De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 3 juni pagina 2

3 juni 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER W E E K 13 L A D TOOR NEDERLAND. No. 1510 werktuigen; de werkeloosheidscominissie »lf zorgde voor het toezicht. Het gehalte T»n den geleverden arbeid werd geacht 1/3 goed te zijn; 1/3 vrij goed; 1/3 tamelijk. Er was betrekkelijk weinig verloop; ongeveer 8 pCt. der mannen moest ontsla pen worden wegens luiheid, waardeloosheid of insubordinatie; 25 pCt. vond geleidelijk ander werk ; een kleine 60 pCt. werd alleen ontslagen doordat men voor medio April aan hun taak een einde maakte. In het geheel was de indruk van de mannen dus gunstig; ze werkten met volharding tot het eind aan een taak, waar de meerderheid weemd voor stond. Men betaalde de ge wone uurloonen, nl. 7 stuiver per uur, met hoogstens 44 werk uren, terwijl den mannen de helft dor retourvracht, d. i. 4st. per dag, in rekening werd gebracht. Het maximum ?weekloon kwam daardoor op 23 ah. en 6 stuiver of ? 14.20, en werd geleidelijk ver minderd met ? 1.20, om tot eigen werk boeken aan te sporen. Op soortgelijke wijs, en met ongeveer gftJijk resultaat, werden successievelijk een 620 man te werk gesteld in de parken van d*n graafscbapsraad, om de vijvers en meren uit te baggeren, wegen op te hoogen, speelplaatsen in orde te brengen en dergelijke. In beide gevallen kreeg de com missie voor de werkverschaffing vergoed wat het werk den graafsehapsraad anders had moeten kosten. Toor 71 man kon de city werk vinden aan het opsohilderen van haar marktgeboowen, terwijl voor Green Park, dat aan het Rijk behoort, ren overeenkomst tot stand kwam tusschen het departement van P. W. en de werkeloosheidcom missie van deze «trekking: dat de eerste ? 12000 zou betieden aan vakwerk, waaraan dan een ruwer taak vanwege de commissie kon gekoppeld ?worden, en zij zelve ?36.000 besteden zou. Het geheel gebeurde onder leiding van wege het departement van P. \V. ; de ?werlefoosheideommissie had alleen de roanjjen van harentwege aan te wijzen (totaal 300) en het geld te betalen. # # * Uit dit gansche overzicht volgt nu, als «eiste slotsom, dat in financieel opzicht de Trerkeloosheidsverschaffing zich baseerde op de vrijwillige giften, en, wat Londen betreft, bij hét verkrijgen van geldmiddelen langs den weg van belastingheffing alleen daar door do nooddruftige districten geholpen werden, dat de commissie Londen als een geheel kon nemen en de rijkere districten la'en mee betalen voor de arme. Het pro bleem-in ons land ten aanzien van den nood der gemeenten ligt wel anders; doch is er in den grond mee verwant. Het is duidelijk bijv., dat waar een stad een een heid i's, er niets verandert, wanneer, in plaats van de gewone belastingheffende overheid, een speciale commissie opcenten zou hc-ft'en op dezelfde grondslagen, en dan met die aldus verkregen gelden de gemeente bij betalen voor werk dat zij anders niet zou hebben laten verrichten of dat haar, door werkloozen gedaan, te duur zou komeu. Voor zoover er tekorten zijn aan te zuiveren, die niet door giften verkregen konden wor den, zal Let heffen van extra-opcenten voor werkverschaffing moeten gebeuren door het Rijk, dat de meer gegoeden treffen kan, waar zij zich ook mochten genesteld hebben. Aldus zal er samenwerking moeten wezen van drie zijden: de gemeenten, die werk uitgeven vroeger dan haar wellicht anders *pu geschikt hebben; en het Kijk en parlienlieren die bijbetalen wat de uitvoering, indien langs den gewonen weg en niet door werkloozen gebeurd, minder zou gekost hebben. Of wél particulieren moeten, op de wijze als ik vroeger bepleitte, eengroot iapitaal bijeen brengen «R de gemeente moet heel successievelijk het verschil bij passen. Ztwals de zaak nu in Engeland geregeld in, voldoet de regeling niet. Op de jaar vergadering der Ver. voor Gemeente-belan gen, dozer dacen ia Engeland gehouden,is liat unaniem uitgesproken. Er kan te weinig gebeuren, en de extra-belastingheffing op de bnlirwaarde, notr bovendien beperkt, ver plaatst de moeilijkheid maar in schijn. Bjj ons te lande trouwens zou belasting heffing buiten de overheid om, ondenkbaar rijn. 't Zou Amsterdam, in zijn nood, zeker niet baten. Iets anders is, indien men een werk van algemeen nut kan laten verrich ten met behulp van subsidies ook van Pro vincie en Rijk. Amsterdam'* grootste park is aangelegd en wordt onderhouden door particulieren; maar er zou rnet voordeel aan ophooging en verharding van wegen, aan onderhoud van grasvelden, een aardig bedrag te besteden zijn. Wij zien nog altijd nit naar ons nieuwe groote park, dat aan het plan-Berlage zou aansluiten, en ik ben niet overtuigd dat we niet het wijst gebruik waken van althans de helft van ons overijsch grondbezit, door daar aan het water een ruim woon park aan te leggen. Er is geen stad, die zoo weinig wegen heeft welke naar buiten leiden, en ik vraag me af waar de Amsterdammer zit, dio voor ons tot stand brengt wat Den Haag aan Iluyghens dankt: de verbinding met de zee hier de Zuiderzee dan door middel van een belemmerden straatweg y Xou het waarlijk behoeven to hokken op de financiën, en zou de Amsterdumsche burgerij, opgewekt-om tegelijk geheel zich zelf to baten eu een goed duel harer werklooze medeburgers aan arbeid te helpen, niet een kapitaal bijeen weten te brengen om tegen lagen rentevoet en langzame aflossing (op de wijze als het geM voor den Stadsschouw burgbouw bijpen is gebracht) de gemeente aan het nood'ge kapitaal te helpen? Birmingham, een stad zoo groot als de onze, heeft pas weer een voorbeeld gegeven van samenwerking van overheid en burgerij om-zich een hoog noodig park te verzeke ren door aankoop van een fraai oud buiten. "Wij hebben die rondom onze stad niet voor het grijpen; moeten onze parken van den grond af beginnen maar dat geeft juist werk, waarom het ons hier te doen is. In Amerika zijn vaak de tramondernemingen «ie aanleggers en oxploitateurs van parken buiten de stad. Die tram-parken, zooals jsnen ze noemt, worden er 's avonds fan tastisch verlicht; de tram-onderneming yorgt voor muziek ook en ruaakt haar kosten goed en houdt wat over, door het passagiersvervoer heen en weer. Ik ver tel dit intusschen met hél zachte stem, en Terzoek mij» lezers toch vooral niet te ge]ooven, dat ik onze soliede gemeentetram naar zulk een, speculatie heen zou willen sturen! Mijn reputatie als van iemand wien allerlei waaghalzerijen, ongewone denk beelden door het hoofd spoken, is toch al kras genoeg. Ik bedoel natuurlijk, als slotwoord, te zeggen, dat we hier toch vooral niets moeten gaan doen! L. SIMONS. Götz Krafft: die Geschichte einer Jagend. Von EDWARD STII.GEBAUER. IV. Des Lebens Krone. Het vierde en laatste deel van de jeugdgeschiedenis van Götz KrafH brengt on^ de apotheose van zijn leven : de Kroon. Maar het kost Götz nog verbalend veel moeite om te die verwerven. Dit laatste deel, hoewel in wez?n tragisch en dramatisch, ia nochtans hoog-korniek. Stilgebauer beeft drie deelen laag zijn held langs de paden der romantiek gevoerd, hij heeft alle mogelijke schikgodinnen te hnlp geroepen en het is hem gelukt Götz voor de slechtheden dezes rergankelyken levens te bewaren, Tooh schijnt hij gedacht te hebben over dezelfde quaestie, waarover eens onze groote Lucretia van Merken gedacht heeft, n.l. over bet nut der tegenspoeden. Tenminste, dit deel kon als ondertitel dragen: of het nut der tegenspoeden". Goddank, laat ik dit er dadelijk tot geruststelling van mijne gevoe lige lezeres, die al rilt bij de combinatie: Götz en tegenspoed, bijvoegen, god laak komt aan het slot alles op zijn pootjes icrecht, hoog-rovaantisch en gloed-ouderwetsch. De deugd wordt beloond, de ondeugd ontving reeds ia vroegere deelen diverse straffen »a venant van de zonden. Een enkele slechtaard, de graaf Schlippenstalt, per ongeluk door het hemelsuhe gerecht vergeten, krijgt in dit deel nog zy'n rechtvaardige ttraf. Schlippenstadt ia de graaf, die den sympathieken Sally Löwenfeld uit het eerste deel in een duel doodde. Zoo ziet men, dat men niet moet zondigen. Het komische van dit boek nu ligt in al die tegenspoeden. Götz is eerst l'enfant chéri... van de fortuin, wel te verstaan, maar alsof de schrijver inzag, dat een menschenleven zonder tegenspoeden niet bestaanbaar if, komen er nu verscheidene tegelijk, de eene al erger dau de andere. Als de lezer nu zoo vriendelijk wil zijn te noteeren, zal ik hem opnoemen wat in het laatste stadium met Götz gebeurt. Hij is thans in Marburg, en doordat hij aanvankelijk theologie studeerde, reeds iu het achtste semester van zijn literaire studiën. De flnantieele zorgen beginnen hem te kwel len. Zijn vader geeft hem. af en toe niet onduidelijk te kennen, dat het nu tijd wordt, dat Götz in de verdienste komt; zijnjongere broeder verdient al en zijn zuster is rijk getrouwd, hij al.een leeft nog uit vaders zak. Götz durft, onder deze omstandigheden, niet te vertellen, dat hij met de onvermogende Eva Frey verloofd is. Nu komt eene Sfhoone en rijke jonge dame zijn pad kruisen ; het ia de schoonzuster van zijn leermeester, prof. Trümmler, die, even als de familie Frey, ongeveer tegelijkertijd niet Götz naar Marburg zijn verhuisd (ik zou u heusch niet kunnen zeggen, of ze 't er om gedaan hebben; 't zal wel niet, maar 't is wel caseweel). We hebben alzoo de eerste, tweede en derde tegenspoed van den armen Götz: nog niet klaar, geeu vooruitzichten met de arme Eva, en eene andere, die wat graag Götz hand en hart aanbiedt en hem bovendien protectie, rijkdom, eer, etc. belooft. Maar ziedaar! (eerste nut van den tegenspoed). Even aarzelt Götz; dan zegt hij lier in 't Hoogduitsch : vade retro, Satanas.' En door de combinatie van deze drie tegenspoeden, tezamen n ontzettenden dito vormend, wordt Götz' Heide voor de blonde, stille Eva, dieper en inniger. En, dat is natuurlijk braaf van Götz, en hij verhult zijn plicht door haar trouw te blijden, hetgeen altiid een mooi ding is.... piichtvervullen, bedoel ik. Ik wil hem ook volstrekt niet belachelijk maken; alleen maar, u zijn tegenspoeden doen zien. Er komen er in eer: de oude professor, Eva's en KarVs vader, is overleden, en «iet lang daarna komt ook Karl te sterven. Bij eene operatie in de verloskundige kliniek infecteert hij ziu-h en sterft onder duldeloo-e pijnen. (Götz ontmoet in zijn leven verscheiden lichtzinnige meisjes; hetgeen aan Karl den dood veroorzaakte, was eene infectie met lijkengif, tengevolge van eene operatieve ver lossing eener doode vrucht. De moeder is de lichtzinnige dochter van Götz1 vroegeren hospes). Eva blijft nu alleen en onvermogend achter. De stokoude professor Weinberger, j hij wieii niemand coliegelo"pt, maar die door j Götz ontdekt" wordt als een uiterst sym pathiek mensch eu een zeer individueel leeraar, neemt haar als zijn kind in huis. In dien tusseheiitijd is echter Götz gepro moveerd en litt. dr. geworden. Nadat hij habilitiert" (gepromoveerd) is, wordt hij privaat docent aau de Marburger universiteit. Wein berger raadde hem aan niet in de academische carrière te gaan, maar Götz is eerzuchtig en wil professor worden. Dies doceert hij thans als privaat-docent nieuwere Duitsche litteratuur. Maar er is nog geen sprake van trouwen. Gelukkig echter komt er een vaderlijke brief met een gelukwensch wegens zijn promotie en de inédedeeling, dat zijn oom en vader saaien door zullen blijven gaan met de maandelijksche toelage van twee honderd mark, zoodat Götz althans kan leven. Verbeeld-u eens, dat hij zijn brood nu al had moeten verdienen I Nietwaar, dat zou vreeselijk zijn voor een litt. dr. I De lezer gelieve dus Götz voor oen tegen spoed te crediteeren. Zijn Nibelungen fragment, bestemd hem in de toekomst beroemd te maken, wordt door dr. Loos op een unfaire manier in den j handel noemt men dit gewiekstheid met j commentaren vooraen uitgegeven, en gezegde dr. maakt zich daarmee natuurlijk naam. Zoodoende kan Götz naar den hem toe komenden roem fluiten. Weer een tegenspoed. Hènee, zegt de lezer, toe, laat het nou uit zijn ! Ik word zoo naar van al die tegen spoeden. Lieve lezer, het spijt me zoo, maar bet is n'tt uit. Prof. Weinberger vindt in het geval met liet Nibelungen-fragment eene prachtige ge legenheid zijn jongen vriend te helpen en tegelijkertijd Loos op zij te dringen. De oude heer wordt minder en minder, Götz heeft zijn taak al overgenomen, en hy stelt in de vergadering van den Senaat voor een buiten gewoon professoraat voor nieuwere Duitsche litteratuur geschiedenis aan te vragen in Berlijn, slechts ter ontlasting van hem, Wein berger. Wanneer men hem dan na twee, driejaren pensioneeren wil, komt natuurlijk de buitengewone hooaleeraar in zijn plaats. Het is duidelijk wie dit dan is. Aldus geschiedt, de Senaat vergadert, en Weinberger komt met zijn voorstel. Maar Trümmler, Götz' vroegere leermeester, is vol rancune wegens het blauwt je, .van schoonzus, en ketsi het. Alsnu wordt wel de buitenge wone hoogleeraar benoemd, maar direct van Berlijn uit, en dus een wildvreemde. Heeft u het nummer des tegeiispoeds genoteerd, lezer ? Nu breekt voor Götz een zware tijd aan. Zijn laatste hoop op een professoraat is ver dwenen ; zijn voorlezingen worden hoe langer hoe schaarscher bezocht, en ie.lere maand weer opnieuw hinderen hem de goudstukken, die hij van huis ontvangt. Totdat oom dood gaat en ook deze bron ophoudt te vloeien. Lieve, beste lezer, geloof me, ik kan het niet helpen l Ik ben een zeer gevoelig recensent, en als ik schrijver wa?, zou ik peen enkel braaf mensch laten doodgaan. Want geldschietende ooiues zyn a priori brave lieden. Maar nu kan ik er heusch, heusch niets aan doen; geloof me toch, lieve beste lezer l Nu gaat Götz zich, gelijk eenen man be taamt, aangorden ten strijde. Als hij oom begraven heeft, neemt hij, in plaats van naar Marburg, een kaartje naar Berlijn. Hij kent daar Dr. Daun, en deze zal hem helpen in de journalistiek te komen. Su. Götz heeft reeds vroeger hierin gedebuteerd en slaagt natuurlek schitterend. Het gaat zonder eenige moeite. Hy is begonnen eeu reeks leading artieles te schrijven over de toenemende corruptie aan de Pruisische hoogescholea en eene noodzakelijke hervorming van het leerplan, een idee van Weinberger, die gedurende zijn leven hiervoor het materiaal verzameld heeft. Die artikelen trekken de aandacht en in een minimum van tijd is Götz een journalist prima qualiteit. Nu moet ik iets zeer droevige vertellen ; ik hoop, o lezer, dat u no^ een zakdoek disponibel heeft om de tranen op te vangen, die opnieusv vloeien zullen. Eva schrijft haren Götz af.... Is het wonder, dat Götz schrikt, dat hij op een holletje naar het station Friedrichstrasse rijdt en 't* morgens b' uur in Mar burg aankomt? Maar voor 9 uur daaraanvolgende is da zaak al weer in orde. U moet weten, oom CummJDgs uit Berlijn was door toevallige omstandigheden te Marburg geweest en had daar vernomen van den journalist, die zulke fulminante artikelen schreef, en dit was nie mand minder dan neef Götz. Zoodoende komt hij de heele geschiedenis van het engagement te weten en tracht nu Eva de liefde uit het hoofd te praten, omdat Götz eigenlijk voor ziju toekomst eene rijke vrouw brooinoodig heeft. Dan, Götz trouwt nu subiöilijk met Ev.i, leert in eenige weken Hollandsch en Engelsch (excusez du pen!) en wordt een buitenlandich-overzichtgchrijver zonder weerga. Jiier zie ik een traan in het linkeroog van een mijner bekoorlijkste lezeressen; ik hoor een suik, opwellend uit den mannelijken boezem van een he<-r der schepping, en ik hoor, mezza voce, in den vocativns uitroepen: God zij gedankt l Eindelijk, eindelijk hebben zij elkaar I Ja, kv.eres en lezer, ja, eindelijk hebben ze elkaar, maar Götz heeft nog maar een kroontje. Het zou immers al te wreed zijn, als ietuand, die van plan is professor te worden zijn leven zou moeten eindigen als journalist. Voor zóó wreed ziet gij toch, hoop ik, mijn schrijver niet aan l Neen, neen, als Götz goed en wel weer te Berlijn zit, en daar een goedkoop huisje heeft gehuurd, krijgt hij de tijding, dat hij te Lausanne tot profc^sor is benoemd, Het is al weer Weiu berge-, die heen dit bezorgt. Lausanne is de plaats van zijn wilde haren", van de dagen waarin we zooveel verwachtten van den vurigen, impulsieven jongen mau. Mij haalt hier, met de armen om Eva's gestalte, de oude herin neringen weer op, terwijl hij haar toefluistert (Je woorden van Mahomets lied van den bwgslroom: Goede geesten hebben zijn jeugd beschermd voor de doornen iu 't struikgewas." Jy, Heveling, en je vader, en Karel, Trümm ler, 'de oude Weinberger en Daun, on hij, dio (Jaar boven rast bij La Sallaz, gnte Geister meiner Jagend zwischeu Klippen im Gcbüsch." Einde. Wij hebben maar eene bedenking tegen het slot. En dat is de/,e : waarom jaagt de schrijver Gou, die tenauweixood ian zijn pen leven kun, noo leloos op onkosten, door hem eerst te erlijn te in.s!alleeren en hem, als hij nauwelijks daar is, weer te laten ver huizen naar -Lausanne? Maar dit is zeker hoogere romantiek. Knlin, u heeft nu d? tegenspoeden van Gou Krati't leeren kennen. En vraagt u nu of er dan niets deuzt in dit laatste deel? Zeker lezpr, en zelfs heel veel. We krijgen een meesterlijke beschrijving vaneen provinciestadje met het gemoedelijke, babbeladitige leven van de bewoners. Ook worden heel intetes^tante kwesties op het tapijt gebracht; medische: vivisectie en de consequenties daarvan; academische: over Exaujen-paukerei" en Speziellstudien".Zelfs komt al heel gauw een homo-se.xueel te voor schijn. Maar voor dien meneer schijnt de schrijver bang te zijn geweest, of na de creatie, te zijn geworden ; tenminste- hij verdwijnt even gauw als hij gekomen is. liet. is het typische in het heele werk, dat de schrijver enkele onderwerpen en questions iiri'ilantes, die ieder voor zich reeds voldoende stof opleveren voor een roman, aanroert eu wetr laat glippen. We za^en het, ia het eerste deel: de sociaaldemokratie, h «t verbod lot onderzoek van het vaderschap en de consequenties daarvan; in het tweede: de prostitutie, het anarchismevan-de daad enz. zij alle worden even aan geroerd, maar de schr. gaat er niet verder op in. Maar in dit laatste deel wordt er van een sterfelijk mensch te veel gsjjergd: zooveel tegenspoeden kan schier niemand het hoofd bitden. Resumeerende, komen we tot de conclusie, dat de roman, die zooveel beloofde, als een nachtkaars uitgaat; do auteur heeft te veel hooi op zijn vork genomen eu kan dat alle maal niet verwerken. Het is een gezellig boek, voor iemand, die van gemoedelijke Duitsche romantiek houdt, aber damit hört's a af. Amsterdam. J. BBOUWEB. Verta&lie mm, Karin» droom, Een liefde, Het batch en de zer, door GUSTAF af GBYEIIVTAM, vertaald door JEA.XKETTE E. K.KYSER, Amsterdam, H. J. \V. B(echt, In Karins droom wordt geschetst de strijd tusschen liefde en plicht. Zóó althans begrijp ik dit boek. En zij die nog steeds geloovm dat 't volbrengen van wat ze als hun plicht beschouwen, geluk zal brengen, moeten dezen roman uiet lezen; want hun gelooi sal daar door niet worden verstrekt. Ik ken ze wel, de mannen eo vrouwen, die duidelijk hun plicht zagen en daaraan alles ten otter hebben gebracht, ook hun liefde, maar ook hun levensgeluk. En zou 't niet wreed zijn de vraag te stellen, of dat ofler wel noodig is geweest, of ze wel zeker weten nu, nu 't te laat is, dat ze zich niet hebben vergiet? Zou 't niet wreed zijn hun de eenig over gebleven illusie van hun plicht te hebben gedaan te ontnemen? Zou 't niet wreed ziju te verhalen van een leven, waarin aan de liefde geen plaats werd gegund, omdat 't plicht scheen die verre te houden, totdat na langen tij i van eenzaam lijden de pijni gende vraag moest worden gedaan, of misschitn niet werd misgetast, of uiet juist de liefde 't leven vol-heerlijk en rijk had kun nen maken? O! ik keu ze wel, de mannen en vrouwen, die dezelfde viaag zich hebben gesteld als JCarin's vader: Heb ik myn leven ni«t onnoodig eenzaam geleefd? Heb ik mijn plicht niet verkeerd begrepen ? Maar dan is 't te laat, dan kan 't leven mt-t opniMiw worden begonnen. Zie, dat is hard, dat is wreed. Zij moeten dit boek van Geyerslaiu niet lezen.... Karin was een lief, jong meisje. Zij droomde en we behoeven niet te zeggen waars'an. 't Leven lag nog vóór haar, ze kende 't nog niet, ze wist noj niet hoe't kan teleurstellen, hoe weinig 't geeft soms bij veel belof.e. Karitr droomde van liefde, van zon, vaa blijde dagen en alles zou goed zijn en zacht en heerlijk rondom haar. Wel leefde ze een zaam op 't ou ie kasteel met haar vader en oudere zuster, maar waren daar niet de bosschen en de meren, de bloeroen en de vogels en de arme meuschen, die moesten worden vertroost en verzorgd irj dageu van smart en beproeving? Karin's vader, man op leeftijd al, had zich tot plicht gesteld, na den dood zijner vrouw niet aan een andere vrouw moederrechten te verleenen op zijne dochters. Wel brac it d t strijd mee, wel kwam met een nieuwe liefle de wankel moedigheid, maar hij zag duidelijk zijn plicht en 't offer werd gebracht. En hij meende zich daardoor een recht ver worven te hebben op de liefde zijoer kinderen. Zij zouden, als 't coodig mocht zijn, ook ter wille van hem een oii'er brengen. En 't werd noodig. De zaken gingen niet zooals die moesten gaan en een bankroet kon niet uitblijven. Een vriend van hem, man op leeftijd als hij, bood aan te helpen met geld, maar Karin moest dan helpen met liefdrf, Karin moest dan 't zonnetje worden, dat ziju late, leven zou beschijnen en vroolijk maken. Karin m droomde van liefde en haar droora was werkelijkheid geworden. E-njong officier, op een kouden winternacht ziek en ellendig binnengedragen in het kasteel, maar nu weer geheel hersteld, had dien droom tot werkelijkheid doen worden. Maar Karin zag duidelijk haar plicht en ze bracht het offer en deed afstand van haar liefde en van de jeugd en huwde den ouden man. Maar de geluks-extase heeft Karin nooit gekend. En toen ze stierf op hoogen leeftijd, stond vóór haar het portret \an een jongen oflicier. . . . In dezen roman is zeer veel moois, maar dat mag geen reden zijn om van 't minder goede te zwijgen. En dwi wil ik zeggen, dat de karakterbeschrijving en ontleding te wenschen overlaat. We hebben Karin loeren kennen als een gevoelsmeisje en dan komt 't besluit, om haar liefde op te oll'erea, wel plotseling. Van strijd merken we niet veel. Karin doet een wandeling, neemt dan een gouden lingetje van haar borst, bergt 't op in een kistje en voelt zich daarna weer vrij. Wel hadden we dit nog kunnen verwachten van haar oudere zuster, die ons wordt be schreven als verstandsmeisjp. En zie, zij juist komt in verzet tegen den wensch van haren vader en weigert het offer te brengen. Dit is mijn eerste opmerking. En mijn tweede is deze. De aandacht wordt te veel verdeeld, er is geen hoofdmotief in dezen rornan. Wat moet ons't meeste treffen, het leed van Karin'a vader of het leven va i Karin zelf. Nu is, naar mijn oordeel, in 't leven van Karin weinig belangrijks; 't gaat voorbij, zonder schokken, zonder ("notie?, zonder leed. Ilaar droom had spoedig een einde genomen en na 't ontwaken gebeuren ? in haar leven de gewone dingen van lederen dag. Trouwens, wie zóó gemakkelijk afstand kan doen van een liefde, die toch wel innig en hartstochtelijk scheen, is oppervlakkig en 't leven van zulke menseden mist alle diepte. Mag Karin dan de hoof Ipersoon zijn'.' Nu hebben beide, Karin fn haar vader, hun liefde ten offer gebracht aan hun plicht. Maar grooter effect zou zijn verkregen, dieper indruk gemaakt, wanneer de auteur 't leven en 't leed van n van beide fel had belicht en de andere een plaats had aangewezen onder de bijliguren. Nu wordt't zelfde thema noïeens herhaald, en dat versterkt den indruk niet. i *,* i En n n Een liefde." O! rnenschen met dorre ziel, die niet weten eigentlijk wat liefde is, moeten dit boek met hun koude oogen niet aanzien en niet beroeren met hun kille \ingcren. Want hoe zouden ze kunnen gevoelen de droeve smart van een liefde die niet werd beantwoord, hoe zouden ze kunnen begrijpen het diep tragische van een leven, dat met de liefde zoo zonnig had kunnen ziju, zoo mooi en gelukkig, en nu mishiVt is en gimber en troosteloos en zonder hoop zich uitleeft, tot de dood komt, als een verlossing. . .. Ieder die woonde op de on Ie hoeve in Furumo zou of heel gelukkig Of heel onge lukkig in de liefde zijn. Dat was een ourl verhaal en oude verhalen kunnen soms vol waarheid zijn en zoo latere geslachten tot waarschuwing strekken. Maar boer Anders, de tegenwoordige bewoner van de hoeve, hoorde die waarschuwing niet en voor de oude waarheid had hij de oogen gesloten. Hy was pas dertig jaar en dan hebben niet velen reeds zooveel geleden, dat ze ontvan kelijk ziju voor wijzen raad uit ver verleden. Toen züa vrouw was gestorven bij de ger boorte vau het eerste kini, voelde hij wel hoe stil en eenzaam 't was geworden om hem. heen. Maar veel meer ook al niet. Een. boer nioet getrouwd zijn, ha i Anders gezegd en hy was getrouwd en wa* n'et ongelukkig geworden, maar gelukkig ook niet. Het oude verhaal scheen voor hem niet geschreven. Toen kwam Elsi, de dochter van zijn buur man, in zyn huis en hielp hem en was hem tot steun iu vele dingen en 't werd nu minder stil om heai heen. 't Was nu zoo goed eo zoo rustig op de hoeve en ieder kon wel zien dat een fieve vrouwenhand 't al bestierde. Dat moest nu zoo blijven, mér begeerde Anders niet. Tot opeens eeu gevoel van onrust zich van hem meester maakte. Elsa zou trouwen met een vreemden man en dan weggaan van hem en dan zou hij achter blijven, eenzamer dan te voren, dat gevoelde hij wel. En toen 't dan werkelijk gebeurde, toen Elsa's vader kwam rn haar wilde uithuwelijken... en Elsa die zondei niet wilde begaan van te trouwen, zonder liefde, maar bij hem, Anders, wilde blijven, toen gevoelde hij groote vreugde en dank baarheid ... liefde nog niet; 't oude verhail scheen voor hem niet geschreven. En zoo ging jaar na jaar voorbij en ook de jeugd ging voorbij en daarmee de tijd van hoogste liefdesgeluk. Totdat Anders weer dacht aarjt de woorden: een boer moet getrouwd zijn. Toen vroeg hy Elsa zijn vrouw te worden. Maar Elsa weigerde, 't Zou ms ongeluk worden Anders. Wij zijn nu goede vrienden, waarom moet dat anders worden. I« weet niet wat 't zeggen wil, iemand lief te hebben en. zonder liefde te trouwen is zonde. Zoovelen, heb ik al geweigerd Anders l Beloof ine nooit die vraag meer te doen. Gaarne wil ik hier blijven bij jou en ik zal een moeder zijn voor je kind, maar dat niet, niet je vrouw. En Anders nam haar hand in de zijne en beloofde. Maar bij hoorde een inwendige stem, die hem waarschuwde voor deze be lofte Nu kwam een tijd, dat Anders dikwijl» werd heiiunerd aan het oude verhaal. 't Werd hem toegefluisterd al» hij een zaam werkte op 't stille Jand en dan werkte hij hard, want hij wilde 't niet hooren. En 's nachts, als alles zoo stil was in huis, ea hij niet slapen kon, dan kwamen de geesten on vertelden hem: ieder die woonde op deze hoeve, zou heel gelukkig worden in de liefde, of heel ongelukkig. En langzamerhand kwam. hij tot de zekerheid en eindelijk moest hij 't zich bekennen: Nu Elsa voor hem verloren was... ze had de waarheid gesproken en zijn leven zou voorbijgaan zonder haar, dat gevoelde hij wel. .. toen Elsa voor hem ver loren scheen, werd ze onontbeerlijk voor zijn geluk. Dat gaat meestal zoo inonsleveu. Wat we niet hebben, wordt begeerd en ver liest weer veel aan waarde, wanneer 't in ons bezit is. Ook in de liefde i3 dat dikwijls zoo. Nu wordt 't verhaal zoo treurig, 't Is de oude strijd, die hier wordt gestreden, de strijd tusschen begeeren en verwerpen, tusschen liefde en koelheid, tusschen trots eu vernedering. Boer Anders streed dezen verschrikkelijker! strijd en hij had slechte bondgenooten zich gekozen. Jenever en andere vrouw7en moesten Elsa wegvagen uit zijn den ken; we weten nu wel, dat dit op den diïur niet helpen kan. De koelheid van Elsa bracht hem tot razernij en harde woorden, haat en wrok waren het gevolg. Toen hij een andere vrouw zich gekozen had, Ida, die veel hield van hem, scheen de rust te zullen wederkeeren in zijn ziel. Maar Ida hield te veel van hem en hij kon haar niet veel geven in ruil; zijn liefde niet, want die had Elsa, dat gevoelde hij wel. Toen Ida krankzinnig v as gestorven van verdriet, omdat Anders haar geen liefde kon. geven... Ida had gewoond op de oude hoeve en ieder die daar woonde zou heel gelukkig worden iu de liefde of heel ongelukkig ... ging Anders weer naar Eisa en vroeg haar hem te ontheffen van de belofte. En Elsa gaf toe en werd zijn vrouw. Want ze wilde niet dat hij wederom den slechten weg zou opgaan. Maar uit liefde niet, want zij wist niet wat 't was, iemand lief te hebben. En zóó zou nu voortaan 't leven van Andera zijn. -KL-'a's wil was goed genoeg en ook had zo een goed hart . .. een koe kon ze zoo zacht over den bek aaien, een lammetje werd aangehaald en vertroeteld. Iedereen geeft ze meer dan mij, dacht Anders dan als hij dit zag, zelfs aan de beesten. Zóó was dan voortaan zijn leven, r.oo leeg, zoo eenzaam, want Klsa kon niet nader tot hem komen. Zij wist met wat t wa-, iemand lief te hebben. En toen Anders ziek werk, zat Klsa bij hem. Z; las in den bijbel en zocht naar een plaats, die ze zich wel herinnerde en toen ze die gevonden had, las ze halfluid : Al ware liet, dat ik de talen der menscben eu der engelen sprak en de liefde niet had, zoo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden. En al ware 't, dat ik mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware 'i, dat ik mijn lichaam overgaf en ik had de liefde niet, zoo zou 't geeii nut geven. Toen stierf boer Anders. Dit is de korte inhoud van een verhaal van veel leed, het oude verhaal van de hoeve te Furumo. Ieder die daar woonde, zou nf heel gehiükig worden in de liefde, of heel ongelukkig. Boer Anders was niet gelukkig geworden ... dat was het noodlot, daaraan ontkwam men niet. Ten slotte nog wat klein-werk van dezen schrijver, een zestal vet halen van het Bosch en de Zee. liet Bosch en de Zee hebben vele geheimen en vol geheim is ook het leven van de menschen, die eenzaam wonen in het bosch en eenzaam rondzwalken op de zee. En wat die menschen doen, treft ons dikwijls als iets zeer bijzonders. Als Jacob, de oude man, die zijn heele leven had gewoond in het huisje aan het Rietni'icras, zeer ver af van de andere menschen, ten slotle, ziek geworden, zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl