Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM M Kit WEEKBLAD VOOR N K 1) E R L A N 0.
No. 1512
Johan Philip vaii der Kellen.f
1831?1 906.
Is het gebruikelijk bij het -afsterven van
menschen, die eenige aanzienlijke plaats
in de maatschappij bekleed hebben, een
woordje ter eere hunner nagedachtenis te
spreken, dan zou bij Philip van der Keilen
de achtenswaardigheid van een levensstaat
cieele nogal aanzienlijke standpunt in de
burgergemeenschap moet njen hier de
termen vinden voor een In Memoriam",
want ieder weet, dat de post door hem be
kleed, niet zoo spoedig op gelijk bevoegde
wijze door een ander zal kunnen ingenomen
worden. Hiermede kom ik niet te na aan
de verdiensten dergenen, wien na hemden
direkteurszetel werd toevertrouwd; een zoo
moeten aangeduid worden in zijn kwaliteit
van Direkteur aan 's Kijks Prentenkabinet.
Toch niet om het feit alleen van dit
offiDe Yredespaleis-ontwerpen.
Na eene lange en pijnlijke lijdensge
schiedenis is voor de
vredes-paleis-prijsvraag het bittere einde daar. De
ontknooping is echter eene ontgoocheling!
uitgebreide kennis en scherpe kijk op prenten
zal zelfs over de grenzen bij schier geen
enkelen kunnen aangewezen worden.
Johan Philip van der Keilen was in
meer dan een opzicht een merkwaardige
figuur; in dit opstelletje kan ik slechts in
eenige algemeene trekken diekenteekenen.
Ook, om de volle maat uit te meten der voor
treffelijkheid van dezen prentenkenner, zou
een ander, hem in kennis nabijstrevende, het
woord moeten gegeven worden. Wat hij
presteerde, het lag voor de oogen der mengte
verscholen uit den aard van den tak der
kunstwetenschap zelf, waarin hij uitmuntte.
Daarbij had hij bescheiden opvattingen van
zijn bekwaamheden, was liever teruggetrok
ken in stilte bij zijn lievelingsbezigheid dan
als een gezaghebbende zich voor de wereld
te doen gelden. Zelfs meen ik, dat hij alle
officieele gelegenheden of de ontmoetingen met
hooge personnages,liever ontliep dan ze zocht.
Daar zijn er wier leven, door grootheid van
daad, van een verder strekkende beteekenis
is voor de wereldbeschaving; het kunnen is
altijd verheven boven het ke'nnen.Het
levensbedrijf van Van der Keilen is niet machtig
van daad te noemen, toch was het groot om
de volkomenheid van een naar'n bepaald doel
gerichte ontwikkeling. Het goed recht van
zijn vermaardheid is onaantastbaar. De mee
ningen over de menschen van de handeling,
ik bedoel nu de kunstenaars, zijn zelden
van een algemeene samenstemming in
erkenning, terwijl de reputatie van klaar
blijkelijke kennis hechter zich gronden kan.
De beteekenis van Philip van der Keilen
is gelegen in het weergaloos specialiseeren
in een bepaald vak, de prentkunde. Daar
had hij een terrein verwonnen, waar hij een
onbestreden heerschappij uitoefende; zijn
autoriteit werd onverdeeld van alle zijden
erkend, ook in het buitenland. Hij was de
hoogste vraagbaak op liet uitgestrekte ge
bied der graveerkunst, met name de
Nederlandsche, met zijn duizende voortbreng
selen en het gewichtige aanhangsel van de
velerlei en moeilijk naspeurbare staten der
drukken. En wat zijn uitspraak van een
nog meer onschatbare waarde deed zijn, was
het altijd deugdelijk onderzoek en het rijpe
beraad, dat het geven zijner meening vooraf
ging. Hij had hierin de goede kanten
van den ouderwetschen Hollander. Boor
een gaatje in een cent en leg die op een
prent van Luyken, en ik zal uit hetgeen
ik door die opening zie, de echtheid al of
niet constateeren", zei hij eens.
Dit moge een snoeverij lijken, in wer
kelijkheid was het niet anders dan een
betuigen van de groote voorliefde die hij
steeds voor Luyken koesterde. Maar een
zoo zeldzaame geraffineerdheid van kennis
getuigt wel van bezieling achter het inspan
nende speuren naar de kenteekenen in het ui
terlijk. Zijn liefde voor prenten moge bijna
een manie gelijken van verzamelen, in wer
kelijkheid was het een aangeboren passie.
En een die altijd ondoofbaar bleef, zoodat
hij op hoogen leeftijd eens verzuchtte: als ik
nu nog eens een prent in mijn handen kreeg,
die ik nooit gezien had! Wat echter vooral
dient opgemerkt te worden, was dat hij er
steeds op uit was het kaf van het koren te
onderscheiden; hij wilde genieten van een
prent om haar kunstgehalte; onder zijn
veeljarig beheer zocht hij niut zoozeer naar uit
breiding van het kabinet door zeldzame,
dan wel naar werkelijke verrijking door
kunstwaardige prenten.
Ik heb hem meermalen zijn wrevel hooren
uiten over het aanwinnen" van oude schil
derijen en prenten om het onnoozele feit,
dat zij beteekenis hadden van documenteelen
of historischen aard" en zijn gezonde neiging
in het verzamelen van kunstwerken,kwam
dan wel duidelijk te voorschijn. Dat de geest
drift voor kunstwerken zich bij dezen man
op tamelijk eenzijdige wijze geuit heeft, kan
zijn verklaring vinden in de omstandig
heid van het uitgebreide en veelvertakte
terrein, dat hij zich met hart en ziel ter
ontginning had uitverkoren. Hij is daarop
misschien half toevalliger wijze beland.
Vanaf den kinderstoel, vertelde hij me,
werd de liefhebberij bij hem aangekweekt,
daar hij reeds toen met prenten zat te spelen.
Hij is opgegroeid in een millieu waar
kunstbemoeiingen een belangrijk aandeel
van het leven uitmaakten. Zijn grootvader,
zijn vader waren beiden graveurs aan de
Utrechtsche Munt, en zijn vader bovendien
een ijverig verzamelaar van hollandsche
schilderijen, waaronder zelfs belangrijke
werken van Frans Hals en van Goyen voor
kwamen. Zoo verzeilden dan waarschijnlijk
prenten van Luyken en anderen in de handen
van den kleinen Philip en was de kinderstoel
de eerste school voor zijn later zich zoo onge
meen uitbreidende prentenkennis. Maar dat
deze kinderlijke belangstelling in plaatjes,
die niets ongewoons heeft, zich zoo kon vast
zetten in een aandrift om er een neel leven
mee te vullen en tot onvermoeide studie te
bezielen, wijst wel op een edeler factor tot
zijn buitengewone ontwikkeling, daa een
verstokt specialiseeren of het ijveren naar
dorre kennis. Het werk dat steeds geldt
als het authentiek getuigenis van Van
der Kellen's beteekenis als prentkenner, is
Le peintre-graveur", een aanvulling op
het bekende werk van Bartsch. Het eerste
deel, waartoe Boland nauwgezette copieën
naar de behandelde meesters leverde, is
reeds verschenen in 1866. Den arbeid zette hij
voort, maar hij bleef onuitgegeven in zijn
tallooze aanteekeningen verscholen en daar
mede heeft hij der kunsthistorie wel een
zeer gezochte bron onthouden. Maar hij
was voor zijn werk bijzonder veeleischend,
was altijd zwaartillend over de deugdelijk
heid en juistheid van de uitkomst zijner
onderzoekingen.
Hierin zal wel de groote oorzaak moeten
gevonden worden, dat h\j tot het uitgeven van
het tweede deel niet is overgegaan. Buiten
dit echter zijn er belanrijke werken uit
gekomen, waarin hij indirect de voorname
hand heeft gehad, als het groote boek over
de broeders Luyken door P. van Eeghen,
Historische Atlas van Fr. Muller, J. v. d.
Velde door Franken, beschrijvende cata
logus voor gegraveerde portretten van
Nederlanders door v. Someren; terwijl hij
ook medewerkte aan Meyers Künstler
Lexicon. Nog bewerkte hij den catalogus
Verz. de Ridder, terwijl voor eenige jaren
van hem zelf in 't licht kwam een boek
over 't belangrijke ornamentale graveerwerk
van Le Blond. Van der Keilen had een
geringen dunk van alle kunsthistorische be
zigheid, maar pok een zeer nederige van
zijn eigen bedrijf; dit bewees hij ook door
er zoo af keerig van te zijn de bloemetjes van
zijn buitengewone kennis buiten te zetten.
Dit teekent wel zijn figuur vaneen
menschelijken kant. Maar de aspiratie's uit zijn
ingegenomenheid met Hollandsche en Vlaamsche
producten van graveerkunst die zijn leven
nebben opgefleurd, waren ondoofbaar. Toen
hij op hoogen leeftijd van het directeur
schap in ruste ging, bleef altijd zijn rijke
bibliotheek voor hem het aangenaamste
hoekje van de wereld. Zijn verzameling
prenten was hij sinds het aanvaarden van
het beheer over het Prentenkabinet kwijt;
maar tusschen zijn boekenkasten slofte hij
nog gaarne rond, altijd in geestdrift wan
neer belangstelling naar deze of gene
prenten bij hem gaande was gemaakt.
Op vijf-en-zeventigjarigen leeftijd gestor
ven, is hij te voren niet geestelijk ingedut.
De levensenergie was niet te knakken,
hoewel het lichaam verlammend geslagen
werd. W. STEENHOEF.
Hij heeft gezien wat hij van te voren
kon verwachten. Deze tentoonstelling
brengt geene openbaring, of het moest
deze zijn, dat de geheele
vredes-paleisprijsvraag met al zijn geweldigen omhaal,
uit artistiek oogpunt beschouwd feitelijk
Ie Prijs. L. M. Cordonnier.
De tentoonstelling der ingekomen ont
werpen immers kan slechts aan matig
gestelde verwachtingen beantwoorden.
Allen die meer gehoopt hadden, zijn
bedrogen uitgekomen. Wie, met eenige
kennis van hedendaagsche bouwkunst
begaafd, na uren aaneen door de
teekeningen te hebben gedoold, weer in de
frissche lucht tot bedaren komt, zal
Eaust kunnen nazeggen:
Da steh' ich nun, ich armer Thor!
Und bin so klug als wie zuvor.
eene groote mislukking zal blijken.
De met het oog op eene ontplooiing
der architectuur uitermate ongelukkig
gekozen plaats, brengt het hare daartoe
bij. Bij de plaatskeuze is zondereenigen
idealistisehen zin te werk gegaan en de
beste architectuur wordt lamgeslagen
op een terrein ter zijde van den
Scheveningsehen weg, zonder eenige perspectief,
met een voorgevel op het Noord-Oosten
en over eenige jaren rondom door specu
latiebouw omgeven. Er is bij dit gebouw
3e Prijs. F. Wendt.
niet het minste gedacht aan den samen
hang, die om het grootste ett'ekt te
bebereiken met de zuinigste middelen, noodig
is tusschen een bouwwerk met zijne
ligging en omgeving. Een monumentaal
geheel kan, ook met het meest monumen
tale ontwerp, niet ontstaan op een onge
schikt terrein.
Onwillekeurig komt ter tentoonstelling
Voltaire's kritiek op zeker tooneelwerk in
gedachte: het goede er van is niet
nieuw, en het nieuwe niet goed" en deze
wekt op om ook op de
vredespaleis-prijsvraag-ontwerpen een in alle kortheid der
mate afdoend vonnis te vellen, natuurlijk
met voorbehoud van enkele uitzonde
ringen.
De keurraad", die blijkens het rap
port meerdere harer uitspraken met slechts
ne stem meerderheid, nam, heeft eene
konklusie opgesteld, wier onbeduidend
heid en slapheid het duidelijkst bewijs is
van de moeilijkheid om alle leden tot
eene gemeenschappelijke verklaring te
brengen. Thomas Edward Collcutt, het
Engelsche Jurylid, heeft het niet onder
stoelen en banken gestoken, dat hij aller
minst met de meerderheid instemt en
het is zeker geen te stoute onderstelling
dat ook dr. Cuypers sympathie niet voor
de bekroonde ontwerpen was.
Evenals bij de befaamde Amsterdamsche
beurs-prijsvraag is becijferd hoe lang,
of liever hoe kort, door de jury aan elke
teekening is beoordeeld. Het resultaat
was een al zeer kort tijdsbestek, nau
welijks voldoende om na een enkelen
oogopslag het hoofd te wenden naar een
volgend slachtoffer.
De KamiKT doumnt heeft den indruk
van de uitspraak samengevat in een
entrefiletje van dezen inhoud :
De prijsvraag voor het Vredespaleis
heeft de jury een snelheidswedstrijd
doen houden, waarbij alle totnutoe ge
maakte tijden voor het nazien van bouw
kundige teekeningen en ontwerpen ge
slagen zijn. Het was een internationale
prijsvraag, een internationale jury en
ook het record is internationaal gewor
den. Alleen de instemming welke de be
kroning van Cordonnier's ontwerp heeft
gevonden die is niet inter- en zelfs
niet nationaal. Ja, men kan zeggen dat
de instemming totaal ontbreekt. De jury
en Cordonnier schijnen tevreden, maar,
mag men Engelsche bladen gelooven,
dan zou zelfs de jury het niet heelornaal
zijn. Kri als nu ten slotte Cordonnier's
ontwerp niet zal worden uitgevoerd,
blijft ook hij niet meer over!" K n liet
jury-rapport stelt voor liet laatste de
mogelijkheid wijd open !
Laat de hoedanigheid te wenschen
over. eerbied waardiger hoeveelheid bouw
kundige arbeid is zelden bijeengebracht.
21G ontwerpen kwamen in. Matijr re
kenende kan men stellen dat gemiddeld
door elk deelnemer f oOOO onkosten aan
teekenloonen etc. zijn gemaakt, daarbij
geene rekening houdende met de waarde
die de tijd voor de groote buitenlandsche
bouwmeesters heeft. Telt men daarbij op
de belooningen aan een twintigtal
uitgenoodigde mededingers, het bedrag der
prijzen benevens de kosten van
uitschrijviug en beoordeeling, dan komt men-tot
de slotsom dat ongetwijfeld een klein
miljoen gemoeid is met het bijeenbrengen
van de tentoonstelling.
De ge/.amentlijke bouwmeesters hebben
een zwaar otter gebracht.' In verband
met do, van de eene zijde even zwaar
onderlijnde, als van de andere pertinent
ontkende onbillijkheid eener honoreering
van enkele uitgenoodigde medewerkers,
verdient het opmerking dat de weinige
uitverkorenen vier prijzen behaalden,
de 200 vrije mededingers te samen slechts
een tweetal. ?
Eene ongeëvenaard meesterschap van
voorstelling wordt door talrijke ontwer
pen tentoongespreid. Degelijkheid spreekt
uit de zware kloeke lijnen van vele
ontwerpen van kennelijk Duitsche of
Engelsche afkomst. Koket" kan de
karakteriseering luiden van de opvatting
meerdere miljoenen, zal toch wel nooit
de bedoeling zijn geweest.
Die graphische meesterschap waarop
zooeven gewezen is, mag nu voor het
oog zeer streelend zijn, zij heeft geene
diepe beteekenis.
Evenmin als spijzen, bij wier bereiding
de tongkittelende sauce-kunst op den
voorgrond treedt, den gebruiker het best
plegen te bekomen, evenmin is de
smakelijkste" teekening steeds gezonde
bouwkundige kost te achten. Bij de
perspektieven vooral pleegt aan de
fantazie soms de vrije loop te worden
2e l'rijs. A. Marcel.
der sterk vertegenwoordigde Eransche
school.
De enkele onnoozele hals, die in de
onschuld zijns harten zich strikt hield
aan de conditie die het prijsvraag
programma stelde voor de behandeling
der teekeningen, maakt geen schitterend
figuur. Er is gekleurd, gewasschen en
"?eaqnarelleerd dat het een aard heeft,
in strijd met het program.
()ok overigens heeft dit slechts weinigen
geïmponeerd. Had de Jury rekening
gehouden met de aangeduide bouw
som, dan had zeker gewis !),"> pCt. der
ontwerpen reeds bij eerste schifting in
gelaten. De noord-oostelijk gelegen voor
gevel immers zal in de werkelijkheid nooit
de geteekende licht- en schaduw-effekteii
vertoonen, wier vroolijk spel menig
ontwerp zoo verlokkelijk doet schijnen.
Dat 't gebouw voor Holland en voor
een Vredespaleis bestemd was, scheen
aan !*0 pCt. der inzenders eene om
standigheid van bijkomende beteekenis.
De karakteruitbeelding is dan ook zeer
gering. De meeste ontwerpen kunnen
aan hunne vervaardigers nog wel eens
ongewijzigd dienen voor een station of
eene boekerij of een museum.
De verscheidenheid van opvatting is
4e Prijs. O. \Vagner.
het zand moeten bijten. Bij de geheim
zinnigheid door het ('arncgie-bostuur
betracht, is het intusschen mogelijk dat
zij, die omtrent de bouwsom nadere in
lichtingen vroegen, in een apartje de
geruststellende verzekering ontvingen dat
het er zoo nauw niet op aan kwam.
Maar dat schering en inslag zouden
zijn gebouwen van vier, vijf en nog
groot.
Men der serieust bewerkte ontwerpen
is eene achter-i n dische pagode uit Annam
of Cambodja, ter hoogte van pi.m. l )>f> M.; er
is een ultra-modern ontwerp dat echter ook
een oostersch caravanserail kon wezen:
er is een ontwerp met een daktuin waarin
lanen van 4 Al. hooge boomen ; er is een
opvallend ontwerp van een Milaneesch