Historisch Archief 1877-1940
?PJPP
DE AMSTERDAM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1509
De Kunstnijverheid,
hand- en studieboekje, tevens
vademecum- voor bezoekers van
musea en tentoonstellingen, naar
dr. BKUNO'S Kunst im Handwerk,
derde herziene druk door J. W. H.
BERDEN, directeur der Rijksschool
voor Kunstnij verheid teAmsterdam.
Uitgever H. D. Tjeenk Willink
en [Zoon te Haarlem.
Voor acht-en-twinti? jaar vertaalden P. R.
gelijken'tred houdt met de kunst vaardigheid
van den werkman.
Tien jaar heeft de tweede druk van het
boekje : De Kunstnijverheid, dienst gedaan;
een derde druk noodzakelijk geworden, is
bezorgd door J. W. H. Berden, directeur
aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid te
Amsterdam.
Bij de hernieuwde uitgave van dit waarde
vol en nuttig gebleken boekje heeft de heer
J. W. H. Berden rekening gehouden met de
logische vorderingen van begrip, van ont
wikkeling en van literatuur op het gebied
van kunstnijverheid in de laatste tien jaar.
13. Ceramiek; 14. De Beeldhouwkunst;
15. Steen; 16. Hout; 17. Plastiek in
zachtere stoffen ; 18. Metaal; 19. Heraldiek.
Het handige boekje, 229 blz. groot, bevat
50 afbeeldingen tusschen den tekat, van welke
een enkele niet.mooi, duidelijk en frisch is, zoo
als de topgevel van den Vleesuhhal te Haarlem.
De reproductie vaneen vier der af beeldingen
buiten den tekst zijn hier als proeve
ingelascht.
Niet zonder belang is, aan het slot van
het boekje, de vermelding van titels der
werken over kunstnijverheid. Benige aan
vulling van sommige vakken is gewenscht,
Filigraanarbeid in zilver (boekbandje).
17de eeuwsche boekband in leder met zilveren beslagwerk.
G-ondschaal en Joost Thooft het boekje Kunst
im Handwerk van dr. Bruno, secretaris van
het Oostenryksch museum in Weenen. In
1895 beleefde het een tweeden druk. Zoowel
voor dezen als voor den eersten schreef J. R.
de Kruyff in een woordje vooraf, hoe veel
Daarom heeft hij den tekst aangevuld, of zoo
noodig, gewijzigd, en door talryke illustratiën
verlucht.
De Kunstnijverheid is thans meer dan ooit
een boekje, om in ieders bezit te zijn,
vakman of niet. Eene inleiding van J. W.
b:v. bij Schrift, Druk en Graphische kunsten"
hadden de werken en werkjes van deJSnschedé's
niet mogen ontbreken, vooral niet die van
den voormaligen Bibliothecaris der
Haarlemsche bibliotheek, evenmin de interessante
catalogus der tentoonstelling, Lkortelings, te
Drijfwerk in koper, pi. m. 1500.
Gegoten doopvont te Pilsum (Oost-Friesland) pi. IQ. 1400.
hy zelf aan den Oostenrykschen schrijver te
danken had door, geleid aan zijne hand,
musea en tentoonstellingen te bezoeken en
opmerkzaam te worden op wat hij zag en
hoe het gemaakt werd.
Want dit is noodig. Er zyn toch velen, die
porselein niet van aardewerk of email
weten te onderscheiden, die onbekend met
metaal, inlegwerk voor schilderwerk aan
zien, of wien tal van andere technieken
in het kunstambacht onbekend zijn. Wien
het dus ook ontgaat, dat elke versiering zóó
maar niet geschikt is om te dienen voor elke
grondstof, en dat elk materiaal zijn eigen
aardige bewerking vordert, die van zelf het
voorkomen van het ornament bepaalt.
Hoeveel geniet men niet mér bij het be
zoek aan een tentoonstelling, als men er alle
dingen by naain en toenaam kent, en in staat
is om het meer of minder verdienstelijke in
de vervaardiging te waardeeren!
Het boekje De Kunstnij verheid" is ver
schenen in een tijd, 1877 dat aan de
kunst en het ambacht weinig waarde werd
gegeven en gehecht. Sedert 1877 is dit, door
Kunst-en Nijverheidstentoonstellingen, anders
geworden; in verschillende plaatsen van ons
land zijn scholen verrezen waar de beginselen
van het kunstambacht worden beoefend; waar
jongelui worden gevormd, die over het geheele
land verspreid, allerwege den zin kunnen
wekken voor de beoefening van de kunst in
het dagelijksch leven.
De eerste tentoonstelling van kunstny verheid
werd ten onzent reeds door meerdere gevolgd ;
musea ?an voortbrengselen der vroegere en
hedendaagsche kunstvlijt werden aangelegd
en uitgebreid ? nu te meer, dus wordt de
schat van wetenswaardige bizonderheden, die
de secretaris van het Oostenrij ksch museum
te Weenen in zijn hand- en studieboekje
heeft neergelegd, een begeerlijke bron van
kennis, een behoefte voor lederen bezoeker.
En 't zal ook de voortbrenging ten goede
komen, als de waardeering van den kooper
de Kruijff gaat vooraf, daarna wordt de uit
gebreide stof in 19 hoofddeelen behandeld, en
deze weder in onderdeelen. De hoofddeelen zijn:
1. Overzicht van de bouwstijlen ; 2. Tekstiele
kunst; 3. De Schilderkunst; 4. Muur
schilderen; 5. Miniatuur schilderen; G.
Glas schilderen ; 7. Mozaïek; S. Email;
9. Lakwerk ; ? 10. Schrift, druk en graphigche
kunsten; 11. Boekbinden; 12. Glas;
Antwerpen in het Museum Plantijn gehouden.
Bij de werken over porselein, zilverwerk en
beeldhouwwerk, kan bij een volgenden druk
gewezen worden op de kleine catalogi van
het Rijksmuseum, bezorgd door A. Pit, en
op de artikelen van denzelfden heer A. Pit,
in het Bulletin van den Oudheidkundigen
Bond, en op het boek voor Nederlandsen
beeldhouwwerk, alsmede van den heer A. Pit.
Een Septini.
By Buffa is er een schilderijtje van
Segantini te zien en mij dunkt dit wel van
zooveel belang om er even gewag te maken,
vooral voor hen die met het werk van dezen
meester nagenoeg of geheel onbekend zijn.
Tot onderwerp heeft het: een oud man
netje, dat bezig is op zyn erf of althans op
een tusschen dicht groen verscholen gras
veldje een schaap te scheren. De groote
waarde van dit stukje ligt in den zin van
de voorstelling, in de handeling en, naar
den uitingsvorm, in de plastische uitbeelding
van het geval.
De inhoud is te verhalen. Het mannetje
is zeer oud met een nietig, afgeleefd lichaam,
dat als een armelijk menschkarkasje zich
gissen laat onder zijn kieltje; want het kogel
ronde hoofd met de beenige facie, bungelt,
schijnbaar te groot, er over neer, met strakke
geklemdheid der kaken onder de inspanning
van die karwei. Zoo houdt hu het schaap
in zyn macht, dat weerstandloos neerligt,
den kop naar den toeschouwer, met
uitgestrekten hals over den grond.
Ik voor mij, die Segantini's werk nagenoeg
niet ken maar wel eens hoorde over zijn
gelijkenis met moderne Hollanders, vond
deze hier toch maar in zeer betrekkelijke
mate. Een rijke groote Willem Maris, 'n
grasveld met eenden, dat er naast stond,
bood gelegenheid het ver uiteenloopend
karakter van tweeërlei kunstuiting gewaar te
worden. Al kan dan wel bij deze Segantini
gewezen worden op kwaliteiten der factuur,
op een mooie gebondenheid der kleur etc., de
werkelijke waarde is hier gelegen in het uit
beelden, in het strakke en groootsche
determineeren der vormen. De teekening van den
kop van het dier is ook weer een heel andere
als bij Mauve, als een beschrijving der vorm
in groot aangehaalde strikt afsluitende lijnen.
Dit werk heeft in een woord, om het te
onderscheiden, een domineerend sculpturaal
element, dat den Hollanders vreemd is; 't
is een beeldwerk te noemen.
Ik weet wel, dat dit groote talent naar
andere zijden, in de uitdrukking van het
kleurwezen zelf, belangrijke vorschingen heeft
ondernomen, met een zeer eigen procédé,
afwijkend van de bekende pointilleermethode.
Dit schilderijtje vertoont echter nog de ons
gemeenzame factuur. Wellicht is bet uit
Segantini's vroe^eren tijd?
Ik vernam, dat het schilderij door een
collectionneur in onze stad werd aangekocht;
gelukkig. Maar waarschijnlijk blijft het nog
eenige dagen in Butfa's kunstzaal aanwezig, ter
bezichtiging voor belangstellenden.
W. STEENHOFF.
Eene
C. J. Begeer, directeur der Koninklijke
Utrechtsche fabriek van Zilverwerken, heeft,
voor de naderende Bembrandtfeesten, doen
slaan: een groote Rembrandt-medaille, eene
legpenning, in goud, in zilver en in brons.
De voorzijde stelt Rembrandt voor met penseel
en palet in de hand ; op den achtergrond :
pen silhouet van den molen te Leiden, aan
duidende zijn geboorteplaats, en de
Westerkerk teAmsterdam, verbeeldende de stad zijner
werkzaamheid en van zijn laatste rustplaats.
Voor de achterzijde der medaille is keus
tusschen twee modellen, waarvan het eene
met palet, lauwer en eikeritak, verbonden
door een lint, en het randschrift : Meester
schap Kunstzin Veelzijdigheid
Kracht", Rembrandt's Kunst verzinlijkt, en
het andere een vrouwenfiguur voorstelt, met
palet en penseelen in de linkerhand, en een
zegepalm in de rechter, waarmede zij een
schild houdt, waarop de letters R(embrandt)
H(armensz.) eene samenstelling vormen van
embleem en inscriptie.
Geheel gelijk aan deze groote medaille
heeft C. J. Begeer eene kleinere laten slaan,
om te dienen als draagpenning voor school
kinderen of als hangpenning aan horloge
ketting als anderzins bij ouderen.
De medaille is gemaakt naar het ontwerp
van Professor G. Sturm. Alle zorg is besteed
aan eene artistieke uitvoering.
Snze Roöertson's werURotterltetkring).
Het ondste schilderijtje hier ter tentoon
stelling is : Meisje, toiletmakend (eigendom
Wisselingh en Co.) uit '85. Het stelt voor
een meisje zittend op een stoel, met de bloote
beenen over elkander, zoodanig dat de eene
voet ligt' op de knie van het andere been.
Het haar van het kind >is blond. Ge moogt
hierin vinden nog zekere schoolschheid in
den bouw van het werk, er mag nog geen
uitbundigheid zich uit los maken, die lateren
werken eigen is, toch dunkt mij dit dingske
geenszins een der onbelangrijkste der ten
toonstelling integendeel. Vooraf kan ik
wel zeggen, dat mij het meest hier troffen
de werken, die het verzorgdst waren van
vormen. Het is een gewone gang in het
leven van schilders, in hun uitingen, dat ze,
nauwkeurig beginnend, de vrijheid van tee
kenen in hun hand voelen groeien en dat
ze zonder minder waar te worden breeder
zijn. Het gevoel heeft meer tijden, dat de
hand het williger volgt. Het is een haast
algemeene waarheid, ofschoon de uitzonde
ringen (somtijds der werkelijke schoonheid
van het geleverde 'n gevaar) bestaan, dat niet
alleen het gevoel zich verdiept maar de fac
tuur eveneens; alleen is dan de schilderwijze
toch natuurlijkerwijze veranderd. Het groeien
der schoone gevoelens maakte het leven der
kleuren van grooter innig- en innerlijkheid.
Suze Robertson's persoonlijkheid -is eene, die
zich, in sterke mate wendde naar wat breed
heet maar liet gevaar, dat hierin schuilt, voor
de niet zeer groote talenten is haar dikwijl» ge
worden: een, der elementen der schoonheid, mis
schien de eerste vorm: (het immer wisselend
aspect der dingen, immer wisselend met de
persoon, vindend ieder daarin toch de hem
eigene lijn evenzeer als in kleuren de hem
eigene nuance) is veelmaals verwaarloosd. De
kleur is daardoor niet krachtig ze is dik
wijls rauw. Ze is sterker gewild dan gekund
wierd en daardoor moest de vorm lijden.
Dit is wat ge in 't algemeen erkent nadat
ge de tentoonstelling nauwkeurig bezien en
veelkeers doorwerkt hebt.
Suze Robertsen is een schilderes van buur
tjes, van interieurs en van naakt iiguren; een
enkel bloemstuk er tusschen, een enkel stil
leven er bij (zie No. 33 plm. '92) een der be
langrijkste werken). Ze heeft een paar buurtjes,
die met lichte wijziging als compositie
Rembrandt-medailles.
dikwijls opnieuw geschilderd worden : het
Witte Huis, het Binnenplaatsje; ze heeft
een naakte vrouw zittend aan een blauw
groene zee op een bruine rots en een
Steegje (No. 86) waarin ruigte van schilderen
gegeven is die, niet te vormloos, krachtig
bleef. De meeste der buurtjes in, hun
saamatelling dikwijls eer 'n compositie (wat na
tuurlijk geen bezwaar is zoo ze maar hecht
is) dan een natuurgetrouwe nabootsing, zyn
toch eer geworden, een vulling van het vlak,
het doek, met bepaalde vlakken kleur, dan
een saamstelling van vormen, waarin de kleur
door de ontroering verdiept werd tot het
schoone, levende. De kleuren van haar zijn
zwaar, emailachtig, rijp geheeten, maar m.i.
niet altijd doortrild" gesoeg. Ze müt geen
grootschheid van opvatting maar haar kracht
is tot het gansch vullen van die groote vormen
niet voldoende. Toch is er een werk dat wel
vorm heeft en wel breedheid; dat wat ik
mocht noemen met een ruimen vollen adem
leeft. Zonder het een wonder te achten en
van het grooter schoon (hoeveel kunst-voller,
hoeveel moeite-voller) der kathedralen hierbij
te reppen is het stilleven met de citroenen,
den komkommer, de flesch en het tinnenbord ?
etc., gry'zig en verzorgd, met een donkeren
fond, een werk dat zeker het museum Boymans
(waarvoor het aangekocht mocht worden) niet
ontsieren zal. Het heeft in zijn ruimte" iets
van een Fransche breedheid. Uit ongeveer
dien zelfden tijd is Atelier (No. 77) in bruinen,
wel een enkel blauw op de schoorsteen en
met een strooien hoed liggend vooraan op een
stoel als hoofdpunt. Het deed m' eenigszins
denken aan bet schoorsteenstuk" door Fl.
Verster (eigend. J. Tut. Nolthenius, Delft),
Van de naakten was naast het vroege werkje
dtit ik al noemde, het kleine No. 60 Liggend
meisje" (1899 pi. m.) een der dingen die mij
bij bleven, wijl het lichaampje (gezien tot
onder de borsten) het meest modeléhad en
een zacht aardige toch niet benepen vloeiing
had in ds nuancen van het lijf. Zoo is daar
entegen een No. 10 Bleekveldje (pastei) zoo
eigenaardig draderig van factuur, dat schoon
heid verre blijft. In de laatste jaren te Heeze
werkende bij Eindhoven is een rood in haar
werken een typeerende kleur, zooals in som
mige tijden er een geel als hoofdkleur in
stond. Ook komt in sommige naakten aan zee
een diepblauw groen tegen een bruin veor.
Ik mocht noemen eenige te onrustige, maar
klare aquarellen van een atelier interieur, het
istwat Manciniachtige meisjeskopje, een schil
lend vrouwtje (No. 39 uit 1905) met vooraan
een tafel, bruin, waarop de aardappelen lig
gen; in de tweede kamer het roode kastje.
Nicolaas Malsachtige indruk makend. Alles
saamvattend: in het algemeen mocht ik
wenschen dat de kleur meer veredeld wierd door
de vorm.
PLASSCHAEKT.
Rotterdam. Recte, Ei, Karsen.
Het ontbreekt Karsen niet aan eigenheid.
Een werk door hem is gescheiden van de
nabootsers van andrer schoon. Maar deze eigen
heid is niet groot; noch sterk. Het ontbreekt
hem aan voldoende kracht. De teekening is
onvast. Wat niet noodig is. Droomrigheid van
een M. Maris bezit spanning,geborgen onder de
wolken van den Droom. Karsen mist dit. Er is
een te kort aan voldoenden hartstocht die
het verdroomde rijk en groot moet maken.
De voorstellingen zijn: landschap met huis
of straat van stad. De tijd meest die van
de schemering. Daarin staan de huisjes opge
bouwd met onvaste lijn, terwijl daarenboven
dikwijls ge het gevoel hebt, dat de gevels
niets achter zich hebben. Op de straat bewegen
zich personen zonder voldoende aanduiding
van bouw of geste. Het is alles een beetje gestorven.
Een enkele maal valt juist stemming van
het gewilde samen met stemming van den
dag, en stand der huiden; het best hem
mogelijke schilderij ontstaat No. 5 hier b.v.
Een rij huizen, een stukje water (dit niet
goed). Het schilderij krijgt wijder adem dan
gewoonlijk, wijl werkelijker door deze samen
komst van dag-stemrning en stemming van
den schilder. Een enkele maal lukt nog iets
anders: Een blauw dak komt van de avond
lucht vrij ; een gracht met een diep blauw
buigt zich ; maar in alles mist de teekening
innerlijke kracht. Neemt ge een verschil : kijk
naar een kalf zooals Karsen het maakt en
neem een schaap door Matthijs Maris. Het
verschil is: dat Karsen droomrig tracht te
zijn door verwaarloozing van bepaalde dingen,
en door onvermogen sommige dingen weer
te geven dat bij M. Maris b.v. het
droomvolle zoozeer natuurlijk is, dat alles wat
hij maakt (hoe reëel ook in sommig opzicht
(zie keukenmeid) er van zelve doortrokken
wordt, wijl weemoedvolle Droom zijn, Maris,
eigenheid is. Er mocht gezegd worden waarom
deze vergelijking: Karsen, Maris. Maar is
het oneindige alleen niet belangrijk, het
ware het overige er is daarvan niet altijd
genoeg?
PLASSCHAEHT.
Huldigings- medailles.
Schoolkinderpenning.