Historisch Archief 1877-1940
1512:
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
het geluid betreffende (moeilik te begaan
overigens) weet ik alleen enkele plekken met
een ongewild binnenrijm dat, eenmaal be
merkt storend wórdt.: (Voorbeeld1 ia tijd' en
zijl in de 12de regel op de SOfteTalz) ."
,.,Het ritme. Twee renets die daardoor
opmerkelik zjjn heb ik al aangewezen. Er zijn
er meer. Zo de derde ; regel in de twede
strofe van openbaring" (blz; 9fi):
We reden met den bigden trein,"
die Hollands vreugden alle kent,
die met vroolyken rhytmendein
door Hollanda licht en schaduw rent."
(Hier wordt het deinend rithmiese schok
ken 'vau den trein niet alleen meegedeeld,
nwar ook te horen gegeven. Door die
maatkering op vroolijken*^.
(Slot volgtj. JOH. S. BRASDTS BUYS.
H. G. WELLS, Het voedsel der Qoden en
hoe het op aarde kwam. Uit het Engelsen
door J. KOYLMAS. NOS. 24/25 der
Wereldbibl.onder redactie van L. Simons
Die de eerste bladzijden van-dit boek door
leest, zal zich wellicht geërgerd voelen door
de geringschattende en zelfs minachtende
wjjze, waarop gesproken wordt over beoefe
naars der natuurwetenschappen. Eigenlyk zjjn
de professoren Bennington en Kedwood niet
veel meer dan geleerde stampers; de eerste
b.v., die. zich, zooats de meeste eminente
natuurkundigen en botanici, ook als een
groote autoriteit in opvoedkunde beschouwde,"
stelde voor eene verbetering van professor
Armstrong's heuristische; methode, waardoor
met drie of vier honderd pond kosten aan
toestellen, met algeheeïe verwaarloozing van
alle andere atudievakkeriv en; de onverdeelde
aandacht van een buitengewoon onderwijzer,
een middelmatig kind met een by'zonderen
vorm van stompzinnige degelijkheid in den
loop van tien of twaalf jaren bijna evenveel
chemie kon leeren als men kan halen uit
een van die oppervlakkige twee-kwartjes
boeken, die toen zoo algemeen gebruikt
?werden/' Dit is wel wat geforceerd-grappig,
eene geestigheid van verdacht allooi! Ofschoon
men van zulke menschen- niet veel zou kun
nen verwachten, blijkt dan toch, dat zij een
zeer gewichtige uitvinding doen; zy bereiden
n.l. langs scheikundigen weg eene soort van
voedsel, dat elk individu menich, dier of
plant dat er mede gevoed wordt in zijn
jeugd, tot enorme Afmetingen doet uitdijen;
kippen «orden struisvogels gelijk; wespen
en, andere ongure beesten, die er toevallig
van eten, groeien tot monsters "en kinderen
worden ware reuzen ; een kind van zes maan
den woog 5X pond, mat 48 duim" (blijk
baar niet 48 cM.) in de lengte en kon
ongeveer 60 pd. opbeuren."
Welke verwarring, welken angst en vrees
bij menschen van gewone afmetingen door
dergelijke verschoningen worden gewekt,
kan. men, zich wel zoowat voorstellen, maar
dit goede gegeven is niet onaardig uitgewerkt;
de gesprekken zijn natuurlijk en vlot, nu en
dan worden goede persoonsbeschrijvingen
gegeven b.v. van- den politicus Caterham,
voor wien niets anders bestond dan verga-,
deringen, kiesvereenigingen en stemmen, en
Op zijn luchthartige manier zegt descnrjjver
rfcke dingen.
Dit eerete gedeelte van het boek laat zioh
aeer goed lezen; in 't vervolg wordt de toon
ernstig, maar de bedoeling van den schrijver
steeds onduidelijker. Als de reuzen-kinderen
Volwassen zy'n geworden, terwijl hun verstand
blijkbaar verband houdt met hunne grootte,
dan zien zij op het gescharrel der nietige
menachjes aan hun voet neer, en merken
wat geen van die allen (de gewone Londenaars)
scheen te zien, de dronken ellende op der
geblankette vrouwen; de in lompen gekleede
ellende, die langs de goten voortsloop, de
oneindige kinderachtigheid van dit gedoe."
De lezer verwacht nu eene kritiek of eene
satire & la Swift op de menschelijke samen
leving van het standpunt der geestelijke en
lichamelijke reuzen uit, of middelen, door
hen aangewend om het menschdom tot
hilnne hoogte te verheffen, maar in die ver
wachting ziet hij zich teleurgesteld.
De reuzen vormen eene eigen maatschappij,
Worden door de kleine menscfien bestreden,
doch van dien strijd merkt de lezer weinig
ett van den uitslag niets. De goede, ofschoon
wel wat langdradige, opzet en de aardige
inventie lieten meer verwachten dan de vage
bespiegelingen, waarmede het boek eindigt,
en zoo zal menigeen, niet ingelicht wat be
doeld wordt met uitdrukkingen als: want
er is grootheid opgestaan, niet alleen in ons,
niet alleen in het voedsel (?) maar ia het
IN" E.
Schets van LOTTE GUBA.LKE.
Vertaald door H. H. D,
If. (Slot).
Goed dan, ik zal niets meer zeggen," zei
hij geruststellend.
Neen, vertel uiaar verder je vader staat
op het paard, het lijdt in galop, altijd maar
door in de rondte van het circus en een man
staat in het midden en knalt niet de zweep.
precies zooala op de plaat V"
Ja, precies zoo."
Line zweeg.
En hoe heet je?" vraagde zij na een poo?.
Karlo Delphi," antwoordde hij trotsch.
Zie je wel, dan ben je toch gedoopt!"
Karlo haalde de schouders op. Wat een
grappig kind! en wat kan zij zich opwinden!
Hij wist niet wat te antwoorden. Zijne oogen
straalden. Hij dacht aan zijn toer.
Ben je niet bang als hij je zoo in de
hoogte gooit? heusch niets bang? Antwoord
dan toch."
Line moest haar vraag herhalen.
Ik -wil het je wel zeggen, maar vertel
het aan geen sterveling. Later als alles voorbij
is, dan komt die vreeselij ke angst dan
deck ik dat het ook wel eens bad kunnen
mislukken?en dat is v reeselij k l"
Ik laat het niemand merken. Trouwens
het zal wel nooit mislukken. Moeder heeft
een heuglijken droom gehad dat ik het
zal kunnen volhouden. En later zal ikalle^
kunnen doen wat ik wil. Ik kan dan een
ponney en een boot toopen alles wat je
maar bedenken kunt want dan zijn wy rijk."
Nu zal ik van avond in angst voor je
zitten," riep Line met bevende slem.
willen van alle dingen," het boek onvoldaan
uit de hand leggen.
De vertaling is in 't algemeen niet kwaad,
al rnaakt zij den indruk wat te haastig te
zy'n geschied. Niet zonder protest zyn zinnen
te aanvaarden als deze: sandwiches?waar
voor de leden gekomen waren om op te eten,"
en, hoe verdienstelijk het ook moge zijn,
nieuwe woorden te vormen, een paard te
laten aanjeueu" of een huis onbuurzaam"
te noemen, schijnt bedenkelijk.
J. H. MOLL.
BOEKAANKONDIGING.
Koloniaaltjes. Schetsen uit het Indische
soldatenleven, door CARL SUNDAHL.
Nijmegen, H. Piakke. 1906.
De heer Sundahl is vermoedelijk een amu
sant oud-gast, die graag en goed vertelt van
zijn indnch soldatenleven en die zóó aardig
brieven schrjjfl, dat familie en vrienden haast
eenparig van oordeel waien : zoo 'n man moest
eens iets uitgeven, gedrukt, in een boek.
L)at boek is dan jnu verschenen en door
den uitgever welverzorgd. Stellig zal het
lezers vinden, die er met veel belangstelling
mede kenni* maken en het niet onvoldaan
ter zijde leggen. De auteur schrijft los en
vlug weg uit z'u herinneringen, doch de schet
sen zijn niet Af. Telkens doet het begin iets
goeds vermoeden, maar de pointe ontbreekt
en het slot is te absubt.
Vermoedelijk zal de heer Sundahl later
inzien, dat hij deze eerstelingen te vroeg in
het vuur heeft gezonden. F, A B.
Bijdragen in me 'ededingen van het
Histoto/isch genootschap (gevestigd te
Utrtcht) £7e deel. Amsterdam, Joh.
Muller. 1906.
Met leedwezen" moet het bestuur er
kennen, dat ditmaal (voor- het eerst
sedert een lange r1 eks van jaren) alleen de
Bijdragen en mededeei'mgen onze leden bereikt
hebbeu." Toch heeft dit bestuur allerminst
stil gezeten: heel wat staat er op het getouw,
dat door omstandigheden f nog niet voltooid
werd, of nog niet viel af te leveren.
Intusschen geeft het 27e deel der bijdragen en
mededeelingen zeer veel belangrijks en
oinvangrijks en wel het in het franscii ge
stelde dagboek van G. K. van Hoogendorp
tijdens de onlusten van 1787; Buchelius
beschrijving van Utrecht en een uittreksel
uit de brieven van d'Aft'ry, aan deFransche
regeering (Dec. 1755?Mei 1762) naar de
exerpten van Fruin. Daarenboven geeft prof.
Kramer de niet onbelangrijke journalen van
Willem II uit de jaren 16-1 L?1650, welke
ecl.ter menig lezer zullen teleurstellen, aan
gezien zij zoo weinig nieuws en intierns be
vatten. Bunat's correspondentie met Sylvius
is een bijdrage te meer tot de tragedie, welke.
van Lennep in zijn Elisabeth .Vlusch veel
meer romantisch dan historisch onder de
aandacht van het groote publiek bracht.
F.
Inhoud van Tijdschriften.
Het Daghel, No. 10 : H. J. Wigman, Indisch
natunrschoon D. van H inloopen
Labberton, Uit de Javaansche litteratuur. L. Th.
Mayer, Huwelijkskteeding. A. Doyer, Des
sah-leven. H. M., Het Alasland. E. Pohl,
Van een Japan reis. V. S., Nieuwe boeken.
E<gen Haard, No. 24 : De abstracties van
kapitein Clemens, door George Fech, I. P.
de Josselin de Jong, t, met portret. Portret
van prof. dr. C. P. Tiele, naar de schilderij van
P. de Josselin de Jong. Achter de «hermen
bij de Wagnervereeniging, door G. d. V., met
af b. 'n Opstootje, door Jeanne C. van
Leyden. J. Ph. van der Keilen, f> mijt
portret. Feuilleton.
?MllllllllltllllllllllMlllltMIMIIMIIIinlMIIHUItllMIIIIIIIIIMIHIIMIIItllllmilll
VOOR DAMES.
Yoar 't eerst naar sc&ool. *)
Vandaag heb ik mijn meiske naar school
gebracht. Er kwamen nare gedachten bij mij
op. Lief kindje, mjjn zonnestraaltje! Nu doe
je op je flinke beentjes, uit onzen al te be
zorgden kring, de eerste stappen de booze
wereld in; en voor altyd ben je overgeleverd
aan je ergsten vijand ? ik bedoel het leven.
Je leert vroeg opstaan en duizend ijdele
plichten vervullen, (met een ernst) alsof ze
noodig waren. Wy hebben alle leugenach
tigheid ver van je gehouden; nu zie je dat
*) Der erste Schulgang, von J. J. David.
Onzin! ik zal nooit een ongeluk krijgen,
ik heb een amulet."
Line zette groote oogen op.
.,Een amulet ? wat is dut ?"
Karlo liet haar een doosje zien. Daar is
een lapje in van het kleed van <le Heilige
Maagd. Het beschermt te^en tegenspoeden
beenbreuk,"
Hij kuste liet doosje. Line keek verbaasd
naar het kleine voorwerp. Hemeltjelief,
kon er zooiets bestaan '.'"
Waarom heeft die man je verleden keer
van hier weggehaald ?" v roes? zij op eens.
Wie? welke uian'.' O j i, eergisteren ? dat
was mijn vader. Ik moest mij kalm houden,
oiu 's avonds niet te opgewonden te zijn. Ons
beroep eischt veel veerkraeiiv', klonk het
ouwelijk uit Karlo's mond.
Voor de deur van den sigarenwinkel ver
scheen de magere man, hij liet een schel
gelluit hooren. Karlo keek om en zei : Ik
moet naar huis." Hij gaf Line de hand tot
afscheid. Ik moet nog oefenen en dan
rusten tot morgen das !"
Line zag hem met roode wangen na.
Een nieuwe wereld was voor haar opgegaan.
Haar magere handjes beefden en het hoofdje
mcc de zware kastanjebruine vlechten viel
vermoeid tegen de leuning van den rolstoel.
Toen kwamen de kiaderen uit school en
speelden zooals altijd.
Het meisje uit den sigarenwinkel duwde
op haar verzoek den stoel in den voorhof
van den ingang van het Leerenhuis.
Kaliske keek uit het raam en vroeg ver
baasd wat er gebeurd was.
Zij is zeker nog moe !" antwoordde Doortje.
Line knikte van ja.
De oude man kwam buiten en plaatste
een verschoten Japansch scherm om den
stoel heen, slcot het hek, haalde een glas
melk voor Line en raadde haar buiten een
slaapje te doen, het was er beter dan binnen.
Line was erg blij dat grootvader haar met het
scherm van het straatrumoer had gescheiden.
ze de geheelèwereld doortrekt. Wij ver
maanden je waar en rein te wezen. Maar
wat overwint? Neem je in acht l Het
gemeene !
Zoo gluipen verdriet, list, achterdocht je
hartie binnen. Eu eindetijk, mijn lief kind,
word je zooals ik ben, zooals wij, wij allen
zijn."
Deze vertaling in proza is maar een
weerschijntje van een gedicht, dat in schilder
achtige woorden en op vloeiend rijm ge
schreven is. Niet over den vorm, maar over
den inhoud zat de vader van een groot gezin
met een ongehuwd vriend te praten :
Het leven haar ergste vijand.' En dat
zegt de vader l Wel jammer dat Lij zich zoo
mag noemen l"
De meeste plichten acht hij ijdel." Wel
verschrikkelijk l Hij is zelfzeker wat lui."
De wereld vol leugen." Papa ia of slecht
óf liefdeloos. Wacht, er staat toch ook wat
vriendelijk?. Je flinke beentjes."
Naïuurlijk, 't is zijn kind, en die flinke
beentjes zijn een reclame voor de goede
lichamelijke verzorging."
Hij zegt immers ook dat ze haast al te
zorgzaam zijn geweest, dus teedere ouders."
Het wichtje kent nog geen leugen, nog
i« s-e rein.'' Vader en moeder hebben onaf
gebroken over haar gewaakt, waren dus niet
onachtzaam of uhhuizig; verier hebben zy'
nooit gekibbeld, geen enkel jokkentje gezegd ;
er schuilt geen greintje kwaad in haar oulers."
Nu draaf je door!"
Wel neen. Wij moeten het aannemen.
Want de ziel van een jong kind is vatbaar
voor de geringste indrukken, en deze is zes
jaar lang. zóó on-chuldig gebleven] Ergo,
zachte, verstandige ouders zijn het, oprecht
in hun wandel, met een heilige gezindheid."
Ik wil het gelooven, maar hoe komt de
vader dsn tot de troos elooze profetie: Het
kwaad zal zegepralen," je zult ongtlukkig
worden, listig en «anirotiwend," en meteen
akelig climax : Eens wordt je zóó (zóó ellendig,
zóó boos) als je vader en je moeder, als je
heele geslacht!"
Ik denk dat de man met zulke huilerige
voorgevoelens veel schulden heelt: dat geeft
zoo'n bene; en, nijdig gevoel."
Of lui lijdt aan de gal."
De Franschen zoud^ zeggen: 't Is er
een van het volk dat bier drinkt."
En dan noemen ze in het bierland dat
gedicht: fcinnig pemütvoll!"
Je kent natuurlijk: Naar S -hooi, door een
van mijn collega's. Jammer dat hij gestorven
is! Dat vers moesten wij hem, vertaald, te
lezen geven."
't Is veel te mooi voor een overzettingen
te Hollandsen voor eea Duitscher."
Dat is waar. Wat een lijne opnoeming
van de kleintjes! En dan de glimlach van
den Meester," die ze opwacht' in zijn huis,
maar op den drempel, met uitgestoken
hand," met een welkom l" tot allen zonder
onierscheid! Op die school wordt de kleine
niet bezoedeld, daar voelt ze zich niet ellendig.
En wederom, als na vele jaren de Meester
haar het leven in" doet gaan, en hy baar
de band geeft, ditmaal tot afscheid, is hij
vol vertrouwen: Wij hebben geplant," denkt
hij, en de" wasdom hangt Goddank l niet enkel
van het toeval af. Als het boompje maar
stevig is geworden, zal het zware takken en
luchtige bloesems even gewillig dragen."
Man, je wordt zelf poëtisch."
Dan heb ik net te danken aan het warme
idealisme in dat tooneeltje."
Warmte, ja, die behoe/en wij, en een
vroolijken '-lik, die het woud schoon blijft
noemen, al is het bewezen dat geen enne!
boomblad gaaf is." Mijn oude professor had
gelijk."
Jou vriend en de mijne hebben de school
niet gevloekt l Noch het leven. Ze hadden
bun deel van de smart en het kwaaJ, maar
Let leven was niet Jiun vijand!
Zij werkten hard, ze werkten tot het einde :
arbeid houdt den moed wakker.
En ze bleven hopen, omdat zij de echte
menschenliefde bezaten."
Laat ons dan op de beterschap van a!le
zwart gal ligen hopen l"
Steek er den gek niet mee : zoo iemand
is te beklagen; hij hoort niet anders dan
n langen treurzana; over zijn levensgeluk
ligt een doodskleed."
Wanneer zal toch de klacht over het
booze leven" ophouden ?"
Ik geloof stellig, als blijdschap de grond
toon van de opvoeding wordt; als ieder kind
een gegronde reden beeft tot zijn vader, njn
moeder te zeggen : Heb dank voor het leven",
en tot zijn meester: Dank voor de
schoolZij sloot de oogen, maar sliep niet zoo
gauw.
Bonte tafreelen kwamen haar voor den
geest : de kerk, Let circus, haar doop, het
prentje met de duif, ilie midden uit de zon
kwam vliegen. Ailes vloeide door elkaar en
eindelijk viel zij toch in slaap.
Toer. Kaliske eenigo oogen)i'ikken later
over het scherm keek, zat: hij een gelukkigen
lach op Line's bleek gezichtje. .. Arm kind!
in je (iroomen kunt je tenminste nog lachen",
zei liij tot zich ze. ven.
Van dien lag af leefde Line in arirstige
afwachting. Zou Karlo komen? had Lij geen
ongeluk gekregen? Kn hij kwam trouw,
eiken dag. Hij vertelde haar dan van zijn
kunstenmakers wereld zoo vol afwisseling, van
mooie vrouwen in zij en satijn met goud ver
sierd, en bloemen in het haar, van de slimme,
leuke clowns; en Line vertelde Leen van haar
droomen en van het middenpunt daarvan,
de K"t rk.
Misschien wordt ik er wel ingezegend,
zegt zuster Hedwig !" Karlo haalde de schou
ders op.
Keus toen het erg waaide en zij achter Let
scherm in den voorLof moest blijven, kwam
hij toch bij haar. Hij was eenvoudig over
het hek geklauterd. Zooiets had Kaliske
nog nooit beleefd. Verwonderd keek hij uit
het raam, toen zijn vrouw er hem opmerk
zaam op maakte.
Hij speelt niet met mij, grootvader,'1 zei
Line, toen de oude op het punt stond boos
te worden, wij vertellen elkaar maar van
allerlei."
Kaliske liet bon brommend begaan. Ilij
had geen moed Let verbod dat op de
metalen plaat stond, strenger te bandhaven
dan de bedoeling was en zoodoende Line-'s
genoegen te bederven.
Hij heet Karlo Delphi," vertelde zij ge
wichtig. Grootvaders onderzoekende blik was
haar niet ontgaan Hij hoort in het circus
thuis."
uren I" Men praat bespiegelend over ruimte,
breedte, diepte "
Ik weet al wat je wilt zeggen: En waar
blijft de hoogte?"
Juist, wij moeten de hoogte in. Over menig
r nis en schoolgeziu of over eenigc leden
daarvan hangt een lage, dichte nevel van
onverschilligheid; geest en hart blijven ge
bogen. Lalen wy, ouderen,. ons verheffen !
dan zien we het grauwe gordijn optrekken.
En dan aanschouwen we het werkelyke leven,
dat heerlijk is ol kan worden, en gevoelen
wel dat eindelijk, eindelijk het goede de baas
moet blijven, n in de stoffelijke n in de
zedelijke wereld. Stijgen wij, dan volgen ons
de kinderen, en elk geslacht sty'gt hooger.
't Is tijd, ik moet naar de schooljeugd. Leve
de school l"
En ik ga naar huis. Leve 't Gezin l"
Dag Huisvader! Wy stijgen, niet waar?"
Ia, wij stijgen. Dag Schoolmeester ! 1)"
F. S. M. GUYOT.
1) Het Duitsche gedicht luidt:
lleut hab' ich inein AJiidel zur Schule gebracht,
Gar schlimme Getlanken hab' ich gedacht:
Itcin thcures Kleinrhen, meio Sonncnscheinchen,
Nun lust ilu ant' deinen fHuken Heinchen
Ans unscrer btrangstlichen ilitte
In die böse Welt die er ten Schrille
Und bist fiir immer hingcgeben
l)em schliinmsten Feiude iclv meine d«s Leben,
Leirist f m h aufstehn und lauden l PÜicbten,,
Uunütz als nötiij Ding verrichten.
Wir huben dir JCile Liige verwehrt,,
Nnn siehst du, wie sie die Welt dnrchfahrt.
Wir hielten dich au zu Wahrheit und Reinheit;
Wer nber siegt? \\ahr' dich! Die Gemeinheit!
80 ziehen dir ins Herzeltin
Der Gram, die List, der Argwohn ein.
Uivl enJlich wirat du, mein siiszes Kind,
Wie ich, wie wir, wie Alle siiul.
Riki, door A. VAN GOGH KAUI.BACH.
Vincent Loosjes, Haarlem, 1905.
Een van de belangrijkste vragen bij de
beoordet-ling van een boek is de vraag,
waarom het boek ons boeit of liever, daar
boeien ook in de lagere sfeer van lezen tot
louter ontspanning kan plaats hebben, welke
ontrcering ondergaan we bij het lezen.
En nu, bij het lezen van Rika hebben we
geen enkele ontroering ondergaan, alleen
ietwat verveling.
Rika is Let verhaal van een onecht kind
in ten gas! huis in de stad geboren, waar
haar moedi-r diende. De moeder trekt met
het kind naar haar eigen moeder,vrouw Wy'zel,
die op Let land woont en hoewel met tegen
zin, beiden opneemt. De moeder sterft al
gtniw en Let kind blijft bij de grootmoeder.
Verdere Luisgenooten zijn een half gekke
oud-ooin on een idiote tante. Vrouw Wijzel
is een hard, nij lig mensen dat om het minste
vergrijp, om de minste uiting van vroolijkheid
en levenslust het kind slaag en stompen
geeft; de gekke oom beeft altijd een haat
tegen haar en Rika, kwaad om zijn wreedheid,
tracht op haar beurt hem op allerlei manier
te sarren. Als klein meisje moet ze al hard
meewerken in het moestuin ije dat bij het
huisje van de grootmoeder hoort. Later gaat
ze mee bollen pellen (het verhaal speelt in
het bollenland) en helpt de grootmoeder
wasschen, Let strijkgotd rondbrengen of
groenten venten. Een enkele afwisseling in
dit vreiigd^ioos, eentonig bestaan is nu en
dan een lolletje met de jongens en meiden
van het dorp, als ze voor haar grootmoeder
uit is. De jongens mogen haar graag om haar
wilde natuur, Laar dollen zin voor grappen.
Een paar dagen is ze bij fijne lui in dienst,
maar loopt daar weg. Als ze 17 jaar is sterft
de grootmoeder; de oom wordt uitbesteed,
Rika trekt met tante Stien in een kosthuis.
Vergetfs probeert een jonge arbeider haar
tot een huwelijk met hem over te halen,
?MMMMIimilllHIIIIIMIIIlltllllllllMMMIMHIIIIIItlllllllltllMltinMItl
40 c e n t g per regel.
IIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIHtllllllllllllllllHlllltlllllltlltlllllllllnilUfl
BÖWTTÜlSPEET
,d. VELUWE.
Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.
Nu, mijnentwege, ga je gang dan maar."
Kaliske droiiJ zicti brommend terug.
Op dien avond dat Line naar bed werd
gebracht, dat wil zeggen op een sofa, waarop
grootmoeder dan Let beddegoed spreidde,
«as Let kind buitengewoon spraakzaam en
A e-i telde «ie (ude vrouw alles, wat ?ij van
Karlo wist. Zij sprak vol geestdrift en opwin
ding. Kaliske dronk kalm zijn glas bier uit
en rookte een sigaar onder Let luisteren naar
Line's veihalen. Toen zij, moe van al het
praten, in de kussens neerviel, zeide hij : 't Is
alles maar kun-temakerij en geene eer ijke
broodwinning en wat dien toekomstigen
rijkdom betreft, allemaal onzin! want zoo
gewonnen, zoo geronnen. 't Is zonde en
schande, dat zoo iets mug gebeuren zij
breken toch alle op Let eind armen cf bfeeneu
en den nek op den koop toe."
Line richtte zicli geheel-ontzet op.
Z.'g dat niet hardop ! Karlo zegt dat het
onheil aanbrengt."
Ja, bijgelbovig is dat volk ook nog, erger
dan Heidenen en Turken."
Line deed de oogen dicLt, maar kon nu
niet inslapen.
Vreeselijke dingen zag zij in. gedachten
gebeuren lot zij eindelijk schreiend in slaap
viel.
Kaliske zat in dien tijd buiten voor de deur,
zag aan den avondhemel de eene ster na de
andeie v'erschijr.en en -vermoedde niet dat
Line zoo wanhopig lag te snikken. Den vol
genden dag kwam Karlo niet. in plaats van
hem kwam roode Doortje met een hotfge
stem en erg opgewonden bet vreeslijke nieuws
vertellen Zij kon Let niet gauw genoeg naar
Laar zin aan den man brengen en riep reeds
uit de verte: Karel Delphi is dood!
morsdood l" Zijn vader had hem niet opge
vangen, Lij viel, en gillen dat Lij deed, toen
Lij merkte dat Lij misgreep. Moeder, die een
vrijbillet had gekregen, zag het gebeuren en
heeft gezworen nooit meer naar een circus
te gaan zoo ontzettend was dat geluid
geCailler
de echte
edeponeerd
Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTRAAT «.
Depots: v. Baer lest raat 38, Joh.
VerhulstBtraat 105, Ferd. Bolstraat 4, Weesperzijde 74,
Plantage Kerklaan 15, Catnperstraat 20, Vo»
Zesenstraat 29,Watergraafsmeer: Breedeweg L.
Ie Helmersstr, 201, Ie Gonst. Huygensstr. 92,
de Clercqstraat 8, Nassankade 304a,
Marnisstraat 257, Haarl.dijk 20, 2e Tuindwarsstraat 2.
Echt Victoriawatei
OBERLAHNSTEl4cht Victoriawatei
OBERLAHNSTEIN.
VRAAGT UWEN LEVERANCIER:
Stelld" CirjareUes. Prijs.
Mocca (<roen) ,1 ei.
Abbas (naarpcb) IK
Hamit, Xamidiéen Edim
met goud mondstuk . . . \%
Balkan (rosa) 2 ,
Kef (rood) kurk 2 g
Sultana (wit) izoud mondstuk 2 ~
Khedive (blau«) 2X JK
Extrafine (oranje) .... 3
Fleur d'Orient 3 £
Grand Vizir 4 q
Impériales 4 ^
- K
Verkrijgbaar in doosjes van 10-20-20-50 ^
stuks en hooger. «
Dames Sigaretten Prijs, g
Harem l et. g
Hanem IK ^
Uitsluitend Handwerk met en zon- Q
der mondstuk door Turken vervaardig 1. £
Nooit heeft een Sigaret op zoo snelle O
wijze naam gemaakt en de gunst van ^*
het hooge publiek veroverd als de ^
STELIO. w
Dat succes is te danken aan de voir- £
trerleiijke eigenscliappen en geheim '^
der hoog fijne Mélange. 5
De fijn-te en uieest aromatische K
soorten echte Turksche Tabalf
gworden door de filiale te Sinirna ge- ^
kweekt en zoover noodig, deels aange
kocht, m
Indien n dezer merken bij Uw K
leveranciers niet voorradig is verzoeke
zich te vervoegen voor gratis monsters
naarde Vorstenlanden,Zoutsteegj
9/n, Amsterdam, waar de complete J
collectie steeds voorhanden is>.
De verkoopprijzen zijn door deDirectie |
vastgesteld en staan onder controle.
weest, om nooit meer te vergeten l Niemand
inocht merken dat Karlo dood was, want d
voorstelling moest doorgaan. Altijd was die
toer gelukil waarom moest het ongeluk juL£
nu gebeuren ?
Dat zou toch eenmaal gebeuren!" zei
Kaliske.
Doortje liep weg om Let nieuws ook aars
anderen te vertellen.
Line zat als versteend, huilde niet; kon
niet eens denken.
Kaliske moost zijne doove vrouw bet bericht
in de ooren schreeuwen; zij wilde we:en wat
eenmaal toch had moeten gebeuren l '
Toen hoorde Line alles nog eens, maar zij
kon geen traan storten.
's NacLts onweerde Let en daarna regende
het dagen achtereen. De meidoorn en de
gouden regen werden geel en verwelkten, de
grasrandcn werden steeds grotner en de
iepen blaren donker van kltur. i,
Line zat stil met een koortsig blo'j'e op
den magere wangen in haar rolstoel voor lift
raam en zag hoe het stortregende. Zij hoorde
den locomotief fluiten, de kerkklok in de
verte zacLt luiden en keek naar het prtntje
dat zij op haar1 deken bad gelegd, omdat het
op haar warme hanl altijd dadelijk krout
trok. Zij bekeek de duif die uit de zon kwaui
vliegen en dacht aan Karlo.
Haar koortsig hoofdje warde alles door
elkaar. Toen de Xovemberwind gele bHut-n
oyer Let aspbalt strooide, bad Line's zieltje
Let gebrekkige omhulsel verlaten. Zij hati
het niet mogen beleven ingezegend te worden
in het kerkje, aan het einde der straat, waar
het haar eens van goud stralend slot
toescLeen ... en Karlo Delphi heeft gef n rijkdom
mogen kennen. Maar de zon straalt nog
altijd aan den hemel en het heilige symbool
van de duif is nog altijd in eere, alleen
zijn er nog steeds zoovelen, die er de waar
heid niet van inzien, omdat zij het nie'
kunnen begrijpen.