Historisch Archief 1877-1940
No. 1510
D-E AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
? ? l
Au revoir, Witte ! 3e vous reioi.adra.i, probable ment.
*> l
ctecesjouri t a. Bruxellei .
Arti. He deel.
De tweede afdeeling van deze tentoon
stelling toonde: de 3 kannen door FloriêVerster,
de kermis te Monnikendam door Tholen, etc.
Was in de houten nap met de eieren door
Verster de compositie niet diergene, dat
niets meer weg te laten was noch toe te
voegen is, deze 3 kannen op hun ronde
bodems onbehouwen als menschen naaat
elkaar staande, zijn in dit opzicht zeker
sterker, en ook grootscher. De macht in het
eerst getoonde stilleven was klaarder, de
macht in dit tweede is robuster. Het nu te
ziene schilderij van Tholen gaf juffrouw
Marius aanleiding tot een opmerking: dat hier
het picturale verlaten was voor het illustra
tieve. Het is een van de vergissingen die ieder
een kunnen overkomen, en het is onzuiver.
Vroeger moest alles vol figuren zijn, nu vol een
zaamheid meestentijds, en daardoor ontstond
deze opmerking. Onder het illustratieve wordt
m. i. verstaan dat, overheerscht, wat den dich
ter, litterator, eigen is, de vertelling; dat deze
vertelling deêvlieden en wijken wat den
schilder eigen is: geest uitgedrukt niet in
verbaal maar bovenal in vorm en kleur. Ik
moet in deze. met myne geachte opponente
van meening verschillen, zooalg meer gebeurt.
Deze kermis van Monnikendam door Tholen
is gezien als vorm en kleur, niet als ver
telsel. En ik mocht ook opnieuw wijzen op
bepaalde dingen hierin- Dat déschuiten in
orde zijn, ca va sans dire, maar ik mocht
gaarne nog eens duiden met welke fijne
gemakkelijke hand al die wijfjes en kinderen
in blauw jak, etc., op de verste kant, op de
kade aan de overzij der kermis, geschilderd
zijn. Er zijn dunkt me weinigen die dit
kunnen.
Alleen paste, dunkt me, in de schepen
die in 't kanaal liggen een krachtiger accent;
en mocht het schilderij nog wat meer geopend
naar den horizont: Deze kermis is zeker zoo
krachtig als de daarvoor geëxposeerde zee
met de eenzaamheid, en met het zeilend
schip zuiver zeilend op de zoo zuiver voor
wie ze kent getypeerde Zuiderzee. Van
M. Wandscheer is er een stilleven. Het heeft
niet de bekoring die de Petunias hadden in den
Haag, in Amsterdam (Arti I) geëxposeerd.
Het fijne, door ontroering een iet-wat, een
ietwat vibreeren van de vormen mist deze
O.-Indiscbe kers, ofschoon de oranje bloem
b.v. hierop goed is.
* *
Wassenaar Rectors Rotterta.
Mijn meening geuit ter gelegenheid van
een vorige tentoonstelling naar aanleiding
van dit werk, bleef. Wassenaar (wat heb 't
er mee te maken of hy politie-agent was, of
neergevallen vlerkelooze god) heeft nog zoo
zeer alles te leeren, alles na te gaan, alles te
doorvoelen, dat een enkel bekorend iets erin
dikwijls per geluk geen reden is ons
over dit werk al te denken; geen noodzaak
met zich brengt om breedvoerige beschou
wing hierover te geven.
Het is niet voldoende dat iemand verf han
teert, om belangrijker te zijn dan een timmer
man. Het is nog niet, noch was het ooit belang
rijk dat een natuurlijk niet-rijk politieman gaat
schilderen alleen omdat hij niet rijk is of
politieman vroeger zelfs in den zotsten
tijd wierd daarvan niet gerept. Het is alleen
belangrijk ten eerste wat-ie maakt is dit
rijk vol of goed dan worden de zooeven
genoemde dingen desnoods de pluimen, die
hu zich op den hoed mag steken.
* «
Tentoonstelling m ml door de Zwart.
(Kunsthandel Arti, Den Haag.)
De kunst van de Zwart is niet in de
eerste plaats beschaafd; het werk van de
'Zwart is niet in de eerste plaats van een
doordachte volmaaktheid. Ze heeft dit met
veel van 't werk der impressionistische
schilders gemeen. De bekoring die ze som
tijds bezit, gaat nooit tot schoonste hoogten
daarvoor is er te dikwijls iets scbetsmatigs
aan, een ander keer iets te onvolmaakte; een
derde maal is de vorm niet veerend, elastisch
genoeg gegeven. Toch is de Zwart een schilder.
Niet tevens een wondre geest, maar toch een
schilder. De kleur leeft. Ge kondt bijv.
zeggen van de Zanderij, dat ze sterk van
kleur is, dat de kleuren 'vrij groot gezien
werden in breede vlakken daarentegen
kan aangevoerd worden, dat de lucht rechts
niet genoeg wijkt ten opzichte van den
zandrand en dat het stukje blauw en wit van het
water op den duur voor de oogen gaat hin
deren vijl de intonatie niet de juiste is.
De vrouw met de bloemenschaal heeft een
iwakgeschilderde hand, maar toch is de kleur
combinatie van het stilleven der bloemen
tegenover de grijsheid van den muur met
een zekere bekoring en deftigheid, gezien en
gegeven.
Het meisjesportret (No. 16) is een der beste
schilderijen. Het is nog schetsmatig. Het
bezit nog niets van de wondereu, volle innig
heid die sommigen portretten eigen is
maar het is 'n kind, dat leeft en ademt en den kijk
heeft van den leeftijd en de huid en de frischheid
daarvan. Van de aquarellen noem ik: No.
17 Winterlandschap, met de hooiopper etc.;
ruimte uitdrukkend; Vrouw in de keuken
(No. 20) waarvan het stilleven op de tafel
fijn is; No. 23 Wegwerkers kleur-vol, vroolijk;
No. 25 Duinafgraving, misschien kon hier
fijnheid iets voller zijn, maar de groep van
figuurtjes is goed en de kleuren van hun kle
re» zijn natuurlijk en fijn; No. 26 Dorp aan de
vaart bij Winter, een bewolkte lucht, een
groene molen etc, te schetsmatig zelfs in
dit werk etc.
Van de etsen: een dame met planten, een
ets met een dergelijke gevoelsstemming als
in de schilderij van de vrouw met de bloe
menschaal en de Koemarkt een groote ets
in zwart en wit. liever in bruin op bruin,
beter zijnd dan de schilderij van 't zelfde
onderwerp. PLASSCHAERT.
Inziet in de Hoofdstad.
Het eerste concert ten bate van het Pensioen
fonds voor de leden van het
Concertgebouworchest is een muziekfeest geworden in den
echten zin des woords. Een feest voor de kunst,
want de indruk dien het Te Deum" van
Diepenbrock wederom gemaakt heeft op alle
aanwezigen is blijkbaar een overweldigende
geweest.
Het Te Deum" vooral was de gebeurtenis
van den avond. Het is thans reeds herhaal
delijk uitgevoerd hier ter stede, maar steeds
wordt men opnieuw getroffen door de hooge
vlucht die de phantasie des componisten neemt.
Een zóó doordringen in den geest van den
liturgischen tekst, een zóó weergeven van den
verheven stemming der woorden moet wel
op de toehoorders een diepen indruk maken.
Het is niet de eerste maal dat ik over het
Te Deum in deze kolommen schrijt. Beeds
vroeger heb ik gewezen op den extatischen
jubel in den aanhef van het koor, na het
korte voorspel van het orchest, op de ver
heven uitwerking, als de gregoriaansche
melodieën haar plaats vinden te midden van
's componisten eigen thema's, op de ontroe
rende bede, bij het Te ergo quaesumus"en
op het grootsche slot, wanneer bij het non
confundar in aeternum" in een prachtigen
cadens, het koor met overweldigende macht
zijn. vertrouwen in God uitbazuint. Maar toch
bij iedere nieuwe uit voering schijnt deindruk
van dit alles weer grooter en imposanter dan
bij vroegere reproducties.
Mengelberg heeft zich hier geheel gegeven
en het prachtige koor van Toonkunst heeft
een klank, een rijkdom van kleur, een sou
plesse in de beweging ontwikkeld, die be
wondering afdwingen en den aanwezigen
componist gelukkig moeten hebben gemaakt.
Nog om een andere reden was dit concert
een feest. Mevrouw Noordewier wat zegt
die naam niet? verscheen na een rust van
eenige jaren, weder in onze Amsterdamsche
concertzaal.
Treffend was het te zien hoe de gevierde
kunstenares door het publiek gehuldigd werd.
Zeer delicaat hielden haar mede-solisten zich
op den achtergrond, bij haar eerste verschijnen
en toen konden naar hartelust de aanwezigen
haar betuigen, hoe dankbaar zij waren, nu de
beminde zangeres weder aan haar kunst her
geven was. Treffend ook was het te zien, hoe
meyrouw Noordewier, in ayen eenvoud
geroerd was door de spontane uiting van het
publiek.
In de Auferstehungs-Hymne" van Diepen
brock, ontleend aan Novalis' Hymnen an die
Nacht", had mevrouw Noordewier gelegenheid
al haar rijke gaven te ontplooien. En die gaven,
zij schenen mij nog grooter dan voorheen. Het
kwam mij voor dat zij nog gegroeid is in diepte
van opvatting, in kracht van dictie en in
warmte van uitdrukking
Nach dir, Maria hebenj
Schon tausend Herzen sich
In diesem Schattenleben
Verlangten sie nur dich." j
mag mevrouw Noordewier vroeger mooi
gezongen hebben, zoo teeder, zoo innig als
Zaterdagavond heeft zij die woorden nog wel
niet doen weerklinken.
En kan men zich herinneren dat zij de
versregels:
Wir kommen nnn zu ihnen
Urn ewig da zu sein"
ooit zoo imposant heef t weergegeven? Was het
niet alsof in den stémklank het onpeilbare
der eeuwigheid geschilderd werd ? Moest men
ten slotte niet meegesleept worden, als zij
zong van das volle Leben, das wogt wie ein
unendlich Meer?
Diepenbrock leert men langzamerhand ken
nen in de veelheid zijner uitingen. Na lijn
latere werken Vondel's vaart naar Agrippina"
en lm grossen Schweigen" staat het publiek
tegenover zijoe Nachthymnen" niet meer
zoo vreemd als vroeger. En ook het orchest,
het raakt vertrouwd met den persoonlijken
stijl van den componist. Was bet daardoor,
dat ook schrijver dezer regelen, hoewel bij
vroegere uitvoeringen steeds sterk onder den
indruk gekomen, nooit zoo geimpressioneerd
werd door deze A.uferstehungs-hymne" als
ditmaal ?
Beide werken vulden het tweede deel van
den avond. En het was goed gezien om
Beethoven's negende symphonie in het eerste
deel te doen uitvoeren. Spontane geestdrift
bij uitvoerenden en toehoorders was meer
aanwezig in het tweede deel dan bij de
Negende". In het eerste Allegro der sym
phonie heerschte niet de groote rust, juist het
imponeerende kenmerk, van dit wonderwerk.
Het ging alles te haastig.
Het is moeilijk om over de tempi der
negende symphonie opmerkingen te maken.
Geen der compositiën van Beethoven is zóó
door verschillende directeuren opgeëischt als
hun particulier domein, waarop zij recht zou
den hebben met hun eigen opvatting voor den
dag te komen, dikwijls met verwaarloozing van
den wil des meesters, als wel de negende sym
phonie. Is de vraag van een der thans over
leden duiteche dirigenten Haben sie m e i n e
Neunte" schon gehort?" niet kenschetsend?
Min of meer zal een reproductie steeds
beheerscht worden door de stemming waarin
de dirigent verkeert. Ik kan het my daarom
voorstellen dai, in enkele nuances, afwijkingen
kunnen voorkomen in de uitvoering; echter
in groote trekken zal toch steeds de opvat
ting van den dirigent moeten kenbaar zijn.
Is nu die opvatting zóó dat zij weerklank
vindt in de ziel des toehoorders, dan zal een
volle artistieke bevrediging het gevolg wezen.
Is dit echter niet het geval, dan zal het genot
van de uitvoering niet onverdeeld zijn en
kan men zich slechts onder voorbehoud inge
nomen met haar betuigen.
Zooals Mengelberg, niet alleen den eersten
Satz, maar ook de overige deelen dirigeerde,
kon zijn opvatting bij mij niet die gewaar
wordingen opwekken, die ik bij enkele
vroegere uitvoeringen van de Negende"
mocht ondervinden. De eerste Satz was te
haastig, zooals ik reeds zeide; ook in het
Scherzo, waar men, ondanks het snelle tempo,
toch steeds een gevoel van rust moet houden,
was iets onbeteugelds, dat aan het geheel
afbreuk deed. In het wonderbare Adagio
kon de plastiek der verschillende thema's
beter aan den dag gekomen zijn. Daartegen
over staan wederom verschillende schoone
details, waaronder ik in de eerste plaats wel
mag aanmerken de uitstekend geslaagde
recitatieven der bassen en dan het optreden
der Freude-melodie in het orchest.
Het koor was ook in de negende zeer schoon
en. het solisten-quartet voortreffelijk. Het was
saamgesteld, behalve uit mevrouw Noordewier,
uit mevrouw De Haan-Mani farges en de heeren
Anton Kohmann en Gerard Zalsman.
Niet verzwijgen mag ik dat de beroemde
IIHIItllHIHIIIIHIIHIIMIIIHIIIIIHIirlmUIIIIIUIIinillllllllHIMIIIIIIIimim
cadens niet zoo mühelos" klonk als wel
wenschelijk is. In het Te Deum wist het quartet
vaak een aangrijpend effect te bereiken.
De tenor, de heer Kohmann, was hier nog
onbekend. Hij schijnt mij toe een muzikaal
zanger te zijn.
Was nu de indruk van de negende sym
phonie niet zoo machtig, het tweede deel
imponeerde de toehoorders ten volle.
Het orchest was den geheelen avond uit
stekend gedisponeerd. Moge uit de opbrengst
van het concert een flinke bate voor het
pensioenfonds voortvloeien.
Op den avond van Hemelvaartsdag werd
een concert gegeven, waarop een aantal wer
ken van Nederlandsche componisten ter uit
voering kwam. Een symphonie van Dopper,
benevens orchestwerken van v. Gilse,
Wagenaar en v. Anrooy.
Tot mijn groot leedwezen kan ik over deze
uitvoering niet refereeren, daar ik niet in de
stad was.
Het is wel jammer dat zij zoo laat in het
seizoen eerst werd gegeven. Kans op een
spoedige herhaling zal er nu wel niet wezen.
Toch hoop ik dat, tenminste de nieuwe wer
ken van Dopper en v. Gilse, in het volgende
seizoen opnieuw zullen worden uitgevoerd.
ANT. AVEKKAMP.
HenriïIbsen.
(1828 1906.)
Het stuk was al lang uit, de epiloog was
gesproken, het gordijn was gevallen; maar
nog bleef er beweging achter den gesloten
voorhang, het leven wilde nog niet geheel
scheiden van dat voorbijgegane tooneel van
leven. Nu echter is het laatste lichtje ger
doofd, de laatste echo van wijkende voet
stappen is verdwenen en weggestorven,
de stilte is daar... Ibsen, die zijn leven,
doorleefd en volleefd, had gesloten, die
eigenmachtig na het voltooide en bekroonde
werk den eindstreep had getrokken onder
zijn levensarbeid, Ibsen is na een pauze
van zwijgen en ziekte heengegaan tot de
rust.
Hij vult met zijn energie de laatste helft
van de 19e eeuw : de tijd van 1850 tot 1900
weerklinkt in zijn drama's. Eerst is het nog
slechts een zwakke stem, ze poogt wel de
ruimte te overwinnen, ze doet haar best,
ze spant zich in, als wedijverend met zich
zelf om in voortdurenden strijd het
groptsche doel te bereiken dat de twee en twin
tigjarige dichter in 1850 zich stelde, maar
ze kon toch niet doordringen buiten de
omgeving van het enge, eigen land. Dan
wordt het geluid breeder en machtiger, het
zwelt aan, een stroom van geestkracht en
gevoelsverbeelding; het pakt en dwingt de
harten en breekt zich een baan, al wijder
en dieper. De victorie wordt behaald o,
met wat voor geringe gegevens om mee te
beginnen ! over Europa.
Onder de weinige namen die in de her
innering der menschheid als vertegenwoor
digers van het tijdperk zullen overblijven,
behoort de naam van Ibsen. Hij teekent
den tijd, ik bedoel: hij heeft zijn
handteekening daaronder geplaats als een schep
per van geestelijk leven. Want hij heeft
den roem van een eigen vorm te nebben
gegeven aan het gevoel van zijn tijd. Wat
de menschen problemen en levensraadsels
noemen dat heeft h\j opgevangen in den
spiegel van zijn kunst, en hij toont daar
de vraagstukken als de beweging en voor
waarde van het leven zelf. En dat niet door
talent van voorstelling of redeneering, maar
krachtens zijn dichteraanleg als een uit
vloeisel van zijn genie dat n is met zijn
persoonlijkheid.
Het is het kenmerk van Ibsen; hij staat
als een hechte persoonlijkheid, souverein
scheppend tegenover het leven der maat
schappij.
Ik ben niet veranderd," zeide hij tegen
een vriend die hem veranderd" vond. De
menschen denken dat ik mijn opvattingen
gewijzigd heb met den loop der jaren, maar
dat is verkeerd-gezien, ik ken heel duide
lijk de draad van mijn ontwikkeling. Er is
samenhang en nheid in mijn ideeën. Ik
ben geheel dezelfde nu, als toen ik mijzelf
voor het eerst ,vond."
Legt men het eerste drama van Ibsen,
zijn Catilina-van 1850, naast zyn laatste
drama, zijn Wanneer wij dooden ont
waken van 1899, dan blijkt de waarheid
van het woord van den dichter. Er is mis
schien geen mensen te noemen, wiens werk
in zijn verloop van vijftig jaren, zoo ineen
grijpt en zoo trouw blijft aan de
grondstemming als dat van Ibsen, ondanks het
feit dat bijna ieder van zijn drama's zijn
eigen leven heeft, meelevend met de ont
wikkeling der samenleving.
De grondstemming, eenmaal gegeven,
blijft.
In de dagen dat zijn Catilina hem
bezig hield, te Grimstad, het verloren stadje,
met zijn acht honderd zielen, rechte zielen,
voor welke de dichter niet meer was dan
een apothekersleerling, in die dagen, bij
een bezoek aan het ouderhais, maakte hij
met zijn zuster een wandeltocht. Ze be
klommen een berg, den Kapitelsberg, met
zijn romantische ruïne, en onder het genot
van het uitzicht van de hoogte, kwam het
tot een ontboezeming. Ik zou op willen
stijgen," zei de dichter in spe, tot het
grootste en volkomenste van alles dat men
in volle grootheid en klaarheid kan berei
ken." En wanneer ge zoover zijt ge
komen, wat wilt ge dan ?" vroeg de zuster.
Dan zou ik willen sterven," zeide
hijAltoos is er bij den dichter zulk een stre
ven om een hoogtepunt te bereiken, hij
drijft de helden van zijn drama's de hoogte
op, en dan in het moment dat ze tot klaar
heid over hun leven komen, geeft hij hun
het doodsverlangen en den dood.
Dat is al aangeduid in een verzuchting
van Catilina, wij hooren het telkens
in zijn drama's. Brand zegt het ons, en het
is het gevoel waarmede-we W a n n e e r wij
dooden ontwaken uit de hand leggen.
Bewonder die stemmingseenheid en let
eens op of niet de meesten die over Ibsen
schrijven den dichter met een berg ver
gelijken. Het is de geijkte uitdrukking.
Vast gegrondvest, klaar van vorm steekt
hij af tegen de lucht, reikt hij omhoog
fier in het ruim.
Hij staat apart.
Als jongen, zoo vertellen zijn
huisgenooten, had hij nooit lust om met zijn broers
en zusters te spelen. Hij zat in een hok
bij de keuken te lezen in oude reisverhalen
of hij was daar verzonken in droomerijen.
Men moest hem bombardeeren met
sneeuw<ÏE.-NEt>E<U.HNI>SCHE-L<|N0WEE*-i«H>iT- voot.- MET-EERST ? IN. HET
ToT-.EEN. VER»L'IPeNp£ .ZWIrSER;CH-'rflLI«flN5tHE-T«fN«PCRlNi;'
PE -RussiscHe. -POE 10 ? LEtkf. T.'jN. £E.RSTS ? r^nMilF&sr. ftftN-v^t>6R.TJe.
WIJST ? HfT--Na-e,nfo»t -TOCH- POOD-IS - v* i -f e -n ft w P
pe -5CH«ftRtfliv ? WORDT OP.PE- Meei\|-pvR0rtpeM -IN-HET -4001 -weeR ?» <VR«NP
J»RO ? VIYN
-PCl'ooa.-tteT ? VR,£j>eS Pflt-EJs . MftftKT' PEN
SCrtR'JFT ?OP-DE-RUIIVES -Yftti BftB U J-ON ? 6eN_-BoeK ?iNVE*<SCHIL.tEiv&E-r»l.6YV -aEST«uJ>