",
verleden jaar in het gemeentelijk museum
te Amsterdam gehouden bij gelegenheid
van het Xe lustrum en hare portefeuille
aangevuld met hetgeen daar bijeen ge
bracht is.
De inhoud van den ITdeii jaargang
is even frisch als die van den l sten.
Op bouwkundig zoowel als op
kunstindustrieel gebied wordt een overzicht
geboden van het moderne streven.
J. W. Hanrath, met een landhuis te
Hilversum, dat mij eene eigenaardige
vereeniging voorkomt van oud-Hollandsch
met nieuw-Engelsch; H. P. Berlage Nzn.,
met eene zomerwoning te Laren, die met
haar rieten dak inderdaad van te echt
landelijk karakter is, zonder daarom eene
boerenhuizinge te zijn, om hier Villa" te
worden gedoopt; K. P. C. de Bazel, met
een huis te Alkmaar, eene dubbele villa
in het Willemspark te Amsterdam en
enkele détails, met m. i. te peuterig
beeldhouwwerk van Oosschot; J.Stuivinga,
met het ontwerp eener kleine
Protestantsche kerk; J. H. W. Leliman, met de
Remonstrantsche kerk te Arnhem; J.
Ingenohl, met het Instituut van
Physische Therapie te Amsterdam, welks
uitermate sobere gevel1 met de jaren zal
winnen; J. M. van der Mey, met zijn
ontwerp in de prijsvraag voor een gou
vernementsgebouw te Haarlem, vormen
het meer bouwkundige gedeelte van den
inhoud der drie afleveringen.
Berlage en Jacques van den Bosch,
met Binnenhuis" meubels van m.i. deels
al te konstruktief karakter; Oosschot, met
snijwerk; M. Bles en Herman Rosse, met
hunne bekroonde ontwerpen in de door
Bouwkunst en Vriendschap" uitgeschre
ven prijsvraag voor het bovenlicht in
glas en lood van een cargadoors-kantoor,
waarin vooral Rosse's De Vergulde
Dolfijn" eene artistieke en toepasselijke
oplossing biedt; W. Kromhout Czn., met
eene oorkonde, waarvan het eerst na
moeizame ontcijfering blijkt dat zij den
heer Scholten is aangeboden, vertegen
woordigen meer in het bijzonder die tak
van artistieke werkzaamheid welke men
tegenwoordig eenigszins pleonastisch als
sierkunst" pleegt aan te duiden, als
ware het begrip kunst niet steeds aan
dat van sieren verbonden.
Dr. Architect staat als 't ware boven
de partijen die in het bouwkundige
vereenigingaleven van ons land tot zoo
betreurenswaardige versnippering en
verbrokkeling der toch al niet sterke
krachten leiden. Zij is het eenige plaat
werk dat in ons land over
hedendaagsche bouwkunst verschijnt en dat voor
de studie der onderscheiden stroomingen
in onze moderne bouwkunst eene
standaardpublicatie is en zulks onder de goede
leiding van Architectura et Amicitia"
naar alle waarschijnlijkheid ook blij
ven zal.
Juist in den overgangstijd, dien wij op
architectonisch gebied doormaken is het
verschijnen eener dergelijke uitgave van
waarde zoowel praktisch als ter studie
en vergelijking.
Weinige jaren brachten eene algeheele
en nog verre van tot stilstand gekomen
verandering van streven en opvatting.
Maar toch zou men zeggen dat in de
merkwaardige mengeling van richtingen
die de bouwkunst tot voor weinige
jaren terug vertoonde, ? de troebeling
mindert. Aan de eene zij de neemt de zin
voor het door dik en dun najagen van
oorspronkelijkheid af, aan den anderen
kant ziet men de voorliefde voor navol
gingen van historische stijlen verdwijnen.
Zou inderdaad de onderstelling te op
timistisch blijken dat langzaam aan een
zuiverder toestand nadert, waarin een
gemeenschappelijk, althans gelijkgezind,
streven, baseerend op de gegevens eener
moderne levensbeschouwing, opnieuw tot
een bloei tijdperk der bouwkunst leiden
gaat ?
J. H. W. LELIMAN,
Houwk. Ing.
Gedenkteeken te Spankeren op het graf
van den schilder en teekenleeraar
H. A. C. Dekker, overleden 1905.
Arti (Leflen, 1ste eel).
Een kort woord over deze niet zeer be
langrijke tentoonstelling. Het schilderij van
Breitner, kleur-zwak voor dezen schilder,
wien juist zwaarte van kleur tot roem werd;
de Witsen het tegengestelde van boei
end" Tholen's schilderij de zee met het
gaande schip zal ik niet bespreken, nadat ik
pas den aard van zijn werk hier qualificeerde.
Het Atelier van Suze Robertsen, een harer
vroegere werken,een van haar meest verzorgde.
Een schilderij dat, eenigszins verwant aan
sommige Versters door diepte in de kleur
bekoort, hoewel het geen wonder is. Het
Binnenhuis door Briët met de aangename
kleur-eigenschappen, te vinden in b.v. de
schildering van de borden op de schouw, hier
en daar ook in den muur van dit binnenhuis,
heeft dit verzwakkende dat het niet vast
genoeg aan malkander geschilderd is, meer
brokken" wierd. Wat het eigenaardige is van
dezen schilder, fijn eer dan groot, zuiver eer
dan rijk, is dat hij het zooveel geziene
Hollandsche binnenhuis toch eenigszins met nieuwen
kijk beziet, niet een halve Israëls is, noch
Neuhuys noch Kever hy ziet het in een
mengeling van den tijd voor de groote
negentiende-eeuwsche schilders, gemengd met den
invloed juist door dezen uitgeoefend. De
goudvisschen van Dysselhof: gjj mocht den
geest van dezen schilder met meer beduiding:
het is eigen werk, wél geschilderd maar
de geestelijke inhoud is niet zwaar. De Kal
koen, door Jan van Essen werd begiftigd
met de gouden medaille. Het schildery is
beter dan dat wat pas in den Haag was; de
kleuren zijn rijker het ware een goed
schoorsteenstuk zóó wel is het ook geschil
derd; het mist alleen de dichterlijkheid (die
hem dan ook totaal niet eigen is) van de
Groote schilders. Ik mocht de Hart Nibbrig
ietwat kleur-voller, kleur-dieper, de Haver
kamp wat minder stijf.
Het portret van Willy Martens met het
mooie" satijn mist m. i. alle qualiteiten voor
een portret: het duidt niet uit, het is niet
van kleur belangrijk het is voor sommige
zoet-lisende dames belangrijk om het mooi (?)
satijn. Het oude Polderhuis door
Monnickendam: is dit schilderij niet te veel getruqueerd,
is het niet eene fantasie (wat natuurlijk abso
luut geen bezwaar is) maar eene zoodanige
dat de verhoudingen der kleuren onmogelijk
geworden zijn en voelt ge niet te veel in
dit werk uit 1905: niet ten eerste en ten
laatste een streven naar eigen zielswaarheid,
maar meer een ten uitvoer brengen van
voorop-gezette meeningen ? En is in de
Moulyn de kracht der fantaisie ook niet te
gering, de teekening van het geheel te zwak,
om realiteit te geven, mogelijkheid aan het ver
beelde ? De heer Van Nek wordt een specia
liteit in bokking het ig wel wat monotooa
alty'd deze bokking en daarenboven is het
eer mozaïek dan schildering. In de katten
van Van der Poll is de lenigheid der schilder
wijze niet groot genoeg (de cypersche toch
is zeer proppig" geschilderd) en is daaren
boven ietwat zoets in de kleur der steenen.
Ik mocht dezen wenschen, nu hij anatomisch
zoo vast staat, dat hy bovenal zich zette tot
kleur, zoo hem die gegeven is. Het meisjes
kopje van juffr. Bitsema heeft iets
kleur-gevoeligs; de Wandeling door Eoelofs (Alb) is
zwak, onschoon van kleur. Er zyn er nog
meer van wie dit of dat te zeggen waar
maar hoe weinig wildheid in al deze schilders,
hoe weinig hartstocht, hoe weinig drift, diep
zinnigheid !
Het stilleven van Verster (eieren in een
houten bakje, uit 1906) is van compositie
niet aangenaam. Het is zeer krachtig en
klaar uitgesproken, maar schaadt lo het
bruine hout ,der tafel niet buitengemeen
aan het gansche? 2o wykt het vlak der tafel
voldoende? Het portret van Jan Veth, vrouw
met vinger aan den wang, ofschoon kleintjes,
miniatuurachtig, heeft een zachtheid en be
schaafdheid in zich, geuit in de oogen
het is beter, hoewel niet zoo krachtig als
de brute, buitenlandsche Luns. De Petunia's
door Wandscheer hebben den zachten zin
van die in den Haag, maar ze zijn zwakker;
maar het zijn bloemen. Bij het tweede ge
deelte dezer tentoonstelling kom ik.nog op
eenige schilderijen terug.
PLASSOHAEET.
Tentoonstelling St Lncas.
Haar vijf-en-twintig jarig bestaan beeft de
vereeniging St. Lucas willen vieren met een
buitengewone tentoonstelling. De buitenge
woonheid werd betracht door den leden een
extra ruime inzending te vergunnen, 't Was
wel de minst omslachtige manier; een
uitnoodiging tot exposeeren aan oud-leden zou'
zeker een belangwekkender resultaat hebben
gehad, maar zal waarschijnlijk te bezwarend
zijn geacht en bovendien een achterstelling
hebben beteekend van veel tegenwoordige
leden. Het hemd is nader dan de rok, de
vereeniging St. Lucas heeft bij haar groote
uitbreiding, toch altjjd nog meer dan andere
genootschappen, het karakter van een huis
houdelijke gemeenschap. Natuurlijk heeft het
bestuur met de genomen beschikking de
medewerking van alle leden geprovoceerd
om deze tentoonstelling nu eens kwalitatief
een bijzondere te doen zyn. Niet zoozeer hun
jongste tot expositie gereede producten wer
den gewenscht, dan wel van bet bebte wat
zij ooit geleverd hadden, zij het al of niet
tentoongesteld geweest of reeds in coliectie's
geborgen. Of allen aan die verwachting vol
deden betwijfel ik, maar zeker is de tentoon
stelling buitengewoon omvangrijk geworden.
Van een eersten tocht door al die zalen langs
dat goede vijf honderdtal kunstwerken mocht
ik echter slechts de herinnering aan zeer
enkele verrassende ontmoetingen meenemen.
Onder deze allereerst het Stilleven van Suse
Eobertson, dan werk van Witsen uit zyn
vroeger t;jd en ook nog eenige carikaturen
(portretcharges) van Hahn, die ik in huu
soort meesjerlyk durf .noemen. ]k merkte
wel veel en allerhande op dat me waardeerbaar
scheen, maar dat tot een werkelijke schatting
toch nog eerst iiader op de band moet gewo
gen worden. Tot een anderen keer dus; dit
zij slechts een, nuchtere aankondiging van
deze feesttentoonstelling".
W. S.
Muziek in de Hoofdstad,
De dagen van 9 tot 16 Mei stonden wei
in het teeken van Weingartner. Eerst zijn
voordracht in de vereeniging Erasmus", die
natuurlijk niet in de termen valt eener
bespreking onder bovenstaande rubriek. Dan
de kamermuziek-avond van IL Mei, waarop
zijn Fdur strijkquartet, zijn sextet voor piano
en strijkinstrumenten (met contrabas) en een
aantal liederen (Mevrouw LütkemaRD) wer
den uitgevoerd en ten slotte de beide uit
voeringen van de Oratorium-vereeniging,
waarop zijn symphonie King Lear" en zijne
nieuwste compositieën voor achtstemmig ge
mengd koor en orchest Droomnacht" (op
tekst van Frans Langheinrich) en
Stormhymne" (Helene von Engelhardt) werden ten
gehoore gebracht. Bovendien dirigeerde
Weingartaer ook daar Beethoven's Xegende".
Men zal het verklaarbaar viaden dat aan
de laatste uitvoering deze bespreking gewijd
wordt.
Het was mij eene teleurstelling dat in het
teksboek met geen enkel woord van
Weingartner's muziek bij Shakegpeare's drama
King Lear" gewaagd werd. Alleen vond
men in het programma vermeld Ouverture"
Koning Lear. Later bleek mij dat de com
ponist zijn werk niet als een ouverture",
maar als een symphonische Dichtung" of
symphonie" wil beschouwd zien. Daarin
heeft hij volkomen geljjk. Het woord ouver
ture" doet iets anders verwachten dan
Weingartner's muziek biedt. Men stelt zich daarbij
onwillekeurig den ouden klassieken ouver
ture-vorm voor den geest. Weingartner heeft
echter uit het drama in zyn geheel geput en
dan een toonwerk gecreëerd, dat door de
veelvuldigheid zijner stemmingen en tegelij
kertijd door de eenheid in de muzikale con
ceptie in hooge mate boeit. De inleiding, met
een nobel breed motief, dat aan het slot
herhaald wordt, drukt als het ware op het
geheel haar stempel. Een zeer schoone over
gang van deze langzame inleiding naar het
Allegro, bereidt een praehti ge Oboë- melodie
voor, die, als tegenstelling met het sombere
eerste motief, allergelukkigst ge\onden is.
De doorwerking die dan volgt, is zeer gecom
pliceerd ; men kan daar den componist niet
altijd gemakkelijk begrijpen; maar toch blijkt
uit den schoonen orchestklank, dat Wein
gartner een meester is in de instrumentatie
en dat hij geen vriend is van stuitende of
schreeuwende orchesteffecten. Zeker is zijn
King Lear" een symphonisch werk, dat elk
orchest-repertoire tot sieraad zal strekken.
Wanneer ik daarna zyn Stormhymne"
eerder bespreek dan Droomnacht", dan is dat
omdat ik ook werkelijk aan dat werk de voor
keur geef. Het begint met een tenor-solo,
waarin vermeld wordt dat de storm rond de
aarde zweept, nu eens met donderend geweld,
dan met droef geween, nu sidderend en kla
gend, dan krachtig en wreed. De solist eindigt
met de woorden:
O gij buldrende orkaan
O leer mij uw overoud lied verstaan.
In de tweede strophe treedt het koor op.