De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 10 juni pagina 2

10 juni 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1511 Er waren er die geen dier kwaad doen zou den, maar 'n tyran van hun volk later hebben doodgeschoten, koelbloedig, zonder aarzelen. Zjj zyn geen moordenaars; en al kan ik nu TOOT hun ideaal niet meer dat voelen wat ik er eens voor voelde, al is ook veel van hun jong n naïef gejooven in my persoonlijk, uit gedoofd; hun leven van liefhebbende menschen, met zich torsend 'n bijna ondraaglijk Terlangen anderen even vrij te maken, ais zy «elf zijn; hun zuiverheid van leven, en de kracht om hun idealen frisch en ongerept te ionden, dat maakt hen voor mij sympatiek. En ook wel misschien, dat ze lang mijne goede vrienden waren. Want nu, is 't voorbij. Het groote oproer heeft velen weggehaald uit hun huis aan de ruedelaGlaciere.no. 21 bet zelfde huis waar nu weer de politie haar ?peurtalenten heeft getoond. En ook in de Bne de Lyonnais no 32 bis, en in de Rue Mouffetard en waar al niet. Op 'n middag zjjn ze vertrokken naar hun land, dat ze voelden roepen van verre om hulp. Rusten «a vast vertrouwend zijn ze heen gegaan, met 'n stevige handdruk zijn we van vele gescheiden, die we nooit meer terug zagen en wel nooit meer zullen zien. Wat ze hun plicht geloofden riep ben, en er was geen moment van aarzelen in hun antwoord: we komen. Ik las later noms een hunner namen, een enkele keer, onder die der gevangenen. Of vernam iets uit brieven, waarin niets bij '.on den stond, omdat ze de censuur passeeren moesten, 'n Enkele maal door gesmokkelde boeken werden berichten weggestuurd, doch «elden kwam 'n lange tijding terug. Soms verdwenen vele na plotselinge arrestaties door de Parijsch-Russische politie, die zeer talrijk is en 'n uitgebreide spionnendienst onderhoudt in de hoofdstad der vrije Fransehe Republiek. Dan hoorde je eenvoudig, die of die is weggehaald, alsof je 'n doodsbericht las. Verder niets. En nu weer heeft met en na l Mei, de politie in deze datum weer eens 'n nieuwe gelegenheid gezien het quartier russe te zui veren". Opg jaagd zijn ze weer eens, die mensehen, wier eenige fout is, dat ze iets liefhebben, dat nu eenmaal slechts in woorden bestaat, de vrijheid" in hun land. Toen kwam de bom in het bois de Vincennes, 'n nieuwe jacht. Mogen al d weepers onder hen «ijn-, wier arrestatie noodig is, voor de beccberming van hen, die ze bedreigen, d d, t, tegelijkertijd 'n inval en'n op onwettige basis berustende huiszoeking wordt gedaan by velen minder facatieken, en eenvoudig eerlijke rtjjdera, van wier goed recht nog voor kort half Europa, dat zich respecteerde, vol over tuigd was, dat is een minder lofwaardige daad van de Fransehe politie, die, de bij ons zoo hoog aangeschreven staande deugd van gastvrijheid, tot 'n bespottelijk caricatuur maakt daardoor. Geloof niet, dat ik me door sympatiën laat verleiden overdreven voorstellingen te geven. Even als bij de rafles op de buitenboulevards op souteneurs en meiden, zoo staan ook de Russische réfugiés bloot aan geheime klopjachten, die echter dank zij de boven genoemde samenwerking van de Russische en Fransehe politie, op bewonderenswaardige wijze onopgemerkt blijven*); w .êr de gevan genen blijven? We ontdekken alleen de leege plaatsen; ze werden naar Rusland terugge bracht en daar aan de justitie over-geleverd! Nogmaals, al huldig ik niet de soms gruw'lijke uitersten waartoe sommigen opg dreven worden, de Russische réfugiés te Parus, zijn geen Spaansch-lawaaiende anar chisten, slechts zelden holle frasenmakers ot opgewonden half idiote buitensporigheidswezens; 't zijn meestal menschen, jonge en krachtige, met heldere koppen, 'n ferme opene katneraadschappelijkheid en 'n warm fcart voor al wat lijdt. Sn ik vind, dat £et heel verkeerd is, indien we ze het lot van 'n Maria Spiridono vna, alvast als verdiend en hard instreng-dogmatisch oerdeelen alg een doornenkrans op het voornoofd drukken willen, met de schamele *) Ik bedoel: door het groote publiek. u. i nsr E. Schets van LOTTE GUUALKE. Vertaald door H. H. D. I. ; Aan het eind der breede straat stond het groote heerenhuis, waar Line's grootvader portier was. Aan weer jijde waren bloemen in smalle rijen geplant. In de verte zag men den slanken kerktoren glinsteren, die deed denken aan een reuzenarm met onzicht? bare hand in de wolken grijpend. Wanneer tegen den avond de stadsnevelen met de zonnestralen strijd voerden, zoodat alles als met vurig vloeibaar goud overstroomd scheen, kreeg die toren iets on wezenlijks, iets gprookjesachtigs. Het groote huis had twee ingangen. Die van de eigenaars werd zelden gebruikt, daar deze meestal buitenslands waren. Kaliske, de portier, had dus eene makkelijke betrek king, want het gebeurde maar hoogst zelden dat de huisschel hem uit zijne gedachten deed opschrikken. Naast den breeden hoofdingang stond op een metalen plaat te lezen : Verboden toegang voor bedelaars, muzikanten en spelende kinderen. Wanneer Kaliske uit het venster keek, kon hij op warme zomerdagen altijd den rolstoel, waarin Line zat, in dien voortrap zien staan. Zijne oude doove vrouw zat met de breikous er naast. Kaliske moest altijd zuchten, als hjj die twee bij elkaar zag, omdat hij dan moest denken aan zijne dochter, die op zekeren dag kleine Line aan de portierswoning had afgegeven en diarna voor goed was verdwenen. Het ? spreken had Kaliske zich zoo wat afgewend. Trouwens met wie zou hij ook kunnen praten? Tegen zijn doove vrouw moest hij altijd zoo hard schreeuwen, en dat lag in het geheel niet in zijn aard; Line was pas elf jaren oud en al even weinig spraakzaam als hij. Zij keek hem alleen maar dikwijls met hare groote grijze oogen vragend aan en dan-.'dacht hij : Vraag maar liever niets, ik kan je toch geen antwoord geven." Wan neer het heel warm en windstil was, duwde hij den stoel met het kind in de zon. Vlak over het huis stond een bank onder schampere uitvlucht, dat 'n te hoog streven, 'n smartelijk lo*; wacht! Is dat billijk? Er is toch genoeg breedheid in ons, laat ik hopen, 'n in zich-zelf edel streven, te kunnen apprecieeren, ook al zijn we nu niet juist heelemaal van dezelfde opinie? Paris/Amsterdam, Mei'06. TOM SCH. iMiliiliiiiHiilililiuiiniiiiiiHniliiiiiiiuiiiiiinN Sociale» OYtr een ,/dyllisclie" (Het erwtenlezen). Het klinkt idyllisch en het is in oude novellen en schoolverhalen, waarin van arme, doch brave menschen wordt gesproken, ook al meermalen als zoodanig geschetst, dat alle leden van het gezin : vader, moeder en de kinderen, in de huiskamer "bezig zijn, 's avonds vooral, bij lamplicht, den een of anderen huisarbeid te verrichten. Het kan ons zoo braaf", zoo vredig" worden geschetst, dat door den nij veren arbeid van allen het karige stuk brood wordt verdiend, waarbij dan ook nog vrome of nietvrome liederen uit de stulp ons tegen klin ken." En hoe dan in zoo'n stulp" meer tevredenheid wonen kan, dan in het paleis van den rijke, waar alles schittert van licht en overvloed... De tijd is echter voorbij, dat de gemeen schap en zijne organen, en dat het ernstigste en beste deel van het publiek zóó over den huisarbeid denkt. We zijn thans gelukkig zoover, dat men het geluk" in het gezin, als iets geheel subjectiefs, afscheidt van de sociale toestanden, en dat het voor de maat schappij in haar geheel zeker geen geluk kan zijn, wanneer dóór dien huisarbeid een ware roofbouw wordt gepleegd op den lichamelijken toestand, vooral van viouwen en kinde ren, en dat idyllische samenzijn" wordt een door den nood opgelegden dwang, om voor schamele loonen tot in den nacht soms geestdoodenden arbeid te verrichten. Een sterk besef is doorgedrongen gelukkig in alle kringen der maatschappij voor zoover men zich met maatschappelijke verhoudingen bezig houdt, dat juist in de huisindustrie de ergste misstanden worden aangetroflen, en het de geboden plicht is van overheid en publiek, om de misstanden der huisindustrie te peilen, en naar middelen rond te zien, orn hen die er onder lijden, beter dan thans te beschermen. Maar bij ieder onderzoek blijkt alweer, hoe bitter moeilijk het is, die bescherming zóó te verschaffen, dat niet met de bescherming, ook niet de broodwinning verloren gaat' Een bescherming, die aan de beschermden de broodwinning ontneemt, zonder daar iets anders terug te geven, of zij het ook maar zulk een equivalent in uitzicht te stellen, zou werken als een straf, zij het ook niet anders dan goed bedoeld. Een hoogst interessant rapport over een der meest idyllische" takken van huisindus trie, nl. bet erwtenlezen in Zeeuwsche arbei dersgezinnen is toegevoegd aan het verslag van den arbeidsinspecteur der tweede inspectie. Reeds in de vorige verslagen, 1901?02. was door dien ambtenaar op dezen eigenaardigen tak van huis-arbeid gewezen, waar de taak van toezicht zoozeer wordt beperkt, wijl deze arbeid bijna geheel verricht werd in de ge zinnen. Toch valt deze arbeid, wijl het loon arbeid is en verricht wordt door beschermde personen, onder het toezicht der inspectie, en werd het noodig geacht daarnaar een uit voeriger onderzoek in te stellen. Welnu, de resultaten hebben deze moeite wél beloond. De adjunct-inspecteur, aan wien speciaal dit onderzoek blijkbaar was opgedragen, be zocht daartoe in Middelburg, Vlissingen, Goes, Zierikzee en Arnemuiden, zoowel de werk-uitgevers als de gezinnen waar die arbeid wordt verricht. Het sorteeren betreft de erwten die voor export dienen naar Frank MMHIIIIMIHIMIIimMHtlHIHmilHllinmiHIimilHIHmtlMIIIIIUIIMMIIIIMd roode meidoornstruiken en gouden regen. Zoolang de kinderen uit de buurt op school waren, zat Line meest alleen in haar ru?tstoel en keek verlangend naar het eind der straat. Sinds haar eerste levensjaren was zij verlamd ; geen enkel deel van haar ziek, klein lichaam was ooit normaal gevormd geweest; a!s zij nu maar niet die vreeslijke pijnen leed! Zoodra de zon goed warmte gaf, waren zij iets dragelijker, de zon, de heerlijke zon, daarnaar verlangde Line altijd zoo ! Wanneer zij geen pijn had, konden hare oogen stralen van blijdschap. Dan dacht zij zoo alleen aan allerlei vreemds, dat zij onder vonden en ontdekt had. Naar school kon zij niet gaan, maar eene jonge gemeentezuster kwam haar een paar keer per week uit lief hebberij les geven. Hoe graag zou Line eens gesproken hebben over allerlei, dat haar zoo vervulde. Maar grootvader wilde niet lastig worden gevallen en grootmoeder was erg goed, maar het viel Line moeielijk zoo hard te moeten schreeuwen, want juist wat zij zoo graag had willen vertellen, kon alleen zachtjes worden gezegd. De kinderen op straat waren allen goei voor haar, zij brachten haar bloemen, mooi gekleurde steentjes en slakkenhuisjes uit het bosch, maar zij konden het niet lang uit houden om zoo stil bij haar te blijven zitten en gingen liever met de andere kameraadjes spelen. Line nam het hun niet kwalijk, zij was al tevreien, wanneer zij mocht toekijken. Op zekeren dag kwam er een vreemde jon gen bij de kinderen, hij zag er anders uit, was slank en lenig, en droeg lange krullen tot op de schouders, zijn rood zijden Jas was losjes vastgestrikt en op zijn fluweelenbuisje waren vergulde knoopen. Hij logeerde in het hoekhuis en kwam mee met roodharige orye, de dochter van den sigarenhandelaar. In het begin keek hij niet naar Line om. Bij het krijgertje spelen, vloog hij als een pijl uit den boog de anderen vooruit, bij alle spelen was hij het vlugst en won het van de andere kinderen, die hem dan vol verbazing en bewondering aangaapten. Toen kwam er eens een magere man, die hem bij de hand nam en boos meetrok. Line had zoo graag willen weten, wat dat te beteekenen had, maar alle kinderen waren achter beiden meegeloopen en zoo bleef Line alleen in haar rolstoel bij de bank onder den rooden meidoorn. Dikwijls hoorde zij een schel gefluit van achter de boomen in het jark en daarna zag zij een witte rookwolk rijk en Engeland. Door het ziften moeten de aangestoken en wankleurige erwten worden uitgezocht. Het aantal geiinnen in Middelburg, waar het lezen wordt verricht, wordt, op 500 ge schat, waarvan er door den ambtenaar 292 werden bezocht. In 70 dezer gezinnen werd niet door kinderen aan den arbeid deelge nomen. Het aantal wèl-erwtenlezende kinderen bedroeg: 135 kinderen beneden 10 jaren, 107 kinderen van 10?12, 142 van 12?16 en 60 kinderen boven de 16 jaren. Van de 550 leerlingen eener kostelooze school lazen er, blijkens opgave van het hoofd dier school, 207 thuis vóór, tusschen en na schooltijd, erwten, en van 50 leerlingen^ (6 a 7 jaren oud) dee'den er 16 mede, aan genoemd werk thuis deel te nemen. In 85 gezinnen te Middelburg waar naar wekelijkech inkomen werd gevraagd, bleek dit te bedragen: 10 malen minder dan 6 gulden, 13 malen 6 gulden, 19 malen 7 gul den, 20 malen 8 gulden, 19 malen 9 gulden, 4 malen 10 galden of meer. In Vlissingen wordt slechts door n firma erwten ter verlezing gegeven, waaraan 61 gezinnen deelnemen, waarvan 19 wonderkinde ren. Overigens.waren de deelnemende kinde ren : 12 beneden 10 jaar, 11 van 10?12 jaar, 21 van 12?16 jaar, 16 boven 16 jaar. In Goes, waar bet lezen op uitgebreide schaal geschiedt, werden 213 gezinnen bezocht, waarvan slechts in 39 gezinnen niet door kinderen aan het le^en werd meegedaan. Voor het overige voud men: 77 kinderen beneden 10 jaar, 75 van 10?12 jaar en 170 boven 12 jaar. Daar geschiedt het erwtenlezen bijna uitsluitend door de vlugge kinder vingers". Vanaf 6 uur voormiddags, wellicht in enkele gevallen nog vroeger, tot schooltijd toe, daarna tusschen de schooluren, en ver volgens na schooltijd tot 8 a 10 uur, worden de kinderen veeltijds aan het werk gehouden. Er werd zelfs beweerd, dat in sommige ge zinnen volgens het tweeploegenstelsel wordt gewerkt." Aldus de mededeeling in het rapport en daaraan wordt nog toegevoegd eea staat, waaruit blijkt welke hoeveelheden erwten deze kinderen, in tijden dat andere kinderen spelen of slapen, verwerken: 8 kinderen ver werkten 7 a 8 hectoliter, 12 kinderen 12 a 15, 6 kinderen 6, 8 kinderen 12 hectoliter, allen groepen uit n gezin. De woningen dezer gezinnen zijn, begrijpelijk, maar zeer bekrom pen en er worden echte krotten" onder aangetroffen; a zelfs 2.8 bij 2.9 en 2.3 M. hoog! Per hectoliter wordt van 00 tot 85 et. betaald, waarvan dan 5 et. afgaan voor wagen huur. In Zierikzee worden alweder dezelfde toestanden aangetroffen. Alleen is daar hei aantal zeer jonge kinderen dat erwten leest naar verhouding groot: 28 kinderen beneden de 10 jaar en 14 van 10 lot 12 jaar, terwij 35 ouder waren. Daar kregen de kinderen ( weken verlof om erwten te lezen. En werc de indruk meegenomen, dat erwtenlezen een vuilmakend werk ig, door het niet de erwten meekomende stof..." Ook te Arnemuiden is in de laatste vier jaren het erwtenlezen mede een middel van bestaan geworden voor de arme visschers onder wie velen wier weekverdiensten ge middeld 3 a 4 gulden opleveren en velen die anders bedelden. . Ook daar veel jopge kinderen : 45 beneden 10 jaren, 24 van iO tot 12 en 131 daarboven. Ziedaar enkele gegevens, ontleend aan het uitvoerig rapport van den inspecteur, waar mee de lezer een overzicht verkrijgt van de mate waai in hier in deze plaatsen op den tijd, die aan de kinderen behoort en die het schoonste van het kinderleven uitmaakt, beslag wordt gelegd ten behoeve van een arbeid, die door zijn eindeloosheid, zijn eenvormig heid, zijn gejaagdheid, tot een geest doodende inspanning moet worden, een straf en ver drukking voor den kinderlijken geest en de innerlijke natuur, een degeneratie voor oogen en lichaam. Ook dat wordt in het rapport nadrukkelijk geconstateerd. Behalve dat het lezen van niet liHiiiiiiMiim opstijgen. Grootvader had haar jaren geleden verteld dat het de trein was, die ver weg naar vreemde landen ging; ook dat haar ruoader zoo ver weg was gegaan, en sinds dat oogenblik schrikt zij altijd bij dat doordringende schel gefluit, omdat zij dan met een gemengd gevoel van anest en blijdschap hoopt dat haar moeder eenmaal met zoo'n trein terug zal keeren. Wanneer do wind van de andere zijde waait, klinkt er klokgelui door de lucht. Dat kwam van den kerktoren, ook al een van die ge heimzinnige dingen, waarover zij veel nadacht. Kan men binnen in die kerk komen?" vraagde zij grootvader eens. o Ja, zeker, als men er tijd voor heeft, maar hij, Kaliske, had geen tijd. Heeren en mooi gekleede dames gingen er heen, dat had zij gehoord van de andere kinderen, die dan achter hen aanliepen en bij de kerkdeur bleven staan. Soms was er een doop- of een trouwplechtigheid en alles, wat zij er van kon zien, was zóó kleurig en fleurig, dat zij er altijd met genot aan moest denken. De zuster had haar verteld dat alle mensehen werden gedoopt, zij zelve was dus ook een maal in die kerk gewee-it. Wanneer zij daaraan ducht, kreeg zij een gevoel alsof dat het glanspunt in haar leven was geweest. Zij kon het zich zoo levendig voorstellen en beefde dan van opgewonden heid, liet was zeker evenzoo toegegaan als bij Mies uit den groentenwinkel in de straat. In een witte jurk met eene mooie gekleurde ceintuur om het middel was zij zeker in een rijtuig naar den kerk gereden. Bij de gedachte alleen begon haar hartje hevig te kloppen. Zij sloot de oogen en zuchtte. Vandaag voelde zij zich te zwak om lang over dit alles te kunnen nadenken. Die lieve jonge zuster had haar ook verleid dat men bij den doop den Heiligen Geest kreeg; en op een keer gaf zij haar een klein prentje van rood rijstpapier, waarop een tempel met een duif die uit een zon kwam vliegen en den Heiligen Geest voorstelde. Zoodra zij het op haar warm handje legde, trok het krom; zij vond het zoo'n buitengewoon prentje en bekeek het telkens en telkens, het werd haar grootste schat! Ook daarover kon zij met niemand anders spreken dan met de zuster. Op zekeren dag had grootvader haar reeds vroeg naar de bank in het boschje gereden, het was prachtig weer! Nauwelijks zat zij er of de vreemde jongen met het fluweelen buisje kwam aanloopen en ging stil op de bank zitten; hij bleef in gedachten over Line heen gezuiverde erwtenstof verwerkt", aldus wordt alreeds in den aanvang gezegd, is ontegenzeggelijk de inspanning, welke hierbij van de oogen wordt gevorderd, niet gering, vooral wanneer, zooals helaas maar al te dikwijls voorkomt, het erwten lezen wordt verricht om de spaarzaam verlichte tafel. Evenals bij alle stukwerk wordt ook daarbij nog gehaast, om niet te zeggen: gejaagd, gearbeid, met al de minder goede gevolgen van dien." En aan het slot van het rapport wordt geconstateerd, dat door een onderwijzer het erwtenlezen wel eens een ramp" is genoemd. En dan zegt de insptcteur: Bedenkt men bovendien, hoeveel lichame lijk nadeel voor het opgroeiend geslacht het gevolg kan zijn van de met erwten lezen gepaard gaande onthouding van slaap en frissche lucht, en van dezen, op zich zelf beschouwd, aan oogen en zenuwen scliadenden arbeid, zoo komt mij bovenstaande uitspraak van opvoedkundige zijde niet overdreven voor." Dwang en nog eens dwang" ziedaar het eenige middel, om de jeugd gezellig om den tafel" bijeen te houden. Inderdaad het is verschrikkelijk ! Ea men mag het den inspecteur toestem men, dat de opheffing van den lee.«arbeid als zoodanig ondenkbaar kan geacht worden, omdat een equivalent daarvoor toch bezwaar lijk zou kunnen worden gemist," maar dat equivalent moet toch worden gevonden, hetzij in hoogere loonen, hetzij in steun aan de gezinnen van weduwen. Want de maatschappij mag toch niet dulden, dat deze roof bouw op de kinderen in de toekomst voortduurt. Voor de aanstaande tentoonstelling van den huisarbeid zal het erwtenlezen een droe vig" hoofdstuk vormen. S. Germania, door B. CANTER. Uitgave van 't Genootschap Letteren en Kunst, Amsterdam. Van Bernard Canter kennen we Kalverstraat", een tweedeeligen roman uit den Amsterdamsch-joodschen winkelstand, een boek met goede karakteristiek en niet zonder humor, maar waarvan de lijnen niet St^nk ge noeg werden gehouden, zoodat personen en toestanden vervloeiden, en aan 't eind 't zoetelijk romantische overbleef, dat, als alle zoetigheid een min of meer weeënasmaak heeft, en ons 'D boek als niet volkomen geslaagd terzij doet leggen, ondanks de vele voortreffelijke tafereelen en afbeeldingen erin, Van Canter herinneren we ons nog: sonnetten en kinderschetsjes, door z'n jour nalistiek been geschreven, en die destijds in de Nieuwe Qids werden opgenomen ; novellen in tijdschriften, proefnemingen op dramatisch gebied, literaire reportage als: Een Droomer ter haringvangst, en Veertien dagen bedelaar, voor de Telegraaf geschreven, maar door het te realistisch procedee daar gestaakt en later als boek gebundeld; en dan weer werk voor kranten, heel verdienstelijk vaak, ook ge dichten, zelfs een sonnet op Tindal's afsterven van: Mijn Heer is dood! alles bij elkaar ge nomen geen literaire bagage van werkelijK groote waarde, geen ernstig, aaneengesloten arbeid, zooals van Joh. de Meester bijvoor beeld, eer 't werk van den Streber, den al !esprobeerder, den handigen, grond eerlijken, vaak enthoesiasten prödaceerder, zwenkend tusschen praktisch geschrijf en hoogere uit beelding, aldoor veranderend, aldoor zoekend naar nieuwe uiting, te gemakkelijk van pen, om de vluchtige inspiratie tot het onbetwistbaar kunnen op te voeren. Zeker, ieder kunstenaar blijft in zekeren zin een zoeker, 't Zoo genaamd volledig-bereikte bevredigt anderen meer dan hem zelf. De voldoening bestaat voor 'n groot deel in 't scheppen zelf en 't s'aren naar de scherpen lijnen van den kerktoren. Zij zou hem zoo graag aangespro ken hebben, maar durfde niet. Toen haalde zij het prentje uit een zak, die aan haar stoel hing, en legde het op haar hand. Een lichte windvlaag deed het wegwaaien ; zij slaakte een kr.-et. De jongen keerde zich naar haar toe en vraagde op meewarigen toon: Wat is er, arm klein ding?" Zij wees angstig naar liet ineengerolde prentje op den grond. O, zoo," hij raapte het op en -gaf het haar voorzichtig terug. De Heilige geest staat er op,'' zei zij bij wijze van uitlegging en verontschuldiging. Dat scheen hem weinig belang in te boezemen. Zij legde het prentje op hare hand en sprak op gewichtigen toon : Het lijkt wel of het leeft." Het prentje kromde zich weer met een knetterend geluid naar deanderezijde. Dat vond de vreemde jongen toch wel interessant. Hij kwam dicht bij haar stoel staan en keek hoe het weer glad werd en andersom rolde. Daar," zei zij, een heldhaftig besluit nemend, ,,lpg het eens op je hand." Hij nam het prentje haastig over, en nu zaten zij een poos zwijgende bijeen en bekeken het wonder. Zij vertelde hem, wien haar het beeld had gegeven. Ben je ook gedoopt ?" vraagde zij met stralende oogen, blij eindelijk eens iemand bij zich te hebben, met wien zij over be langrijke dingen kon praten. Ik weet het niet," antwoordde hij, ik geloof van niet." Maar alle menschen worden gedoopt," verzekerde Line. Men is dan zóó jong dat men het zich niet meer kan herinneren; dikwijls hoort men het dan van anderen of men stelt zich voor hoe het geweest is," zoo trachtte zij hem uit te leggen, waarom hij er niets meer van wist. Hij schudde ontkennend zijn krullebol en zei op beslissenden toon : Xiet alle menscheu worden gedoopt. De Heidenen, de Joden en de Turken niet en een heele massa andere menschen ook." Maar je hebt toch een naam ?" Ja, zeker, maar ik geloof dat zij mij alleen aan het stadhuis hebben aangegeven, zooals met de kleine Aglaja, mijn zusje, ook is gebeurd. Mijn vader heeft mij toen naar iet gemeentehuis in het dorp gebracht, wij eisden en woonden toen nog in een wagon. 3e pastoor wilde Aglaja kosteloos doopen, maar vader zei, dat wij er maar niet mee uit eindelijk overwinnen. Maar geen ernstig artiest stelt zich met 't halve tevreden, bier lijnt zich af de grens van 't dilettantisme. In de kunstwaardeering erkennen we enkel 't allerhoogste. Tennaastebij is niet veel, hoog stens'n belofte. Maar die moet dan ook worden gehouden. Met Kalverstraat" gaf Canter zoo'n belofte, 't wasén greep uit het joodsch leven dat hij volledig kent, het meesterstuk moest nu volgen. Maar zooals altijd, hij streek weer verder, en liet zijn tekort onafgewerkt. Als hij tenminste nu dan maar bereikt! Daarop komt het aan, want we vergeten graag het voorafgegane als er een volledig kunstwerk verschijnt. Dit hebben we te onder zoeken. Zijn nieuw boek is, wat men noemt, een kultuurroman. Er wordt in beschreven de ontwikkeling van eenig tijdperk, hier twee bonderd jaar voor Christus van de Germaansche streken. Voor zoo'n roman is 'n ontzaggelijke bronnenstudie modig. Taal, zeden en gewoonten, alles moet worden gerekonstrueerd. Ik heb hier niet de bronnen by de hand door den heer Canter geraadpleegd en na efeerlijkjes hier en daar in een noot vermeld, en zal mij dus maar aan den joeten waan overgeven, dat alles zijn eisch heeft gekregen, hoewel nu en dan twijfel oprijst. Juist daardoor. Immers, zoo'n opzettelijke eerlijk heid i* altijd 'n weinig verdacht, 't Spreekt toon vanzelf, dat de heer Canterzyn gegevens over een bevolking die leefde meer dan tweeduizend jaar voor ons, niet uit zichzelf kan hebben, noch van zyn vader of zyn moeder. Hy' moest zich door studie, door voreching en raadpleging van historie die kennis verwerven. Hoe en waaruit hij ,put, dit komt er voor ons niet op aan, hce minder we van de cuisine afweten des te beier. Een auteur moet de feiten zoodanig weten te schikken, ze met zijn vizie en z'n gevoel, met zijn verbeeldings kracht te doordringen, dat 't verbaal ons) als waar, als ontwy'felbaar-waar voorkomt. Hierin wijkt de kunstenaar af van den ge schiedschrijver. Hij moet alles evengoed weten, misschien nog beter, maar hij mag 't niet plomp neerzetten, en in geen geval betoogen, zooals de heer Canter in zijn noten doet. Hij is dan niet literair-objektief, maar gewoontjes pozitief, en dit wordt hier niet aangehaald, omdat 't zoogenaamd niet hoort, want daaraan heb ik lak, maar omdat 't ge schrijf ^a^ zoo'n pozitief mensch literair hindert, wrevel opwekt en zucht tot verweer en dan gaat de diepste werkine verl9renv ;t Latea ^ vpele» van 't geen nfet met 'he(. bloote feit is te zeggen, daar begint de kunst. Deze noten enkommentarenkarakterizeeren Canter en zijn werk. Hij is nog altijd de Streber, die kunst wil geven, maar zijn met noeste vlijt verworven kennis moet laten blij ken inplaats al droomende en fantazeerende die kennis door zijn werk heen te dichten. Zal een dergelijk boek vo^r ons loven, dan diende het te beginnen met 't geheele landschap sterk geteekend. De Batouwc, de lage landen langs de zee, de streken langs de stroomen, 't land van Germanje met de Oostermarken, de bosschen zonder vaste wegen, we moeten 't ineens kunnen overzien, klaar en zeker. Maar 't neerzetten van een zoo grootscb. natuurtafereel vereischt behalve de vizie, een beeldingskracht waarover maar niet dadelijk de eerste de beste die 'n roman durft neerpenij en, beschikt. Canter gaf 't weï, maar met stukjes en beetjes, die op zich zelf niet slecht, toch enkel broksgewijze de streek te schetsen, 't Magistrale ontbreekt. De lezer wordt van her naar der gevoerd, zonder dat hij weet waar 't verhaal zich afleeft. Om ieta te noemen, 38 bladzijden heb je te lezen voor je merkt, nog wel uit een noot, dat je 200 jaar v. Chr. verkeert en dan verneem je meteen, dat het dialekt een verzinsel ia van den schrijver zelf. Waarom dan geen woord vooraf, een bege leiding? Werd de auteur afgeschrikt door vrees voor malle aanva'len van beoordeelaar?, die zoo beslistlijk beweren, dat een voorrede uit den booze is ? Zeker, wat ik van de noten zei, gaat ook in zekeren zin op bij een verklaring moesten beginnen; moeder huilde en ik vond het ook jammer, maar er was niets aan te doen." Eleb je ia een wagen gereisd?" Ja, maar niet in zoo'n'wagen," antwoordde hij en wees schertsend naar haar rolstoel, niet denkend aan het wreede van zijn grap. De wagen was precies een zomerhuis, zoo gezellig en vrolijk weet je 't Wij gaven in elk dorp voorstellingen en moe Ier zegt dikwijls dat het toen veel prettiger was dan nu menig gebraden duif vloog ons in den mond." Hij zuchtte als een groot mensch. En nu, wat doe je nu?' vraagde Line opgewonden. Xu treedt mijn vader in het circus op. Ik ook. Wij werken samen." Hij hief hot hoofd trotfch op. Line kreeg een vuurroode kleur. Hoe dikwijls had zij den reclameplaat op den muur bekeken! Men kon haar duidelijk hooren adem halen, zij had zooveel te vragen, maar wist niet waarmee te beginnen. Treedt je daar op? Jij met je vader? Grootvader zegt altijd dit..." Zij hield op, want zij had bijna gezegd: dat het geene echte brood winning is, geen fatsoenlijke arbeid." Hij lette niet op den afgebroken zin en vertelde trotsch: Mijn vader doet een bui tenge wonen toer. Wanneer wij nog driejaar werken ik zal maar zeggen vijfjaar kunnen wij een huis koopen, een villa zelfs en veel nog meer. Ja, dan zijn wij rijke lui!" En toen?" vraagt Sine, niet begrijpend. Jammer, dat je zoo'n ongelukkig schep seltje bent, anders zou ik je een vrijkaart bezorgen. Uitleggen is zoo moeielijk ! Maar het is een kolossale toer!" Wat dan ?" toe vertel dan toch !" Luister dan en let goed op! Vader zit op een ongezadeld paard rijdt in vollen galop door het circus, hop la, hop gaat het" hij klapte met de tong, als de duivel gaat het er van door. Dan kom ik," hij sprong op den bank, zette de handen in de zij en zijn klein, gespierd lichaam uitrekkend Oom Maltus pakt mij bij het eene been een-twee drie, het paard nadert bliksemsnel hij werpt mij naar vader toe en een-twee-drie sta ik op zijn hoofd, met mijn voeten, denkt je??O, neen met de eene hand met de andere. .. hemel je ziet bijna groen van angst. En als je het nu eens in werkelijkheid kon zien ! maar hoor nu verder... voordat mijn vader mij in de lucht gooit..." dat was te kras voor Line'a zenuwen. Zij hield de handen voor de oogen. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl