De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 3 juni pagina 1

3 juni 1906 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 1510 DE AMSTERDAMIER A°. 1906. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND O:n.cL©r recLaoti© Dit nummer bevat een bijvoegsel. van. CT. IDE ICO O. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDOBF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f I.ü5 Voor Indiëper jaar » mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken TCrkrijgbaar , 0.12'/t Dit blad u verkrijgbaar Kioik 10 Boulevard dtt Capucine» tegenover t«t Grand Café, te Parya, Zondag 3 Juni. Advertentiën yan 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonce» uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAMNABIT: Politieke avonturiers. Op welken leeftijd -worden de -schoolhoofden (Rektoren) benoemd, in Am sterdam en in Bei lijn ?, door J. W. Gerhard. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Werkloosheid-voorzienin* in Engeland, (slot), door L. Simons. FEUILLETON: Contrast, II, (slot), door George Fech. KUNST EN LETTEREN: Götz Kraflt: die Geschichte ? einer Jugend, von Edward Stilgebauer, IV, Bes Lebens Krone, beoordeeld door J. Brouwer. Vertaalde romans, be oordeeld door J. t. C. VOOR DAMES: De linnennaaisters van Belfast, door J. K. V. d. Veer. Voor de Heeren, door Mme Flirt. Vereeniging van Hoofden van Influstriescholen voor meisjes. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door J3. Heimans. Rembrandt-uitgaven, (met :afb.), door V?. Steenhoff. Penteekening van H, G. Ibels. Arti, He deel, Wassenaar JReckers Rotterdam en tentoonstelling van werk door De Zwart, door Plasschaert. Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Henrik Ibsen, door dr. Bijvanck. Teekening van de maand Mei. Heden?daagsche geschiedenis, door mr. J. A. Levy. JFJNANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO NIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Broedlachte (Bruiloft). ALLERLEI. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVDRTENTIEN. Politieke avonturiers. Dat wij thans terugdenken aan het geen wij geschreven hebben, toen in Januari 1905 de unie-liberalen en de vrijzinnig-democraten, met hun coalitie verschenen, gegrond op een programma, dat zelfs niet gecritiseerd mocht worden! zal men verklaarbaar vinden, nu de twee coalitiebazen elkander bij de haren heb ben gegrepen. Van den aanvang af hebben wij ge wezen op het onware der voorstelling, dat deze coalitie het stichten der eenheid zou zijn^ orm in den verkiezingsstrijd krachtig te staan tegenover de kerkelij ken. Men weet hoe dit een leugenachtig voorfeven was, eenvoudig wijl zij geen ander oei had dan de verkiezing van sociaal democraten en oud-liberalen tegen te gaan, en zich zelf het leeuwendeel te verzeke ren; ook dat er tusschen de beide ver bonden groepen, aanstonds een gekibbel is ontstaan, hetwelk tot niet geringe spanning leidde. Wat in Januari 1905 op weerzinwekkende wijze werd opge hemeld als de meest onzelfzuchtige poging om tot een eendracht te komen, die macht maakt tegenover het Kuyperianisme,bleek ?weldra niets anders te zijn dan een partij manoeuvre, waarvan twee der vier groe pen van anti-kerkelijken zich eenige winst beloofden, al zou dan ook de gemeen schappelijke tegenstander daar voordeel door kunnen behalen. Dat -dit onzalig gewrocht van politiek avonturisme, met de voor de vrijzinnig democraten onfrissche leus van het blancoartikel, voor dezen nog verder tot minaangeriame gevolgen zou moeten leiden, viel te voorzien. Immers het kon niet anders zijn dan het verzwakken van haar eigen bestaansrecht en van haar eigen krachtsontp'looiing, voor deze jeug dige, tot een allerprincipieelst optre den geroepen partij. In plaats van fier en moedig, desnoods overmoedig, haar vaandel te heffen, als eene die, onverschrokken hervormster, nu eens eindelijk een kloeken en klaren klank zou doen hooren; de kiezers opschrikkend en de besten meeslepend; minder vra gend naar het door listige taktiek te verwerven Kamerzeteltal, dan bezield door de liefde voor haar politiek ideaal ging zij met Borgesius uit, en genot zij op n dag met dezen en zijn Uniemannen al de zoutelooze eenheids-praatjes, welke ooit over de lippen gekomen zijn van hen, die de onnoozelen moeten lijmen aan een zekere club. Nu, daarover is zeker reeds lang het noodige gezegd; en er zou geen reden bestaan er aan te herinneren, indien men thans de teekenen niet kon waarnemen, dat het geweten bij de vrijzinnig-demo craten zelf begint te spreken, al is dat dan ook juist meer in den vorm van het uitbrengen van beschuldigingen, dan in het afleggen van schuldbelijdenissen, waarbij een meer gedempte toon zoozeer te waardeeren valt. Intusschen, het zou te wenschen zijn, dat het met deze be schuldigingen een einde nam, daar zij, in plaats van den toestand te zuiveren, dien nog groezeliger maken, en de vrij zinnig-democraten nog iets verder van de wijs brengen. Immers wat zij bij monde van reub den Unie-liberalen, in de persoon van Borgesius, verwijten, is niet anders dan hun eigen wangedrag, dat zij niet als zoodanig durven erkennen. Politieke avonturierslust Hebben wij Treub zelf niet gekend als radicaal, als fusie-man, als Unie liberaal, als vrijzinnig-democraat, en ein delijk als partner van Borgesius... met wien hij zoo lang reeds politiek had omgegaan? Was hij de eenige in ons staatkundig Jerusalem, die niet wist wie Borgesius of de oude juffrouw was en haar jongere zusjes ? Politieke avonturierslust...! Heusch, Borgesius moet het zich niet zóó aan trekken. Wie heeft mew den tacticus ge speeld en is duidelijker de bedrogen tacticus gebleken, thans op nieuw, dan zijn coalitie-collega die steeds van beginselen spreekt ? En dat kon moeilijk anders. Een radi cale partij, of zij zich vrijzinnig-demo cratisch noemt, helpt haar niet?zou alleen kunnen bestaan, als zij niet een heeren partij, maar een partij der misdeelden wilde zijn en zich dan aan dezen met een volkomen hart gaf; niet alzoo om een heel nette heerenpartij te vormen, want de heeren, die inderdaad radicaal wenschen te hervormen zijn en blijven natuurlijk witte raven. Welnu de arbei ders zijn het deel der socialisten en der kerkelijken; de vrijzinnig-democraten hebben niet meer dan het zwakke Ned. Werkliedenverbond in hun zog weten te halen, en zelfs dit is het vrijzinnigdemocratisch program reeds vooruit. Met dezen zoo twiji'elachtigen steun moeten de vrijzinnig-democraten hun zetels in het parlement en zij hebben er graag vele veroveren, en zoo is het hun noodlot, dat zij, meer dan eenige andere partij, hebben te leven van de gift, van een heeren kiezers-annexatie, die tot zeldzame scherpzinnigheid en benepen voorzich tigheid?en ook wel eens tot nog iets anders verplicht. Zulk een fteerewpartij. nu, die niet buiten het parlement haar voornaamste werkkracht vindt, maar de geheele arbeidersbeweging zoo goed als uitsluitend aan haar lot overlaat, en geen hooger doel kent, dan een proportioneel te groot aantal afgevaardigden verkozen te krijgen zulk een parkmentspartij, kan onder de gegeven omstandigheden, onmogelijk iets anders zijn dan eene in haar taktiek geschoeid op liberale leest wat het- radicalisme, in de dagen zijner wording zoo verachtelijk vond! Hetgeen zij als eigen bezit aan beginselen heeft bungelt er zoo'n beetje bij; van het streven om in zelfverloochening en desnoods met het zich laten welgevallen van parle mentaire offers, het volk in vuur te zetten, voor een reeks van groote hervormingen, wie bespeurde daar tot nu toe iets van? Zooveel het liberalisme gedoogt, en dan met veel vertoon zoo'n klein schepje als de melkboer op zijn maat toegeeft, durft zij eischen. Zij zoude derhalve, gehecht aan het liberalisme, dat haar de breedte van haar vlucht voorschrijft, waarmede zij zich als vrijzinnig-democratische partij, liever gezegd als vrijzinnig-democratische parlements-cóterie, vergenoegt, het waar lijk der buitenwacht niet euvel mogen duiden, zoo deze sommigen ultra's ver dacht van religieuse oogenblikken te beleven, waarin zij zelf nog wel eens een stil gebedje doen, dat er toch, maar altijd van die Borgesiusmannen mogen blijven, die hen verhinderen een vaart te nemen, waardoor zij gevaar zouden kunnen loopen te wippen tot buiten het binnen-hof. Dat deze onware en onwaardige hou ding van een Aeerewpartij, die zich uitgeeft voor en zich moet handhaven als een niet-lïberale maar radicale partij onder den naam van vrijzinnig-democratisch, alsof die twee eigenschappen ook niet tal van Unie-mannen, in gelijke beteekenis! konden worden toegeschreven een onbehagelijk gevoel bij de hoofdmannen zelf verwekt, bleek al mede uit het artikel yan den heer Limburg in de Gids. Op zich zelf staan als Vrijz. Dem. partij, dat gaat niet want wat komt er dan van ons als parlementaire groep te recht? Met de Unie-Liberalen ons te verbinden, 't heeft toch ook zijn bezwaren. Wie wordt er gaarne voor een dubbelzinnigen frazenmaker aangezien! En de Socialisten Wat zijn die voor een wél aangekleede heerenpartij ? Hun, die zoo vragen, heeft Mr. Limburg een oplossing aangeboden geopend een vroolijk verschiet. Indien bij de komende sociale maatregelen, die zullen worden voorgesteld, de behoudende elementen uit alle groepen op verscheidene punten tegenstand zullen bieden, zullen de meer demokratisch gezinden van zelf den band slaken, die hen nu nog met hun bondgenooten verbindt. De heeren Talma en Van Vliet zullen dan ontwaren, dat hun plaats niet blijven kan naast de heeren Lohman en Van Deden}. En ook in de katholieke partij zal zich de scheiding doen gevoelen. De laatste jaren zijn in de Kamer verschil lende meer demokratische en },arbeiterfreuridliche" (arbeiders vriendelijkgezinde) elementen aan die parlij toegevoegd Qn het valt te be twijfelen, of hun idealen en praktische wen schen op den duur ook het meer behoudende deel hunner partijgenooten zullen kunnen bevredigen." M. a. w. hij wijst op de mogelijk heid van het ontstaan eener nieuwe partijgroepeering, waarbij dan de Vrijz.-Democraten, de parlementaire heeren par tij, zouden kunnen blijven, maar zich iets vrijer zouden mogen gevoelen tegenover het compromitteerend coaliticdeel. En inderdaad, welk een dageraad gaat hiermee niet op voor een tactische groep! Wie telt de combinaties, bij dat rijzend licht te ontwaren! Het sociale en niet meer het kerkelijke of aiiti-kerkelijke, de groote beweegkracht bij den verkiezings strijd. Nu... wij begrijpen, dat de Heeren Limburg, Treub c. s. met deze toekomst dwepen; ook ons zou zij welkom zijn. Maar... aangezien wij niet in de ver legenheid zitten, gelijk onze Vrijz.-Democraten, verdiepen wij ons voorloopig niet in haar. Immers, welk een idee voor politieke koppen, dat weldra, bij kerkelijken- en anti-kerkelijken, ten onzent, de toestand der maatschappij van meer beteekenis zou worden geacht, dan de wereld beschouwing, zoodat de antithese bij de stembus in de doos zou worden gestopt! Maar al ware dit theoretisch denkbaar, hoe weinig kennis jnoet men van ons volk in 't algemeen en van onze kerkelijke landgenooten als politieke kiezers hebben, om te kunnen meenen, dat deze partij, die in de Eerste Kamer meerderheid, en in de Tweede schier even sierk als min derheid is, voor haar geloof als politiek beginsel den strijd zou opgeven aleer zij herhaaldelijk en voor goed geslagen is. Arme heer Limburg: waar was uw brein, toen gij uw tijd besteedde, om u zelf en de uwen to troosten met de bodemlooze verwachting: de kerkelijken in deze dagen al op den loop ?! Op welken leeftijd worden de Schoolhoofden (Rektoren) be noemd, in Amsterdam en in Berlijn? Verstandige schoolautoriteiten en vrien den van goed volksonderwijs moeten het zeer betreuren, dat het corps ambtenaren der openbare school verdeeld is in twee partijen, die elkaar bestrijden zoo vinnig, als geheel-daarbuitenstaanden nauwelijks voor mogelijk kunnen houden. Hoofden van scholen en klasse-onderwijzers, allen eenmaal dezelfde opleiding genoten hobbende, allen aangesteld om dezelfde jeugd op te voeden, staan tegenover elkaar als vijanden, inplaats van naast elkaar, zooals men zou verwachten, en zooals hun ge meenschappelijke taak zou vereischen. Wat is nu de eigenlijke oorzaak van die vijandschap, waarvan de school, het volksonderwijs de nadeelige gevolgen ondervindt? Is 't alleen 21 der onder wijswet, welke alle macht aan het hoofd toekent, en den klasse-onderwijzer tot zijn knecht, tot zijn hulp" dégradeert ? In het wezen der zaak natuurlijk wel. Er komt echter iets bij, dat eigenlijk den strijd tusschen schoolhoofd en klasse onderwijzer die weerzinwekkende scherpte verleend heeft, welke ondenkbaar is in Duitschland, hoewel hier toch ook aan 't hoofd der scholen rektoren geplaatst zijn, met een vrij groote macht bekleed. Tegenover deze macht staat echter 'n klasse-onderwijzer, die niet zoo willoos aan haar is ondergeschikt gemaakt, als 't bij ons het geval is. Van veel grooteren invloed op het voorkomen eener vijand schap tusschen beide groepen, in die mate als bij ons aanwezig is, is echter een ander feit, waarop ik hier de aandacht wil vestigen, in de hoop, dat de bevoegde autoriteiten er iets uit zullen leeren. Door tegenstanders der zoogenaamde republikeinsche school wordt altijd aan gevoerd, dat er toch 'n gezag in de school moet zijn, waaraan allen zich te onderwerpen hebben, wijl anders de boel in 't honderd zou loopen. Nu wordt dit door de voorstanders volstrekt niet ont kend, en het tegendeel is door hen nimmer beweerd. Gezag heeft men in de republiek Zwitserland net zoo goed als in de constitutioneele monarchie Nederland, of welke andere ook. Waarom dus een republikeinsche school zooals ze in 'f om zijn onderwijs hoog geprezen Zwitser land bestaat hier wordt voorgesteld als iets noodlottigs voor 't onderwijs, is mij nooit duidelijk geworden. Feitelijk hebben de tegenstanders het verschrikke lijke ervan in hun oogen '??ook nimmer aangetoond. Wat ze willen, is 't oppermachtig eenhoofdig gezag van het schoolhoofd. Nu goed. De autoriteiten echter, die tot nog toe aan hun zijde staan., mogen nu wel bedenken zoo het belang van het onderwijs hun eenigszins ter harte gaat wien zij met dit gezag zullen bekleeden, want hier schuilt een groot gevaar voor hun eigen stelsel. In het leger berust ook alles op gezag. Zal echter het legerbestuur bij de aan stelling van kolonels b.v. met voorbijgaan van alle oudere officieren een van de jongste tweede luitenants benoemen ? Ik donk van niet. En toch is 't best mogelijk, dat hieronder zeer knappe koppen schuilen. Waarom hen dan niet gekozen ? Omdat de legerautoriteiten weten, dat het den ouderen officieren veel gemakkelijker vallen zal, zich te onder werpen aan 't gezag van een ouderen, of even ouder ervaren kameraad, dan van een der jongeren onder hen. Wel behoeft de chef niet de oudste te zijn, wel zal 't voorkomen, dat aan zijn be velen ook ouderen van jaren moeten ge hoorzamen, maar zeker zal 't nooit voor komen, dat men 25 a 26-jarige kononels aanstelt boven 40-50-jarige kapiteins, etc. Ik kan me tenminste niet voorstellen, dat onze legerautoriteiten zoo onhandig zouden zijn. Wat ziet men echter in de school gebeuren ? Hier doen de schoolautoriteiten wat men den legerautoriteiten als 'n oavergeeflijke domheid zou aanrekenen. In de laatst verschenen Tabel van het onderwijzend personeel der lagere scholen te Amsterdam", heb ik eens nagegaan op welken leeftijd de hoofden van scholen in deze betrekking zijn be noemd. Hetzelfde deed ik ten aanzien van de ,,llektoren" aan de Berlijnsche scholen uit 't Verzeichniss der Hek toren, Lehrer und Lehrerinnen für das Jahr 190(>." Ik leg beide staatjes naast elkaar. Amsterdam. Benoemd: B e r l ij n. Benoemd: leeftijd 24 jaar 2(5 27 28 29 80 31 32 33 37 38 39 40 41?52 aantal 4 !> 23 ir> n i<> n 12 13 10 13 11 6 2 4 11 leeftijd 33 jaar 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51?53 aantal 3 5 8 18 22 25 17 29 39 37 26 18 8 6 4 l l 5 Totaal. . 190 Totaal . . 279 Op 't oogenblik zijn in Amsterdam ruim 40 hoofden van scholen nog geen 40 jaar, in Berlijn niet n! Het verschil springt terstond in 't oog. En nu bedenke men daarbij, dat 'n Amsterdamsen hoofd met grooter gezag over de klasse-onderwijzers bekleed wordt, dan in Berlijn de Eektor. Des ondanks worden de Amsterdamsche hoof den uit de jongere onderwijzers benoemd, de Berlijnsche Rektoren uit de oudere. Van 't tegenwoordig in functie zijnde corps hoofden zijn benoemd : leeftijd Amsterdam. B e r l ij n. O 40?44! 45?49 : 50?53 8 = 2,7 pCt. 80-29 148 = 53 37 = 13,3 , 6 = 2 24?29jr.84 = 44,2 pCt. 30?34 59 = 31,1 35?39,32 = 16,8 11= 5,8 3= 1,6 1= 0,5 In den laatsten tijd zijn de Amster damsche autoriteiten een heel klein beetje op den goeden weg gekomen. Sollici tanten voor de betrekking van hoofd eener school beneden 30 jaar behoeven niet meer mee te dingen; ze worden toch niet meer benoemd. Vroeger was het regel dat geen sollicitant boven de 30 jaar benoemd werd. Wie 6 a 7 jaren lang had meegedraafd was versleten en kon wel thuis blijven. Dat bracht het ver gelijkende theoretische examen zoo mee. Thans is de minimum leeftijd 30 jaar geworden, die in de praktijk niet veel hooger zal komen, dank zij datzelfde stelsel, 'n Eenigszins bevredigende toe stand is er niet mee verkregen, kan er niet door verkregen worden, als de wijze van benoeming niet radicaal veranderd wordt. Nog beter, ja 't allerbeste zou natuurlijk de invoering der republikeinsehe school zijn. Tot die hoogte wordt ons schoolsysteem voorloopig nog wel niet opgevoerd. Een feit is nu, dat in Berlijn (en in 't overige Duitschland waar ongeveer gelijke toestanden bestaan) tusschen rek toren en onderwijzers geen strijd ge streden wordt, als hier. Is 't te gewaagd, om als n der oorzaken daarvan te noemen het feit, dat in Berlijn geen onderwijzers van 24 30 jaar met zulk 'n macht over 'n aantal grootendeels oudere collega's aangesteld worden, als in Amsterdam het geval is? Verschil lende omstandigheden verscherpen nu nog den toestand te Amsterdam. Dat zou echter voor 't grootste deel wegge nomen zijn, indien hier ook eerst de hoofden gekozen werden uit onderwijzers van 40 jaar en daarboven, En de bijzondere vinnigheid van den strijd zou zoo goed als geheel verdwijnen, als dan tevens een gezonde salarisrege ling werd ingevoerd. Moest en moet het niet tot de allergrootste verbittering in 't onderwijzerscorps leiden, als daar die jonge hoofden van 24 30 jaar in eens vau 'n traktement van ca ? 1000. klim men op 'n traktement van ca f 2300. , terwijl het maximum hunner collega's slechts f 1500. (voor getrouwden ? 1IJÜ) bedraagt, op veel h oogeren leeftijd eerst te bereiken? Deze onzinnigheid en ver bitterende onrechtvaardigheid kent men in Duitschland niet. DAAR WERKEN VAAK AAN' 'N UHOOTE SCHOOI, KLASSE-ONDER WIJZERS, DIE MEER VERDIENEN DAN IH'X REKÏOK! De volgende staat toout dit aan, In 1905 hadden 'n salaris van : Rektoren. Onderwijzers. 4800 Mark 124 4600 25 4400 64 4350 337 4150 103 4100 50 3950 207 3000 14 3750 279 37UÜ2 Voor de onderwijzers daalt nu dit lijstjo tot 120 met 't minimum van 1460 Mark (120 op de 2951 klasse-onderwijzers!) In Hamburg is 't evenzoo : Salaris. Hoofden. Onderwijzers. 6000 Mark 76 5600 11 5100 11 4600 21 4400 207 4100 19 140 Bij de onderwijzers daalt de lijst weer tot 202 met 't minimum van 2000 Mark als vast aangesteld onderwijzer, en tot 193 voorloopig aangestelden met 1400 Mark. Ik herhaal : 'n radicale verbetering van de treurige verhouding tusschen hoofden yan scholen en klasse-onderwij zers is niet mogelijk, zoo lang art. 21 der onderwijswet de eerste tot gezagsheeren verheft en de laatsten tot hun onderdanige helpers verlaagt. Maar veel kunnen de besturen der groote steden ook thans reeds doen tot vermindering van het kwaad, en daarmee tot zegen van het onderwijs, als ze : Ie. tot hoofd eener school geen onderwijzers beneden de 36 jaar meer benoemen, en 2e. het maximum-salaris van de klasse-onder wijzers hooger stellen dan het minimumsalaris der schoolhoofden. Am s t., Mei 1906. J. W. GERHARD. »""'" ..... '"""""'"""iiiiiiiiii ociaiz Mnitittttttiiiiiiiim iiiiiiiiiiiiiiiniiimitHii f erfólQoslieül-YoorzieBiDg in (Slot.) "We hebben gezien, wat het Londensch Comitébereikt heeft door plaatsing op kolonies buiten de stad. Rest wat in en rond Londen zelf kon gebeuren met behulp van drie autoriteiten : De graafschapsraad, het city-bestuur en het rijk. Het meest hielp de eerste autoriteit. Haar gestichts-commissie kon 900 man te werk stellen bij het nieuwe krankzinnigengesticht in de buurt van Epsom, waar allerlei terreinwerk te verrichten viel. De gronden rond het gesticht zouden later door do patiënten zelf in cultuur gebracht worden: wat dezen 900 werkeloozen aan graafwerk en vereffening van terreinen werd opge dragen, was bestemd de latere taak der patiënten te vergemakkelijken en hun werk meer direct rendabel te maken. De ambtenaren in dienst aan de gestichtscommissie gaven aan -vvat te verrichten viel, en die commissie verschafte ook de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl