De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 20 mei pagina 8

20 mei 1906 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

D K A M i T E R D A M M E II W E K C L A D VOOR NEDER L & N D. 1508 ' r i Weingartner heeft een paar mooie motieven gevonden om de hoofdtrekken van het ge dicht weer te geven. De melodie op den hof van Eden is misschien iets minder voornaam van Ijjn, zij doet in de geweldige klanken massa toch goed en vermag sterk de aan dacht op zich te concentreeren. Weingartner heeft over het geheel een prachtig gebruik gemaakt van de k oor s tem men en het orchest. Door de interessante groepeeringen en tegen stellingen vaft vrouwen- en mannenkoor be reikt hjj een afwisseling die weldadig werkt en als dan aan het slot, by de beschrijving van den jongsten dag, koor, orchest en orgel zich vereenigen tot een machtig geheel, bij de woorden: Als 't uur daar is, 't geweldige uur Dat de dooden uit het stof doet herleven", dan neemt zijn pbantasie een vlucht, dan bereikt h\j een climax zoo grootsch, dat uit voerenden en toehoorders onweerstaanbaar worden meegesleept en verbluft staan over het effect dat h ij'bereikt. Het andere opus, op den hyper-romantischen tekst van Langheinrich, houdt zich meer bezig met beschrijvende muziek. Schoon is de korte orchestinleiding, waarin de stemming wordt weergegeven van het witte huis der droomen ver van het strand, in het woud, verscholen onder beukenhout. Een stemming die men weer ontmoet bjj de laatste strophe. Overigens vindt men het eenigszins het vage van den tekst ook terug in de muziek. Men ontmoet er schoone momenten in en wordt getroffen door de meesterlijke behandeling van de compositietechniek, zonder geroerd te worden gelyk in het andere koorwerk. Beide compositiën z\jn uiterst modern en zeer moeilijk. Bij Droomnacht" vallen de moeilijkheden echter in het bij zonder op, Men kent het standpunt van Weingartner ten opzichte van vertalingen. Te Parijs heeft h\j met de hollandsche Oratorium vereeniging la Damnation de Faust" van Berlioz in het Fransch en het slotkoor uit de Negende" in het Duitsch doen zingen. Weingartner houdt niet van vertalingen en daarin heeft hij gel|jk. Waar dit mogelijk is, wil hij alle werken in hnn oorspronkelijke taal doen zingen. B\j de Oratorium-Vereeniging" is dit mogelyk. Had men nu niet uit eerbied vier den componist en zijne beginselen, beide wecken niet in het Duitsch kunnen zingen? Hoi-publiek zou den tekst niet minder goed hebben verstaan in het Duitsch dan in het Hollandse b. En woorden of uitdrukkingen als Thyrosstaf" en het neergevelde Ilias" of Heila's grootheid" enz. zijn voor het groote publiek in onze taal even onverstaan baar als in het Duitsch. Een ware verrassing was het voor mij toen de heer Sol zijn recitatief uit de negende symphonie begon met O Freunde nicht dieae Töne" in plaats van O broeders, niet zulke klanken", gelijk in het. tekstboek was afgedrukt. Kon men aanvankelijk den ken aan een vergissing van den zanger, deze meening verdween, toen het koor eveneens voortging in Schiller's taal. Zou met dit precedent de Oratoriumvereeniging niet den goeden weg hebben ingeslagen ? Zou het voortaan niet steeds zoo kunnen: zingen in de oorspronkelijke taal en de vertaling in het tekstboek afdrukken? Grootsch was ook nu weer de indruk, dien Weingartner met zijn wedergave van de Negende" wist te bereiken. Grootsch door z\jn 'soberheid en eenvoud, door zijn waar heid en echt mannelijke opvatting. Geen zweem van gemaniereerdheid, maar rust, Olympische rust vindt men in zijn directie. Warmte, gloed, hartstocht, maar gebreideld door een gemoed die zich zei ven beheerscht. Weingartner kan zich geheel geven, met ge heel zijn temperament, zeker als hij er van ia, dat dit nooit zal ontaarden in ong bondenbeid. Hoe breed nam hij het eerste Allegro en hoe sprak daaruit een onpeilbare diepte. Hoe groeide .dan allengs dit wonderbare toonstuk uit leege tonica en quint op tot een verheven en meesleepend gedicht, waarin de eenige Beethoven zij E meest majestneuie en diepzinnige gedachten heeft neer gelegd. Hoe wist de geniale dirigent allengs tinteling en leven te brengen in de ontwik keling der motieven, om dan later weer terug te ktieren tot de stemming van oneindigheid. Prachtig was ook het vaste tempo van het Scherzo, met zyn onophoudelijk voortstormende beweging en alleen afgewisseld door het Trio, waarin de driedeelige rhythmus voor een wijle onderbroken wordt. Schoener nog was het Adagio, deze zang van hemelsch geluk en ideale opgetogenheid. En hoe rein wist Weingartner de edele lijnen .van al de zich hier afwisselende melodieën tot haar recht te brengen. Dit Adagio zóó te hooren herscheppen is een voorrecht. Wein gartner bewijst daarmede zijn toehoorders een weldaad, waarvoor zij hem niet genoeg dankbaar kunnen zijn; want zulke muziek, zóó uitgevoerd verheft en veredelt den mensch; ze voert hem op tot de eenzame hoogte, waar Beethoven troonde en van waar hij de uitingen van zijn verheven geest aan het nageslacht schonk. De onstuimize inleiding van het Finale. de reminiscentiën aan vroegere thema's, het beroemde recitatief van de orchestbassen en het zachtkens prevelen van het Freudemotief door de violoncellen het was alles prachtig. En toen ten slotte het koor met zijn eertijds zoo beruchte moeilijkheden, die thans door onze zangvereenigingen spelenderwijs worden overwonnen, inviel, kende de jubel geen grenzen meer, een jubel die weerklank vond bij het publiek en zich uitte in geestdriftige huldigingen van den genialen dirigent. Moet het ons niet tot weemoed stemmen, dat we voortaan den gevierden kunstenaar niet meer den stof mogen zien zwaaien over de scharen, die hem zoo willig op zijn wenken volgen? Het getuigt van een echte zielegrootheid en mannelijke vastberadenheid dat Wein gartner, op het toppunt gekomen van zijn roem,, vrijwillig zijn dirigenten-loopbaan af breekt, om zich meer te concentreeren voor anderen arbeid, bepaaldelijk voor com positie. Onwillekeurig denkt ruen hierbij aan Liszt, die op de middaghoogte gekomen van zijn talent als pianist, eveneens de zelfbeheersching had aan de inwendige stem van zijn hart gehoor te geven en zijn pia nist enloopbaan afbrak, doof blijkende voor de verlokkingen van een verdere, aan roem en eer rijke carrière, ten einde zijn volgend leven aan, zooal3 hij zelf zeide, nuttiger dingen te kunnen wijden. deelen in de huldebfetuigingen van het publiek. Met het solisten-quaytet was men ditmaal niet zoo gelukkig gew'sest als ten vorigen jare. Alleen de heer Sol zong wederom met volle stem''en groote zeggingskracht zijn aanhef, waaraan ?s'lechïs ben rustiger tempo nog meer relief had" verleend. Mevrouw Lütkemann scheen mij wiet-zoo gedisponeerd als anders. Mejufl'rouw»Stapelfeldt -heeft wel een zeer mooi orptan^aöaar Schijnt mij als soliste meer op haar plaats dan iaden quartetzang. De heer Swolfs-.bezit niet die vast heid van toon (in de ..?Stormhymne" had men dat reeds kunnen; bespeuren) die voor zijn partij wel gewenscht is. Toch beteekenen deze-opmerkingen ten opzichte van hét geheel, slechts weinig. De Oratoriumvereeniging heeft in haar bestaan een roemrijke bladzijde meer te boekstaven. AKT. AVERKAMP. Uit de nalatenschappen van wijlen den heer P. W. Sebes, schilder en dr. P. F. van Ree en anderen ziin Zondag 19 en Maandag 20 Mei in De Brakke Grond" te Amsterdam, te zien, om Dinsdag 22 en Woensdag 23 Mei verkocht te worden : werk van P. W. Sebes zelf, schilderijen, waterVerfteekeningen, meu belen in ouden en nieuwen stijl (o. a. van Berlage), Oud-Delftsch^ enz. " ' " ' ' .. ,K ,'???*'? 'h ' ???& "?^Y\r":7-., ?"-..»?, Hobbe Smith. Voor Amsterdam. Schepen op het'Uj de St. Nicolaaskerk op den achtergrond. Moge Weingartner in de toekomst de be vrediging vinden als kunstenaar, die hij ver wacht van zijn geestelijken arbeid en moge hij de muzikale wereld gelukkig maken met de voortbrengselen van zijn brein, gelijk hu dat reeda deed als dirigent met de reproductie van de werken onzer groote meesters. ? En nu nog een enkel woord over de uit voering, die in bijna elk opzicht een schitte rende was. Het Concertgebouw-orchest k weet zich met merkbare geestdrift van zijn taak. Aan klankschoonheid en intelligentie bij het volgen van de wenken zijns leiders verrichtte het iets bewonderenswaardigs. Het koor heeft zich in de Stormhymne" en in de Negende" schitterend gehouden; slechts in Droom nacht" waren er een paar trekjes, die aan reinheid en adel van toon nog hadden kunnen winnen. Zeer terecht deed Weingartner den directeur der Oratorium vereeniging, Anton H. Tierie, die met gioote zelfverloochening voor den meester-dirigent teruggetreden was, Van het groot aantal schilderijen trekken o. a. de aandacht: Fl. Arntzenius : de Spui straat te 's-Gravenhaf e, op een regenachtigen dag; Louis Apol: $»en ondergaande zon; J. W. Bilders : De Beek; B. J. Blommers: Boerenmaaltijd; Theophile de Bock: Het kasteel te Laag-Keppel; J. Bosboom: Het orgel; In de S t. Ba vo t e Haarlem; De mis; G. H. Breitner : Regendag, een gezicht op het Rokin te Amsterdam, Artillerie-manoeuvres; P. Dupont: Een drinkend paard; Otto Eerelman: Een jonge Hindeloopensche vrouw in Friesch kostuum, op weg naar de kerk ; P. J. C. Gabriel: Normandisch dorp ; Vin cent van Gogh : Een landschap bij avond; Een weeze ; H. F. de Grijs : Brabantsen bin nenhuisje ; H. J. Harerman: Een kindje, slechts een hemdje aan, zittend op de schoot van de kinderjuffrouw, die het gebaad heeft; Gerke Henkes : Het te-huis van den predi kant ; Hobbe Smith : Voor Amsterdam, Beurtschepen in het IJ, op den achtergrond de St. Nicolaaskerk; John F. Huik : De Raaf en de Vos; Mari ten Kate : Schaataenrijden; Jeno van Kennedy: Gedwongen scheiding; J. S. H. Kever: Bloemen; J. C. K. Klinkenberg: Een stadsgezicht te 'sGravenhage; Amsterdam by het vallen van den avond; G. W. Knap: Gezicht op de ronde Luthersche kerk te Amsterdam; Gezicht op de Montelbaanstoren en de Oude Schans" te Amsterdam; Jacob Maris: Een passage; Riviergezicht; Matthijs Maris: Onder de hoornen; Willem Maris: Melktigd; ? Anton Mauve: Het Konijn; Op weg naar de kerk; W. C. Nakken: Normandische binnenplaats met boerin, drie paarden, een haan en een kip; Jan van Oort: Chineesch haantje; W. C. Rip: Bij Schiedam; Charles n : illustratie van dpn roman Majoor Frans door Mevr. Bosboom Toussaint; Willem Roelofs: Het strand te Heyst bij Brugge; Henriette Ronner : Poesjes; ? Marguerite Roosenboom : Bloemen; Philip Sadée: Aardappelen-rooien; Julius van de San de Bakhuysen: Landweg naar Rolde (Drenthe); P. P. Schiedges: De Vecht; Herfst; Thérèse Schwartze : Lente; W. van Soest: Aan den voet der Duinen; Willem Steelink: Eene herderin ; J. H. Toorop : Londen; H. Valkenburg: Brabantsch Binnenhuisje, waarin kantwerksters; Wouter Verschuur: Het zwarte paard; J. H. Weissenbruch: Boerenwoning; W. Witsen: Amsterdam; J. H. Wijsmuller: In den herfst; W. de Zwart: Een zandweg; enz. J.J.BIESING, VGRA.VENHA.GE, iQlecitraat 65, 65^61 Moderat Schilderijen. Aquarellen ID 8ra»urn. Deensche Kunst. Groote collectie van Kunstvoorwerpen uit de onderstaande fabrieken: Koninklijke Porceleinfabriek, Faiencefabriek Alumiuia", Terralit" Fabrieken, Koninkl. Hof Terracotta Fabriek F. Ipseus Enke, alle te Kopenhagen. Onze kunstzalen zijn dagelijks geopend van 9?5. CHABOT & ALBERS, Interc. Telefoon 6519. Singel 164. MEUBEL-BAZAR, Singel 263 283, tofl de Faleiwvfcraa*. Kantoor-Meubelen eni. J. MEIJERINK MEIJER. Telefoon ««O». /SO. MAISOM DROUOT + ?¥WESSKB A Co. -t- «? * LAHÖE HOUTSTRAAT 7 A * * ? - - Den Haftg - - » . . TBLKrOON IITTBBO. »f4 . GROOTSTE INRICHTING VOOB COMPLETE MEUBILEERING sr IN AT.T.TZ STIJLEN 's= = = = ANTIQUITEITEN = = =s EIGEN MEUBELFABRIEK l'" Aff/vHEMsC\\E l 5TEENDRUKKERIJ ETlHETTEMFABRIEK ARNHEM TELtPHOÜN $70 NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP ZE1STER FABRIEK __ VAN KOPERWERKEN 2 MINUTEN VAN STATION DRIEBERGEN MODERN EN ANTIEK KOPERWERK GIETERIJ VOOR - - FIJN KOPER EN BRONS AARDÊ7ERK BMTE ?» i ii* &r v * GR1SAMTI «? Kalverstraat 111, Amsterdam. Kunatnijverheidsartikelen, Beeldwerken, Tegelschilderijen. UITVCXRKG '[ J>LAFOnD - ai lUAPDKSCHIÜXRjPG \ OI2TID?RP?R VOOR ? I^UCSTnAALDUI?RN RKLA(D?'S ? BO^BARD?R ? 71. J. H. Breitner. R e g en \v e e r. Gezicht op het Rokin te Amsterdam. MARMEREN SCHOORSTEENMANTELS G. & J. COOL AMSTERDAM. ROTTERDAM. UTRECHT. BLOEMGRACHT 77 DELFTSCHESTRAAT6I BIJ.TSTRBAT 30

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl