De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 17 juni pagina 3

17 juni 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1512: DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 het geluid betreffende (moeilik te begaan overigens) weet ik alleen enkele plekken met een ongewild binnenrijm dat, eenmaal be merkt storend wórdt.: (Voorbeeld1 ia tijd' en zijl in de 12de regel op de SOfteTalz) ." ,.,Het ritme. Twee renets die daardoor opmerkelik zjjn heb ik al aangewezen. Er zijn er meer. Zo de derde ; regel in de twede strofe van openbaring" (blz; 9fi): We reden met den bigden trein," die Hollands vreugden alle kent, die met vroolyken rhytmendein door Hollanda licht en schaduw rent." (Hier wordt het deinend rithmiese schok ken 'vau den trein niet alleen meegedeeld, nwar ook te horen gegeven. Door die maatkering op vroolijken*^. (Slot volgtj. JOH. S. BRASDTS BUYS. H. G. WELLS, Het voedsel der Qoden en hoe het op aarde kwam. Uit het Engelsen door J. KOYLMAS. NOS. 24/25 der Wereldbibl.onder redactie van L. Simons Die de eerste bladzijden van-dit boek door leest, zal zich wellicht geërgerd voelen door de geringschattende en zelfs minachtende wjjze, waarop gesproken wordt over beoefe naars der natuurwetenschappen. Eigenlyk zjjn de professoren Bennington en Kedwood niet veel meer dan geleerde stampers; de eerste b.v., die. zich, zooats de meeste eminente natuurkundigen en botanici, ook als een groote autoriteit in opvoedkunde beschouwde," stelde voor eene verbetering van professor Armstrong's heuristische; methode, waardoor met drie of vier honderd pond kosten aan toestellen, met algeheeïe verwaarloozing van alle andere atudievakkeriv en; de onverdeelde aandacht van een buitengewoon onderwijzer, een middelmatig kind met een by'zonderen vorm van stompzinnige degelijkheid in den loop van tien of twaalf jaren bijna evenveel chemie kon leeren als men kan halen uit een van die oppervlakkige twee-kwartjes boeken, die toen zoo algemeen gebruikt ?werden/' Dit is wel wat geforceerd-grappig, eene geestigheid van verdacht allooi! Ofschoon men van zulke menschen- niet veel zou kun nen verwachten, blijkt dan toch, dat zij een zeer gewichtige uitvinding doen; zy bereiden n.l. langs scheikundigen weg eene soort van voedsel, dat elk individu menich, dier of plant dat er mede gevoed wordt in zijn jeugd, tot enorme Afmetingen doet uitdijen; kippen «orden struisvogels gelijk; wespen en, andere ongure beesten, die er toevallig van eten, groeien tot monsters "en kinderen worden ware reuzen ; een kind van zes maan den woog 5X pond, mat 48 duim" (blijk baar niet 48 cM.) in de lengte en kon ongeveer 60 pd. opbeuren." Welke verwarring, welken angst en vrees bij menschen van gewone afmetingen door dergelijke verschoningen worden gewekt, kan. men, zich wel zoowat voorstellen, maar dit goede gegeven is niet onaardig uitgewerkt; de gesprekken zijn natuurlijk en vlot, nu en dan worden goede persoonsbeschrijvingen gegeven b.v. van- den politicus Caterham, voor wien niets anders bestond dan verga-, deringen, kiesvereenigingen en stemmen, en Op zijn luchthartige manier zegt descnrjjver rfcke dingen. Dit eerete gedeelte van het boek laat zioh aeer goed lezen; in 't vervolg wordt de toon ernstig, maar de bedoeling van den schrijver steeds onduidelijker. Als de reuzen-kinderen Volwassen zy'n geworden, terwijl hun verstand blijkbaar verband houdt met hunne grootte, dan zien zij op het gescharrel der nietige menachjes aan hun voet neer, en merken wat geen van die allen (de gewone Londenaars) scheen te zien, de dronken ellende op der geblankette vrouwen; de in lompen gekleede ellende, die langs de goten voortsloop, de oneindige kinderachtigheid van dit gedoe." De lezer verwacht nu eene kritiek of eene satire & la Swift op de menschelijke samen leving van het standpunt der geestelijke en lichamelijke reuzen uit, of middelen, door hen aangewend om het menschdom tot hilnne hoogte te verheffen, maar in die ver wachting ziet hij zich teleurgesteld. De reuzen vormen eene eigen maatschappij, Worden door de kleine menscfien bestreden, doch van dien strijd merkt de lezer weinig ett van den uitslag niets. De goede, ofschoon wel wat langdradige, opzet en de aardige inventie lieten meer verwachten dan de vage bespiegelingen, waarmede het boek eindigt, en zoo zal menigeen, niet ingelicht wat be doeld wordt met uitdrukkingen als: want er is grootheid opgestaan, niet alleen in ons, niet alleen in het voedsel (?) maar ia het IN" E. Schets van LOTTE GUBA.LKE. Vertaald door H. H. D, If. (Slot). Goed dan, ik zal niets meer zeggen," zei hij geruststellend. Neen, vertel uiaar verder je vader staat op het paard, het lijdt in galop, altijd maar door in de rondte van het circus en een man staat in het midden en knalt niet de zweep. precies zooala op de plaat V" Ja, precies zoo." Line zweeg. En hoe heet je?" vraagde zij na een poo?. Karlo Delphi," antwoordde hij trotsch. Zie je wel, dan ben je toch gedoopt!" Karlo haalde de schouders op. Wat een grappig kind! en wat kan zij zich opwinden! Hij wist niet wat te antwoorden. Zijne oogen straalden. Hij dacht aan zijn toer. Ben je niet bang als hij je zoo in de hoogte gooit? heusch niets bang? Antwoord dan toch." Line moest haar vraag herhalen. Ik -wil het je wel zeggen, maar vertel het aan geen sterveling. Later als alles voorbij is, dan komt die vreeselij ke angst dan deck ik dat het ook wel eens bad kunnen mislukken?en dat is v reeselij k l" Ik laat het niemand merken. Trouwens het zal wel nooit mislukken. Moeder heeft een heuglijken droom gehad dat ik het zal kunnen volhouden. En later zal ikalle^ kunnen doen wat ik wil. Ik kan dan een ponney en een boot toopen alles wat je maar bedenken kunt want dan zijn wy rijk." Nu zal ik van avond in angst voor je zitten," riep Line met bevende slem. willen van alle dingen," het boek onvoldaan uit de hand leggen. De vertaling is in 't algemeen niet kwaad, al rnaakt zij den indruk wat te haastig te zy'n geschied. Niet zonder protest zyn zinnen te aanvaarden als deze: sandwiches?waar voor de leden gekomen waren om op te eten," en, hoe verdienstelijk het ook moge zijn, nieuwe woorden te vormen, een paard te laten aanjeueu" of een huis onbuurzaam" te noemen, schijnt bedenkelijk. J. H. MOLL. BOEKAANKONDIGING. Koloniaaltjes. Schetsen uit het Indische soldatenleven, door CARL SUNDAHL. Nijmegen, H. Piakke. 1906. De heer Sundahl is vermoedelijk een amu sant oud-gast, die graag en goed vertelt van zijn indnch soldatenleven en die zóó aardig brieven schrjjfl, dat familie en vrienden haast eenparig van oordeel waien : zoo 'n man moest eens iets uitgeven, gedrukt, in een boek. L)at boek is dan jnu verschenen en door den uitgever welverzorgd. Stellig zal het lezers vinden, die er met veel belangstelling mede kenni* maken en het niet onvoldaan ter zijde leggen. De auteur schrijft los en vlug weg uit z'u herinneringen, doch de schet sen zijn niet Af. Telkens doet het begin iets goeds vermoeden, maar de pointe ontbreekt en het slot is te absubt. Vermoedelijk zal de heer Sundahl later inzien, dat hij deze eerstelingen te vroeg in het vuur heeft gezonden. F, A B. Bijdragen in me 'ededingen van het Histoto/isch genootschap (gevestigd te Utrtcht) £7e deel. Amsterdam, Joh. Muller. 1906. Met leedwezen" moet het bestuur er kennen, dat ditmaal (voor- het eerst sedert een lange r1 eks van jaren) alleen de Bijdragen en mededeei'mgen onze leden bereikt hebbeu." Toch heeft dit bestuur allerminst stil gezeten: heel wat staat er op het getouw, dat door omstandigheden f nog niet voltooid werd, of nog niet viel af te leveren. Intusschen geeft het 27e deel der bijdragen en mededeelingen zeer veel belangrijks en oinvangrijks en wel het in het franscii ge stelde dagboek van G. K. van Hoogendorp tijdens de onlusten van 1787; Buchelius beschrijving van Utrecht en een uittreksel uit de brieven van d'Aft'ry, aan deFransche regeering (Dec. 1755?Mei 1762) naar de exerpten van Fruin. Daarenboven geeft prof. Kramer de niet onbelangrijke journalen van Willem II uit de jaren 16-1 L?1650, welke ecl.ter menig lezer zullen teleurstellen, aan gezien zij zoo weinig nieuws en intierns be vatten. Bunat's correspondentie met Sylvius is een bijdrage te meer tot de tragedie, welke. van Lennep in zijn Elisabeth .Vlusch veel meer romantisch dan historisch onder de aandacht van het groote publiek bracht. F. Inhoud van Tijdschriften. Het Daghel, No. 10 : H. J. Wigman, Indisch natunrschoon D. van H inloopen Labberton, Uit de Javaansche litteratuur. L. Th. Mayer, Huwelijkskteeding. A. Doyer, Des sah-leven. H. M., Het Alasland. E. Pohl, Van een Japan reis. V. S., Nieuwe boeken. E<gen Haard, No. 24 : De abstracties van kapitein Clemens, door George Fech, I. P. de Josselin de Jong, t, met portret. Portret van prof. dr. C. P. Tiele, naar de schilderij van P. de Josselin de Jong. Achter de «hermen bij de Wagnervereeniging, door G. d. V., met af b. 'n Opstootje, door Jeanne C. van Leyden. J. Ph. van der Keilen, f> mijt portret. Feuilleton. ?MllllllllltllllllllllMlllltMIMIIMIIIinlMIIHUItllMIIIIIIIIIMIHIIMIIItllllmilll VOOR DAMES. Yoar 't eerst naar sc&ool. *) Vandaag heb ik mijn meiske naar school gebracht. Er kwamen nare gedachten bij mij op. Lief kindje, mjjn zonnestraaltje! Nu doe je op je flinke beentjes, uit onzen al te be zorgden kring, de eerste stappen de booze wereld in; en voor altyd ben je overgeleverd aan je ergsten vijand ? ik bedoel het leven. Je leert vroeg opstaan en duizend ijdele plichten vervullen, (met een ernst) alsof ze noodig waren. Wy hebben alle leugenach tigheid ver van je gehouden; nu zie je dat *) Der erste Schulgang, von J. J. David. Onzin! ik zal nooit een ongeluk krijgen, ik heb een amulet." Line zette groote oogen op. .,Een amulet ? wat is dut ?" Karlo liet haar een doosje zien. Daar is een lapje in van het kleed van <le Heilige Maagd. Het beschermt te^en tegenspoeden beenbreuk," Hij kuste liet doosje. Line keek verbaasd naar het kleine voorwerp. Hemeltjelief, kon er zooiets bestaan '.'" Waarom heeft die man je verleden keer van hier weggehaald ?" v roes? zij op eens. Wie? welke uian'.' O j i, eergisteren ? dat was mijn vader. Ik moest mij kalm houden, oiu 's avonds niet te opgewonden te zijn. Ons beroep eischt veel veerkraeiiv', klonk het ouwelijk uit Karlo's mond. Voor de deur van den sigarenwinkel ver scheen de magere man, hij liet een schel gelluit hooren. Karlo keek om en zei : Ik moet naar huis." Hij gaf Line de hand tot afscheid. Ik moet nog oefenen en dan rusten tot morgen das !" Line zag hem met roode wangen na. Een nieuwe wereld was voor haar opgegaan. Haar magere handjes beefden en het hoofdje mcc de zware kastanjebruine vlechten viel vermoeid tegen de leuning van den rolstoel. Toen kwamen de kiaderen uit school en speelden zooals altijd. Het meisje uit den sigarenwinkel duwde op haar verzoek den stoel in den voorhof van den ingang van het Leerenhuis. Kaliske keek uit het raam en vroeg ver baasd wat er gebeurd was. Zij is zeker nog moe !" antwoordde Doortje. Line knikte van ja. De oude man kwam buiten en plaatste een verschoten Japansch scherm om den stoel heen, slcot het hek, haalde een glas melk voor Line en raadde haar buiten een slaapje te doen, het was er beter dan binnen. Line was erg blij dat grootvader haar met het scherm van het straatrumoer had gescheiden. ze de geheelèwereld doortrekt. Wij ver maanden je waar en rein te wezen. Maar wat overwint? Neem je in acht l Het gemeene ! Zoo gluipen verdriet, list, achterdocht je hartie binnen. Eu eindetijk, mijn lief kind, word je zooals ik ben, zooals wij, wij allen zijn." Deze vertaling in proza is maar een weerschijntje van een gedicht, dat in schilder achtige woorden en op vloeiend rijm ge schreven is. Niet over den vorm, maar over den inhoud zat de vader van een groot gezin met een ongehuwd vriend te praten : Het leven haar ergste vijand.' En dat zegt de vader l Wel jammer dat Lij zich zoo mag noemen l" De meeste plichten acht hij ijdel." Wel verschrikkelijk l Hij is zelfzeker wat lui." De wereld vol leugen." Papa ia of slecht óf liefdeloos. Wacht, er staat toch ook wat vriendelijk?. Je flinke beentjes." Naïuurlijk, 't is zijn kind, en die flinke beentjes zijn een reclame voor de goede lichamelijke verzorging." Hij zegt immers ook dat ze haast al te zorgzaam zijn geweest, dus teedere ouders." Het wichtje kent nog geen leugen, nog i« s-e rein.'' Vader en moeder hebben onaf gebroken over haar gewaakt, waren dus niet onachtzaam of uhhuizig; verier hebben zy' nooit gekibbeld, geen enkel jokkentje gezegd ; er schuilt geen greintje kwaad in haar oulers." Nu draaf je door!" Wel neen. Wij moeten het aannemen. Want de ziel van een jong kind is vatbaar voor de geringste indrukken, en deze is zes jaar lang. zóó on-chuldig gebleven] Ergo, zachte, verstandige ouders zijn het, oprecht in hun wandel, met een heilige gezindheid." Ik wil het gelooven, maar hoe komt de vader dsn tot de troos elooze profetie: Het kwaad zal zegepralen," je zult ongtlukkig worden, listig en «anirotiwend," en meteen akelig climax : Eens wordt je zóó (zóó ellendig, zóó boos) als je vader en je moeder, als je heele geslacht!" Ik denk dat de man met zulke huilerige voorgevoelens veel schulden heelt: dat geeft zoo'n bene; en, nijdig gevoel." Of lui lijdt aan de gal." De Franschen zoud^ zeggen: 't Is er een van het volk dat bier drinkt." En dan noemen ze in het bierland dat gedicht: fcinnig pemütvoll!" Je kent natuurlijk: Naar S -hooi, door een van mijn collega's. Jammer dat hij gestorven is! Dat vers moesten wij hem, vertaald, te lezen geven." 't Is veel te mooi voor een overzettingen te Hollandsen voor eea Duitscher." Dat is waar. Wat een lijne opnoeming van de kleintjes! En dan de glimlach van den Meester," die ze opwacht' in zijn huis, maar op den drempel, met uitgestoken hand," met een welkom l" tot allen zonder onierscheid! Op die school wordt de kleine niet bezoedeld, daar voelt ze zich niet ellendig. En wederom, als na vele jaren de Meester haar het leven in" doet gaan, en hy baar de band geeft, ditmaal tot afscheid, is hij vol vertrouwen: Wij hebben geplant," denkt hij, en de" wasdom hangt Goddank l niet enkel van het toeval af. Als het boompje maar stevig is geworden, zal het zware takken en luchtige bloesems even gewillig dragen." Man, je wordt zelf poëtisch." Dan heb ik net te danken aan het warme idealisme in dat tooneeltje." Warmte, ja, die behoe/en wij, en een vroolijken '-lik, die het woud schoon blijft noemen, al is het bewezen dat geen enne! boomblad gaaf is." Mijn oude professor had gelijk." Jou vriend en de mijne hebben de school niet gevloekt l Noch het leven. Ze hadden bun deel van de smart en het kwaaJ, maar Let leven was niet Jiun vijand! Zij werkten hard, ze werkten tot het einde : arbeid houdt den moed wakker. En ze bleven hopen, omdat zij de echte menschenliefde bezaten." Laat ons dan op de beterschap van a!le zwart gal ligen hopen l" Steek er den gek niet mee : zoo iemand is te beklagen; hij hoort niet anders dan n langen treurzana; over zijn levensgeluk ligt een doodskleed." Wanneer zal toch de klacht over het booze leven" ophouden ?" Ik geloof stellig, als blijdschap de grond toon van de opvoeding wordt; als ieder kind een gegronde reden beeft tot zijn vader, njn moeder te zeggen : Heb dank voor het leven", en tot zijn meester: Dank voor de schoolZij sloot de oogen, maar sliep niet zoo gauw. Bonte tafreelen kwamen haar voor den geest : de kerk, Let circus, haar doop, het prentje met de duif, ilie midden uit de zon kwam vliegen. Ailes vloeide door elkaar en eindelijk viel zij toch in slaap. Toer. Kaliske eenigo oogen)i'ikken later over het scherm keek, zat: hij een gelukkigen lach op Line's bleek gezichtje. .. Arm kind! in je (iroomen kunt je tenminste nog lachen", zei liij tot zich ze. ven. Van dien lag af leefde Line in arirstige afwachting. Zou Karlo komen? had Lij geen ongeluk gekregen? Kn hij kwam trouw, eiken dag. Hij vertelde haar dan van zijn kunstenmakers wereld zoo vol afwisseling, van mooie vrouwen in zij en satijn met goud ver sierd, en bloemen in het haar, van de slimme, leuke clowns; en Line vertelde Leen van haar droomen en van het middenpunt daarvan, de K"t rk. Misschien wordt ik er wel ingezegend, zegt zuster Hedwig !" Karlo haalde de schou ders op. Keus toen het erg waaide en zij achter Let scherm in den voorLof moest blijven, kwam hij toch bij haar. Hij was eenvoudig over het hek geklauterd. Zooiets had Kaliske nog nooit beleefd. Verwonderd keek hij uit het raam, toen zijn vrouw er hem opmerk zaam op maakte. Hij speelt niet met mij, grootvader,'1 zei Line, toen de oude op het punt stond boos te worden, wij vertellen elkaar maar van allerlei." Kaliske liet bon brommend begaan. Ilij had geen moed Let verbod dat op de metalen plaat stond, strenger te bandhaven dan de bedoeling was en zoodoende Line-'s genoegen te bederven. Hij heet Karlo Delphi," vertelde zij ge wichtig. Grootvaders onderzoekende blik was haar niet ontgaan Hij hoort in het circus thuis." uren I" Men praat bespiegelend over ruimte, breedte, diepte " Ik weet al wat je wilt zeggen: En waar blijft de hoogte?" Juist, wij moeten de hoogte in. Over menig r nis en schoolgeziu of over eenigc leden daarvan hangt een lage, dichte nevel van onverschilligheid; geest en hart blijven ge bogen. Lalen wy, ouderen,. ons verheffen ! dan zien we het grauwe gordijn optrekken. En dan aanschouwen we het werkelyke leven, dat heerlijk is ol kan worden, en gevoelen wel dat eindelijk, eindelijk het goede de baas moet blijven, n in de stoffelijke n in de zedelijke wereld. Stijgen wij, dan volgen ons de kinderen, en elk geslacht sty'gt hooger. 't Is tijd, ik moet naar de schooljeugd. Leve de school l" En ik ga naar huis. Leve 't Gezin l" Dag Huisvader! Wy stijgen, niet waar?" Ia, wij stijgen. Dag Schoolmeester ! 1)" F. S. M. GUYOT. 1) Het Duitsche gedicht luidt: lleut hab' ich inein AJiidel zur Schule gebracht, Gar schlimme Getlanken hab' ich gedacht: Itcin thcures Kleinrhen, meio Sonncnscheinchen, Nun lust ilu ant' deinen fHuken Heinchen Ans unscrer btrangstlichen ilitte In die böse Welt die er ten Schrille Und bist fiir immer hingcgeben l)em schliinmsten Feiude iclv meine d«s Leben, Leirist f m h aufstehn und lauden l PÜicbten,, Uunütz als nötiij Ding verrichten. Wir huben dir JCile Liige verwehrt,, Nnn siehst du, wie sie die Welt dnrchfahrt. Wir hielten dich au zu Wahrheit und Reinheit; Wer nber siegt? \\ahr' dich! Die Gemeinheit! 80 ziehen dir ins Herzeltin Der Gram, die List, der Argwohn ein. Uivl enJlich wirat du, mein siiszes Kind, Wie ich, wie wir, wie Alle siiul. Riki, door A. VAN GOGH KAUI.BACH. Vincent Loosjes, Haarlem, 1905. Een van de belangrijkste vragen bij de beoordet-ling van een boek is de vraag, waarom het boek ons boeit of liever, daar boeien ook in de lagere sfeer van lezen tot louter ontspanning kan plaats hebben, welke ontrcering ondergaan we bij het lezen. En nu, bij het lezen van Rika hebben we geen enkele ontroering ondergaan, alleen ietwat verveling. Rika is Let verhaal van een onecht kind in ten gas! huis in de stad geboren, waar haar moedi-r diende. De moeder trekt met het kind naar haar eigen moeder,vrouw Wy'zel, die op Let land woont en hoewel met tegen zin, beiden opneemt. De moeder sterft al gtniw en Let kind blijft bij de grootmoeder. Verdere Luisgenooten zijn een half gekke oud-ooin on een idiote tante. Vrouw Wijzel is een hard, nij lig mensen dat om het minste vergrijp, om de minste uiting van vroolijkheid en levenslust het kind slaag en stompen geeft; de gekke oom beeft altijd een haat tegen haar en Rika, kwaad om zijn wreedheid, tracht op haar beurt hem op allerlei manier te sarren. Als klein meisje moet ze al hard meewerken in het moestuin ije dat bij het huisje van de grootmoeder hoort. Later gaat ze mee bollen pellen (het verhaal speelt in het bollenland) en helpt de grootmoeder wasschen, Let strijkgotd rondbrengen of groenten venten. Een enkele afwisseling in dit vreiigd^ioos, eentonig bestaan is nu en dan een lolletje met de jongens en meiden van het dorp, als ze voor haar grootmoeder uit is. De jongens mogen haar graag om haar wilde natuur, Laar dollen zin voor grappen. Een paar dagen is ze bij fijne lui in dienst, maar loopt daar weg. Als ze 17 jaar is sterft de grootmoeder; de oom wordt uitbesteed, Rika trekt met tante Stien in een kosthuis. Vergetfs probeert een jonge arbeider haar tot een huwelijk met hem over te halen, ?MMMMIimilllHIIIIIMIIIlltllllllllMMMIMHIIIIIItlllllllltllMltinMItl 40 c e n t g per regel. IIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIHtllllllllllllllllHlllltlllllltlltlllllllllnilUfl BÖWTTÜlSPEET ,d. VELUWE. Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet. Nu, mijnentwege, ga je gang dan maar." Kaliske droiiJ zicti brommend terug. Op dien avond dat Line naar bed werd gebracht, dat wil zeggen op een sofa, waarop grootmoeder dan Let beddegoed spreidde, «as Let kind buitengewoon spraakzaam en A e-i telde «ie (ude vrouw alles, wat ?ij van Karlo wist. Zij sprak vol geestdrift en opwin ding. Kaliske dronk kalm zijn glas bier uit en rookte een sigaar onder Let luisteren naar Line's veihalen. Toen zij, moe van al het praten, in de kussens neerviel, zeide hij : 't Is alles maar kun-temakerij en geene eer ijke broodwinning en wat dien toekomstigen rijkdom betreft, allemaal onzin! want zoo gewonnen, zoo geronnen. 't Is zonde en schande, dat zoo iets mug gebeuren zij breken toch alle op Let eind armen cf bfeeneu en den nek op den koop toe." Line richtte zicli geheel-ontzet op. Z.'g dat niet hardop ! Karlo zegt dat het onheil aanbrengt." Ja, bijgelbovig is dat volk ook nog, erger dan Heidenen en Turken." Line deed de oogen dicLt, maar kon nu niet inslapen. Vreeselijke dingen zag zij in. gedachten gebeuren lot zij eindelijk schreiend in slaap viel. Kaliske zat in dien tijd buiten voor de deur, zag aan den avondhemel de eene ster na de andeie v'erschijr.en en -vermoedde niet dat Line zoo wanhopig lag te snikken. Den vol genden dag kwam Karlo niet. in plaats van hem kwam roode Doortje met een hotfge stem en erg opgewonden bet vreeslijke nieuws vertellen Zij kon Let niet gauw genoeg naar Laar zin aan den man brengen en riep reeds uit de verte: Karel Delphi is dood! morsdood l" Zijn vader had hem niet opge vangen, Lij viel, en gillen dat Lij deed, toen Lij merkte dat Lij misgreep. Moeder, die een vrijbillet had gekregen, zag het gebeuren en heeft gezworen nooit meer naar een circus te gaan zoo ontzettend was dat geluid geCailler de echte edeponeerd Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTRAAT «. Depots: v. Baer lest raat 38, Joh. VerhulstBtraat 105, Ferd. Bolstraat 4, Weesperzijde 74, Plantage Kerklaan 15, Catnperstraat 20, Vo» Zesenstraat 29,Watergraafsmeer: Breedeweg L. Ie Helmersstr, 201, Ie Gonst. Huygensstr. 92, de Clercqstraat 8, Nassankade 304a, Marnisstraat 257, Haarl.dijk 20, 2e Tuindwarsstraat 2. Echt Victoriawatei OBERLAHNSTEl4cht Victoriawatei OBERLAHNSTEIN. VRAAGT UWEN LEVERANCIER: Stelld" CirjareUes. Prijs. Mocca (<roen) ,1 ei. Abbas (naarpcb) IK Hamit, Xamidiéen Edim met goud mondstuk . . . \% Balkan (rosa) 2 , Kef (rood) kurk 2 g Sultana (wit) izoud mondstuk 2 ~ Khedive (blau«) 2X JK Extrafine (oranje) .... 3 Fleur d'Orient 3 £ Grand Vizir 4 q Impériales 4 ^ - K Verkrijgbaar in doosjes van 10-20-20-50 ^ stuks en hooger. « Dames Sigaretten Prijs, g Harem l et. g Hanem IK ^ Uitsluitend Handwerk met en zon- Q der mondstuk door Turken vervaardig 1. £ Nooit heeft een Sigaret op zoo snelle O wijze naam gemaakt en de gunst van ^* het hooge publiek veroverd als de ^ STELIO. w Dat succes is te danken aan de voir- £ trerleiijke eigenscliappen en geheim '^ der hoog fijne Mélange. 5 De fijn-te en uieest aromatische K soorten echte Turksche Tabalf gworden door de filiale te Sinirna ge- ^ kweekt en zoover noodig, deels aange kocht, m Indien n dezer merken bij Uw K leveranciers niet voorradig is verzoeke zich te vervoegen voor gratis monsters naarde Vorstenlanden,Zoutsteegj 9/n, Amsterdam, waar de complete J collectie steeds voorhanden is>. De verkoopprijzen zijn door deDirectie | vastgesteld en staan onder controle. weest, om nooit meer te vergeten l Niemand inocht merken dat Karlo dood was, want d voorstelling moest doorgaan. Altijd was die toer gelukil waarom moest het ongeluk juL£ nu gebeuren ? Dat zou toch eenmaal gebeuren!" zei Kaliske. Doortje liep weg om Let nieuws ook aars anderen te vertellen. Line zat als versteend, huilde niet; kon niet eens denken. Kaliske moost zijne doove vrouw bet bericht in de ooren schreeuwen; zij wilde we:en wat eenmaal toch had moeten gebeuren l ' Toen hoorde Line alles nog eens, maar zij kon geen traan storten. 's NacLts onweerde Let en daarna regende het dagen achtereen. De meidoorn en de gouden regen werden geel en verwelkten, de grasrandcn werden steeds grotner en de iepen blaren donker van kltur. i, Line zat stil met een koortsig blo'j'e op den magere wangen in haar rolstoel voor lift raam en zag hoe het stortregende. Zij hoorde den locomotief fluiten, de kerkklok in de verte zacLt luiden en keek naar het prtntje dat zij op haar1 deken bad gelegd, omdat het op haar warme hanl altijd dadelijk krout trok. Zij bekeek de duif die uit de zon kwaui vliegen en dacht aan Karlo. Haar koortsig hoofdje warde alles door elkaar. Toen de Xovemberwind gele bHut-n oyer Let aspbalt strooide, bad Line's zieltje Let gebrekkige omhulsel verlaten. Zij hati het niet mogen beleven ingezegend te worden in het kerkje, aan het einde der straat, waar het haar eens van goud stralend slot toescLeen ... en Karlo Delphi heeft gef n rijkdom mogen kennen. Maar de zon straalt nog altijd aan den hemel en het heilige symbool van de duif is nog altijd in eere, alleen zijn er nog steeds zoovelen, die er de waar heid niet van inzien, omdat zij het nie' kunnen begrijpen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl