Historisch Archief 1877-1940
No. 1511
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEÜEELAND.
,5 r\oi cc Ie
De heer Priuk v. Wely noemt het merk
waardig", dat men bij Chinezen
nochlnlanders dat bastaard-Ntderl. van de'Indo aantreft,
ik vind het om dezelfde redenen, die hij
opgeeft, een gewoon verschijnsel. Evengoed
-al3 de Friese jongen van het land, die het
Hollands als een hem vreemde taal leert,
zuiverder Nederland» zal spreken dan de
Stadsfries, die in z'n half-Fries, half-Hollands
dialekt zich meent uittedrukken in goed
Nederlands; evengoed ook de Inlander. Maar
nee niet waar, het mag zo maar niet: ons
Nederlands is te verheven voor die soort
mensen alslnlandse hoofden en "ambtenaren!!
Dat kan er toch niet door I Wat een gebeur
tenis als een Regent door een van onze
koninkjes, de Residenten, wordt gewijd tot
ambtenaar in het Hollands';' wat een ge
beurtenis, als de Inlandse vorst in die taal
Antwoordt en de hoofden, die het niet mach
tig z\jn, in zijn moedertaal, het
BantamsSoendanees, toespreekt. Een histories feit!
En feitelik de door ons te wensen toestand!
't Moest regel zijn \ Dwazen alleen zouden
echter, hun puristerij zover drijven, dat ze
alle Maleis, alle Enge.s (uit Eng.-Indie), alle
Portugees (uit vroeger tijden) uit zouden
willen bannen: dat is volstrekt onmogelik,
maar .de Nederlandse spraakklanken b.v.
moeten op Nederlandse wyze foneties worden
geleerd en als er Hollands-dialect-sprekers
komen, die neiging hebben om van de ij
te maken en van ijzer dub z«r, dan is dat
een gevaar. Immers in 't Maleis komt die
tweeklank evenmin voor als de ui en de
Malèier zal dus ook geneigd zijn te zeggen
heus voor huist. Laat dus de schoolmeester
in Nederland zorgen door foneties te werk
te gaan, dat de Hollandse dialektsprek er daar
komt met ijzer, met huis en niet met ztr of
hèiis. Zo zyn er meer dingen in dit rijke
boekje. Spot van vreemden met onze moeilike
taal is te. verdragen, mits men beter weet,
maar beter is bestrijding. Zo wil ik bij een
opmerking van G. M. Reith M. A. in A
Padre in partibus", die na de Nederl. taal
in Indiëgehoord te hebben meende, dat hij
nu wist, waarom Holland alleen onder de
volkeren van Europa geen musicus van den
eersten rang heeft voortgebracht. Geen
menschelijk oor kan zijn gevoel voor muziek be
houden na gewoon te zijn geraakt aan de
Hollandsche taal. Dat was zijn eerste indruk."
Later bekomt hij wel een beetje, maar dit
blijft gezegd en daar wil ik nu bij plaatsen
deze kanttekening: wist de heer Reith niets
van de gtotc invloed van de Nederlandse
muziek op de Europese? En wist hij niet
dat 1/3 van de tegenwoordig zingende
koncertzangers' in de wereld uit Nederland
komen?
Nu is het boek niet zozeer nog een pleidooi,
wat men uit vorenstaande misschien denken
zou; het is bovendien, en doet zo denken
aaa het boekje van Verdam De Geschiedenis
van de Nederl. taal, een
populair-wetenscbappelike uiteenzetting van de wederkerige
invloed van Nederlands en Maleis en ook dat
gedeelte is overbelangrijk voor de Nederlan
ders. Immers het is niet alleen invloed van
onze tijd, maar van de 17e eeuw af. Een enkele
vraag kan ik misschien oplossen In 1000
picols nesten"ijzerenpannen"betekent nest"
tegenwoordig nog (in Friesland tenminste) in
elkaar passende telkens kleiner wordende sta
pels. Voor aarden poppegoed" verwijs ik naar
Bredero's Symen sonder Soeticheyt", waar
deze zegt dat hy zijn poppegoed" af zal moe
ten drogen en de 'man is bezig het keuken
aarde- en ijzerwerk te doen. En hebben in het
Am bons: flak, hastik, kansi, palsir b.v. voor
vlek, haastig, kansje, pkiier ook Nederlandse
dialekt vormen tot vaders? Koléra voor cholera
wordt b.v. nog bij ons ook gezegd.
Ziedaar iets uit het vele wat hier gegeven
wordt. Aanmerkingen zijn er echter ook te
maken n.l. in de allereerste plaats het gebrek
aan een register, wat bij de massa aange
haalde woorden, die 't boekje juist zo
aardig maken, onmisbaar is. Dan zou een
beetje ordening er ook geen kwaad in gedaan
hebben; zo b.v. zou het materiaal dat in de
drie tabelletjes achter in staat, van
basterdwoorden overgenomen uit "het Nederlands in
Indiese talen, aangevuld met de in de tekst
geplaatste tot n geheel kunnen geworden
zijn, terwy'l er alle aanleiding bestaat om er
een beetje dieper op in te gaan ook, door
ibnetiese betrekkingen en veranderingen van
klanken aan te duiden; maar ook zo al valt
er veel uit te leren en om ten si otte nog e ven
te herhalen, het Maleis (Laag-Maleis wel te
verstaan) neemt hand over hand toe, zegt deze
leraar aan de H. B. S. te Batavia; daartegen
over past ons Nederlanders pal staan voor
?eigen taal, wegnemen van belemmeringen
tegen het gebruik van de onze; als het boekje
daaraan meewerkt doet het al veel goed.
Haarlem. J. B. SCHEPERS.
De Schoone Verbeelding, door JDLIÜS DE
BOER. Amsterdam 1905, W. Versluijs.
IQ het eerste deel der Schoone Verbeelding
bezingt de dichter de groote weelde van het
dichter-zijn en der ontluikende liefde.
liet U, mijn Lief, /al 'k vreugdenrijk begroeten
De morgenschemering der eeuwige pracht. . .!
Keik mij uw hand en immer schooner beelden
Ontwaart ons weem'lend oog in 't grootsch heelal,
Als 't godlijk licht in dichterdroomen aloeit. . .
iiiiiliiriimftrmiiiiiftuuiii
Zoo schept mijn hooge geest in dit aardsch (lal
Verbeeldings sehoone en wonderrijke weelden,
Nu Liefde oneindig voor ons open bloeit. . .
De dichter zal zijn lief in schemerrijke
tuinen der herinnering" leiden, waar ze als
Goden zullen rijzen in lichtend ruischend
lied", want de poëzie is voor hem een weelde
van melodieën, een lentetuin, waar smarten
waan zijn.
... een zang in den lichten, den gouden,
Dei] stralenden dag, . en als de zunne zinkt wen
d' avondster
Al blinkt, een zang in den \voudereu nacht. .
Die van droomeu helder is, melodieus als wouden
\ol vogelzang en windgeruisch, en lokkend ver
Als horizonnen van dagen vol nieuwe pracht...
Nu de dichter eenmaal zijn Lief gevonden
heeft, jubelt en juicht hij zijn dichterweelde
uit in een reeks lente-zangen voor zijn Lief,
die hij ziet in de bloemen en in de beek, in
het licht van de maan en in den glans der
sterren.
Zooals in droomenstillen Lentenacht
Waashlanke bloesem in de scheein'riiig zuceft;
Zoo wonder als een vlam in weem'hug zacht
In schaduwriJK gewelf in 't lichten beeft,
Maar schooner nog zag ik dei- starren wacht
Omschitt'ren Haar die iu mijn droomen leeft. . .
'k Aanschouwde een Beelt'nis hoog in mijn gedacht',
Die in mij staag naar schooner schepping streeft.
O cindloos schoon dal in den nacht niet wijkt,
Lichtend in 't schaduwrijk, het hooge en verre,
Als gloeit een wond're vlam in schemerglans. . . l
O Maagillijk Wezen dalend van den trans,
Dat voor aardsche oogen als een droomlicht strijkt
In stille pracht, van naamloos vele sterren... l
De dichter' gaat wandelen in de natuur,
beluisterend den zang der vogels en het
ruischen van den zomerregen en hij smeekt
zijn Lief toch te komen en de vrede daalt
in zg'n hart.
Een gouden gloed siepelt door dichte twijgen
En huivert in den dauw op bloem en blad.
Een t'rissche wind komt door de kruinen zijgen
En jaagt de nevels over 't mossig pad.
Zie, gindsche heuvelkling die 't woud omvat
Bergt nog de morgenzou, maar reeds ontstijgen
Kievit en leeuw'rik 't gras der boscbwei, nat
^ an nevels, die er risjes parels rijgen.
En ook het bosch, uit sluimering gewekt
Door 't dolend licht, zal nu zijn stem herkrijgen:
Der voog'len zang, wijl morgenfloers ben dekt,
Vangt schuchter aan, na nachtlijk somber zwijgen.
Den wandelaar, die aan den boschrand wacht,
Daalt vrede in 't hart na hangen droomennacht.
Want vraagt hij:
Wie zou niet 't leed vergeten bij 't gezicht
Dier landen rood, en paars, en blank als melk.
En hij geniet en leeft in liefde-droomen:
Mijn Lief, xooiang ep lied en lichl verleenen
Run hetnelglans op aard' droomen mij mee...
Nu 'k l zóó schoon zie door dat licht beschenen
Daalt in mijn ziel een goddelijke vree.
Doch na de jubelende lente en den
goudglanzenden zomer komen de droeve herfst
en de kille winter. Niet echter voor den
d'chter en zijn Lief.
Ik x e haar streelend oogenlicht vóór mij,
In schemcrtinn, van zonneglans verlaten,'
Muur waar de bloemen uoir iu laat getij
Opbeuren weelde-zachte droomgelatcn'.
Maar oogenlicht, uu dagglaus i- voorbij,
Bij weeldetooi van bloesem die zijn laten
Bloeitijd in schoon beid \icrl, de toorerij
Van Droom en Liefde v.al mij nooit verlaten...
Toch is hij daar niet zeker van en daarom
smeekt hij:
Laat mij dien toover die bet leven schoon,
Het werken licht, 't bereiken hoopvol maakt,
Die licht doet ook het zwaarste leed verdragen.
Dan zal die wonderülans mijn aardsche woon.
Stralend vol schoonheid door uw liefde ontwaakt,
Verlicld'rcu tot heinde mijner dagen...
Het mag echter zoo niet zijn en ook voor
hem komt de weemoed, en alles om den
dichter heen wordt stil, dood-stil.
Ik hoor het bijna niet. hel leven
Uil verre stad.
't Komt groot en stil, ik hom- hrt even
Langs 't avondpad.
TVog dwaalt er ecuzaam moe kernen!.
En zonder vul,
Van 't groote leven, in de iiiiht.
Heel boog en stil.
De vogel zingt zijn laatste tonen zacht.
Zuiver en schoon,
Het Al wordt stil... sluim'rend van nacht
lt< oYoüHiernvüorr. . .
Later mag hij nog enkele oogenblikken
het leven genieten als een goudenen
Junimiddag en jubileert zijn ziele van loutere
zonneweelde:
De zonne, gouden licht trilt door de bladen,
r'ijn voog'lenlied uit kruinen zilv'rig tint,]
Wat helder licht glijdt overal langs paden!
Langs gras bebloemd, gcboomt' dat cve' de wind
Beweent, glimlachend 'l al, de lucht blauwfiju
Mei wolkjes onbewogen, zonneschijn!
Téras echter gaat de zon schuil en de
lucht" in 't bosch is zonder kleur", en de
dichter wenscht te sterven.
. . . Wal vreemd gebeur
l u 't bosch van Herfst, verlangen niet te bedaren
\ an stil gaan sterven, sterven iu den wilden wind.
En het wordt winter, winter ook voorden
dichter en hij ziet den grijzen winterdood
... Het land bedekken
Met koud en sehimmiüdoodsgewaail,
]k voel zijn killen blik en. zie zijn bleeke trekken
\ erstard op 't naclitgelaat...
Een vale nevel doet den schemer matter ahnzen.
Die neerdol't over 't aarde-lijk...
Het'laatste veege licht zinkt van de verre transen
In 't eeuwig somber rijk...
Jultus de Boer, het zal uit boven aange
haalde verzen voldoende gebleken zijn, is een
dichter, die er zijn raag" om met Willem
Kkros te spreken «n zy'n bundel De Schoone
Verbeelding getuigt van onmiskenbaar talent.
Maar' dat talent is nog niet tot volle rijpheid
. gekomea. Vandaar^ nog dat telkens
terugkeeren der zelfde beelden, het herhalen der zelfde
woorden, b.v. het wèordje fulpen", vandaar
ook de, ik geloof gaarne dikwijls onbewuste,
imitatie van andere dichters. Zijn beste verzen
acht ik dé' drïe-en-twintig sonnetten, die als
derde deel, onder den'algemeenen titel: Wan
delingen" in den, .Jaiütlel zy'n opgenomen.
Prachtige natuurbèSiiWijvingén vindt men
daarin. Maar hier kfjmt ook tevens de zwak
heid van, den 4iebjt$fj'of liever, de nog
onvolkomenheid *J& zSfr talent uit. Onwille
keurig denkt mén2j)f lezing dezer natuur
verzen aan de wand§fin|ren .van Jacques Perk'4
muze in het.daldèfe&iSjennen. Komt dit, wijl
Perk's verzen zoo'njdiïBpen, bovenden indruk
op ons gemaakt henbbn, dat wij overal meenen
zijne stem, zijn lied te hooien, zoodra de
bloemen en de baomen, de sterren en het
zonlicht door een dichter bezongen worden,
of wijl wij kunnen zien, duidelijk en bewust,
navolging van diens illustre voorbeeld ?
Julius de Boer bezingt het licht der
avondzon.
Het licht der avondzon wordt fijn geweven
Op blad en tak waar 't gutsend langs de stammen,
Die mos en braam en kliniveil vast oinklammeu,
Kleurt gulden gansch den boschrand, hoog verheven.
O, ginds op 't koorn als vele roode vlammen
In 't late licht der zou Jdaprozen heven,
Tot waar aan schemerende hemeldammen
Langs fulpen wonden bjauwe nevels zncven.
De roode zoa in .telkens sneller dalen
Wordt groot en grooter, tot ze in gruis van stralen
Voor 't laatst nog. volschoon brandt, de glansen
stroomen
Op 't wijde land tot aan de verste zoomen.. .
Dan' wordt het naeht en wat nog om mocht dwalen
Langs woud en weid en horizont zijn droomeu. . .
Is dit lied vroeger al gezongen ? Ja, Door
wien echter ? Door Jacques Perk, zullen velen
met mij aanstonds antwoorden. Doch als men
dan eens in diens verzen -gaat zoeken, vindt
men geen enkel lied, dat klinkt als dit. En
tóch voelt ieder; dat Julius de Boer hier geen
eigen lied zong, mafer, een lied van een ander,
ofschoon men zreh ditlaatste niet herinneren
kan. Men heeft jn^t* voorbeeld niet te doen
mét bewuste, maar*inet onbewuste imitatie.
En dit is een béwjfftjfah z wakte bij veel poëzie
van Jong-Hüllandi"
?-??'De dichters v»n Jong-Holland zijn niet per
soonlijk genoeg, 0>m ftttijd een eigen lied te
zingen. Het is allae-te Teel herinnering aan
reeds vroeger gezafljjféh zanden, geen oorspron
kelijk, door- zijn- nifenWheid-treffend werk. En
omdat men zich niet krachtig genoeg gevoelt,
om zélf te scheppen, een eigen lied aan te
heffen, bestudeert men, ijverig-nauwgezet, de
modellen van hooger-begaafden dan zij, en
wanneer ze dan zelf zullen zingen gaan, de
dichters van Jong-Holland, weerklinkt niet
een eigen lied, maar het lied dier anderen,
welke hun voorbeeld waren. Ook Julius de
Boer heeft andere dichters beluisterd en de
nagalm hunner verzen weerklinkt in De
Schoone Verbeelding^;
Echter niet zoo s£erk. en ook.niet zóó veel
vuldig, als dit bjj aftdere jongeren helaas, wél
het geval is. Julius de Boer geeft ook eigen
werk en de hoop is gewettigd, dat dit na
eenige jaren steeds meer en steeds beter zal
worden. Terwijl Julius de Boer in De Schoone
Verbeelding nog niet kon geven: groot heerlijk
werk van een sterk persoonlijk talent, zal
hem dit, na eanige jaren, misschien wél ge
geven zyn, tot vreugde van allen, die belang
stellen in de poëzie van Jong-Holland.
HENRI H. VAN CALKER.
Hilversum, Jan. '06.
Speculatie in Lonten.
Verzameld en bewerkt door J. DE HOOP SCHEFFER.
No. 3. De hypotheekbezorger.
Meer dan n pijl heeft de
outside"makelaar op zijn boog: onder allerlei ge
daanten treedt hij op. Nu eens reist hij het
land af, om huizen te verhuren; dan weer
tracht hij den hypotheekgever met den
hypotheeknemer in kennis te brengen. Evenals
het assurantie- en het wijnvak is 't afsluiten
van hypotheken dikwijls de laatste toevlucht
van menschen, die geld en goeden naam
verloren hebben. Noodweer drijft ze in n
dier havens, er schuilplaats zoekende voor
hun ontredderde boot; er een oogenblik op
verhaal komende, om daarna, gekalfaat, de
reis voort te zetten, of in de modder te blijven
liggen tot de vloed komt opzetten, en zij
gevoerd worden tot andere schurkerijen.
Af te geven op die noodhavens zou on
dankbaar zijn. Wie ooit zonder anker rond
dreef, heeft eerst recht besef van het veilige,
dankbare gevoel, dat de schipbreukeling
krijgt, wanneer hij na den storm in de haven
komt. Al naarmate zijn karakter is of het
geluk hem dient, kan dan die schipbreuke
ling man of schurk worden, want in die
havens bevindt zich zoowel het zout als het
afval der aarde.
Kr is verwantschap tusschen het eerlijke
beroep van den hypotheekbezorger en het i
schurkachtig bestaan van den bucket-shop"- !
houder. Biedt echter een
buclset-shop"houder zijn lammetjes hypotheek aan op hun
onbezwaard goed, en zegt hij, vanwege de
kans op nieuwe fiskale wetten, levendigheid
in het landbouwbedrijf te verwachten, en
dat hij daarom gaarne op de hoogte zal
gebracht worden van gronden die te koop
zijn, waarvoor hij zoogenaamd een groot
aantal liefhebbers heeft, dan kan men
niet anders dan glimlachen over zijn kinder
lijk vertrouwen op de domheid der menschen.
Zullen grondeigenaars werkelijk zoo'n slecht
verzilverde pil slikken?
Ook hier komt weer te pas de klanten
lijst," waarop voorkomen honderden wollige
lammeren, wier onnoozelheid op financieel
gebied deugdelijk bewezen is.
Mocht iemand zijn huis of stuk land willen
verkoopen door tusschenkomst /an een
,,bucket-shop"-houder, dan biedt deze 't aan
in zijn circulaire of marktbericht, gelijk hy
doet met oprichtersaandeelen, in de hoop
dat er koopers zullen opdagen. Een revolutie
bouwer moge met beide handen de gelegen
heid aanvatten, om zijn ongezonde,
slechtgebouwde villa's de lammetjes der
outside"makelaars in de maag te stoppen, toch is 't
niet te verwachten, dat verstandige menschen
bij den verkoop van hun eigendom ooit
gebruik zullen maken van de diensten van
een bucket-shop." Zy konden even goed
bij een grutter of melkslijter het veilings
biljet voor de glazen "hangen.
Gemakkelijk kan men dus nagaan wat
eigenlijk in de lijsten der buckets-shops"
wordt aangeboden. Zeker, er schuilt wel eens
een heel enkelen keer iets goeds onder, maar
voor 't meerendeel zijn 't nergens anders te
plaatsen stroppen.
't Behoeft zeker wel niet gezegd te worden,
wat den dwaas te wachten staat die, om te
kunnen speculeeren, tijdelijk geld opneemt
van den outside"-makelaar en daarvoor zijn
onroerend goed verhypothekeert. Nog zelfs
de kinderen zullen vaders dwaasheid be
treuren. Het voorgeschoten geld is natuurlijk
gauw verspeeld, en de outside"-makelaar
verkoopt of neemt zelf het onderpand over
eene aardige manier om grondeigenaar
te worden, en overal in het land kleine
eigendommetjes in bezit te krijgen.
De hypotheekbezorger, kantoor houdende
in de City, heeft meestal aan de beurs de
afhamerings-bewerung" ondergaan of zijn
opleiding genoten op het kantoor van pro
cureurs, zaakwaarnemers, banken, assuran
tie-maatschappijen, enzöSvoorts.
Het kantoor,1 waarop hier gedoeld wordt,
bestond uit twee afgehamerde" effecten
beurs-leden, een ex-beureklerk, een Hollander,
een Franschman en een machineschrijfster.
Oorspronkelijk hadden de beide compagnons
zich gevestigd als accountants en waren van
plan voor halve provisie zaken te gaan doen
door tusschenkomst van beursmakelaars. Een
loomheid hing echter aldoor over
hrogmorton Street. Bij gebrek aan zaken was
juist besloten het kantoor voor goed te sluiten,
toen nog een afgehamerde effectenbeursman.
een specialiteit op 't gebied van hypotheken,
te voorschijn trad. Voor dertig shillings per
weefc plus recht op provisie, nam hij plaats
op het kantoor. Indertijd had hij een
effectenzaakje gehad in een vér afgelegen buiten
wijk, en zelfs equipage gehouden. De daling
van '96 bracht hem echter te grond-;. Op
allesbehalve eervolle wyze ging hij failliet,
zoodat van rehabilitatie geen sprake kon zijn.
Hij nam een koffiehuis over, failleerde
opnieuw, en werd toen hypotneekbezorger.
Betere dagen braken voor hem aan. Gewapend
met een lijst van afgesloten posten, trok hij
de city door, totdat hij voor dertig shillings
in de week terecht kwam op een kruk in
dit klein kantoortje, op tien minuten afstands
van de effectenbeurs, die instelling die hem
eenmaal in staat had gesteld, bij 't instijgen
van zijn keurige coupé, de jaloezie op te
wekken van menschen, die geen rij tuig hielden.
In die dagen prijkte op zijn postpapier en
coupéeen wapen.
Van de twee compagnons bezat de een het
verstand; de andere een klein kapitaaltje.
De machineschrijfster zat daYir op kantoor,
om zakenkennis op te doen, evenals de Hol
lander en de Franschman, die tegelijkertijd
hun kennis wilden vermeerderen van de taal,
die op dat kantoor bijzonder zuiver werd
gesproken, vooral wanneer n der chefs iets
meer gebruikt had dan hij verdragen kon.
Ik zou gaarne", zei de Hollander op wiens
advertentie het kantoor geschreven had, de
effectenbeurs leeren kennen".''
Dit is de effectenbeurs !" riep de compag
non met het verstand uit, en wees hetv kan
toor rond, waar nauwelijks ruimte voor een
kat was om zich om te draaien. Ga zitten".
De. Hollander nam plaats.
Ik wensch", sprak de Franschman, mij
te perfectionneeren in uw schoone taal en
tevens dubbel boekhouden te leeren".
Ga zitten l" was het refrein van den com
pagnon.
Telkens als de Franschman zijn chef op
straat tegenkwam, nam hij, met de beleefd
heid eigen aan zijn volk, den hoed af, en zei
onderdanig:
Goeden morgen, mijnheer".
Vol waardigheid beantwoordde de chef den
groet van zijn volontair door even aan te
slaan.
Alle mogelijke talen worden bij ons op
kantoor gesproken", blufte hij tegen een
een vriend. Drie bedienden en n machine
schrijfster, en toch maar dertig shillings in
de week aan salarissen. Ha. ha, ha!" scha
terde hij. Als die Franschman zijn hoed af
neemt; en zegt: goeden morgen mijnheer",
dan kan ik mij haast niet goed houden",
vervolgde hij.
Dat goedkoope personeel werd flink aan
't werk gehouden met de edele kunst van
hypotheken sluiten. Sommige gemeentebe
sturen adverteeren hun geldelijke aangelegen
heden in de courant. Eenige hebben geld
beschikbaar ; andere geld noodig. De
hyphotheekbezorger stelt zich tot tsak die tegen
voeters met elkaar in aanraking te brengen.
Hij zegt .een cliënt te hebben die geld wil
uitleenen óf die geld wil leenen, al naarmate
de advertentie luidt Waarom onderhandelen
die verschillende gemeentebesturen toch niet
rechtstreeks met elkander en winnen zoo
doende het commissieloon van den tusschen
persoon uit? Of strookt dit niet met hun
waardigheid, die zij blijkbaar niet ten otter
willen brengen ten voordeele der arme be
lastingbetalers, die daardoor eenige onkosten
zouden uitwinnen ?
In haar kwaliteit van hypotheek-bezor
gers verzendt de firma dagelijks een groot
aantal brieven op keurig papier, waarop met
sierlijke lettere, recht uitlokkend, gedrukt
staat: Watson en Gibbs, accountants en hy
potheekbezorgers. Het aantal brieven nam
toe, telkens hadden zij beet, maar kregen steeds
geen visch aan de haak. Eindelijk haalde de
handige Gibbs een schatte rig beestje op.
Een vereeniging verklaarde zich bereid
geld op hypotheek te nemen van den cliënt
der firin'a. De cliënt bestond echter onge
lukkigerwijs niet, maar Gibbs, nooit ten einde
raad, zette zijn hoogen hoed op, legde vele
te vergeefsche bezoeken af bij banken en
verzekeringmaatschappijen, totdat ten laatste
n bereid was den post te nemen. De hy
potheek werd gesloten door bemiddeling van
Watson en Gibbs, die voor een notaris moes
ten zorgen, en tegen een vaste som diens
onkosten voor hun rekening namen. Alles
liep geleidelijk en de compagnons reken ten
er ongeveer honderd pond aan te verdienen.
Dit succes verbeterde de verhouding op het
kantoor, waar de volontairs druk aan 't
werk werden gehouden met brieven schrijven
en adresseeren. Gibbs was juist van plan
geiiiimtimimmmiii'iiii HUI
LaiUDis ie Laren,
Het landhuis is gebouwd door J. C. van
Epen, arcaitect te Laten (N.H.) Op den
beganen grond bevinden zich eetkamer,
zitkamer, studeerkamer, slaapkamer met gele
genheid voor bad, logeerkamer, w. c., trap
naar zolder, trap naar kelder, dienkamer,
keuken en bijkeuken met dienstprivaat.
Door openslaande deuren komt men uit
eetkamer en studeerkamer in loggia's terwijl
de zitkamer als serre is gebouwd. Op de ver
dieping zijn twee kamers afgetimmerd. De
muren zijn van baksteen platrol gevoegd.de
dakschilden gedekt met roode Hollandsche
pannen. De luiken en deuren
blauwachtigjzroen. Het kozijnhout okerkleurig-wit. De
tuin is ontworpen door den t-uin-architect D.
f. l'erstee r te Naarden
Voorgevel.
Achtergevel.