Historisch Archief 1877-1940
H*. 1510
DE AMSTERDAMIER
A°. 1906.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
O:n.cL©r recLaoti©
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
van. CT. IDE ICO O.
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDOBF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f I.ü5
Voor Indiëper jaar » mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken TCrkrijgbaar , 0.12'/t
Dit blad u verkrijgbaar Kioik 10 Boulevard dtt Capucine» tegenover t«t Grand Café, te Parya,
Zondag 3 Juni.
Advertentiën yan 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonce» uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAMNABIT: Politieke
avonturiers. Op welken leeftijd -worden de
-schoolhoofden (Rektoren) benoemd, in Am
sterdam en in Bei lijn ?, door J. W. Gerhard.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Werkloosheid-voorzienin* in Engeland, (slot), door
L. Simons. FEUILLETON: Contrast, II,
(slot), door George Fech. KUNST EN
LETTEREN: Götz Kraflt: die Geschichte
? einer Jugend, von Edward Stilgebauer,
IV, Bes Lebens Krone, beoordeeld door
J. Brouwer. Vertaalde romans, be
oordeeld door J. t. C. VOOR DAMES:
De linnennaaisters van Belfast, door J. K.
V. d. Veer. Voor de Heeren, door Mme
Flirt. Vereeniging van Hoofden van
Influstriescholen voor meisjes. ALLERLEI,
door Caprice. UIT DE NATUUR, door
J3. Heimans. Rembrandt-uitgaven, (met
:afb.), door V?. Steenhoff. Penteekening
van H, G. Ibels. Arti, He deel, Wassenaar
JReckers Rotterdam en tentoonstelling van
werk door De Zwart, door Plasschaert.
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Henrik Ibsen, door dr. Bijvanck.
Teekening van de maand Mei.
Heden?daagsche geschiedenis, door mr. J. A. Levy.
JFJNANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO
NIEK, door D. Stigter. SCHETSJES:
Broedlachte (Bruiloft). ALLERLEI.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVDRTENTIEN.
Politieke avonturiers.
Dat wij thans terugdenken aan het
geen wij geschreven hebben, toen in
Januari 1905 de unie-liberalen en de
vrijzinnig-democraten, met hun coalitie
verschenen, gegrond op een programma,
dat zelfs niet gecritiseerd mocht worden!
zal men verklaarbaar vinden, nu de twee
coalitiebazen elkander bij de haren heb
ben gegrepen.
Van den aanvang af hebben wij ge
wezen op het onware der voorstelling,
dat deze coalitie het stichten der eenheid
zou zijn^ orm in den verkiezingsstrijd
krachtig te staan tegenover de kerkelij ken.
Men weet hoe dit een leugenachtig
voorfeven was, eenvoudig wijl zij geen ander
oei had dan de verkiezing van sociaal
democraten en oud-liberalen tegen te gaan,
en zich zelf het leeuwendeel te verzeke
ren; ook dat er tusschen de beide ver
bonden groepen, aanstonds een gekibbel
is ontstaan, hetwelk tot niet geringe
spanning leidde. Wat in Januari 1905
op weerzinwekkende wijze werd opge
hemeld als de meest onzelfzuchtige poging
om tot een eendracht te komen, die macht
maakt tegenover het Kuyperianisme,bleek
?weldra niets anders te zijn dan een partij
manoeuvre, waarvan twee der vier groe
pen van anti-kerkelijken zich eenige winst
beloofden, al zou dan ook de gemeen
schappelijke tegenstander daar voordeel
door kunnen behalen.
Dat -dit onzalig gewrocht van politiek
avonturisme, met de voor de vrijzinnig
democraten onfrissche leus van het
blancoartikel, voor dezen nog verder tot
minaangeriame gevolgen zou moeten leiden,
viel te voorzien. Immers het kon niet
anders zijn dan het verzwakken van
haar eigen bestaansrecht en van haar
eigen krachtsontp'looiing, voor deze jeug
dige, tot een allerprincipieelst optre
den geroepen partij. In plaats van
fier en moedig, desnoods overmoedig,
haar vaandel te heffen, als eene die,
onverschrokken hervormster, nu eens
eindelijk een kloeken en klaren klank zou
doen hooren; de kiezers opschrikkend
en de besten meeslepend; minder vra
gend naar het door listige taktiek te
verwerven Kamerzeteltal, dan bezield
door de liefde voor haar politiek ideaal
ging zij met Borgesius uit, en genot
zij op n dag met dezen en zijn
Uniemannen al de zoutelooze eenheids-praatjes,
welke ooit over de lippen gekomen zijn
van hen, die de onnoozelen moeten lijmen
aan een zekere club.
Nu, daarover is zeker reeds lang het
noodige gezegd; en er zou geen reden
bestaan er aan te herinneren, indien men
thans de teekenen niet kon waarnemen,
dat het geweten bij de vrijzinnig-demo
craten zelf begint te spreken, al is dat
dan ook juist meer in den vorm van het
uitbrengen van beschuldigingen, dan in
het afleggen van schuldbelijdenissen,
waarbij een meer gedempte toon zoozeer
te waardeeren valt. Intusschen, het zou
te wenschen zijn, dat het met deze be
schuldigingen een einde nam, daar zij,
in plaats van den toestand te zuiveren,
dien nog groezeliger maken, en de vrij
zinnig-democraten nog iets verder van
de wijs brengen. Immers wat zij bij
monde van reub den Unie-liberalen,
in de persoon van Borgesius, verwijten,
is niet anders dan hun eigen wangedrag,
dat zij niet als zoodanig durven erkennen.
Politieke avonturierslust
Hebben wij Treub zelf niet gekend
als radicaal, als fusie-man, als Unie
liberaal, als vrijzinnig-democraat, en ein
delijk als partner van Borgesius... met
wien hij zoo lang reeds politiek had
omgegaan? Was hij de eenige in ons
staatkundig Jerusalem, die niet wist wie
Borgesius of de oude juffrouw was en
haar jongere zusjes ?
Politieke avonturierslust...! Heusch,
Borgesius moet het zich niet zóó aan
trekken. Wie heeft mew den tacticus ge
speeld en is duidelijker de bedrogen
tacticus gebleken, thans op nieuw, dan
zijn coalitie-collega die steeds van
beginselen spreekt ?
En dat kon moeilijk anders. Een radi
cale partij, of zij zich vrijzinnig-demo
cratisch noemt, helpt haar niet?zou alleen
kunnen bestaan, als zij niet een heeren
partij, maar een partij der misdeelden
wilde zijn en zich dan aan dezen met
een volkomen hart gaf; niet alzoo om
een heel nette heerenpartij te vormen,
want de heeren, die inderdaad radicaal
wenschen te hervormen zijn en blijven
natuurlijk witte raven. Welnu de arbei
ders zijn het deel der socialisten en der
kerkelijken; de vrijzinnig-democraten
hebben niet meer dan het zwakke Ned.
Werkliedenverbond in hun zog weten te
halen, en zelfs dit is het
vrijzinnigdemocratisch program reeds vooruit. Met
dezen zoo twiji'elachtigen steun moeten de
vrijzinnig-democraten hun zetels in het
parlement en zij hebben er graag vele
veroveren, en zoo is het hun noodlot,
dat zij, meer dan eenige andere partij,
hebben te leven van de gift, van een heeren
kiezers-annexatie, die tot zeldzame
scherpzinnigheid en benepen voorzich
tigheid?en ook wel eens tot nog iets
anders verplicht. Zulk een fteerewpartij.
nu, die niet buiten het parlement haar
voornaamste werkkracht vindt, maar de
geheele arbeidersbeweging zoo goed als
uitsluitend aan haar lot overlaat, en geen
hooger doel kent, dan een proportioneel
te groot aantal afgevaardigden verkozen
te krijgen zulk een parkmentspartij,
kan onder de gegeven omstandigheden,
onmogelijk iets anders zijn dan eene in
haar taktiek geschoeid op liberale leest
wat het- radicalisme, in de dagen zijner
wording zoo verachtelijk vond! Hetgeen zij
als eigen bezit aan beginselen heeft bungelt
er zoo'n beetje bij; van het streven om
in zelfverloochening en desnoods met
het zich laten welgevallen van parle
mentaire offers, het volk in vuur te zetten,
voor een reeks van groote hervormingen,
wie bespeurde daar tot nu toe iets van?
Zooveel het liberalisme gedoogt, en dan
met veel vertoon zoo'n klein schepje als de
melkboer op zijn maat toegeeft, durft zij
eischen. Zij zoude derhalve, gehecht aan
het liberalisme, dat haar de breedte van
haar vlucht voorschrijft, waarmede zij
zich als vrijzinnig-democratische partij,
liever gezegd als vrijzinnig-democratische
parlements-cóterie, vergenoegt, het waar
lijk der buitenwacht niet euvel mogen
duiden, zoo deze sommigen ultra's ver
dacht van religieuse oogenblikken te
beleven, waarin zij zelf nog wel
eens een stil gebedje doen, dat er toch,
maar altijd van die Borgesiusmannen
mogen blijven, die hen verhinderen
een vaart te nemen, waardoor zij
gevaar zouden kunnen loopen te wippen
tot buiten het binnen-hof.
Dat deze onware en onwaardige hou
ding van een Aeerewpartij, die zich uitgeeft
voor en zich moet handhaven als een
niet-lïberale maar radicale partij onder
den naam van vrijzinnig-democratisch,
alsof die twee eigenschappen ook niet tal
van Unie-mannen, in gelijke beteekenis!
konden worden toegeschreven een
onbehagelijk gevoel bij de hoofdmannen
zelf verwekt, bleek al mede uit het
artikel yan den heer Limburg in de Gids.
Op zich zelf staan als Vrijz. Dem.
partij, dat gaat niet want wat komt
er dan van ons als parlementaire groep
te recht?
Met de Unie-Liberalen ons te verbinden,
't heeft toch ook zijn bezwaren. Wie
wordt er gaarne voor een dubbelzinnigen
frazenmaker aangezien!
En de Socialisten Wat zijn die voor
een wél aangekleede heerenpartij ?
Hun, die zoo vragen, heeft Mr. Limburg
een oplossing aangeboden geopend
een vroolijk verschiet.
Indien bij de komende sociale maatregelen,
die zullen worden voorgesteld, de behoudende
elementen uit alle groepen op verscheidene
punten tegenstand zullen bieden, zullen de
meer demokratisch gezinden van zelf den
band slaken, die hen nu nog met hun
bondgenooten verbindt. De heeren Talma en Van
Vliet zullen dan ontwaren, dat hun plaats
niet blijven kan naast de heeren Lohman
en Van Deden}. En ook in de katholieke
partij zal zich de scheiding doen gevoelen.
De laatste jaren zijn in de Kamer verschil
lende meer demokratische en
},arbeiterfreuridliche" (arbeiders vriendelijkgezinde) elementen
aan die parlij toegevoegd Qn het valt te be
twijfelen, of hun idealen en praktische wen
schen op den duur ook het meer behoudende
deel hunner partijgenooten zullen kunnen
bevredigen."
M. a. w. hij wijst op de mogelijk
heid van het ontstaan eener nieuwe
partijgroepeering, waarbij dan de
Vrijz.-Democraten, de parlementaire heeren par tij,
zouden kunnen blijven, maar zich iets
vrijer zouden mogen gevoelen tegenover
het compromitteerend coaliticdeel.
En inderdaad, welk een dageraad gaat
hiermee niet op voor een tactische groep!
Wie telt de combinaties, bij dat rijzend
licht te ontwaren! Het sociale en niet
meer het kerkelijke of aiiti-kerkelijke, de
groote beweegkracht bij den verkiezings
strijd.
Nu... wij begrijpen, dat de Heeren
Limburg, Treub c. s. met deze toekomst
dwepen; ook ons zou zij welkom zijn.
Maar... aangezien wij niet in de ver
legenheid zitten, gelijk onze
Vrijz.-Democraten, verdiepen wij ons voorloopig niet
in haar.
Immers, welk een idee voor politieke
koppen, dat weldra, bij kerkelijken- en
anti-kerkelijken, ten onzent, de toestand
der maatschappij van meer beteekenis
zou worden geacht, dan de wereld
beschouwing, zoodat de antithese bij de
stembus in de doos zou worden gestopt!
Maar al ware dit theoretisch denkbaar,
hoe weinig kennis jnoet men van ons
volk in 't algemeen en van onze kerkelijke
landgenooten als politieke kiezers hebben,
om te kunnen meenen, dat deze partij,
die in de Eerste Kamer meerderheid, en
in de Tweede schier even sierk als min
derheid is, voor haar geloof als politiek
beginsel den strijd zou opgeven aleer zij
herhaaldelijk en voor goed geslagen is.
Arme heer Limburg: waar was uw
brein, toen gij uw tijd besteedde, om u
zelf en de uwen to troosten met de
bodemlooze verwachting: de kerkelijken
in deze dagen al op den loop ?!
Op welken leeftijd worden de
Schoolhoofden (Rektoren) be
noemd, in Amsterdam en
in Berlijn?
Verstandige schoolautoriteiten en vrien
den van goed volksonderwijs moeten het
zeer betreuren, dat het corps ambtenaren
der openbare school verdeeld is in twee
partijen, die elkaar bestrijden zoo vinnig,
als geheel-daarbuitenstaanden nauwelijks
voor mogelijk kunnen houden. Hoofden
van scholen en klasse-onderwijzers, allen
eenmaal dezelfde opleiding genoten
hobbende, allen aangesteld om dezelfde jeugd
op te voeden, staan tegenover elkaar als
vijanden, inplaats van naast elkaar, zooals
men zou verwachten, en zooals hun ge
meenschappelijke taak zou vereischen.
Wat is nu de eigenlijke oorzaak van
die vijandschap, waarvan de school, het
volksonderwijs de nadeelige gevolgen
ondervindt? Is 't alleen 21 der onder
wijswet, welke alle macht aan het hoofd
toekent, en den klasse-onderwijzer tot
zijn knecht, tot zijn hulp" dégradeert ?
In het wezen der zaak natuurlijk wel.
Er komt echter iets bij, dat eigenlijk
den strijd tusschen schoolhoofd en klasse
onderwijzer die weerzinwekkende scherpte
verleend heeft, welke ondenkbaar is in
Duitschland, hoewel hier toch ook aan
't hoofd der scholen rektoren geplaatst
zijn, met een vrij groote macht bekleed.
Tegenover deze macht staat echter 'n
klasse-onderwijzer, die niet zoo willoos
aan haar is ondergeschikt gemaakt, als
't bij ons het geval is. Van veel grooteren
invloed op het voorkomen eener vijand
schap tusschen beide groepen, in die
mate als bij ons aanwezig is, is echter een
ander feit, waarop ik hier de aandacht
wil vestigen, in de hoop, dat de bevoegde
autoriteiten er iets uit zullen leeren.
Door tegenstanders der zoogenaamde
republikeinsche school wordt altijd aan
gevoerd, dat er toch 'n gezag in de
school moet zijn, waaraan allen zich te
onderwerpen hebben, wijl anders de boel
in 't honderd zou loopen. Nu wordt
dit door de voorstanders volstrekt niet ont
kend, en het tegendeel is door hen nimmer
beweerd. Gezag heeft men in de republiek
Zwitserland net zoo goed als in de
constitutioneele monarchie Nederland, of
welke andere ook. Waarom dus een
republikeinsche school zooals ze in 'f
om zijn onderwijs hoog geprezen Zwitser
land bestaat hier wordt voorgesteld
als iets noodlottigs voor 't onderwijs, is
mij nooit duidelijk geworden. Feitelijk
hebben de tegenstanders het verschrikke
lijke ervan in hun oogen '??ook
nimmer aangetoond. Wat ze willen, is
't oppermachtig eenhoofdig gezag van
het schoolhoofd.
Nu goed. De autoriteiten echter, die
tot nog toe aan hun zijde staan., mogen
nu wel bedenken zoo het belang van
het onderwijs hun eenigszins ter harte
gaat wien zij met dit gezag zullen
bekleeden, want hier schuilt een groot
gevaar voor hun eigen stelsel.
In het leger berust ook alles op gezag.
Zal echter het legerbestuur bij de aan
stelling van kolonels b.v. met voorbijgaan
van alle oudere officieren een van de
jongste tweede luitenants benoemen ?
Ik donk van niet. En toch is 't best
mogelijk, dat hieronder zeer knappe
koppen schuilen. Waarom hen dan niet
gekozen ? Omdat de legerautoriteiten
weten, dat het den ouderen officieren veel
gemakkelijker vallen zal, zich te onder
werpen aan 't gezag van een ouderen,
of even ouder ervaren kameraad, dan
van een der jongeren onder hen. Wel
behoeft de chef niet de oudste te zijn,
wel zal 't voorkomen, dat aan zijn be
velen ook ouderen van jaren moeten ge
hoorzamen, maar zeker zal 't nooit voor
komen, dat men 25 a 26-jarige kononels
aanstelt boven 40-50-jarige kapiteins, etc.
Ik kan me tenminste niet voorstellen,
dat onze legerautoriteiten zoo onhandig
zouden zijn.
Wat ziet men echter in de school
gebeuren ? Hier doen de schoolautoriteiten
wat men den legerautoriteiten als 'n
oavergeeflijke domheid zou aanrekenen.
In de laatst verschenen Tabel van
het onderwijzend personeel der lagere
scholen te Amsterdam", heb ik eens
nagegaan op welken leeftijd de hoofden
van scholen in deze betrekking zijn be
noemd. Hetzelfde deed ik ten aanzien
van de ,,llektoren" aan de Berlijnsche
scholen uit 't Verzeichniss der Hek
toren, Lehrer und Lehrerinnen für das
Jahr 190(>."
Ik leg beide staatjes naast elkaar.
Amsterdam.
Benoemd:
B e r l ij n.
Benoemd:
leeftijd
24 jaar
2(5
27
28
29
80
31
32
33
37
38
39
40
41?52
aantal
4
!>
23
ir>
n
i<>
n
12
13
10
13
11
6
2
4
11
leeftijd
33 jaar
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51?53
aantal
3
5
8
18
22
25
17
29
39
37
26
18
8
6
4
l
l
5
Totaal. . 190 Totaal . . 279
Op 't oogenblik zijn in Amsterdam
ruim 40 hoofden van scholen nog geen
40 jaar, in Berlijn niet n!
Het verschil springt terstond in 't oog.
En nu bedenke men daarbij, dat 'n
Amsterdamsen hoofd met grooter gezag
over de klasse-onderwijzers bekleed
wordt, dan in Berlijn de Eektor. Des
ondanks worden de Amsterdamsche hoof
den uit de jongere onderwijzers benoemd,
de Berlijnsche Rektoren uit de oudere.
Van 't tegenwoordig in functie zijnde
corps hoofden zijn benoemd :
leeftijd Amsterdam. B e r l ij n.
O
40?44!
45?49 :
50?53
8 = 2,7 pCt.
80-29
148 = 53
37 = 13,3 ,
6 = 2
24?29jr.84 = 44,2 pCt.
30?34 59 = 31,1
35?39,32 = 16,8
11= 5,8
3= 1,6
1= 0,5
In den laatsten tijd zijn de Amster
damsche autoriteiten een heel klein beetje
op den goeden weg gekomen. Sollici
tanten voor de betrekking van hoofd eener
school beneden 30 jaar behoeven niet
meer mee te dingen; ze worden toch
niet meer benoemd. Vroeger was het
regel dat geen sollicitant boven de 30 jaar
benoemd werd. Wie 6 a 7 jaren lang
had meegedraafd was versleten en kon
wel thuis blijven. Dat bracht het ver
gelijkende theoretische examen zoo mee.
Thans is de minimum leeftijd 30 jaar
geworden, die in de praktijk niet veel
hooger zal komen, dank zij datzelfde
stelsel, 'n Eenigszins bevredigende toe
stand is er niet mee verkregen, kan er
niet door verkregen worden, als de wijze
van benoeming niet radicaal veranderd
wordt. Nog beter, ja 't allerbeste zou
natuurlijk de invoering der
republikeinsehe school zijn. Tot die hoogte
wordt ons schoolsysteem voorloopig nog
wel niet opgevoerd.
Een feit is nu, dat in Berlijn (en in
't overige Duitschland waar ongeveer
gelijke toestanden bestaan) tusschen rek
toren en onderwijzers geen strijd ge
streden wordt, als hier. Is 't te gewaagd,
om als n der oorzaken daarvan te
noemen het feit, dat in Berlijn geen
onderwijzers van 24 30 jaar met zulk
'n macht over 'n aantal grootendeels
oudere collega's aangesteld worden, als
in Amsterdam het geval is? Verschil
lende omstandigheden verscherpen nu
nog den toestand te Amsterdam. Dat
zou echter voor 't grootste deel wegge
nomen zijn, indien hier ook eerst de
hoofden gekozen werden uit onderwijzers
van 40 jaar en daarboven,
En de bijzondere vinnigheid van den
strijd zou zoo goed als geheel verdwijnen,
als dan tevens een gezonde salarisrege
ling werd ingevoerd. Moest en moet het
niet tot de allergrootste verbittering in
't onderwijzerscorps leiden, als daar die
jonge hoofden van 24 30 jaar in eens
vau 'n traktement van ca ? 1000. klim
men op 'n traktement van ca f 2300. ,
terwijl het maximum hunner collega's
slechts f 1500. (voor getrouwden ? 1IJÜ)
bedraagt, op veel h oogeren leeftijd eerst
te bereiken? Deze onzinnigheid en ver
bitterende onrechtvaardigheid kent men
in Duitschland niet. DAAR WERKEN VAAK
AAN' 'N UHOOTE SCHOOI, KLASSE-ONDER
WIJZERS, DIE MEER VERDIENEN DAN IH'X
REKÏOK!
De volgende staat toout dit aan,
In 1905 hadden 'n salaris van :
Rektoren. Onderwijzers.
4800 Mark 124
4600 25
4400 64
4350 337
4150 103
4100 50
3950 207
3000 14
3750 279
37UÜ2
Voor de onderwijzers daalt nu dit lijstjo
tot 120 met 't minimum van 1460 Mark
(120 op de 2951 klasse-onderwijzers!)
In Hamburg is 't evenzoo :
Salaris. Hoofden. Onderwijzers.
6000 Mark 76
5600 11
5100 11
4600 21
4400 207
4100 19 140
Bij de onderwijzers daalt de lijst weer
tot 202 met 't minimum van 2000 Mark
als vast aangesteld onderwijzer, en tot
193 voorloopig aangestelden met 1400
Mark. Ik herhaal : 'n radicale verbetering
van de treurige verhouding tusschen
hoofden yan scholen en klasse-onderwij
zers is niet mogelijk, zoo lang art. 21 der
onderwijswet de eerste tot gezagsheeren
verheft en de laatsten tot hun onderdanige
helpers verlaagt. Maar veel kunnen de
besturen der groote steden ook thans
reeds doen tot vermindering van het
kwaad, en daarmee tot zegen van het
onderwijs, als ze : Ie. tot hoofd eener
school geen onderwijzers beneden de
36 jaar meer benoemen, en 2e. het
maximum-salaris van de klasse-onder
wijzers hooger stellen dan het
minimumsalaris der schoolhoofden.
Am s t., Mei 1906. J. W. GERHARD.
»""'" ..... '"""""'"""iiiiiiiiii
ociaiz
Mnitittttttiiiiiiiim
iiiiiiiiiiiiiiiniiimitHii
f erfólQoslieül-YoorzieBiDg in
(Slot.)
"We hebben gezien, wat het Londensch
Comitébereikt heeft door plaatsing op
kolonies buiten de stad. Rest wat in en
rond Londen zelf kon gebeuren met behulp
van drie autoriteiten : De graafschapsraad,
het city-bestuur en het rijk.
Het meest hielp de eerste autoriteit. Haar
gestichts-commissie kon 900 man te werk
stellen bij het nieuwe krankzinnigengesticht
in de buurt van Epsom, waar allerlei
terreinwerk te verrichten viel. De gronden
rond het gesticht zouden later door do
patiënten zelf in cultuur gebracht worden:
wat dezen 900 werkeloozen aan graafwerk
en vereffening van terreinen werd opge
dragen, was bestemd de latere taak der
patiënten te vergemakkelijken en hun
werk meer direct rendabel te maken. De
ambtenaren in dienst aan de
gestichtscommissie gaven aan -vvat te verrichten
viel, en die commissie verschafte ook de