Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1511
Er waren er die geen dier kwaad doen zou
den, maar 'n tyran van hun volk later hebben
doodgeschoten, koelbloedig, zonder aarzelen.
Zjj zyn geen moordenaars; en al kan ik nu
TOOT hun ideaal niet meer dat voelen wat ik
er eens voor voelde, al is ook veel van hun
jong n naïef gejooven in my persoonlijk, uit
gedoofd; hun leven van liefhebbende
menschen, met zich torsend 'n bijna ondraaglijk
Terlangen anderen even vrij te maken, ais zy
«elf zijn; hun zuiverheid van leven, en de
kracht om hun idealen frisch en ongerept te
ionden, dat maakt hen voor mij sympatiek.
En ook wel misschien, dat ze lang mijne
goede vrienden waren.
Want nu, is 't voorbij.
Het groote oproer heeft velen weggehaald
uit hun huis aan de ruedelaGlaciere.no. 21
bet zelfde huis waar nu weer de politie haar
?peurtalenten heeft getoond. En ook in de
Bne de Lyonnais no 32 bis, en in de Rue
Mouffetard en waar al niet. Op 'n middag
zjjn ze vertrokken naar hun land, dat ze
voelden roepen van verre om hulp. Rusten
«a vast vertrouwend zijn ze heen gegaan,
met 'n stevige handdruk zijn we van vele
gescheiden, die we nooit meer terug zagen
en wel nooit meer zullen zien. Wat ze hun
plicht geloofden riep ben, en er was geen
moment van aarzelen in hun antwoord: we
komen.
Ik las later noms een hunner namen, een
enkele keer, onder die der gevangenen. Of
vernam iets uit brieven, waarin niets bij '.on
den stond, omdat ze de censuur passeeren
moesten, 'n Enkele maal door gesmokkelde
boeken werden berichten weggestuurd, doch
«elden kwam 'n lange tijding terug.
Soms verdwenen vele na plotselinge
arrestaties door de Parijsch-Russische politie,
die zeer talrijk is en 'n uitgebreide
spionnendienst onderhoudt in de hoofdstad der vrije
Fransehe Republiek. Dan hoorde je eenvoudig,
die of die is weggehaald, alsof je 'n
doodsbericht las. Verder niets.
En nu weer heeft met en na l Mei, de
politie in deze datum weer eens 'n nieuwe
gelegenheid gezien het quartier russe te zui
veren". Opg jaagd zijn ze weer eens, die
mensehen, wier eenige fout is, dat ze iets
liefhebben, dat nu eenmaal slechts in woorden
bestaat, de vrijheid" in hun land. Toen
kwam de bom in het bois de Vincennes, 'n
nieuwe jacht. Mogen al d weepers onder hen
«ijn-, wier arrestatie noodig is, voor de
beccberming van hen, die ze bedreigen, d d, t,
tegelijkertijd 'n inval en'n op onwettige basis
berustende huiszoeking wordt gedaan by velen
minder facatieken, en eenvoudig eerlijke
rtjjdera, van wier goed recht nog voor kort
half Europa, dat zich respecteerde, vol over
tuigd was, dat is een minder lofwaardige
daad van de Fransehe politie, die, de bij ons
zoo hoog aangeschreven staande deugd van
gastvrijheid, tot 'n bespottelijk caricatuur
maakt daardoor.
Geloof niet, dat ik me door sympatiën
laat verleiden overdreven voorstellingen te
geven. Even als bij de rafles op de
buitenboulevards op souteneurs en meiden, zoo staan
ook de Russische réfugiés bloot aan geheime
klopjachten, die echter dank zij de boven
genoemde samenwerking van de Russische
en Fransehe politie, op bewonderenswaardige
wijze onopgemerkt blijven*); w .êr de gevan
genen blijven? We ontdekken alleen de leege
plaatsen; ze werden naar Rusland terugge
bracht en daar aan de justitie over-geleverd!
Nogmaals, al huldig ik niet de soms
gruw'lijke uitersten waartoe sommigen opg
dreven worden, de Russische réfugiés te
Parus, zijn geen Spaansch-lawaaiende anar
chisten, slechts zelden holle frasenmakers
ot opgewonden half idiote
buitensporigheidswezens; 't zijn meestal menschen, jonge en
krachtige, met heldere koppen, 'n ferme
opene katneraadschappelijkheid en 'n warm
fcart voor al wat lijdt.
Sn ik vind, dat £et heel verkeerd is,
indien we ze het lot van 'n Maria Spiridono vna,
alvast als verdiend en hard instreng-dogmatisch
oerdeelen alg een doornenkrans op het
voornoofd drukken willen, met de schamele
*) Ik bedoel: door het groote publiek.
u. i nsr E.
Schets van LOTTE GUUALKE.
Vertaald door H. H. D.
I.
; Aan het eind der breede straat stond het
groote heerenhuis, waar Line's grootvader
portier was. Aan weer jijde waren bloemen
in smalle rijen geplant. In de verte zag men
den slanken kerktoren glinsteren, die deed
denken aan een reuzenarm met
onzicht? bare hand in de wolken grijpend. Wanneer
tegen den avond de stadsnevelen met de
zonnestralen strijd voerden, zoodat alles als
met vurig vloeibaar goud overstroomd scheen,
kreeg die toren iets on wezenlijks, iets
gprookjesachtigs.
Het groote huis had twee ingangen. Die
van de eigenaars werd zelden gebruikt, daar
deze meestal buitenslands waren. Kaliske,
de portier, had dus eene makkelijke betrek
king, want het gebeurde maar hoogst zelden
dat de huisschel hem uit zijne gedachten deed
opschrikken.
Naast den breeden hoofdingang stond op
een metalen plaat te lezen : Verboden toegang
voor bedelaars, muzikanten en spelende
kinderen.
Wanneer Kaliske uit het venster keek, kon
hij op warme zomerdagen altijd den rolstoel,
waarin Line zat, in dien voortrap zien staan.
Zijne oude doove vrouw zat met de breikous
er naast. Kaliske moest altijd zuchten, als
hjj die twee bij elkaar zag, omdat hij dan
moest denken aan zijne dochter, die op zekeren
dag kleine Line aan de portierswoning had
afgegeven en diarna voor goed was verdwenen.
Het ? spreken had Kaliske zich zoo wat
afgewend.
Trouwens met wie zou hij ook kunnen
praten? Tegen zijn doove vrouw moest hij
altijd zoo hard schreeuwen, en dat lag in
het geheel niet in zijn aard; Line was pas
elf jaren oud en al even weinig spraakzaam
als hij. Zij keek hem alleen maar dikwijls
met hare groote grijze oogen vragend aan
en dan-.'dacht hij : Vraag maar liever niets,
ik kan je toch geen antwoord geven." Wan
neer het heel warm en windstil was, duwde
hij den stoel met het kind in de zon.
Vlak over het huis stond een bank onder
schampere uitvlucht, dat 'n te hoog streven,
'n smartelijk lo*; wacht! Is dat billijk?
Er is toch genoeg breedheid in ons, laat
ik hopen, 'n in zich-zelf edel streven, te
kunnen apprecieeren, ook al zijn we nu niet
juist heelemaal van dezelfde opinie?
Paris/Amsterdam, Mei'06. TOM SCH.
iMiliiliiiiHiilililiuiiniiiiiiHniliiiiiiiuiiiiiinN
Sociale»
OYtr een ,/dyllisclie"
(Het erwtenlezen).
Het klinkt idyllisch en het is in oude
novellen en schoolverhalen, waarin van arme,
doch brave menschen wordt gesproken, ook
al meermalen als zoodanig geschetst, dat alle
leden van het gezin : vader, moeder en de
kinderen, in de huiskamer "bezig zijn, 's avonds
vooral, bij lamplicht, den een of anderen
huisarbeid te verrichten.
Het kan ons zoo braaf", zoo vredig"
worden geschetst, dat door den nij veren
arbeid van allen het karige stuk brood wordt
verdiend, waarbij dan ook nog vrome of
nietvrome liederen uit de stulp ons tegen klin
ken." En hoe dan in zoo'n stulp" meer
tevredenheid wonen kan, dan in het paleis
van den rijke, waar alles schittert van licht
en overvloed...
De tijd is echter voorbij, dat de gemeen
schap en zijne organen, en dat het ernstigste
en beste deel van het publiek zóó over den
huisarbeid denkt. We zijn thans gelukkig
zoover, dat men het geluk" in het gezin,
als iets geheel subjectiefs, afscheidt van de
sociale toestanden, en dat het voor de maat
schappij in haar geheel zeker geen geluk kan
zijn, wanneer dóór dien huisarbeid een ware
roofbouw wordt gepleegd op den
lichamelijken toestand, vooral van viouwen en kinde
ren, en dat idyllische samenzijn" wordt een
door den nood opgelegden dwang, om voor
schamele loonen tot in den nacht soms
geestdoodenden arbeid te verrichten. Een
sterk besef is doorgedrongen gelukkig in alle
kringen der maatschappij voor zoover men
zich met maatschappelijke verhoudingen bezig
houdt, dat juist in de huisindustrie de ergste
misstanden worden aangetroflen, en het de
geboden plicht is van overheid en publiek,
om de misstanden der huisindustrie te peilen,
en naar middelen rond te zien, orn hen die
er onder lijden, beter dan thans te beschermen.
Maar bij ieder onderzoek blijkt alweer, hoe
bitter moeilijk het is, die bescherming zóó
te verschaffen, dat niet met de bescherming,
ook niet de broodwinning verloren gaat' Een
bescherming, die aan de beschermden de
broodwinning ontneemt, zonder daar iets
anders terug te geven, of zij het ook maar
zulk een equivalent in uitzicht te stellen,
zou werken als een straf, zij het ook niet
anders dan goed bedoeld.
Een hoogst interessant rapport over een
der meest idyllische" takken van huisindus
trie, nl. bet erwtenlezen in Zeeuwsche arbei
dersgezinnen is toegevoegd aan het verslag van
den arbeidsinspecteur der tweede inspectie.
Reeds in de vorige verslagen, 1901?02. was
door dien ambtenaar op dezen eigenaardigen
tak van huis-arbeid gewezen, waar de taak
van toezicht zoozeer wordt beperkt, wijl deze
arbeid bijna geheel verricht werd in de ge
zinnen. Toch valt deze arbeid, wijl het loon
arbeid is en verricht wordt door beschermde
personen, onder het toezicht der inspectie,
en werd het noodig geacht daarnaar een uit
voeriger onderzoek in te stellen.
Welnu, de resultaten hebben deze moeite
wél beloond.
De adjunct-inspecteur, aan wien speciaal
dit onderzoek blijkbaar was opgedragen, be
zocht daartoe in Middelburg, Vlissingen,
Goes, Zierikzee en Arnemuiden, zoowel de
werk-uitgevers als de gezinnen waar die
arbeid wordt verricht. Het sorteeren betreft
de erwten die voor export dienen naar
Frank
MMHIIIIMIHIMIIimMHtlHIHmilHllinmiHIimilHIHmtlMIIIIIUIIMMIIIIMd
roode meidoornstruiken en gouden regen.
Zoolang de kinderen uit de buurt op school
waren, zat Line meest alleen in haar
ru?tstoel en keek verlangend naar het eind der
straat. Sinds haar eerste levensjaren was zij
verlamd ; geen enkel deel van haar ziek, klein
lichaam was ooit normaal gevormd geweest;
a!s zij nu maar niet die vreeslijke pijnen leed!
Zoodra de zon goed warmte gaf, waren zij
iets dragelijker, de zon, de heerlijke zon,
daarnaar verlangde Line altijd zoo !
Wanneer zij geen pijn had, konden hare
oogen stralen van blijdschap. Dan dacht zij
zoo alleen aan allerlei vreemds, dat zij onder
vonden en ontdekt had. Naar school kon zij
niet gaan, maar eene jonge gemeentezuster
kwam haar een paar keer per week uit lief
hebberij les geven. Hoe graag zou Line eens
gesproken hebben over allerlei, dat haar zoo
vervulde. Maar grootvader wilde niet lastig
worden gevallen en grootmoeder was erg
goed, maar het viel Line moeielijk zoo hard
te moeten schreeuwen, want juist wat zij zoo
graag had willen vertellen, kon alleen zachtjes
worden gezegd.
De kinderen op straat waren allen goei
voor haar, zij brachten haar bloemen, mooi
gekleurde steentjes en slakkenhuisjes uit het
bosch, maar zij konden het niet lang uit
houden om zoo stil bij haar te blijven zitten
en gingen liever met de andere kameraadjes
spelen. Line nam het hun niet kwalijk, zij
was al tevreien, wanneer zij mocht toekijken.
Op zekeren dag kwam er een vreemde jon
gen bij de kinderen, hij zag er anders uit, was
slank en lenig, en droeg lange krullen tot
op de schouders, zijn rood zijden Jas was losjes
vastgestrikt en op zijn fluweelenbuisje waren
vergulde knoopen. Hij logeerde in het
hoekhuis en kwam mee met roodharige
orye, de dochter van den
sigarenhandelaar. In het begin keek hij niet naar Line
om. Bij het krijgertje spelen, vloog hij als
een pijl uit den boog de anderen vooruit, bij
alle spelen was hij het vlugst en won het
van de andere kinderen, die hem dan vol
verbazing en bewondering aangaapten. Toen
kwam er eens een magere man, die hem bij
de hand nam en boos meetrok.
Line had zoo graag willen weten, wat dat
te beteekenen had, maar alle kinderen waren
achter beiden meegeloopen en zoo bleef Line
alleen in haar rolstoel bij de bank onder den
rooden meidoorn. Dikwijls hoorde zij een
schel gefluit van achter de boomen in het
jark en daarna zag zij een witte rookwolk
rijk en Engeland. Door het ziften moeten de
aangestoken en wankleurige erwten worden
uitgezocht.
Het aantal geiinnen in Middelburg, waar
het lezen wordt verricht, wordt, op 500 ge
schat, waarvan er door den ambtenaar 292
werden bezocht. In 70 dezer gezinnen werd
niet door kinderen aan den arbeid deelge
nomen. Het aantal wèl-erwtenlezende kinderen
bedroeg: 135 kinderen beneden 10 jaren,
107 kinderen van 10?12, 142 van 12?16
en 60 kinderen boven de 16 jaren.
Van de 550 leerlingen eener kostelooze
school lazen er, blijkens opgave van het hoofd
dier school, 207 thuis vóór, tusschen en na
schooltijd, erwten, en van 50 leerlingen^ (6 a
7 jaren oud) dee'den er 16 mede, aan genoemd
werk thuis deel te nemen.
In 85 gezinnen te Middelburg waar naar
wekelijkech inkomen werd gevraagd, bleek
dit te bedragen: 10 malen minder dan 6
gulden, 13 malen 6 gulden, 19 malen 7 gul
den, 20 malen 8 gulden, 19 malen 9 gulden,
4 malen 10 galden of meer.
In Vlissingen wordt slechts door n firma
erwten ter verlezing gegeven, waaraan 61
gezinnen deelnemen, waarvan 19 wonderkinde
ren. Overigens.waren de deelnemende kinde
ren : 12 beneden 10 jaar, 11 van 10?12 jaar,
21 van 12?16 jaar, 16 boven 16 jaar.
In Goes, waar bet lezen op uitgebreide
schaal geschiedt, werden 213 gezinnen bezocht,
waarvan slechts in 39 gezinnen niet door
kinderen aan het le^en werd meegedaan.
Voor het overige voud men: 77 kinderen
beneden 10 jaar, 75 van 10?12 jaar en 170
boven 12 jaar. Daar geschiedt het erwtenlezen
bijna uitsluitend door de vlugge kinder
vingers".
Vanaf 6 uur voormiddags, wellicht in
enkele gevallen nog vroeger, tot schooltijd
toe, daarna tusschen de schooluren, en ver
volgens na schooltijd tot 8 a 10 uur, worden
de kinderen veeltijds aan het werk gehouden.
Er werd zelfs beweerd, dat in sommige ge
zinnen volgens het tweeploegenstelsel wordt
gewerkt."
Aldus de mededeeling in het rapport en
daaraan wordt nog toegevoegd eea staat,
waaruit blijkt welke hoeveelheden erwten
deze kinderen, in tijden dat andere kinderen
spelen of slapen, verwerken: 8 kinderen ver
werkten 7 a 8 hectoliter, 12 kinderen 12 a
15, 6 kinderen 6, 8 kinderen 12 hectoliter, allen
groepen uit n gezin. De woningen dezer
gezinnen zijn, begrijpelijk, maar zeer bekrom
pen en er worden echte krotten" onder
aangetroffen; a zelfs 2.8 bij 2.9 en 2.3 M.
hoog! Per hectoliter wordt van 00 tot 85 et.
betaald, waarvan dan 5 et. afgaan voor
wagen huur.
In Zierikzee worden alweder dezelfde
toestanden aangetroffen. Alleen is daar hei
aantal zeer jonge kinderen dat erwten leest
naar verhouding groot: 28 kinderen beneden
de 10 jaar en 14 van 10 lot 12 jaar, terwij
35 ouder waren. Daar kregen de kinderen (
weken verlof om erwten te lezen. En werc
de indruk meegenomen, dat erwtenlezen een
vuilmakend werk ig, door het niet de erwten
meekomende stof..."
Ook te Arnemuiden is in de laatste vier
jaren het erwtenlezen mede een middel van
bestaan geworden voor de arme visschers
onder wie velen wier weekverdiensten ge
middeld 3 a 4 gulden opleveren en velen die
anders bedelden. .
Ook daar veel jopge kinderen : 45 beneden
10 jaren, 24 van iO tot 12 en 131 daarboven.
Ziedaar enkele gegevens, ontleend aan het
uitvoerig rapport van den inspecteur, waar
mee de lezer een overzicht verkrijgt van de
mate waai in hier in deze plaatsen op den
tijd, die aan de kinderen behoort en die het
schoonste van het kinderleven uitmaakt, beslag
wordt gelegd ten behoeve van een arbeid,
die door zijn eindeloosheid, zijn eenvormig
heid, zijn gejaagdheid, tot een geest doodende
inspanning moet worden, een straf en ver
drukking voor den kinderlijken geest en de
innerlijke natuur, een degeneratie voor oogen
en lichaam.
Ook dat wordt in het rapport nadrukkelijk
geconstateerd. Behalve dat het lezen van niet
liHiiiiiiMiim
opstijgen. Grootvader had haar jaren geleden
verteld dat het de trein was, die ver weg naar
vreemde landen ging; ook dat haar ruoader
zoo ver weg was gegaan, en sinds dat
oogenblik schrikt zij altijd bij dat doordringende
schel gefluit, omdat zij dan met een gemengd
gevoel van anest en blijdschap hoopt dat haar
moeder eenmaal met zoo'n trein terug zal
keeren. Wanneer do wind van de andere zijde
waait, klinkt er klokgelui door de lucht. Dat
kwam van den kerktoren, ook al een van die ge
heimzinnige dingen, waarover zij veel nadacht.
Kan men binnen in die kerk komen?"
vraagde zij grootvader eens.
o Ja, zeker, als men er tijd voor heeft, maar
hij, Kaliske, had geen tijd. Heeren en mooi
gekleede dames gingen er heen, dat had zij
gehoord van de andere kinderen, die dan
achter hen aanliepen en bij de kerkdeur
bleven staan. Soms was er een doop- of een
trouwplechtigheid en alles, wat zij er van
kon zien, was zóó kleurig en fleurig, dat zij
er altijd met genot aan moest denken. De
zuster had haar verteld dat alle mensehen
werden gedoopt, zij zelve was dus ook een
maal in die kerk gewee-it.
Wanneer zij daaraan ducht, kreeg zij een
gevoel alsof dat het glanspunt in haar leven
was geweest. Zij kon het zich zoo levendig
voorstellen en beefde dan van opgewonden
heid, liet was zeker evenzoo toegegaan als
bij Mies uit den groentenwinkel in de straat.
In een witte jurk met eene mooie gekleurde
ceintuur om het middel was zij zeker in een
rijtuig naar den kerk gereden. Bij de gedachte
alleen begon haar hartje hevig te kloppen.
Zij sloot de oogen en zuchtte. Vandaag voelde
zij zich te zwak om lang over dit alles te
kunnen nadenken. Die lieve jonge zuster had
haar ook verleid dat men bij den doop den
Heiligen Geest kreeg; en op een keer gaf zij
haar een klein prentje van rood rijstpapier,
waarop een tempel met een duif die uit een
zon kwam vliegen en den Heiligen Geest
voorstelde. Zoodra zij het op haar warm
handje legde, trok het krom; zij vond het
zoo'n buitengewoon prentje en bekeek het
telkens en telkens, het werd haar grootste
schat! Ook daarover kon zij met niemand
anders spreken dan met de zuster.
Op zekeren dag had grootvader haar reeds
vroeg naar de bank in het boschje gereden,
het was prachtig weer! Nauwelijks zat zij er
of de vreemde jongen met het fluweelen buisje
kwam aanloopen en ging stil op de bank
zitten; hij bleef in gedachten over Line heen
gezuiverde erwtenstof verwerkt", aldus
wordt alreeds in den aanvang gezegd, is
ontegenzeggelijk de inspanning, welke hierbij
van de oogen wordt gevorderd, niet gering,
vooral wanneer, zooals helaas maar al te
dikwijls voorkomt, het erwten lezen wordt
verricht om de spaarzaam verlichte tafel.
Evenals bij alle stukwerk wordt ook daarbij
nog gehaast, om niet te zeggen: gejaagd,
gearbeid, met al de minder goede gevolgen
van dien."
En aan het slot van het rapport wordt
geconstateerd, dat door een onderwijzer het
erwtenlezen wel eens een ramp" is genoemd.
En dan zegt de insptcteur:
Bedenkt men bovendien, hoeveel lichame
lijk nadeel voor het opgroeiend geslacht het
gevolg kan zijn van de met erwten lezen
gepaard gaande onthouding van slaap en
frissche lucht, en van dezen, op zich zelf
beschouwd, aan oogen en zenuwen scliadenden
arbeid, zoo komt mij bovenstaande uitspraak
van opvoedkundige zijde niet overdreven
voor."
Dwang en nog eens dwang" ziedaar het
eenige middel, om de jeugd gezellig om den
tafel" bijeen te houden.
Inderdaad het is verschrikkelijk !
Ea men mag het den inspecteur toestem
men, dat de opheffing van den lee.«arbeid als
zoodanig ondenkbaar kan geacht worden,
omdat een equivalent daarvoor toch bezwaar
lijk zou kunnen worden gemist," maar dat
equivalent moet toch worden gevonden, hetzij
in hoogere loonen, hetzij in steun aan de
gezinnen van weduwen. Want de maatschappij
mag toch niet dulden, dat deze roof bouw op
de kinderen in de toekomst voortduurt.
Voor de aanstaande tentoonstelling van
den huisarbeid zal het erwtenlezen een droe
vig" hoofdstuk vormen. S.
Germania, door B. CANTER. Uitgave van
't Genootschap Letteren en Kunst,
Amsterdam.
Van Bernard Canter kennen we
Kalverstraat", een tweedeeligen roman uit den
Amsterdamsch-joodschen winkelstand, een
boek met goede karakteristiek en niet zonder
humor, maar waarvan de lijnen niet St^nk ge
noeg werden gehouden, zoodat personen en
toestanden vervloeiden, en aan 't eind 't
zoetelijk romantische overbleef, dat, als alle
zoetigheid een min of meer weeënasmaak
heeft, en ons 'D boek als niet volkomen
geslaagd terzij doet leggen, ondanks de vele
voortreffelijke tafereelen en afbeeldingen erin,
Van Canter herinneren we ons nog:
sonnetten en kinderschetsjes, door z'n jour
nalistiek been geschreven, en die destijds in
de Nieuwe Qids werden opgenomen ; novellen
in tijdschriften, proefnemingen op dramatisch
gebied, literaire reportage als: Een Droomer
ter haringvangst, en Veertien dagen bedelaar,
voor de Telegraaf geschreven, maar door het
te realistisch procedee daar gestaakt en later
als boek gebundeld; en dan weer werk voor
kranten, heel verdienstelijk vaak, ook ge
dichten, zelfs een sonnet op Tindal's afsterven
van: Mijn Heer is dood! alles bij elkaar ge
nomen geen literaire bagage van werkelijK
groote waarde, geen ernstig, aaneengesloten
arbeid, zooals van Joh. de Meester bijvoor
beeld, eer 't werk van den Streber, den al
!esprobeerder, den handigen, grond eerlijken,
vaak enthoesiasten prödaceerder, zwenkend
tusschen praktisch geschrijf en hoogere uit
beelding, aldoor veranderend, aldoor zoekend
naar nieuwe uiting, te gemakkelijk van pen, om
de vluchtige inspiratie tot het onbetwistbaar
kunnen op te voeren. Zeker, ieder kunstenaar
blijft in zekeren zin een zoeker, 't Zoo
genaamd volledig-bereikte bevredigt anderen
meer dan hem zelf. De voldoening bestaat
voor 'n groot deel in 't scheppen zelf en 't
s'aren naar de scherpen lijnen van den
kerktoren. Zij zou hem zoo graag aangespro
ken hebben, maar durfde niet. Toen haalde
zij het prentje uit een zak, die aan haar
stoel hing, en legde het op haar hand.
Een lichte windvlaag deed het wegwaaien ;
zij slaakte een kr.-et. De jongen keerde zich
naar haar toe en vraagde op meewarigen
toon: Wat is er, arm klein ding?" Zij wees
angstig naar liet ineengerolde prentje op den
grond. O, zoo," hij raapte het op en -gaf
het haar voorzichtig terug.
De Heilige geest staat er op,'' zei zij bij
wijze van uitlegging en verontschuldiging.
Dat scheen hem weinig belang in te boezemen.
Zij legde het prentje op hare hand en
sprak op gewichtigen toon : Het lijkt wel
of het leeft." Het prentje kromde zich weer
met een knetterend geluid naar deanderezijde.
Dat vond de vreemde jongen toch wel
interessant. Hij kwam dicht bij haar stoel
staan en keek hoe het weer glad werd en
andersom rolde.
Daar," zei zij, een heldhaftig besluit
nemend, ,,lpg het eens op je hand." Hij nam
het prentje haastig over, en nu zaten zij een
poos zwijgende bijeen en bekeken het wonder.
Zij vertelde hem, wien haar het beeld had
gegeven.
Ben je ook gedoopt ?" vraagde zij met
stralende oogen, blij eindelijk eens iemand
bij zich te hebben, met wien zij over be
langrijke dingen kon praten.
Ik weet het niet," antwoordde hij, ik
geloof van niet."
Maar alle menschen worden gedoopt,"
verzekerde Line. Men is dan zóó jong dat
men het zich niet meer kan herinneren;
dikwijls hoort men het dan van anderen of
men stelt zich voor hoe het geweest is," zoo
trachtte zij hem uit te leggen, waarom hij
er niets meer van wist.
Hij schudde ontkennend zijn krullebol en
zei op beslissenden toon : Xiet alle menscheu
worden gedoopt. De Heidenen, de Joden en
de Turken niet en een heele massa andere
menschen ook."
Maar je hebt toch een naam ?"
Ja, zeker, maar ik geloof dat zij mij alleen
aan het stadhuis hebben aangegeven, zooals
met de kleine Aglaja, mijn zusje, ook is
gebeurd. Mijn vader heeft mij toen naar
iet gemeentehuis in het dorp gebracht, wij
eisden en woonden toen nog in een wagon.
3e pastoor wilde Aglaja kosteloos doopen,
maar vader zei, dat wij er maar niet mee
uit eindelijk overwinnen. Maar geen ernstig
artiest stelt zich met 't halve tevreden, bier
lijnt zich af de grens van 't dilettantisme.
In de kunstwaardeering erkennen we enkel
't allerhoogste. Tennaastebij is niet veel, hoog
stens'n belofte. Maar die moet dan ook worden
gehouden. Met Kalverstraat" gaf Canter
zoo'n belofte, 't wasén greep uit het joodsch
leven dat hij volledig kent, het meesterstuk
moest nu volgen. Maar zooals altijd, hij
streek weer verder, en liet zijn tekort
onafgewerkt.
Als hij tenminste nu dan maar bereikt!
Daarop komt het aan, want we vergeten
graag het voorafgegane als er een volledig
kunstwerk verschijnt. Dit hebben we te onder
zoeken.
Zijn nieuw boek is, wat men noemt, een
kultuurroman. Er wordt in beschreven de
ontwikkeling van eenig tijdperk, hier twee
bonderd jaar voor Christus van de
Germaansche streken. Voor zoo'n roman is 'n
ontzaggelijke bronnenstudie modig. Taal, zeden
en gewoonten, alles moet worden
gerekonstrueerd.
Ik heb hier niet de bronnen by de hand
door den heer Canter geraadpleegd en na
efeerlijkjes hier en daar in een noot vermeld,
en zal mij dus maar aan den joeten waan
overgeven, dat alles zijn eisch heeft gekregen,
hoewel nu en dan twijfel oprijst. Juist
daardoor. Immers, zoo'n opzettelijke eerlijk
heid i* altijd 'n weinig verdacht, 't Spreekt
toon vanzelf, dat de heer Canterzyn gegevens
over een bevolking die leefde meer dan
tweeduizend jaar voor ons, niet uit zichzelf
kan hebben, noch van zyn vader of zyn moeder.
Hy' moest zich door studie, door voreching en
raadpleging van historie die kennis verwerven.
Hoe en waaruit hij ,put, dit komt er voor
ons niet op aan, hce minder we van de cuisine
afweten des te beier. Een auteur moet de
feiten zoodanig weten te schikken, ze met zijn
vizie en z'n gevoel, met zijn verbeeldings
kracht te doordringen, dat 't verbaal ons)
als waar, als ontwy'felbaar-waar voorkomt.
Hierin wijkt de kunstenaar af van den ge
schiedschrijver. Hij moet alles evengoed
weten, misschien nog beter, maar hij mag
't niet plomp neerzetten, en in geen geval
betoogen, zooals de heer Canter in zijn noten
doet. Hij is dan niet literair-objektief, maar
gewoontjes pozitief, en dit wordt hier niet
aangehaald, omdat 't zoogenaamd niet hoort,
want daaraan heb ik lak, maar omdat 't ge
schrijf ^a^ zoo'n pozitief mensch literair
hindert, wrevel opwekt en zucht tot verweer
en dan gaat de diepste werkine verl9renv
;t Latea ^ vpele» van 't geen nfet met 'he(.
bloote feit is te zeggen, daar begint de kunst.
Deze noten enkommentarenkarakterizeeren
Canter en zijn werk. Hij is nog altijd de
Streber, die kunst wil geven, maar zijn met
noeste vlijt verworven kennis moet laten blij
ken inplaats al droomende en fantazeerende
die kennis door zijn werk heen te dichten.
Zal een dergelijk boek vo^r ons loven, dan
diende het te beginnen met 't geheele landschap
sterk geteekend. De Batouwc, de lage landen
langs de zee, de streken langs de stroomen, 't
land van Germanje met de Oostermarken, de
bosschen zonder vaste wegen, we moeten 't
ineens kunnen overzien, klaar en zeker.
Maar 't neerzetten van een zoo grootscb.
natuurtafereel vereischt behalve de vizie, een
beeldingskracht waarover maar niet dadelijk
de eerste de beste die 'n roman durft
neerpenij en, beschikt. Canter gaf 't weï, maar
met stukjes en beetjes, die op zich zelf niet
slecht, toch enkel broksgewijze de streek te
schetsen, 't Magistrale ontbreekt. De lezer
wordt van her naar der gevoerd, zonder dat
hij weet waar 't verhaal zich afleeft. Om ieta
te noemen, 38 bladzijden heb je te lezen
voor je merkt, nog wel uit een noot, dat je
200 jaar v. Chr. verkeert en dan verneem
je meteen, dat het dialekt een verzinsel ia
van den schrijver zelf.
Waarom dan geen woord vooraf, een bege
leiding? Werd de auteur afgeschrikt door
vrees voor malle aanva'len van beoordeelaar?,
die zoo beslistlijk beweren, dat een voorrede
uit den booze is ? Zeker, wat ik van de noten zei,
gaat ook in zekeren zin op bij een verklaring
moesten beginnen; moeder huilde en ik vond
het ook jammer, maar er was niets aan te doen."
Eleb je ia een wagen gereisd?"
Ja, maar niet in zoo'n'wagen," antwoordde
hij en wees schertsend naar haar rolstoel,
niet denkend aan het wreede van zijn grap.
De wagen was precies een zomerhuis, zoo
gezellig en vrolijk weet je 't Wij gaven in elk
dorp voorstellingen en moe Ier zegt dikwijls
dat het toen veel prettiger was dan nu
menig gebraden duif vloog ons in den mond."
Hij zuchtte als een groot mensch.
En nu, wat doe je nu?' vraagde Line
opgewonden.
Xu treedt mijn vader in het circus op.
Ik ook. Wij werken samen." Hij hief hot
hoofd trotfch op.
Line kreeg een vuurroode kleur.
Hoe dikwijls had zij den reclameplaat op
den muur bekeken! Men kon haar duidelijk
hooren adem halen, zij had zooveel te vragen,
maar wist niet waarmee te beginnen. Treedt
je daar op? Jij met je vader? Grootvader
zegt altijd dit..." Zij hield op, want zij had
bijna gezegd: dat het geene echte brood
winning is, geen fatsoenlijke arbeid."
Hij lette niet op den afgebroken zin en
vertelde trotsch: Mijn vader doet een bui
tenge wonen toer. Wanneer wij nog driejaar
werken ik zal maar zeggen vijfjaar
kunnen wij een huis koopen, een villa zelfs
en veel nog meer. Ja, dan zijn wij rijke lui!"
En toen?" vraagt Sine, niet begrijpend.
Jammer, dat je zoo'n ongelukkig schep
seltje bent, anders zou ik je een vrijkaart
bezorgen. Uitleggen is zoo moeielijk ! Maar
het is een kolossale toer!"
Wat dan ?" toe vertel dan toch !"
Luister dan en let goed op! Vader zit
op een ongezadeld paard rijdt in vollen
galop door het circus, hop la, hop gaat het"
hij klapte met de tong, als de duivel gaat
het er van door. Dan kom ik," hij sprong
op den bank, zette de handen in de zij en zijn
klein, gespierd lichaam uitrekkend Oom
Maltus pakt mij bij het eene been een-twee drie,
het paard nadert bliksemsnel hij werpt mij
naar vader toe en een-twee-drie sta ik op zijn
hoofd, met mijn voeten, denkt je??O, neen
met de eene hand met de andere. .. hemel
je ziet bijna groen van angst. En als je het
nu eens in werkelijkheid kon zien ! maar hoor
nu verder... voordat mijn vader mij in de
lucht gooit..." dat was te kras voor Line'a
zenuwen. Zij hield de handen voor de oogen.
(Slot volgt).