Historisch Archief 1877-1940
D K A M i T E R D A M M E II W E K C L A D VOOR NEDER L & N D.
1508
'
r
i
Weingartner heeft een paar mooie motieven
gevonden om de hoofdtrekken van het ge
dicht weer te geven. De melodie op den hof
van Eden is misschien iets minder voornaam
van Ijjn, zij doet in de geweldige klanken
massa toch goed en vermag sterk de aan
dacht op zich te concentreeren. Weingartner
heeft over het geheel een prachtig gebruik
gemaakt van de k oor s tem men en het orchest.
Door de interessante groepeeringen en tegen
stellingen vaft vrouwen- en mannenkoor be
reikt hjj een afwisseling die weldadig werkt
en als dan aan het slot, by de beschrijving
van den jongsten dag, koor, orchest en orgel
zich vereenigen tot een machtig geheel, bij
de woorden:
Als 't uur daar is, 't geweldige uur
Dat de dooden uit het stof doet herleven",
dan neemt zijn pbantasie een vlucht, dan
bereikt h\j een climax zoo grootsch, dat uit
voerenden en toehoorders onweerstaanbaar
worden meegesleept en verbluft staan over
het effect dat h ij'bereikt.
Het andere opus, op den hyper-romantischen
tekst van Langheinrich, houdt zich meer bezig
met beschrijvende muziek. Schoon is de korte
orchestinleiding, waarin de stemming wordt
weergegeven van het witte huis der droomen
ver van het strand, in het woud, verscholen
onder beukenhout. Een stemming die men
weer ontmoet bjj de laatste strophe. Overigens
vindt men het eenigszins het vage van den
tekst ook terug in de muziek. Men ontmoet
er schoone momenten in en wordt getroffen
door de meesterlijke behandeling van de
compositietechniek, zonder geroerd te worden
gelyk in het andere koorwerk.
Beide compositiën z\jn uiterst modern
en zeer moeilijk. Bij Droomnacht" vallen
de moeilijkheden echter in het bij zonder op,
Men kent het standpunt van Weingartner
ten opzichte van vertalingen. Te Parijs heeft
h\j met de hollandsche Oratorium vereeniging
la Damnation de Faust" van Berlioz in het
Fransch en het slotkoor uit de Negende"
in het Duitsch doen zingen. Weingartner
houdt niet van vertalingen en daarin heeft
hij gel|jk. Waar dit mogelijk is, wil hij
alle werken in hnn oorspronkelijke taal doen
zingen. B\j de Oratorium-Vereeniging" is
dit mogelyk. Had men nu niet uit eerbied
vier den componist en zijne beginselen, beide
wecken niet in het Duitsch kunnen zingen?
Hoi-publiek zou den tekst niet minder goed
hebben verstaan in het Duitsch dan in het
Hollandse b. En woorden of uitdrukkingen
als Thyrosstaf" en het neergevelde Ilias"
of Heila's grootheid" enz. zijn voor het
groote publiek in onze taal even onverstaan
baar als in het Duitsch.
Een ware verrassing was het voor mij toen
de heer Sol zijn recitatief uit de negende
symphonie begon met O Freunde nicht
dieae Töne" in plaats van O broeders,
niet zulke klanken", gelijk in het. tekstboek
was afgedrukt. Kon men aanvankelijk den
ken aan een vergissing van den zanger,
deze meening verdween, toen het koor
eveneens voortging in Schiller's taal. Zou
met dit precedent de
Oratoriumvereeniging niet den goeden weg hebben ingeslagen ?
Zou het voortaan niet steeds zoo kunnen:
zingen in de oorspronkelijke taal en de
vertaling in het tekstboek afdrukken?
Grootsch was ook nu weer de indruk, dien
Weingartner met zijn wedergave van de
Negende" wist te bereiken. Grootsch door
z\jn 'soberheid en eenvoud, door zijn waar
heid en echt mannelijke opvatting. Geen
zweem van gemaniereerdheid, maar rust,
Olympische rust vindt men in zijn directie.
Warmte, gloed, hartstocht, maar gebreideld
door een gemoed die zich zei ven beheerscht.
Weingartner kan zich geheel geven, met ge
heel zijn temperament, zeker als hij er van
ia, dat dit nooit zal ontaarden in ong
bondenbeid.
Hoe breed nam hij het eerste Allegro en
hoe sprak daaruit een onpeilbare diepte.
Hoe groeide .dan allengs dit wonderbare
toonstuk uit leege tonica en quint op
tot een verheven en meesleepend gedicht,
waarin de eenige Beethoven zij E meest
majestneuie en diepzinnige gedachten heeft neer
gelegd. Hoe wist de geniale dirigent allengs
tinteling en leven te brengen in de ontwik
keling der motieven, om dan later weer terug
te ktieren tot de stemming van oneindigheid.
Prachtig was ook het vaste tempo van het
Scherzo, met zyn onophoudelijk
voortstormende beweging en alleen afgewisseld door
het Trio, waarin de driedeelige rhythmus
voor een wijle onderbroken wordt.
Schoener nog was het Adagio, deze zang
van hemelsch geluk en ideale opgetogenheid.
En hoe rein wist Weingartner de edele lijnen
.van al de zich hier afwisselende melodieën
tot haar recht te brengen. Dit Adagio zóó te
hooren herscheppen is een voorrecht. Wein
gartner bewijst daarmede zijn toehoorders
een weldaad, waarvoor zij hem niet genoeg
dankbaar kunnen zijn; want zulke muziek,
zóó uitgevoerd verheft en veredelt den
mensch; ze voert hem op tot de eenzame
hoogte, waar Beethoven troonde en van waar
hij de uitingen van zijn verheven geest aan
het nageslacht schonk.
De onstuimize inleiding van het Finale.
de reminiscentiën aan vroegere thema's, het
beroemde recitatief van de orchestbassen en
het zachtkens prevelen van het
Freudemotief door de violoncellen het was
alles prachtig. En toen ten slotte het koor
met zijn eertijds zoo beruchte moeilijkheden,
die thans door onze zangvereenigingen
spelenderwijs worden overwonnen, inviel,
kende de jubel geen grenzen meer, een
jubel die weerklank vond bij het publiek en
zich uitte in geestdriftige huldigingen van
den genialen dirigent.
Moet het ons niet tot weemoed stemmen,
dat we voortaan den gevierden kunstenaar
niet meer den stof mogen zien zwaaien over
de scharen, die hem zoo willig op zijn
wenken volgen?
Het getuigt van een echte zielegrootheid
en mannelijke vastberadenheid dat Wein
gartner, op het toppunt gekomen van zijn
roem,, vrijwillig zijn dirigenten-loopbaan af
breekt, om zich meer te concentreeren voor
anderen arbeid, bepaaldelijk voor com
positie. Onwillekeurig denkt ruen hierbij aan
Liszt, die op de middaghoogte gekomen van
zijn talent als pianist, eveneens de
zelfbeheersching had aan de inwendige stem
van zijn hart gehoor te geven en zijn pia
nist enloopbaan afbrak, doof blijkende voor
de verlokkingen van een verdere, aan roem
en eer rijke carrière, ten einde zijn volgend
leven aan, zooal3 hij zelf zeide, nuttiger
dingen te kunnen wijden.
deelen in de huldebfetuigingen van het
publiek.
Met het solisten-quaytet was men ditmaal
niet zoo gelukkig gew'sest als ten vorigen
jare. Alleen de heer Sol zong wederom met
volle stem''en groote zeggingskracht zijn
aanhef, waaraan ?s'lechïs ben rustiger tempo
nog meer relief had" verleend. Mevrouw
Lütkemann scheen mij wiet-zoo gedisponeerd
als anders. Mejufl'rouw»Stapelfeldt -heeft wel
een zeer mooi orptan^aöaar Schijnt mij als
soliste meer op haar plaats dan iaden
quartetzang. De heer Swolfs-.bezit niet die vast
heid van toon (in de ..?Stormhymne" had
men dat reeds kunnen; bespeuren) die voor
zijn partij wel gewenscht is.
Toch beteekenen deze-opmerkingen ten
opzichte van hét geheel, slechts weinig.
De Oratoriumvereeniging heeft in haar
bestaan een roemrijke bladzijde meer te
boekstaven.
AKT. AVERKAMP.
Uit de nalatenschappen van wijlen den
heer P. W. Sebes, schilder en dr. P. F. van
Ree en anderen ziin Zondag 19 en Maandag
20 Mei in De Brakke Grond" te Amsterdam,
te zien, om Dinsdag 22 en Woensdag 23 Mei
verkocht te worden : werk van P. W. Sebes
zelf, schilderijen, waterVerfteekeningen, meu
belen in ouden en nieuwen stijl (o. a. van
Berlage), Oud-Delftsch^ enz.
" ' " ' '
..
,K ,'???*'? 'h ' ???& "?^Y\r":7-., ?"-..»?,
Hobbe Smith. Voor Amsterdam. Schepen op het'Uj de St. Nicolaaskerk
op den achtergrond.
Moge Weingartner in de toekomst de be
vrediging vinden als kunstenaar, die hij ver
wacht van zijn geestelijken arbeid en moge
hij de muzikale wereld gelukkig maken met
de voortbrengselen van zijn brein, gelijk hu
dat reeda deed als dirigent met de reproductie
van de werken onzer groote meesters.
? En nu nog een enkel woord over de uit
voering, die in bijna elk opzicht een schitte
rende was.
Het Concertgebouw-orchest k weet zich met
merkbare geestdrift van zijn taak. Aan
klankschoonheid en intelligentie bij het volgen
van de wenken zijns leiders verrichtte het
iets bewonderenswaardigs. Het koor heeft
zich in de Stormhymne" en in de Negende"
schitterend gehouden; slechts in Droom
nacht" waren er een paar trekjes, die aan
reinheid en adel van toon nog hadden
kunnen winnen. Zeer terecht deed Weingartner
den directeur der Oratorium vereeniging, Anton
H. Tierie, die met gioote zelfverloochening
voor den meester-dirigent teruggetreden was,
Van het groot aantal schilderijen trekken
o. a. de aandacht: Fl. Arntzenius : de Spui
straat te 's-Gravenhaf e, op een regenachtigen
dag; Louis Apol: $»en ondergaande zon;
J. W. Bilders : De Beek; B. J. Blommers:
Boerenmaaltijd; Theophile de Bock: Het
kasteel te Laag-Keppel; J. Bosboom: Het
orgel; In de S t. Ba vo t e Haarlem; De mis;
G. H. Breitner : Regendag, een gezicht op het
Rokin te Amsterdam, Artillerie-manoeuvres;
P. Dupont: Een drinkend paard; Otto
Eerelman: Een jonge Hindeloopensche vrouw
in Friesch kostuum, op weg naar de kerk ;
P. J. C. Gabriel: Normandisch dorp ; Vin
cent van Gogh : Een landschap bij avond; Een
weeze ; H. F. de Grijs : Brabantsen bin
nenhuisje ; H. J. Harerman: Een kindje,
slechts een hemdje aan, zittend op de schoot
van de kinderjuffrouw, die het gebaad heeft;
Gerke Henkes : Het te-huis van den predi
kant ; Hobbe Smith : Voor Amsterdam,
Beurtschepen in het IJ, op den achtergrond
de St. Nicolaaskerk; John F. Huik : De
Raaf en de Vos; Mari ten Kate :
Schaataenrijden; Jeno van Kennedy: Gedwongen
scheiding; J. S. H. Kever: Bloemen;
J. C. K. Klinkenberg: Een stadsgezicht te
'sGravenhage; Amsterdam by het vallen van
den avond; G. W. Knap: Gezicht op de
ronde Luthersche kerk te Amsterdam; Gezicht
op de Montelbaanstoren en de Oude Schans"
te Amsterdam; Jacob Maris: Een passage;
Riviergezicht; Matthijs Maris: Onder de
hoornen; Willem Maris: Melktigd; ? Anton
Mauve: Het Konijn; Op weg naar de kerk;
W. C. Nakken: Normandische binnenplaats
met boerin, drie paarden, een haan en een
kip; Jan van Oort: Chineesch haantje;
W. C. Rip: Bij Schiedam; Charles
n : illustratie van dpn roman Majoor
Frans door Mevr. Bosboom Toussaint;
Willem Roelofs: Het strand te Heyst bij
Brugge; Henriette Ronner : Poesjes; ?
Marguerite Roosenboom : Bloemen; Philip
Sadée: Aardappelen-rooien; Julius van de
San de Bakhuysen: Landweg naar Rolde
(Drenthe); P. P. Schiedges: De Vecht; Herfst;
Thérèse Schwartze : Lente; W. van Soest:
Aan den voet der Duinen; Willem Steelink:
Eene herderin ; J. H. Toorop : Londen;
H. Valkenburg: Brabantsch Binnenhuisje,
waarin kantwerksters; Wouter Verschuur:
Het zwarte paard; J. H. Weissenbruch:
Boerenwoning; W. Witsen: Amsterdam;
J. H. Wijsmuller: In den herfst; W. de
Zwart: Een zandweg; enz.
J.J.BIESING,
VGRA.VENHA.GE,
iQlecitraat 65, 65^61
Moderat Schilderijen.
Aquarellen ID 8ra»urn.
Deensche Kunst.
Groote collectie van Kunstvoorwerpen
uit de onderstaande fabrieken:
Koninklijke Porceleinfabriek,
Faiencefabriek Alumiuia",
Terralit" Fabrieken,
Koninkl. Hof Terracotta Fabriek
F. Ipseus Enke,
alle te Kopenhagen.
Onze kunstzalen zijn dagelijks geopend van 9?5.
CHABOT & ALBERS,
Interc. Telefoon 6519. Singel 164.
MEUBEL-BAZAR,
Singel 263 283,
tofl de Faleiwvfcraa*.
Kantoor-Meubelen eni.
J. MEIJERINK MEIJER.
Telefoon ««O».
/SO.
MAISOM DROUOT
+ ?¥WESSKB A Co. -t- «?
* LAHÖE HOUTSTRAAT 7 A * *
? - - Den Haftg - - »
. . TBLKrOON IITTBBO. »f4 .
GROOTSTE INRICHTING VOOB
COMPLETE MEUBILEERING sr
IN AT.T.TZ STIJLEN 's= = = =
ANTIQUITEITEN = = =s
EIGEN MEUBELFABRIEK
l'" Aff/vHEMsC\\E
l 5TEENDRUKKERIJ
ETlHETTEMFABRIEK
ARNHEM
TELtPHOÜN $70
NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP
ZE1STER FABRIEK
__
VAN
KOPERWERKEN
2 MINUTEN VAN
STATION DRIEBERGEN
MODERN EN
ANTIEK KOPERWERK
GIETERIJ VOOR - -
FIJN KOPER EN BRONS
AARDÊ7ERK
BMTE
?» i ii*
&r
v
* GR1SAMTI «?
Kalverstraat 111, Amsterdam.
Kunatnijverheidsartikelen,
Beeldwerken,
Tegelschilderijen.
UITVCXRKG
'[ J>LAFOnD - ai lUAPDKSCHIÜXRjPG
\ OI2TID?RP?R VOOR ? I^UCSTnAALDUI?RN
RKLA(D?'S ? BO^BARD?R ? 71.
J. H. Breitner. R e g en \v e e r. Gezicht op het Rokin te Amsterdam.
MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS
G. & J. COOL
AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT.
BLOEMGRACHT 77 DELFTSCHESTRAAT6I BIJ.TSTRBAT 30