De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 17 juni pagina 5

17 juni 1906 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1512 DE AMSTERDAMMER WEEK/BLAD VOOR N E D E R L A X D. IIIIHtllMlllllinilllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Rika wil haar pas verkregen vrijheid nog niet prijs geven; de verkeering met Gerrit eindigt met een twist. Dan geeft ze zich in een liaison aan een mijnheer, een z.g. artiest, die zijn leven doorbrengt in jacht op emotie». 'Ze offert zich voor hem op door zich te ver drinken ; met dien sprong in het water eindigt het boek. Hoe is het nu dat we geen enkele ontroe ring ondergaan over dit jonge-meisjes-leven dat ons feitelijk niet de minste belangstelling inboezemt. 296 bladzijden lezen we van een leven van ruwen, harden arbeid, van gees telijke en lichamelijke verwaarloozing en er is geen angst en geen vertwijfeling in onze ziel dat zoo een leven geleid wordt. Hoe is het dat we met maatschappelijke misstanden in aanraking komen, deze geen enkel opstandig gevoel in ons wekken, ze ons totaal onver schillig laten? M. i. is een van de oorzaken van onze onaandoenlijkheid tegenover dit boek, dat er niet de minste ahnung van hooger, zuiverder leven in is. Er js niets dat dit boek draagt. We voelen er geen ziel achter, die schreit van angst en vertwijfeling om de ellende door haar bespeurd en die in toorn of in weemoed die ellende gaat uitzeggen. En daardoor hebben we gekregen het uiterlijk verhaal van het leven van ruwe landarbeiders, maar wat kan ons dit uiterlijk gebeuren, zoo oppervlakkig gezien, zonder de verdieping van den toorn of de weemoed schelen ? Maar er is nog een andere oorzaak. Het is niet alleen dat dit boek de diepere ge voeligheid van het opmerken mist, maar de figuren zijn in hun uitbeelding geen werke lijkheid voor ons geworden. Daardoor staan we er onverschillig tegenover. Het was niet het leven zelf, dat sprak; de figuren hebben zich niet als levende menschen aan ons opge drongen, wier ellende we mee moesten leven. Er was niet de warme vreugde in ons, die we ondergaan bij het plotseling helder, reël zien wat de woorden uitbeelden. En omdat de woorden het beeld niet geven, doet het boek lomp en onaangenaam aan, is het een leege opeenstapeling van harde, ruwe woorden. Als we -bijv. van de idiote tante Stien altijd weer herhaald, beschrijvingen lezen als: kwabbige wangen, vetkin, vetlijf, paf lichaam, 't kwabbige zitten, enz., dan wordt dat wal gelijk en onaangenaam te lezen, omdat we nooit een zuivere, rake beelding kregen, die naast al de verschrikking van de verdierlyking, de schoonheid van de juiste zegging zou hebben gegeven. Nu hooren we alleen de vieze klanken. Een ander voorbeeld. De grootmoeder van Rika is hard ziek; Rika in haar lust om uit te gaan heeft toch den Zondag op straat geslenterd, .hoewel in?, voortdurende angst om iiaar gr1»o.ti»<jeder. JJSncselijk 'Surft ze niet langer, en. gaat naar huis. Ze liep met gretige stappen het zandpad af, duwde met een ruk dédeur' open, dat diéfscbeef zwaaide ? in de oude scharnieren, stamp- stapte door 'het keakpntje in de kamer." En <"&, hoewel dit geschiedt op bl. 215 :.HHiiii»lMiiH)iiriiiimiitlHiiriMMiiiiiiiHiiMiiiMiiiiiiiiir 1111 i UIT DB NATUUR. i CLXXV,. Zomerzangers. Dit is de laatste week van den vollen lente;zang. Niet waar ? '(t Is overbekend: Als de dierenriem- en almanakzomer begint, eindigen de vogels met zingen. Toch is daar veel van aan. Dat wil nu niet zeggen dat er plotseling boven doodsche stilte komt in de groene zalen van 't bosch, 't lyk er niet na. Maar de meest bekende en best gerenommeerde zamgers heb ben 't dan erg. druk met 't voeren en onder wijzen van hun jongen, en als ze daarmee al klaar zijn of 't verder aan 't wijfje over laten, zyn ze meestal aan de rui begonnen, en dan zingen ze .niet. Wanneer ge nu na 22 Juni nog een nach tegaal hoort zingen, moet ge niet gaan ver tellen, dat al die naturalisten er niets van wéten. Het is een uitzondering. Meestal is 't dier in buitengewone omstandigheden; 't is een weduwnaar, die na 't verlies van vrouw en kroost opnieuw een jong huishouden heeft opgezet, of 't is een jonge man, die bij de groote concurrentie in 't vroege voorjaar geen wijfje verwerven kon en nu een laat geluk smaakt; ook kan 't de tweede of derde maal zijn dat een paartje een broedsel tracht groot te brengen, nadat hun door wezels, gaaien, eksters, kraaien, kwajongens of vogelvangers de eerste lievelingen wreedaardig" zijn ontroofd. De oorzaak van dien vogelzang, na de slui ting van 't zangseizoen, is dus meestal een of andere vogelellende; wat niet belet, dat we er hartelijk blij mee kunnen zijn. Maar er zijn gelukkig ook nog ijverige zangertjes, 't mogen dan geen maestro's zijn, waarvan 't wijfje geregeld in Juni op haar tweede stel eitjes zit. Dan zyn er, die niet uitsluitend hun hart lucht ge ven in den tijd van groote verlangens en groote genie tingen, maar wie de zanglust al zoo diep in 't bloed zit dat ze haast 't heele jaar door zingen; behalve dan in die nare ruiweken, de grootejtijd in 't vogelleven die 't meeste overeenkomst heeft met den schoonmaaktijd in 't menschenleven, den tijd van heesche kelen, boos humeur en ongezelligheid. Zoo doen roodborstje, wiuterkoning leeu werik, wat 't zingen bestreft, of geen broedtijd bestond; en die bewijzen dat het zingen van vogels niet uitsluitend een uiting van 't geslachtsleven is, dat een vogel ook wel voor zijn eigen genoegen of althans uit levenslust kan zingen. De vink slaat ook nog lang tot in Juli en Augustus door; de spreeuw wordt in 't eind Van Juni al merkwaardig stil en ernstig, behalve als er duizenden bij elkaar zitten; maar de koekoek laat zich na Juni zelden meer hooren. Ook de meezen, die tot Pinksteren het hoogste woord hadden, verliezen alle neiging tot spraakzaamheid en bepalen zich tot simpele lokroepen. Dat lokroepen is eigenlijk voor deze en de volgende week kenmerkend. Waar ge gaat of staat in boschjes, heide of weide, overal om u heen klinkt 't zacht of luid, tu-it, tu-it; of tu-tu-it, tititu. Merkwaardig is 't gevoel dat zoo'n diertje in die enkele tonen kan MAGGI's Soepen in tabletten, merk Kruisster, maten het mogelijk oio in den kortst mogelijken tijd (10?25 minuten), slechts met water, voortreffelijke krachtige soepen klaar te maken. Per tablet voor 2 flinke borden Fransche soepen . ., » . . 10 Ct. Pikante soepen ...... 13 IIIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIllllMIHIIIIIIiniMIIIIIIIIIMIIIIinniMnillllMIIIIIIIIIIIIIIIIIII MAGGI's Bouillon-Capsules, merk Zruisster, geven door oplossing in kokend water oogenblikkelijk een voortreffelijken voor het gebruik gereed zijnden bouillon. Per capsule voor 2 koppen Consommé(extra sterk vleeschnat zonder vet) 12 Ct. Bouillon (vleeschnat met vet) . 9 MAGGI's Aroma, merk Krnisster, geeft aan zwakke soepen, sausen, groen ten, hutspot zoowel aan allerlei vleeschgerechten oogenblikkelijk een verrassenden, fijnen smaak. Zeer toereikend, derhalve spaarzaam te gebruiken. Verkrijgbaar in flacons vanaf 30 Ct. is er in ons geen weten hoe dit kamertje zal zijn, we treden niet met Rika binnen in de intimiteit van het meegeleefde en bekende. Toch is ons in de eerste bladzijde van het boek de beschrijving van de kamer gegeven. maar de beelding gaat te loor in het uiterlijk weergeven van details, waarin niet de sfeer, het eigene van de kamer zit. Achter het keukentje schemerde de kamer in weifelend avondlicht, ze was vrij groot, hol bijna door door de kaalheid van de witte muren, vol glimflitsjei van zindelijkheid op den geboenden houten vloer, de bruin houten kast, de koperen knopjes op de klok, die tik-takte met traag slingerbeweeg." Glimflitsjes van zindelijkheid, is dat niet wat erg gezocht. Bovendien, noch de kamer noch vrouw Wijze! maken ooit in het verder verhaal den indruk van typeerend zindelijk te zijn. Denken we nu daartegenover in dat fijne, ?nobele boekje Sprotje" van mevr. SchartenAntink, de beschrijving van het voorkamertje. Het z\jn maar een paar zinnetjes. En toch staat dat kamertje, staat het eigene, het echte van dat kamertje, voor goed in ons geheugen geheeld en altijd zien we het figuurtje van Sprot er in gaan en bewegen en we leven de sfeer van dat kamertje mee. Dat is in Rika de fout van alle beschrij vingen ; door de veelheid en gewichtigheid van de details gaat het geheel verloren. Op bl. 26 een beschrijving van een bak aardappelen: groote, grauwe knollen gedrochtelijk vergroeid tot monsterlijke rattenlijfjes zonder pooten, ineengedrongen varkens kopjes met putoogjes of langgerekte foetus lichaampjes met drie koppen." Of een beschrijving van wolken: Langs den Westerhorizon parelmoerde zilverklaarte, en los van elkaar massaalden daar witte wolkenlanden, geweldige bergen vol grillige spit sen ; er tusschen dreven luchtige, wattige wolkjes, getande drakenfiguurtjes, wollige hondjes mei dikke kopjes." * 't Kan wel zijn, dat wolken in vreemde vormen dergelijke beelden geven, maar het is leelijk gezegd, erg leelijk. De schrijfster maakt dikwijls zelf werkwoor den, die ook niet altijd mooi zijn; bijv. bl. 87: 't was hier maar schemerig licht ook, kil bijna, nu buiten alles opgroende en zonde." Of: Op de hyacinthen velden was de kleurgloed al gestorven; daar kalmde het groene lof enz." Zoo zouden er nog vele te noemen zijn. Vreemd is in het verhaal, waar de naam van het dorp gefingeerd is, te lezen büeen even aanraken van een arbeiderskwestie, den bestaanden naam Patrimonium." Maar het slot van het boek wat is dat nu eigenlijk ? Ik heb het herhaaldelijk overge lezen, maar ben er niet achter gekomen. Ik weet alleen, dat Rika mij geen ontroering gaf van opoffering of schoonheid, al springt ze voor haar minnaar in het water. Zooals het verteld wordt gevoelen we er ook niet de mooglijkheid van. Riba met haar haat tegen de bezittenden zou maar zoo, vooral na dagen van angst, dat ze hem verliezen zou, haar lief MiiiMimiiiiiiiijiiiiiii leggen, er klinkt iets vragends, vaak ook iets aandoenlijks en dan weer iets gemoedelijk geruststellende in, altijd iets liefs. Ik luister heel graag naar die stemmetjes, die voor alle vogels weer verschillend zijn; een enkele soort ken ik wel aan den lokroep, maar van de meeste moet ik 't nog leeren. Dat is zoo moeilijk, doordat het dier zich bij 't roepen moet laten kijken, anders weet men door de kleine verschillen niet spoedig met zekerheid wie 't geluidje voortbrengt. Nu zal ieder die met open oogen wandelt, wel opgemerkt heb ben, dat vele vogels zich nog al vaak vertoonen in de tweede helft van Juni. Dat is ook zoo en ge kunt er bij waarnemen, dat ze niet bijzonder schuw zijn en nog al laag bij den grond komen. Dat komt doordat nu in deze weken de jongen vlug worden. Hoort ge heel druk lokken van vogelwijfjes als ge langs een vlier in den tuin, een doorn heg, een duinbosch of hooge heidestruiken wandelt, blijft dan even staan. Volg de rich ting van de geluidjes en ge kunt 't genoegen smaken, een fitismoedertje haar vier of vijf jongen te zien voeren, of een man-tuinïluiter op een twijgje te ontdekken met den bek zoo aan een fijne juffer afstaan? 't Staat er wel nu, in het weten dat ze hem verliezen zou, groeide haar liefde nog, vergrootte zich, voerde haar op tot de hoogste hoogte van haar vrouwzijn," maar in het leven van Rika is voor ons geen grond dat zij deze Jiefdesontknooping zoo leven zou. En hoe is het dan aesthetisch mogelijk, die hooge zielestemming door dat afschuwelijk dialect zoo grof te verstoren. Moeilijk zei ze : As je meer van dat maisaie houdt as van main, mot je main moar loate, da's vanzellef. Ik zei weggoan." Nu, we weten wel, dat een ziel er niet minder mooi om wordt al moet ze haar hoogste daad in dialect stamelen, maar om de schoonheid van de stemming was wat silence" verkieslijker geweest. En wie is nu die Henri Staffelmans voor wiens geluk Rika zoo heldhaftig in het water springt. Ja, iemand die onder een schijn van mooi heid en artiesterigdoer erij toch maar een vies mijnheertje is. ,Een musicus, die de melancholica als zijne muze eert; de melancholie welde spontaan op uit zijn zieleleven, was deel van hemzelven. En daarom ook haatte hij niet die grijs-sombere stemmingen; hij zocht er 't mooie, ragge in, 't teer-zilverige, sluierde dat over "'t eentonig dagelijksche, tot H droef-mooi werd, als licht-nevelige herfitdag." *) > En deze naar schoonheid zoekende, die 't gekibbel van zijn zusters ruw en onaangenaam aandoet, gaat het hof aan de bonkige" Rika maken, geprikkeld^ door. haar nijdige drift, waarin hij haar vtöpi ziet. Mooi was ze zoo in drift, wat 'n lécer (de fijn-voelende mu sicus !) temperament, alles groot (1), ongebon den, krachtig. Zoo'n vrouw te temmen.... Haart te overwinnen meest prachtig zijn, een machtige overstemmende genotsmotie, zooals hij onderging bij 't grijpen van groote moeilijkheden op zijn viool." Er is een duchtige verwarring in 's mans brein van geest en vleesch, maar het is te vreezen dat het vleesch hem treurig de baas is. Wel vinden we bij Henri Staffelmans en Rika motieven die tot eene diepe psycholo gische studie hadden kunnen leiden, maar zooals ze nu gegeven zijn is het gebleven by een grijpen, naar wat boven de kracht van de schrijfster ging. En het is jammer dat mevr. v. Gogh zoover boven haar krachten heeft gepoogd, want ook in dit boek komen hier en daar vlot geschreven itafereeltjes voor, b.v. het schoolgaan van Jlika, dat wel het beste ' gedeelte : is; het is ook soberder van woorden. ' ? TE. KRUYT-HOGERZEIL. *) Cursiveering van.;5mij,i-, Piropos voor de SpQansche Konitfgin. Ingeborg «én Bronsart. Joska Szigeti. May Harrison. < ? Spanjaarden zijn buitengewoon hoffelijk jegens vrouwen. ,Wa}in'eer een Spanjaard iflHiiiiiMiiiMiiimimiiMii vol insecten, dat al die muggenpooten en vleu gels als franje aan weerszijden van 't fijne snaveltje uitsteken; hij zit u aan te kijken besluiteloos, een beetje beteuterd, tot een al luider, luider klinkend gepiep uit de struik hem te machtig wordt en hij ' met een spron getje neerduikt bij zijn hongerhalzen van kinderen. De volgende week is ook die bedrijvigheid in 't vogelbestaan zoo goed alsafgeloopen en 't wordt al stiller en stiller. Maar enkele vogels zijn er, die juist als de anderen gaan zwijgen, 't meeste van zich laten hooren, dat zijn de geelgors en de wielewaal. Wel zingt ook nog menig grasmuschje en molenaartje en spotvogel, maar die gaan laat aan 't broeden en eindigen ook laat, toch niet vaak na half Juli Geelgors en wielewaal houden 't vol tot 't eind van de zomervacantie; bovendien ze roepen vaak en luid, zoodat ge ze wel hooren moet, ook als ge er niet naar luistert; wat met grasmusschen niet zoozeer 't geval is. Toevallig zijn beide vogels, dat wil zeggen de mannetjes, geel. Van de wiellewaal is ook op een afstand als hij vliegt het geel iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiHii bekoord is door het uiterlijk eener vrouw, dan beschikt hij over een voorraad bloemrijke, rhetorische gezegden, waarmede hy de gretig luisterende oortjes der door hem bewonderde vrouw streelt. Gij zijt de dochter van de zon I" Weigelukzalig de vrouw die u gebaard heeft". U zou ik willen volgen tot in de hel"! zijn nog maar gematigde piropos. Is een Spanjaard opgetogen over den geest, over het schalk vernuft eener vrouw, dan is zijn opperste hulde : Gij zy't een zoutvat"! Deze laatste piropo" slaat uitsluitend op het pittig gehalte der vrouw. Een groot aantal Spanjaarden wenschten aan koningin Ena hun schriftelijke piropos" te doen toekomen. Een dames-comitéheeft zich beschikbaar gesteld, fraai geïllu streerde briefkaarten met bloemrijke beminlijkheden aan het adres van Alfonso's jonge echtgenoote te doen toekomen. Het comit doet een keuze van 1000 kaarten, uit de ontelbaren die waarschijnlijk worden afgezon den. Duizend der loffelijkste piropos" zullen in een album worden geplaatst, en koningin Victoria Eugénie worden aangeboden. Van harte hopen wij, dat het jeugdige koningin netje bij het lezen van al die vriendelijke, streelende ontboezemingen, aangename, warme indrukken zal ontvangen. Wij hopen, dat de blonde dochter uit het koele Noorden zal blozen van geluk, bij de betuiging van zoo veel landgenooten van haar Alfonso, dat de geheele Spaansche natie met hem enamorada" is van haar nieuwe, door hun koning gekozen en beminde souvereine. Zij en haar echtgenoot hebben recht op sympathie, die geen rechtschapen mensch, welke zijne politieke of sociale meening zijn moge, aan deze jonge menschen kinderen nog zal onthouden, nu zij op zoo won derbaarlijke wijze zijn ontkomen aan het doodsgevaar dat hen bedreigde, enkele oogenblikken nadat hun echtverbintenis was ge sloten en ingezegend. Arm, weerloos konin ginnetje, haar bruidskleed met bloedvlekken bespat!! Is het niet een keeltoeschreevende verschrikking, een geweldige episode uit een treurspel ? * -X * Mevrouw Ingeborg ?on Bronsart is nog een kerngezonde, krachtige, werkzame vrouw van zes-en-zestig jaar. De door haar gecom poneerde muziek van de opera KünigHiarne" bleek by de eerste opvoering, onlangs in het hoftheater te Dessau, een beslist succes. Sedert ging" Kunig Hiarne in ele"Duitsche steden, en overal werd aan het talent der componiste warme hulde gebracht. Ingeborg von Bronsart, geboren Stark, uit Zweedsche ouders gestamd, werd den 24sten Augustus 1840 te Petersburg geboren. In Rusland waar zij haar kinderjaren doorbracht, kreeg .zjj aanvankelijk muzikaal óïSï^lricb^. Reed» als 'achtjarig kind componeerde aij allerliefste melodieën en dansen. Toen reeds wekte haar compositie-talent de belangstelling van Anton Rubinstein, vereerende en bemoe digende belangstelling, die hij tot aan het eind van zijn leven voor Ingeborg von duidelijk te zien, hij heet hier en daar in ons land dan ook goudlijster. De geelgors of haverkneu is van verre gezien grauw, van dicht bij heel mooi geel met groengrijs net als bij een kanarie en met wat roodbruin boven den staart. Die twee roepen heel verschillend, de wielewaal galmt zijn eigen naam, maar niet heel duidelijk. Er zit veel meer oo klank) in. t Fransch, Duitsch doet 't beter : Oreole" en Pirol". Ook is 't opmerkelijk dat deze vogel in verschillende landen en talen door 't landvolk met een eigennaam wordt aange duid ; zoo bij ons door Jan van Oort, in Duitschland roept hij : Herr von Bülow". 't Is een prachtige altzanger die Wielewaal; een van de weinige vogels die zoo laag zingen, dat boven zijn liedje in notenschrift geen 8 ... behoeft te staan ; zoo is 't bij Voigt: De Wielewaal. Bronsart behield. Van de dertienjarige Ingeborg werden tudes, een nocturne en een tarantella uitgegeven. Spoedig daarop volgden sonaten, fuga's en liederen. Als meisje van 16 jaar, ontmoette Ingeborg Stark op een soiree ten huize van prins Galizin, te Petersburg, den jongen begaafden pianist Hans von Bronsart. Tijdens haar verblijf te Weimar, in den winter van 1858/59 vonden Hans von Bronsart en Ingeborg Stark elkander terug. Sedert dat (ijdstip hebben zich hun wegen niet meer gescheiden. Beiden werkten toen onder leiding van Liszt, van wien zij in alle opzichten genadekinderen waren. Liszt had er een bizonder genoegen in, met deze jonge artiesten, vierhandig klavier te spelen. In het voorjaar van 1859 vond de verloving der pianisten, die beide compo neerden, plaats. Ingeborg concerteerde gedu rende een paar seizoenen en plukte te Leipzig, Dresden en Parys haar welverdiende lauweren als exécutante. Den 14en September van het jaar 1861 trad zij te Königsberg met Hans von Bronsart in 't huwelijk. De be noeming van haar man tot hof-theater-inten dant te Hannover, maakte een einde aan het in publiek optreden van mevrouw von Bronsart, die sedert dien tyd zich slechts in eigen huis laat hooren, of, haar gaven be schikbaar stelt in den beminnelijken dienst der Weldadigheid. Het echtpaar von Bronsart leeft voor de kunst, en, voor hun kinderen, die het muziekaal talent hunner ouders erfden. Een aantal gedichten van Friedrich von Bodenstedt zijn door Ingeborg von Bronsart op muziek ge bracht. # * * En, wie weet, of de violistjes die op 't oogenblik, gedurende de Season" de vreugde en bewondering van het Londensch publiek uitmaken, zich in de toekomst ook niet als executanten en componisten van naam zullen doen kennen. De twaalfjarige Hongaarsche knaap Joska Szigeti, is met buitengewoon succes als violist opgetreden in Bechstein Hall te Londen. Zoo ook het twaalfjarig juffertje May Harrison, die vlijtig studeert en reeds als tienjarig kind haar vroege lauweren plukte, toen zij zich voor een opgetogen publiek deed kennen als een violiste van het chte gehalte. Slechts bij hooge uitzondering treedt zy nu op, om dat men de kleine May niet als muziekaal wonder wenscht te exploiteeren. Mischa Elman, Vivien Chartres, Joska Szigeti, May Harrison, al te gader viool-artisten in den dop. CAPKICE. Noga. 300 gr. suiker, 200 gr. zoete aman delen, 10 gr. boter. De amandelen worden gebroei4 en gehakt. Boter in de koekepan gësm«l£en, de suiker er aan toegevoegd: Roeren tot de suiker lichtbruin is. Dan doet men er vlug de amandelen door, roert even tot ze warm zijn en dan strijkt mende warme massa op een beboterd blik. Uitrollen met een natte citroen, daarna ruitjes insnijden. Koud laten worden en de stukjes er af breken» Ieder die dicht bij beukenbosschen woont. en er muzikaal genoeg voor is, kan 't con troleeren en waarschijnlijk corrigeeren. Want een vogel is 'n gevoelig dier en wijzigingen in de gemoedstemming hebben allicht kleine variaties in den zang ten gevolge, ook doen de omgering en gezelschap hun invloed gel den. Wie veel wielewalen in de buurt heeft wonen, kan het misschien treffen, een vreemd gekweel van de wielewaal te hooren, een zacht babbelliedje, dat hij alleen dicht bij 't nest voor zijn wijfje zingt, als zij zit te broeden. Heinrich Seidel de schrijver van Leberecht Hünchen, noemt dat: 't eigenlijk gezang van den wielewaal. Wat wij allen kennen en hooren zouden dan de uitdagende of dartele uitgalmingen zijn van een al te hartstochtelijk gemoed. Maar hoe uitgelaten ook een wiele waal ook is, hij schijnt te weten, dat hij door ieder wordt gehoord door zijn toner, en dat hij sterk in 't oog valt door zijn kleuren; daarom krijgen wij maar van tijd tot tijd de schitterend gele vogelveeren in de lucht te zien; n^ eiken roep duikt hij haastig weer onder in de groene golven. Zoo loopt zijn drukke woelige leven voort tot Augustus, dan hoort of ziet men bij ons geen wielewalen meer. Net omgekeerde doet die geelgors, die blijft vaak bij ons en die schijnt er zoo opgesteld te zijn, in 't oog te vallen, dat hij elke hooi berg, elke telegraafdraad, ja de vensterbank, het paaltje in zijn omgeving een beurt geeft; om de menschen geeft hij niets, 't Lijkt wer kelijk of hij ons telkens aanroept, iets vraagt met zijn : en als wij niet antwoorden, doet hij 't zelf met 'k Heb er indertijd eens een paar in een vollere gehouden om ze te leeren teekenen. Die werden zoo mak dat ze 's avonds vrij in de kamer mochten rondvliegen, bij mij op tafel kwamen en mij aankeken met schuins omhoog gedraaid kopje. In Januari begonnen ze al weer hun eenvoudig en gemoedelijk wijsje te neuriën. E. HEIMANS. Mijn musicale collega G. C. Weeren van Ter Aar zond mij naar aanleiding van een vroeger vogelopstel onderstaanden vinkenslag" met de bijvoeging: Ik heb er lang naar geluisterd; hij zong precies in de diapason normal", een beste voor een concours.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl