De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 10 juni pagina 7

10 juni 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1511 DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEÜEELAND. ,5 r\oi cc Ie De heer Priuk v. Wely noemt het merk waardig", dat men bij Chinezen nochlnlanders dat bastaard-Ntderl. van de'Indo aantreft, ik vind het om dezelfde redenen, die hij opgeeft, een gewoon verschijnsel. Evengoed -al3 de Friese jongen van het land, die het Hollands als een hem vreemde taal leert, zuiverder Nederland» zal spreken dan de Stadsfries, die in z'n half-Fries, half-Hollands dialekt zich meent uittedrukken in goed Nederlands; evengoed ook de Inlander. Maar nee niet waar, het mag zo maar niet: ons Nederlands is te verheven voor die soort mensen alslnlandse hoofden en "ambtenaren!! Dat kan er toch niet door I Wat een gebeur tenis als een Regent door een van onze koninkjes, de Residenten, wordt gewijd tot ambtenaar in het Hollands';' wat een ge beurtenis, als de Inlandse vorst in die taal Antwoordt en de hoofden, die het niet mach tig z\jn, in zijn moedertaal, het BantamsSoendanees, toespreekt. Een histories feit! En feitelik de door ons te wensen toestand! 't Moest regel zijn \ Dwazen alleen zouden echter, hun puristerij zover drijven, dat ze alle Maleis, alle Enge.s (uit Eng.-Indie), alle Portugees (uit vroeger tijden) uit zouden willen bannen: dat is volstrekt onmogelik, maar .de Nederlandse spraakklanken b.v. moeten op Nederlandse wyze foneties worden geleerd en als er Hollands-dialect-sprekers komen, die neiging hebben om van de ij te maken en van ijzer dub z«r, dan is dat een gevaar. Immers in 't Maleis komt die tweeklank evenmin voor als de ui en de Malèier zal dus ook geneigd zijn te zeggen heus voor huist. Laat dus de schoolmeester in Nederland zorgen door foneties te werk te gaan, dat de Hollandse dialektsprek er daar komt met ijzer, met huis en niet met ztr of hèiis. Zo zyn er meer dingen in dit rijke boekje. Spot van vreemden met onze moeilike taal is te. verdragen, mits men beter weet, maar beter is bestrijding. Zo wil ik bij een opmerking van G. M. Reith M. A. in A Padre in partibus", die na de Nederl. taal in Indiëgehoord te hebben meende, dat hij nu wist, waarom Holland alleen onder de volkeren van Europa geen musicus van den eersten rang heeft voortgebracht. Geen menschelijk oor kan zijn gevoel voor muziek be houden na gewoon te zijn geraakt aan de Hollandsche taal. Dat was zijn eerste indruk." Later bekomt hij wel een beetje, maar dit blijft gezegd en daar wil ik nu bij plaatsen deze kanttekening: wist de heer Reith niets van de gtotc invloed van de Nederlandse muziek op de Europese? En wist hij niet dat 1/3 van de tegenwoordig zingende koncertzangers' in de wereld uit Nederland komen? Nu is het boek niet zozeer nog een pleidooi, wat men uit vorenstaande misschien denken zou; het is bovendien, en doet zo denken aaa het boekje van Verdam De Geschiedenis van de Nederl. taal, een populair-wetenscbappelike uiteenzetting van de wederkerige invloed van Nederlands en Maleis en ook dat gedeelte is overbelangrijk voor de Nederlan ders. Immers het is niet alleen invloed van onze tijd, maar van de 17e eeuw af. Een enkele vraag kan ik misschien oplossen In 1000 picols nesten"ijzerenpannen"betekent nest" tegenwoordig nog (in Friesland tenminste) in elkaar passende telkens kleiner wordende sta pels. Voor aarden poppegoed" verwijs ik naar Bredero's Symen sonder Soeticheyt", waar deze zegt dat hy zijn poppegoed" af zal moe ten drogen en de 'man is bezig het keuken aarde- en ijzerwerk te doen. En hebben in het Am bons: flak, hastik, kansi, palsir b.v. voor vlek, haastig, kansje, pkiier ook Nederlandse dialekt vormen tot vaders? Koléra voor cholera wordt b.v. nog bij ons ook gezegd. Ziedaar iets uit het vele wat hier gegeven wordt. Aanmerkingen zijn er echter ook te maken n.l. in de allereerste plaats het gebrek aan een register, wat bij de massa aange haalde woorden, die 't boekje juist zo aardig maken, onmisbaar is. Dan zou een beetje ordening er ook geen kwaad in gedaan hebben; zo b.v. zou het materiaal dat in de drie tabelletjes achter in staat, van basterdwoorden overgenomen uit "het Nederlands in Indiese talen, aangevuld met de in de tekst geplaatste tot n geheel kunnen geworden zijn, terwy'l er alle aanleiding bestaat om er een beetje dieper op in te gaan ook, door ibnetiese betrekkingen en veranderingen van klanken aan te duiden; maar ook zo al valt er veel uit te leren en om ten si otte nog e ven te herhalen, het Maleis (Laag-Maleis wel te verstaan) neemt hand over hand toe, zegt deze leraar aan de H. B. S. te Batavia; daartegen over past ons Nederlanders pal staan voor ?eigen taal, wegnemen van belemmeringen tegen het gebruik van de onze; als het boekje daaraan meewerkt doet het al veel goed. Haarlem. J. B. SCHEPERS. De Schoone Verbeelding, door JDLIÜS DE BOER. Amsterdam 1905, W. Versluijs. IQ het eerste deel der Schoone Verbeelding bezingt de dichter de groote weelde van het dichter-zijn en der ontluikende liefde. liet U, mijn Lief, /al 'k vreugdenrijk begroeten De morgenschemering der eeuwige pracht. . .! Keik mij uw hand en immer schooner beelden Ontwaart ons weem'lend oog in 't grootsch heelal, Als 't godlijk licht in dichterdroomen aloeit. . . iiiiiliiriimftrmiiiiiftuuiii Zoo schept mijn hooge geest in dit aardsch (lal Verbeeldings sehoone en wonderrijke weelden, Nu Liefde oneindig voor ons open bloeit. . . De dichter zal zijn lief in schemerrijke tuinen der herinnering" leiden, waar ze als Goden zullen rijzen in lichtend ruischend lied", want de poëzie is voor hem een weelde van melodieën, een lentetuin, waar smarten waan zijn. ... een zang in den lichten, den gouden, Dei] stralenden dag, . en als de zunne zinkt wen d' avondster Al blinkt, een zang in den \voudereu nacht. . Die van droomeu helder is, melodieus als wouden \ol vogelzang en windgeruisch, en lokkend ver Als horizonnen van dagen vol nieuwe pracht... Nu de dichter eenmaal zijn Lief gevonden heeft, jubelt en juicht hij zijn dichterweelde uit in een reeks lente-zangen voor zijn Lief, die hij ziet in de bloemen en in de beek, in het licht van de maan en in den glans der sterren. Zooals in droomenstillen Lentenacht Waashlanke bloesem in de scheein'riiig zuceft; Zoo wonder als een vlam in weem'hug zacht In schaduwriJK gewelf in 't lichten beeft, Maar schooner nog zag ik dei- starren wacht Omschitt'ren Haar die iu mijn droomen leeft. . . 'k Aanschouwde een Beelt'nis hoog in mijn gedacht', Die in mij staag naar schooner schepping streeft. O cindloos schoon dal in den nacht niet wijkt, Lichtend in 't schaduwrijk, het hooge en verre, Als gloeit een wond're vlam in schemerglans. . . l O Maagillijk Wezen dalend van den trans, Dat voor aardsche oogen als een droomlicht strijkt In stille pracht, van naamloos vele sterren... l De dichter' gaat wandelen in de natuur, beluisterend den zang der vogels en het ruischen van den zomerregen en hij smeekt zijn Lief toch te komen en de vrede daalt in zg'n hart. Een gouden gloed siepelt door dichte twijgen En huivert in den dauw op bloem en blad. Een t'rissche wind komt door de kruinen zijgen En jaagt de nevels over 't mossig pad. Zie, gindsche heuvelkling die 't woud omvat Bergt nog de morgenzou, maar reeds ontstijgen Kievit en leeuw'rik 't gras der boscbwei, nat ^ an nevels, die er risjes parels rijgen. En ook het bosch, uit sluimering gewekt Door 't dolend licht, zal nu zijn stem herkrijgen: Der voog'len zang, wijl morgenfloers ben dekt, Vangt schuchter aan, na nachtlijk somber zwijgen. Den wandelaar, die aan den boschrand wacht, Daalt vrede in 't hart na hangen droomennacht. Want vraagt hij: Wie zou niet 't leed vergeten bij 't gezicht Dier landen rood, en paars, en blank als melk. En hij geniet en leeft in liefde-droomen: Mijn Lief, xooiang ep lied en lichl verleenen Run hetnelglans op aard' droomen mij mee... Nu 'k l zóó schoon zie door dat licht beschenen Daalt in mijn ziel een goddelijke vree. Doch na de jubelende lente en den goudglanzenden zomer komen de droeve herfst en de kille winter. Niet echter voor den d'chter en zijn Lief. Ik x e haar streelend oogenlicht vóór mij, In schemcrtinn, van zonneglans verlaten,' Muur waar de bloemen uoir iu laat getij Opbeuren weelde-zachte droomgelatcn'. Maar oogenlicht, uu dagglaus i- voorbij, Bij weeldetooi van bloesem die zijn laten Bloeitijd in schoon beid \icrl, de toorerij Van Droom en Liefde v.al mij nooit verlaten... Toch is hij daar niet zeker van en daarom smeekt hij: Laat mij dien toover die bet leven schoon, Het werken licht, 't bereiken hoopvol maakt, Die licht doet ook het zwaarste leed verdragen. Dan zal die wonderülans mijn aardsche woon. Stralend vol schoonheid door uw liefde ontwaakt, Verlicld'rcu tot heinde mijner dagen... Het mag echter zoo niet zijn en ook voor hem komt de weemoed, en alles om den dichter heen wordt stil, dood-stil. Ik hoor het bijna niet. hel leven Uil verre stad. 't Komt groot en stil, ik hom- hrt even Langs 't avondpad. TVog dwaalt er ecuzaam moe kernen!. En zonder vul, Van 't groote leven, in de iiiiht. Heel boog en stil. De vogel zingt zijn laatste tonen zacht. Zuiver en schoon, Het Al wordt stil... sluim'rend van nacht lt< oYoüHiernvüorr. . . Later mag hij nog enkele oogenblikken het leven genieten als een goudenen Junimiddag en jubileert zijn ziele van loutere zonneweelde: De zonne, gouden licht trilt door de bladen, r'ijn voog'lenlied uit kruinen zilv'rig tint,] Wat helder licht glijdt overal langs paden! Langs gras bebloemd, gcboomt' dat cve' de wind Beweent, glimlachend 'l al, de lucht blauwfiju Mei wolkjes onbewogen, zonneschijn! Téras echter gaat de zon schuil en de lucht" in 't bosch is zonder kleur", en de dichter wenscht te sterven. . . . Wal vreemd gebeur l u 't bosch van Herfst, verlangen niet te bedaren \ an stil gaan sterven, sterven iu den wilden wind. En het wordt winter, winter ook voorden dichter en hij ziet den grijzen winterdood ... Het land bedekken Met koud en sehimmiüdoodsgewaail, ]k voel zijn killen blik en. zie zijn bleeke trekken \ erstard op 't naclitgelaat... Een vale nevel doet den schemer matter ahnzen. Die neerdol't over 't aarde-lijk... Het'laatste veege licht zinkt van de verre transen In 't eeuwig somber rijk... Jultus de Boer, het zal uit boven aange haalde verzen voldoende gebleken zijn, is een dichter, die er zijn raag" om met Willem Kkros te spreken «n zy'n bundel De Schoone Verbeelding getuigt van onmiskenbaar talent. Maar' dat talent is nog niet tot volle rijpheid . gekomea. Vandaar^ nog dat telkens terugkeeren der zelfde beelden, het herhalen der zelfde woorden, b.v. het wèordje fulpen", vandaar ook de, ik geloof gaarne dikwijls onbewuste, imitatie van andere dichters. Zijn beste verzen acht ik dé' drïe-en-twintig sonnetten, die als derde deel, onder den'algemeenen titel: Wan delingen" in den, .Jaiütlel zy'n opgenomen. Prachtige natuurbèSiiWijvingén vindt men daarin. Maar hier kfjmt ook tevens de zwak heid van, den 4iebjt$fj'of liever, de nog onvolkomenheid *J& zSfr talent uit. Onwille keurig denkt mén2j)f lezing dezer natuur verzen aan de wand§fin|ren .van Jacques Perk'4 muze in het.daldèfe&iSjennen. Komt dit, wijl Perk's verzen zoo'njdiïBpen, bovenden indruk op ons gemaakt henbbn, dat wij overal meenen zijne stem, zijn lied te hooien, zoodra de bloemen en de baomen, de sterren en het zonlicht door een dichter bezongen worden, of wijl wij kunnen zien, duidelijk en bewust, navolging van diens illustre voorbeeld ? Julius de Boer bezingt het licht der avondzon. Het licht der avondzon wordt fijn geweven Op blad en tak waar 't gutsend langs de stammen, Die mos en braam en kliniveil vast oinklammeu, Kleurt gulden gansch den boschrand, hoog verheven. O, ginds op 't koorn als vele roode vlammen In 't late licht der zou Jdaprozen heven, Tot waar aan schemerende hemeldammen Langs fulpen wonden bjauwe nevels zncven. De roode zoa in .telkens sneller dalen Wordt groot en grooter, tot ze in gruis van stralen Voor 't laatst nog. volschoon brandt, de glansen stroomen Op 't wijde land tot aan de verste zoomen.. . Dan' wordt het naeht en wat nog om mocht dwalen Langs woud en weid en horizont zijn droomeu. . . Is dit lied vroeger al gezongen ? Ja, Door wien echter ? Door Jacques Perk, zullen velen met mij aanstonds antwoorden. Doch als men dan eens in diens verzen -gaat zoeken, vindt men geen enkel lied, dat klinkt als dit. En tóch voelt ieder; dat Julius de Boer hier geen eigen lied zong, mafer, een lied van een ander, ofschoon men zreh ditlaatste niet herinneren kan. Men heeft jn^t* voorbeeld niet te doen mét bewuste, maar*inet onbewuste imitatie. En dit is een béwjfftjfah z wakte bij veel poëzie van Jong-Hüllandi" ?-??'De dichters v»n Jong-Holland zijn niet per soonlijk genoeg, 0>m ftttijd een eigen lied te zingen. Het is allae-te Teel herinnering aan reeds vroeger gezafljjféh zanden, geen oorspron kelijk, door- zijn- nifenWheid-treffend werk. En omdat men zich niet krachtig genoeg gevoelt, om zélf te scheppen, een eigen lied aan te heffen, bestudeert men, ijverig-nauwgezet, de modellen van hooger-begaafden dan zij, en wanneer ze dan zelf zullen zingen gaan, de dichters van Jong-Holland, weerklinkt niet een eigen lied, maar het lied dier anderen, welke hun voorbeeld waren. Ook Julius de Boer heeft andere dichters beluisterd en de nagalm hunner verzen weerklinkt in De Schoone Verbeelding^; Echter niet zoo s£erk. en ook.niet zóó veel vuldig, als dit bjj aftdere jongeren helaas, wél het geval is. Julius de Boer geeft ook eigen werk en de hoop is gewettigd, dat dit na eenige jaren steeds meer en steeds beter zal worden. Terwijl Julius de Boer in De Schoone Verbeelding nog niet kon geven: groot heerlijk werk van een sterk persoonlijk talent, zal hem dit, na eanige jaren, misschien wél ge geven zyn, tot vreugde van allen, die belang stellen in de poëzie van Jong-Holland. HENRI H. VAN CALKER. Hilversum, Jan. '06. Speculatie in Lonten. Verzameld en bewerkt door J. DE HOOP SCHEFFER. No. 3. De hypotheekbezorger. Meer dan n pijl heeft de outside"makelaar op zijn boog: onder allerlei ge daanten treedt hij op. Nu eens reist hij het land af, om huizen te verhuren; dan weer tracht hij den hypotheekgever met den hypotheeknemer in kennis te brengen. Evenals het assurantie- en het wijnvak is 't afsluiten van hypotheken dikwijls de laatste toevlucht van menschen, die geld en goeden naam verloren hebben. Noodweer drijft ze in n dier havens, er schuilplaats zoekende voor hun ontredderde boot; er een oogenblik op verhaal komende, om daarna, gekalfaat, de reis voort te zetten, of in de modder te blijven liggen tot de vloed komt opzetten, en zij gevoerd worden tot andere schurkerijen. Af te geven op die noodhavens zou on dankbaar zijn. Wie ooit zonder anker rond dreef, heeft eerst recht besef van het veilige, dankbare gevoel, dat de schipbreukeling krijgt, wanneer hij na den storm in de haven komt. Al naarmate zijn karakter is of het geluk hem dient, kan dan die schipbreuke ling man of schurk worden, want in die havens bevindt zich zoowel het zout als het afval der aarde. Kr is verwantschap tusschen het eerlijke beroep van den hypotheekbezorger en het i schurkachtig bestaan van den bucket-shop"- ! houder. Biedt echter een buclset-shop"houder zijn lammetjes hypotheek aan op hun onbezwaard goed, en zegt hij, vanwege de kans op nieuwe fiskale wetten, levendigheid in het landbouwbedrijf te verwachten, en dat hij daarom gaarne op de hoogte zal gebracht worden van gronden die te koop zijn, waarvoor hij zoogenaamd een groot aantal liefhebbers heeft, dan kan men niet anders dan glimlachen over zijn kinder lijk vertrouwen op de domheid der menschen. Zullen grondeigenaars werkelijk zoo'n slecht verzilverde pil slikken? Ook hier komt weer te pas de klanten lijst," waarop voorkomen honderden wollige lammeren, wier onnoozelheid op financieel gebied deugdelijk bewezen is. Mocht iemand zijn huis of stuk land willen verkoopen door tusschenkomst /an een ,,bucket-shop"-houder, dan biedt deze 't aan in zijn circulaire of marktbericht, gelijk hy doet met oprichtersaandeelen, in de hoop dat er koopers zullen opdagen. Een revolutie bouwer moge met beide handen de gelegen heid aanvatten, om zijn ongezonde, slechtgebouwde villa's de lammetjes der outside"makelaars in de maag te stoppen, toch is 't niet te verwachten, dat verstandige menschen bij den verkoop van hun eigendom ooit gebruik zullen maken van de diensten van een bucket-shop." Zy konden even goed bij een grutter of melkslijter het veilings biljet voor de glazen "hangen. Gemakkelijk kan men dus nagaan wat eigenlijk in de lijsten der buckets-shops" wordt aangeboden. Zeker, er schuilt wel eens een heel enkelen keer iets goeds onder, maar voor 't meerendeel zijn 't nergens anders te plaatsen stroppen. 't Behoeft zeker wel niet gezegd te worden, wat den dwaas te wachten staat die, om te kunnen speculeeren, tijdelijk geld opneemt van den outside"-makelaar en daarvoor zijn onroerend goed verhypothekeert. Nog zelfs de kinderen zullen vaders dwaasheid be treuren. Het voorgeschoten geld is natuurlijk gauw verspeeld, en de outside"-makelaar verkoopt of neemt zelf het onderpand over eene aardige manier om grondeigenaar te worden, en overal in het land kleine eigendommetjes in bezit te krijgen. De hypotheekbezorger, kantoor houdende in de City, heeft meestal aan de beurs de afhamerings-bewerung" ondergaan of zijn opleiding genoten op het kantoor van pro cureurs, zaakwaarnemers, banken, assuran tie-maatschappijen, enzöSvoorts. Het kantoor,1 waarop hier gedoeld wordt, bestond uit twee afgehamerde" effecten beurs-leden, een ex-beureklerk, een Hollander, een Franschman en een machineschrijfster. Oorspronkelijk hadden de beide compagnons zich gevestigd als accountants en waren van plan voor halve provisie zaken te gaan doen door tusschenkomst van beursmakelaars. Een loomheid hing echter aldoor over hrogmorton Street. Bij gebrek aan zaken was juist besloten het kantoor voor goed te sluiten, toen nog een afgehamerde effectenbeursman. een specialiteit op 't gebied van hypotheken, te voorschijn trad. Voor dertig shillings per weefc plus recht op provisie, nam hij plaats op het kantoor. Indertijd had hij een effectenzaakje gehad in een vér afgelegen buiten wijk, en zelfs equipage gehouden. De daling van '96 bracht hem echter te grond-;. Op allesbehalve eervolle wyze ging hij failliet, zoodat van rehabilitatie geen sprake kon zijn. Hij nam een koffiehuis over, failleerde opnieuw, en werd toen hypotneekbezorger. Betere dagen braken voor hem aan. Gewapend met een lijst van afgesloten posten, trok hij de city door, totdat hij voor dertig shillings in de week terecht kwam op een kruk in dit klein kantoortje, op tien minuten afstands van de effectenbeurs, die instelling die hem eenmaal in staat had gesteld, bij 't instijgen van zijn keurige coupé, de jaloezie op te wekken van menschen, die geen rij tuig hielden. In die dagen prijkte op zijn postpapier en coupéeen wapen. Van de twee compagnons bezat de een het verstand; de andere een klein kapitaaltje. De machineschrijfster zat daYir op kantoor, om zakenkennis op te doen, evenals de Hol lander en de Franschman, die tegelijkertijd hun kennis wilden vermeerderen van de taal, die op dat kantoor bijzonder zuiver werd gesproken, vooral wanneer n der chefs iets meer gebruikt had dan hij verdragen kon. Ik zou gaarne", zei de Hollander op wiens advertentie het kantoor geschreven had, de effectenbeurs leeren kennen".'' Dit is de effectenbeurs !" riep de compag non met het verstand uit, en wees hetv kan toor rond, waar nauwelijks ruimte voor een kat was om zich om te draaien. Ga zitten". De. Hollander nam plaats. Ik wensch", sprak de Franschman, mij te perfectionneeren in uw schoone taal en tevens dubbel boekhouden te leeren". Ga zitten l" was het refrein van den com pagnon. Telkens als de Franschman zijn chef op straat tegenkwam, nam hij, met de beleefd heid eigen aan zijn volk, den hoed af, en zei onderdanig: Goeden morgen, mijnheer". Vol waardigheid beantwoordde de chef den groet van zijn volontair door even aan te slaan. Alle mogelijke talen worden bij ons op kantoor gesproken", blufte hij tegen een een vriend. Drie bedienden en n machine schrijfster, en toch maar dertig shillings in de week aan salarissen. Ha. ha, ha!" scha terde hij. Als die Franschman zijn hoed af neemt; en zegt: goeden morgen mijnheer", dan kan ik mij haast niet goed houden", vervolgde hij. Dat goedkoope personeel werd flink aan 't werk gehouden met de edele kunst van hypotheken sluiten. Sommige gemeentebe sturen adverteeren hun geldelijke aangelegen heden in de courant. Eenige hebben geld beschikbaar ; andere geld noodig. De hyphotheekbezorger stelt zich tot tsak die tegen voeters met elkaar in aanraking te brengen. Hij zegt .een cliënt te hebben die geld wil uitleenen óf die geld wil leenen, al naarmate de advertentie luidt Waarom onderhandelen die verschillende gemeentebesturen toch niet rechtstreeks met elkander en winnen zoo doende het commissieloon van den tusschen persoon uit? Of strookt dit niet met hun waardigheid, die zij blijkbaar niet ten otter willen brengen ten voordeele der arme be lastingbetalers, die daardoor eenige onkosten zouden uitwinnen ? In haar kwaliteit van hypotheek-bezor gers verzendt de firma dagelijks een groot aantal brieven op keurig papier, waarop met sierlijke lettere, recht uitlokkend, gedrukt staat: Watson en Gibbs, accountants en hy potheekbezorgers. Het aantal brieven nam toe, telkens hadden zij beet, maar kregen steeds geen visch aan de haak. Eindelijk haalde de handige Gibbs een schatte rig beestje op. Een vereeniging verklaarde zich bereid geld op hypotheek te nemen van den cliënt der firin'a. De cliënt bestond echter onge lukkigerwijs niet, maar Gibbs, nooit ten einde raad, zette zijn hoogen hoed op, legde vele te vergeefsche bezoeken af bij banken en verzekeringmaatschappijen, totdat ten laatste n bereid was den post te nemen. De hy potheek werd gesloten door bemiddeling van Watson en Gibbs, die voor een notaris moes ten zorgen, en tegen een vaste som diens onkosten voor hun rekening namen. Alles liep geleidelijk en de compagnons reken ten er ongeveer honderd pond aan te verdienen. Dit succes verbeterde de verhouding op het kantoor, waar de volontairs druk aan 't werk werden gehouden met brieven schrijven en adresseeren. Gibbs was juist van plan geiiiimtimimmmiii'iiii HUI LaiUDis ie Laren, Het landhuis is gebouwd door J. C. van Epen, arcaitect te Laten (N.H.) Op den beganen grond bevinden zich eetkamer, zitkamer, studeerkamer, slaapkamer met gele genheid voor bad, logeerkamer, w. c., trap naar zolder, trap naar kelder, dienkamer, keuken en bijkeuken met dienstprivaat. Door openslaande deuren komt men uit eetkamer en studeerkamer in loggia's terwijl de zitkamer als serre is gebouwd. Op de ver dieping zijn twee kamers afgetimmerd. De muren zijn van baksteen platrol gevoegd.de dakschilden gedekt met roode Hollandsche pannen. De luiken en deuren blauwachtigjzroen. Het kozijnhout okerkleurig-wit. De tuin is ontworpen door den t-uin-architect D. f. l'erstee r te Naarden Voorgevel. Achtergevel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl