Historisch Archief 1877-1940
Nó. 1509
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NE D ER LA N D.
?wie Hij te voren had gezien'dat zij door
hun vrijen wil zouden geloo ven, soms meer
kans op de zaligheid bood aan een burge
meester dan aan een proletariër. Voorts neme
hij eens de geschriften van een Trigland, een
Boelof Pietersz., een eellinck, of van welken
Gereformeerden predikant hij maar wil, ter
hand, en overtuige zich dat de vermaning
tot een beter leven op aarde" bij de
ContraBemonstranten evenmin ontbrak als bij hunne
tegenstanders. De strijd tusschen de Calvi
nisten en Libertijnen was de strijd, die nu
eenmaal steeds de menscbheid verdeeld houdt,
tusschen de theïstische en de humanistische
Ie rensopratting, en deae strijd stoort zich
niet aan klasse-belangen of k lassen-on
derscheid, doch verdeelt iedere klasse ; wie hem
wil verklaren uit economische motieven moet
verkeerd uitkomen. De heer Van Ravesteijn
heeft getracht uit de handelspolitiek van den
ouden Hooft diens religieuseen staatkundige
beginselen af te leiden ; maar waar blijft het
onderscheid tusschen de partyen, wanneer
beiden op handelsgebied denzelfden weg
"bewandelen 7 Zijn, nadat de Calvinistische
meerderheid in de Amsterdamsche Vroed
schap tot minderheid was geworden, de
handelscompagnieën opgeheven? Hebben niet
steeds Libertijnen en Calvinisten broederlijk
in deze corporaties samengewerkt 7 Zeker, een
man als Usselincx had andere idealen, dan
in de compagnieën werden verwezenlijkt:
doch men liet hem in den steek en hij stierf
arm en vergeten. In de handelspolitiek was
na het einde van het Bestand tusschen de
beide partyen geen vei schil, en toch bleven
zij tegenover elkander staan. Is hiermede niet
de theorie, die de oorzaak van liet verschil
in economische motieven wil zoeken, ver
oordeeld 7
De schrijver heeft bovendien geen heldere
voorstelling van den loop van den partijstrijd
gedurende de jaren van het Bestand. Hy
beschuldigt de meerderheid der
Amsterdarnsche regeering van... verraad, omdat zij zich,
toen het Bestand eenmaal gesloten wasu
-niet neerlegde by het fait accompli, maar de
oppositie tegen Oldenbarneveldt en de
Staatsche meerderheid voortzette, verbonden met
twee aan de groot-bonrgeoisie van nature
vijandige machten, de kerkelijke party en
het volk; voortzette tot een punt, waar de
geheele heerschappij der bourgeoisie slechts
?van de willekeur van n man leek af te
hangen en het den militairen bevelhebber
vry' scheen te etaan de hand naar net
ab<olute gezag uit te strekken '. Iets dergelijks
neer te schrijven na Fruiu en Groen van
Prinsterer is kras. Maurice et Barnevelt"
schy'nt voor den heer Van Ravesteyn niet
te zijn geschreven.
By het tweede gedeelte der dissertatie be
hoort de vierde, .bijlage, waarin eene tot
dusverre onuitgegeven memorie van C >rnelis
Pieterszoon Hooft, m welke hu bezwaren ont
wikkelde tegen een plan der Staten van
Holland tot cortinge van de rentten", wordt
gepubliceerd en toegelicht. Het zou te ver
voeren hier op deze quaestie in te gaan:
genoeg, de door Hooft bestreden maatrezel
zou waarschijnlijk niet voordeelig geweest zijn
voor de Amsterdameche kleine burgerij. En
nu constateert de heer Van Ravensteyn met
eenige verwondering, dat de stadsregeering,
dat Hooft voor de bedreigde belangen opkwam,
niettegenstaande zijne kloste niet dire, t bij deze
twestie geïnteresseerd wat l Dat eene re^eering
de belangen van alle klassen, van het geheele
volk in het oog tracht te houden, is hem
blijkbaar onverklaarbaar. Al weder een
voort>eeldv waartoe de materialistische
geschiedbeschouwing leidt. Gespeend als zy is aan
alle idealisme, benevelt zij den blik op de
leiten en doetde waardeeringonzuiver worden.
la zijne Tnleidin?" erkent da schryver
dat een betrekkelijk losse band" de deelen
van zy'n werk verbindt; daarvan mag hem
dus geen verwijt worden gemaakt. Waar hij
verder met alle bescheidenheid" eenige aan
dacht verzoekt voor zijjne pogingen om den
samenhang van maatschappelijke en politieke
gebeurteniwen aan den dag te leggen", worde
erkend dat zijn arbeid vele belangrijke ge
gevens bij elkander heeft gebracht. Moge
voortgezet onderzoek den jongen doctor er
toe breagen in te zien dat de mensehheid
ook in haar historisch bestaan niet al leen van
brood leeft, of, met andere woorden dat
niet de stof over den geest, doch de geest
over de stof heerscht!
Dr. Jon. C. BREEX.
DOOR
GEORGE FECH.
I.
O Henk, zeg, 'k ben zoo blij, de naaister is al
komen passen ; je was net de deur uit van mor
gen ; nou komt mijn pakje zeker nog klaar."
Hij, opgepleizierd: Zóó lieve...? dat 's
heerlijk... En zit 't netjes?"
O keurig, en 't lijfje valt van voren precies
uit, zooals jij 't zoo graag ziet; heel even maar
open, erg bescheiden, heusch", vleide Hansje
met haar muzikale stem, terwijl haar aardige
licht-brnine oogen van liefde schitterden.
Erg blij, erg blij", animeerde hij terug.
En wanneer komt het nu thuis?"
O man, stellig Zaterdagmorgen..."
Zoo... Nou, dat 's juist op tijd hè? Als
je er maar op aan kunt..."
O stellig, stellig."
Ik- moet zeggen dat het me van 't mensch
meevalt... Zie je wel dat 't gauw betalen
van je rekening en een beleefd briefje won
deren doen?"
Ja lieverd, dat begin ik nu ook te begrij
pen... Zeg, is 't erg koud?"
Nog al, 't is vingerkoud; we krijgen nog
'n hoop sneeuw."
He ja, wat stom van me; daar vergeet ik
?warempel je kopje koffie; dat spijt me nou
Henk, maar ik zal't dadelijk voor je inschen
ken", redeneerde zij druk, naar 't hoekje bij
den schoorsteen gaande, waar het gaskomfoor
op een klein dressoir stond.
Henk was in zy'n luierstoel neergevallen en
kreeg bezoek van zijn oudsten jongen, die ruim
drie jaren oud was, en 'm, zooals hy zeide,
een kusje kwam brengen." Dit hartelijkheidje,
waarvan hy' gewoon was bij thuiskomst, bracht
hem in een blijde stemming, die nog
opflikkerde door het heerlijk aroma van de gefil
treerde koffie, dat zich inde kamer verspreidde,
en de toebereidselen die hij de meid zag maken
voor de koffie-tafel. U krijgt'n bak-tongetje
meneer", fleemde Betje, tuk op een vriendelijk
Aage en Else, bewerkt naar hetDeensch
van HARALD KIDDE, door A. GORTER
DE WAARD. Deel I: In schaduw
van den Dood. Deel II: Het Leven.
Uitgave van H. Honig. Utrtcht 1905.
... de geschiedenis van een ridder, die
Aaga en een meisje, dat Else heette; van
den ridJer die stierf en het meisje, dat hein
beweende. En de ridder hoorde onder de
aarde, dat zij weende en kwam bij haar terug
en zeide: Else, je moogt niet meer schreien,
want telkeiw aU je dat doet, vult zich mijn
kist met blo.ed; lederen keer echter, dat je
danst of lacht, is zij vol roode rozen."
Hield Else toen op met schreien 7"
Moeder keek hem strak aan: Xeen, dat
deed zij niet, maar daarom stierf zij ook."
Het tind rilde: Stierf ."
Ja, en kwatn bij hem in da aarde, want
Else moet Aage vergeten, indien zij wil leven ..."
Zoo ongeveer luidt een oud Deen-ch volks
liedje en naar dit droevig-reine sprookje heelt
Harald Kidde zijn roman Aage en Else ge
noemd. Een choone, poëtische gedachte,
die over het geheele verhaal een weemoedige
ontroering spreidt, zooats een hej fitlaud:cliap
soms zoo bleek en verlaten kan schijnen in
den weifelend^n glans van een late
Octoberzon; diezelfde naïef droevige stemming, die
het volksliedje zou aandoenlijk maakt ligt
even teeder en bedeesi over iieel dit zuiver
psychologische verhaal, over het eerste deel
mér dan over hat tweede: het eerste Iüscha
duw van den d jod" somber en kil, geheel
beheerscht door de herinnering aan dat eenzame
kerkhof, bij den fel bewogen fjord, waar de
herfatblareii de graven dekten der jonge
dood n, die vergeten moeien woMen, wil voor
de levende, het leven zelf niet worden als een
graf. Graven louter giaven en
steeds angstiger wotdt het ons bij het lezen
van dit eerste deel, steeds somberder en
verlatener als wij n voor n naar den dood zien
wankelen, alien die eens in een warm geluk
kig thuis den jongen Tue omringden: eerst
zijn broertje, daii zijn beste vriendje, dan
zijn zuster, z\jn moeder, eindeliJK, de laatste
van allen, zyn vader. En met dia geliefde
personen sterft tevens het verleden af, want
g kan zich zijn jeugd niet herinneren, zonder
al die stille eenvoudige figuren die met zoo
groote liefde zijn leveu hadden gevuld. Eu
als een ontzetting zien wij nu het leven van
hem, die iedere nieuwe levensvreugde, hoe
klein, hoe onschuldig, hoe gewoon óók, be
schouwt aU een verraad aan zijn dierbare
dooden, als een /onde tegenover zijn doud
verltd.ii; zóó in angst voor de straf, die
noodwendig komen moet voor ieder die het
leven miskent, die het leven, hei wreede,
meedoogeniooze, alles oischende leven niet
geelt wat er net schoonst en het heerlijkst
in hein is zoo in vreezen ie verwachting
over den levensstrijd van den eenzame, dia
niets vergankelrjks meer had oia op te steunen,
die het leven hoonde dat hij haatte al van
kind af onbewust, den verlatene, wiens
levtnszegetocht de doodenrit zou zijn over hoop en
vertrouwen, over toewijding en teedertitid
heen naar de duistere basaltgroeveu der een
zaamheid zoo wachtten wij, angstig gedoken,
het tweede deel: liet Leven". En het leven
komt en het lokt hem en lonkt hem, het
neemt hem op in den glans zijner
vreugdedagen, het stoot hem terug in de smart-uren
der nacut, maar weer grijpt het zijn prooi en
koestert en speelt mei htm, het voert hein
omhoog tot de schemeren Ie toppen van het
geluk en laat hem zien de wereld aan zijn
voeten en da allerhoogs'.e, reins e, hechtste
en teederste litfde openbaart zich aan heoi
in haar zuiverste schoon.
Maar grooter dan de verleiding van het
leven blijft zijn angst, ooit weer menschen hef
te hebben, die kunnen sierven; totdat hij
eindelijk in de zoete mysterie van een
jong kinderleven, in de plotselinge aanschou
wing van een ontluikend leven, beyreep .. .
Met die heldere oogen in de zyne, met
die zachte handjes in zijne handen, begreep
hy het: Dool, Leven, alles de nimmer
rustende verwoesting van den dood, der
steeds vernieuwden bloei van het leven
hij begreep het 't was Liefde, Liefde, die
als een onderaardsch vuur bloemen gelijk
vlammen deed opslaan uit het dorre graf."
En hij zag, dat hij onrecht had gedaan
aan het leven, dat hij in onnut medelijden
geweend had op de graven der dooden,
terwijl hij het leven in zijn heerlijkste open
baringen had miskend en verlouchend. En
tutmiimiiiiiiiiim
woord, na het standje van 's morgens voor
haar late opstaan.
Zóó Betje! dat 's heeilijk... Zijn z' er
mee aan de deur geweest ?''
.Ia meneer; maar heel goedkoop waren
ze weer niet; 'k heb nog afgedongen; twee
schellings een dikke..."
Hansje gaf haar man zijn kopje koffie, wat
hij altijd vooruit kreeg. Hij was in'11 zonnige
stemming om de vredige rust zijner omgeving
die hij zoo lief had. En dan verheugde hij
zich kinderlijk op het carnavalsbal, dat Zater
dagavond zou gegeven worden. Ze hadden
afspraak gemaakt: met z'n achten zouden ze
er heen gaan, in de pauze met elkaar sou
peeren ... 't vooruitzicht lachte hem toe, hij
verlangde eens naar een dollen avond na
weken, maanden van een druk kantoorleveu,
m t dikwijls werk in de vrije avonduren. Hij
zou 't er eend lekker van nemen..., zijn
vrouwtje was ook in de stemming, en wat
gunde hij haar graag eens 'n pretje ; zij liep
toch ook, net als hij, in 't gareel, werkte ook
hard, zorgde voor alles met een hand vol
ijver, door liefde bestuurd...
Blij was ie dat haar baltoilet nog zou
klaar komen; enkele dagen geleden had hij
den knoop maar doorgehakt, toen Hansje
hem voor de tweede maal al op n da»,
vertelde dat haar baljapon van verleden jaar
eigenlijk niet zoo heel mooi meer was... O,
wat was ze toen uitgelaten blij geweest...!
Toen Henk tegen twee uur naar zijn kan
toor wilde gaan, vroeg Hansje hem, voor ze
zijn zoen beantwoordde: Zeg vent, tot hoe
laat blijf je van middag? wér tot over
vijven?"
Hoezoo kind, heb je soms wat?1'
Och ja, ik wilde zoo graag dat je eens
even met me naar den schoenmaker ging.
Dat is toch zoo'n rare Chinees, die belooft
maar; stel je nou toch eens voor, dat ik
Zaterdag mijn schoenen niet had : En je weet
hè, zoo'n enkel opwekkend woord van mijn
manneke. . .7"
Kom, vooruit dan maar, haal me dan maar
om half vijf af' zei Henk, gestreeld door de
verwachting zijner moreele macht over den
schoenmaker die maar belooft. . .
Om vier uur was Hansje al op 't pad,...
ze kon wel jubelen van vroolijkheid. Ja, ze
de begeerte steeg in hem op om goed te
maken wat hy, zoo wreed, had misdaan.
Maar het leven is een strenge tyran, die
niet met zich laat spotten. Want toen hij
zijn handen eindelijk, in een willige, ver
rukkelijke overgave ophief tot de vrouw, die
in haar trotsch, vrijmoedig liefdeverlangen,
in haar zelfbewust gehoorzamen aan de wijze
levensgeboden, in haar natuurlijk geloof, 'dat
in de vervulling van de eischen der liefde
de ware verlossing ligt, hem jaren lang had
trachten op te wekken tot de duurzame
werkelijkheid van het leven, toen was het
te laat, toen had het leven ook haar mee
gevoerd, omdat zij het leven, zelfs om
zijnent wille niet verradé*n kón.
Maar ue jij, jij hebt het leven bespot,
jij wilde het niet gehoorzamen. Eerst wilde
je niet hebben, dat het je dierbaren van je
weg nam en toen wou je mij niet aannemen,
die je in de plaats gegeven wer J, opdat alles
weer goed voor je zou kunnen worden ...
Tue, jij hebt het leven bespot want jij
wilJe dat het zijn zou zooals jij dacht, maar
dat laat het leven niet toe.
Tue zou ik de Lou zijn die je lief hadt,
als ik niet deed wat ik nu doe 7 Bedenk dat,
Tue, eenmaal later en houd dan weer
vau mij, zooals ik van je houden zal, ver,
ver van je. Maar tot je komen en je lief
hebben, dat heb je me onmogelijk gemaakt,
want je hebt het leven bespot, Tue."
Bij het lezen van dit boek, van deze twee
deelen heb ik een gevoel gehad of ik een
reis maakte door een berglandschap. Heteerste
deel ging het bergaf: van de lichte hoogten,
waar ijl is de lucht, gulden de zon en
wit-blindend de sneeuw daalde ik af, langzaam maar
zeker langs de grauw-stijle rotsen in het steeds
donkerder, enger, nauwer, somberder dal. In
het tweede deel ging het langzaam, beangstigd
langzaam berg opwaarts, wér voorbij de
harde, grauwe bazaltrotsen, maar nu met
de zon iii de oogen en heel in de verte vóór
ons reeds de toppen met sneeuw. En lang
zaam stijgen we, langzaam. Uier erfrisscher
wordt de lucht, fijner de geluiden; daar
tintelen, tegen de l ergen, de teedere geluid
jes der alpen-klokjes 111 omziende breidt
meerder en meerder onze gezichtskring zich
uit. Dan opeens tintelen van alle zijden de
sneeuw-toppen, glanst, goud en blauw, wijd
uit de klare zon. En als in extase strekken
wij uit onze handen maar plotseling naiist
ons ziende, donkert aan onze vooten een
afgrond en wij duizelen ... Zoo ook heb ik
dit boek gelezen en van groote schoonheid
bevonden.
Wij staan hier tegenover het werk van een
diep-voalent kunstenaar; met de kwijnende
herfst-tinten, met de weemoedige
najaarskleuren, de noordelijker litteraturen eigen,
is dit boek wederooi een werk van smait
geworden, ligt ook hier weer alles in de
schaduw van den dood.
Maar verre van met afgrijzen ons te ver
vullen, stemt het ons zacht en wordt het
in ons leven iets liefs, zooals er zooveel is om
ons en in ons, dat, zónder pijn te doen, een
schoone maar altijS weemoedige herinering
blijft,
Voor velen zal dit boek ongetwijfeld iet
of wat onbegrijpelijk blijven, zooals zooveel
andere werken der Scandinavische litteratuur :
wij, zuidelijker volken, zijn meer gewend de
psychologie in de diepte te zoeken, terwijl de
noorder volken dat in de bnedf doen; het
is dit verschil in vizie, dat wij, om te kunnen
gelooven in de schoonheid van gindsche
werken, moeten overwinnen. Maar eenmaal
dat begrepen en dat verstaan klaren de dui
sterende nevels op en zien wij het Noordsche
zieleleven in al zijn stralende en innige schoon
heid. De bewerking (vertaling 7) is uitstekend,
verrassend zelfs.
Moge dit boek gelezen worden door velen ;
het zal niet licht vergeten worden, maar een
herinnering achterlaten, die blijvende zal zijn.
W. GRAADT VAM ROCUEX.
MIHIMIIIIIIIIIIIIIIMII1IIIIII1IIIIIIII1IIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIMIIIMIIIIMHIIM
VOOR DAMES.
De TOW in bet onflc RenR
Ijdelheid der ijdelheden" heeft reeds de
Prediker gezegd en de eeuwen door, heeft
dit woord zich staande gehouden. Maar voor
de pessimisten, die meenen mochten, dat het
lllimillllMMIHIHIIIII
verlangde bepaald erg naar 't bal... Haar
japon zat zoo netjes! Wat zouden ze haar
cré;ne-kleurige schoentje, a jour bewerkt,
mooi vinden. . . jaloersch zijn van die parure,
die ze van d'r grootmama hart gekregen, en
in 't haar wilde dragen...! En ze durfde
zoo echt gerust uit gaan ; Jan was al zoo'n
flinke jongen voor z'n drie jaren ; die werd
's nachts nooit meer wakker; en haai jongste
van vier maanden zou ze zelf nog, vóór dat
ze uitging tegen acht uur, z'n flesclije melk
geven; dan kon Belje 'm om elf of' twaalf
uur helpen, en als ie dan weer moest hebben,
was ze al terug. Nou, voor die ne maal
durfde ze 't wel aan Betje overlaten. De
laatste twee keeren had ze 't haar, onder haar
toezicht laten doen. voornamelijk voor de
temperatuur van 't iieschje, en erg handig
was haar dat a'lemaal afgegaan... Gelukkig!
O, wat zou ze 'n plezier maken, druk dansen,
en veel waUen met haar neef van Brüchen,
de zoo heerlijk bedaard zweefde, naar wien
iedereen keek... Ja, ze zou eens goed de
bloemetjes buiten zetten, haar schade inhalen
van die drukke laatste maanden, waarin zoo
veel van haar krachten gevergd was ; een tijd
van getob, van een voortdurend op je qui-vive
zijn, den ganschen dag en nacht, en alle twee
uren trouw op je post, vol toewijding en
liefde met het fleschje voor den kleine, op
temperatuur... O, ze vond het heerlijk dat
ie zoo gezond was... wat kon ze LU onge
stoord pret maken zaterdagavond...
Langzamerhand plofte het gasgloelicht
overal in de winkels aan, en kwam er een
prettig-aandoende gezelligheid in de straten,
ook door het druk verkeer van menachen en
kinderen, door fabrieken en scholen die waren
uitgegaan en sociëteiten die aangingen. Hans-je
bleef voor een dames confectiewinkel staan,
bestudeerecd met kennersblik de groote ver
scheidenheid in zijden blouses. Maar de kleur
van haar ba'japon zag ze er niet bij, wat haar
blij stemde. Ja, haar keus was niet alledaagsch
geweest! 't Plezier over haar koop van die
coupon zijde, 'n licht crème-nuance, werkte
nog even in haar na. Nu passeerde zij een
bloemenwinkel. Ze hield even stil en zag
juist de juffrouw, die voor 't winkelraam
stond, in haar zelfvoldaan gezicht en haar
aankeek of ze wilde zeggen: Kom je niet
tegenwoordig vooral van toepassing is, willen
wij verhalen hoe uitgebreide beteekenis het
had in een tijd, toen de wereld nog jonger
was dan nu, hoe het, vooral voor de vrouw,
als motto voor haar leven scheen te gelden.
Tegenover onze vrouwelijke studenten, voor
wie het toilet eene der minderwaardige zaken
is geworden, willen wij stellen de aanzienlijke
Romeinsche vrouw, voor wie er weinig anders
scheen te bestaan dan het toilet en wij twij
felen niet of zelfs de verstoktste anti-feminist
zal ons toegeven, dat er, althans op dit punt,
vooruitgang is waar te nemen.
Lucianus, de Romeinsche schrijver, die zoo
geestig den spot weet te drijven met de
wcreldsche zaken, vangt zijne beschouwingen
over het leven der voorname Romeinsche
vrouw op deze wijze aan: Indien iemand
de meesteres (domina) zien kon op het
oogenblik, waarop zij zich eindelijk uit haren
morgenslaap verheft, zoo zou hij zeker denken
eene meerkat of een baviaan te ontmoeten,
hetgeen men gewoonlijk voor zulk een slecht
vooiteekeu houdt, als dit op den vroegen
morgen geschiedt."
Wij begrijpen die opmerking als wij hooren,
dat het gebruik was om gedurende den nacht,
ten einde een fraaie tint te behouden, een
masker (lectoriumi van brooddeeg en ezelsmelk
over het gezicht te leggen, eene uitvinding
van Poppea, de gemalin van Nero, waarom
dit kosmetiek ook den naam Poppeana"
droe*. Het deeg verdroogde en gaf aan het
gelaat der ontwakende schoone het aan
zien van een muur vol scheuren. Handige
slavinnen stonden echter gereed, de korst
met lauwe ezelinnenmelk af te weeken en
zorgvuldig te verwijderen.
Eindelijk bevrijdt zij 't gezicht en verwij
dert het vroeger bedeksel. Langzaam wordt
zij herkend en laat met de melk zich
besprenklen, om welke versch te bezitten, zij
steeds ezels in haar gevolg heeft.
(Juvenalis VI).
Dan stond de domina op en trad uit het
slaapvertrek in de kleedkamer. Hier wachtte
eene schare blanke slavinnen, ieder geoefend
in haar bepaald handwerk, elk meesteres in
haar soort. Zij wachtte vol angst; de meesteres
kon slecht geluimd zijn en zou dan elk klein
vergrüp streng bestraffen. Eerst begonnen
de kosmeten haar ambt: de blanketsters,
die wit en rood moesten aanbrengen, de
wenkbrauwen schilderen en de tanden
borstelen. Eene slavin reinigde het gezicht met
ezelinnenmelk en wreef de huid in met
reukwateren. Eene tweede dienares trad nader,
ademde op een zilveren spiegel en bood de
meesteres het metaal aan om te beruiken,
opdat deze overtuigd zou zijn, dat het speeksel
der dienares rein en welriekend was, want
het blanketsel werd met speeksel toebereid.
Was het bianketsel g ad en duurzaam aan
gebracht, dan kwam stimmi, de wenkbrauwen
schilderes om dezen kleur, glans, en schoonen
vorm te geven, bracht ook
blauwachtigglinsterende a leren aan en Masticha", de
T
RADEMARK
NlARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar büalle Wgnhandelaars en
bjj de vertegenwoordigers
HOOP.tl AXS «& BKUIXIKR,
Wünhandelaars te Amsterdam.
Prijzen m af ? 2,50 per RescL
Echt Victoriawate
OBERLAHNSTE»
cht victoriawate.
OBERLAHNSTEIN.
?MMIimimmillllllllMltllllHinMIlHUMMflIIIIIMIIHtlllNIIIIIUIIIMMMH
eens binnen 7" Zou ze nu maar vast niet wat
bloemen voor zaterdagavond bestellen'! 'n
Paar rozen voor de ceintuur en een in 't haar?
Maar neen, nog niet; ze zou eens afwachten
of Henk er soms aan dacht,... dan hadden
ze nog charme voor haar ook... En ze liep
door, langs de gezellige straten, als in een
allee van licht tusfchen druk-redeneerende,
vroolijke menschen. Kijk, woonde daitr niet
de schoenmaker 7 Wel j i, 't stond er,
Bramer.^. Maar wat is dat? Stond hij daar te
lachen en te praten? Waarachtig, hij was't,
wat 'n schande ! Zoo'n man moest toch wer
ken ! Natuurlijk zou len haar schoenen nu
ook wel niet klaar komen ! 't Was of ze er
een voorgevoel van had, toen ze Henk vroeg
met haar mee te willen gaan. O, 't was haar
wat waard geweest als ze 'm niet in den winkel
had zien luieren l Dubbel blij was ze nu dat
Henk er straks met haar heen ging. Dut zou
helpen, als hij met z'n joviale stem, heel
beleefd, maar beslist zou zeggen : Hoor 'ns
meneer, m'n vrouw rekent vast en stellig op
de schoenen hoor.. . u zult 'r dus wel voor
willen zorgen, nietwaar meneer Bramers?"
O, ze hoorde 'm zoo iets al zeggen, en zag
't onderdanig, benauwd gezicht van den
schoenmaker al; dat 's andere koek dan
lachen en praten in z'n winkel. . .
De klok boven het brandweergebouw wees
zeven minuten voor half vijf. Ze had nog
een paar minuten te loopen, dus juist tijd om
nog een verrassing voor haar man te koopen.
Hij hield zooveel van 'n Gosécha na tafel,
'n klein, elegant sigaartje van vier cent. Ze
wist bijna zeker dat ie verlede i Zondag zijn
laatste had opgestoken. Wat zou ik gelukkig
zijn als hij zijn bus weór gevuld vond...
Opgeruimd verliet ze den winkel. Ze had
het pakje in tiaar rechterzak gestoken, want
als Hpnk haar straks een arm zou geven
die goeie jongen bleef na hun trouwen links
van haar loopen kon het erg in de ver
drukking komen, omdat hij nogal aansloot;
en een sigaar moet een gaaf dekblad heb
ben," had ze Henk eens hooren zeggen.
Met elastischen tred en lachende oogen kwam
Henk haar tegemoet en haakte dadelijk in.
Wat ben je prachtig op tyd kindje, 't is
nog niet eena half vijf'; en dan na een
oogenblik:
Normaal-Onderkleedmq
Prof Dr O
v Eenige
Fabrikanten
W.BentierSöhne
Stuttnart
Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstraat l
K. F. DEUSCHLE-BENGER.
iedeponeerd
Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTRAAT 9.
Depots: v. Baerlestraat 38, Joh.
Verhulststraat 105, Ferd. Bolstraat 4, Weesperzijde 74,
Plantage Kerklaan 15, Tilanusstraat 83, Von
Zesenstraat 29,Watergraafsmeer: Breedeweg 1.
Ie Helmersstr, 201, Ie Const. Huygensstr. 92,
de Clercqstraat 8, Nassaukade 304o,
Marnixstraat 257, Haarl.dijk 20, 2e Tuindwarsstraat 2.
NATUUKWOL
B K S L, I S T K R I M P V ft IJ.
flEDERL: INDUSTRIE
TER \ERVAARDIGIflG VAM:'
K. .CQMETE
HET EEflitE ZUIVER rWUUR VOLLB10/1PBKOED
BESLIST KRittPVRIJ ;
1 ZOP1DER WASCH VOORSCHRIFT !
OMDER VOLLE GARANTIE l
Mag. KEIZKRSHOF, Nieuwendyk 194-196.
Jf'-i-riiin H. AlhJ.IER, Hofl. Koningsplein.
Firma A!)K. HCHAKEL, Hofl. Heiligenweg.
Waar geen contractanten zijn, wende men
zich tot de Ned. Fabr. LA COVÈTE"
Eggertstraat 3 te Amsterdam.
BOUWT te NUNSPEET
o/d.
VELUWE.
Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.
Dat 's waar ook, op 't kantoor vertelden
ze me, dat mevrouw Reevensch gisterenavond
om tien uur plotseling gestorven is."
Ach zoo ?" sprak Hansje deelnemend", die
stakkerd ; wat heeft ze gemankeerd?"
Eigenlijk niets. . . stilstand van 't hart ;
d'r beide' pleegkinderen, je weet wel, dat
Indisch meisje en jongetje verleden week
hebben ze nog zoo aardig piano en viool op
't muziekscbool examen- concert gespeeld!
waren op dansles... stel je voor... 't kan
niet beroerder hè7 o, ze was als een moeder
voor die kinderen... '
Ach God. wat stakkerachtig... Twaalf
en dertien zijn ze. . . wat 'n ellende toch. . ."
Ja, tragisch. Wat kan 'n mensch 'r toch
gauw uit zijn... 't Zijn kinderen van een
broer, die op Lombok gesneuveld is, 'n
kaptein geloof ik."
Ellendig, ellendig. "
Ja..."
Zelf had ze geen kinderen hè7"
Neen, n gehad. . . maar gestorven. . . Dat
weet je toch nog wel, twee jaar geleden. . .?"
Zwijgend liepen ze eenige minuten naast
elkander voort, denkend aan de misères van
het hooge leven. . .
Maar daar op eens vervaagde de indruk
van deze trieste tijding. In de hel verlichte
Overstraat stond voor den bazaar een drin
gende, bonzende troep kinderen, die het
uiigilde van de pret en all-erlei grappige
opmerkingen maakte over de tentoongestelde
masKers, koddig gegroepeerd in een zee van
licht ; uit den bazaar drongen tonen van een
orchestrion, met schetterende trompetten en
overdadig slagwerk en bekken-gekets : de
carnavalsmarsch van dat jaar, een die je
electriseert. Terwijl zij beiden den marsen
door rhythmisch beweeg van de teenen in
de schoenen volgden, bekeken ze de groe
peering der masKers.
In het midden een dwerg-geBtalte met een
buitensporig groot waterhoofd-masker; daar
naast in verschillende grootten en kleuren,
neus-maskers, met beweegbare monden, en
aan den anderen kant de bespottelijke
gazenmaskers met dik-bolle en overdadig
bloozende wangetjes. . .
(Slot volgt).