De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 17 juni pagina 6

17 juni 1906 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAM M Kit WEEKBLAD VOOR N K 1) E R L A N 0. No. 1512 Johan Philip vaii der Kellen.f 1831?1 906. Is het gebruikelijk bij het -afsterven van menschen, die eenige aanzienlijke plaats in de maatschappij bekleed hebben, een woordje ter eere hunner nagedachtenis te spreken, dan zou bij Philip van der Keilen de achtenswaardigheid van een levensstaat cieele nogal aanzienlijke standpunt in de burgergemeenschap moet njen hier de termen vinden voor een In Memoriam", want ieder weet, dat de post door hem be kleed, niet zoo spoedig op gelijk bevoegde wijze door een ander zal kunnen ingenomen worden. Hiermede kom ik niet te na aan de verdiensten dergenen, wien na hemden direkteurszetel werd toevertrouwd; een zoo moeten aangeduid worden in zijn kwaliteit van Direkteur aan 's Kijks Prentenkabinet. Toch niet om het feit alleen van dit offiDe Yredespaleis-ontwerpen. Na eene lange en pijnlijke lijdensge schiedenis is voor de vredes-paleis-prijsvraag het bittere einde daar. De ontknooping is echter eene ontgoocheling! uitgebreide kennis en scherpe kijk op prenten zal zelfs over de grenzen bij schier geen enkelen kunnen aangewezen worden. Johan Philip van der Keilen was in meer dan een opzicht een merkwaardige figuur; in dit opstelletje kan ik slechts in eenige algemeene trekken diekenteekenen. Ook, om de volle maat uit te meten der voor treffelijkheid van dezen prentenkenner, zou een ander, hem in kennis nabijstrevende, het woord moeten gegeven worden. Wat hij presteerde, het lag voor de oogen der mengte verscholen uit den aard van den tak der kunstwetenschap zelf, waarin hij uitmuntte. Daarbij had hij bescheiden opvattingen van zijn bekwaamheden, was liever teruggetrok ken in stilte bij zijn lievelingsbezigheid dan als een gezaghebbende zich voor de wereld te doen gelden. Zelfs meen ik, dat hij alle officieele gelegenheden of de ontmoetingen met hooge personnages,liever ontliep dan ze zocht. Daar zijn er wier leven, door grootheid van daad, van een verder strekkende beteekenis is voor de wereldbeschaving; het kunnen is altijd verheven boven het ke'nnen.Het levensbedrijf van Van der Keilen is niet machtig van daad te noemen, toch was het groot om de volkomenheid van een naar'n bepaald doel gerichte ontwikkeling. Het goed recht van zijn vermaardheid is onaantastbaar. De mee ningen over de menschen van de handeling, ik bedoel nu de kunstenaars, zijn zelden van een algemeene samenstemming in erkenning, terwijl de reputatie van klaar blijkelijke kennis hechter zich gronden kan. De beteekenis van Philip van der Keilen is gelegen in het weergaloos specialiseeren in een bepaald vak, de prentkunde. Daar had hij een terrein verwonnen, waar hij een onbestreden heerschappij uitoefende; zijn autoriteit werd onverdeeld van alle zijden erkend, ook in het buitenland. Hij was de hoogste vraagbaak op liet uitgestrekte ge bied der graveerkunst, met name de Nederlandsche, met zijn duizende voortbreng selen en het gewichtige aanhangsel van de velerlei en moeilijk naspeurbare staten der drukken. En wat zijn uitspraak van een nog meer onschatbare waarde deed zijn, was het altijd deugdelijk onderzoek en het rijpe beraad, dat het geven zijner meening vooraf ging. Hij had hierin de goede kanten van den ouderwetschen Hollander. Boor een gaatje in een cent en leg die op een prent van Luyken, en ik zal uit hetgeen ik door die opening zie, de echtheid al of niet constateeren", zei hij eens. Dit moge een snoeverij lijken, in wer kelijkheid was het niet anders dan een betuigen van de groote voorliefde die hij steeds voor Luyken koesterde. Maar een zoo zeldzaame geraffineerdheid van kennis getuigt wel van bezieling achter het inspan nende speuren naar de kenteekenen in het ui terlijk. Zijn liefde voor prenten moge bijna een manie gelijken van verzamelen, in wer kelijkheid was het een aangeboren passie. En een die altijd ondoofbaar bleef, zoodat hij op hoogen leeftijd eens verzuchtte: als ik nu nog eens een prent in mijn handen kreeg, die ik nooit gezien had! Wat echter vooral dient opgemerkt te worden, was dat hij er steeds op uit was het kaf van het koren te onderscheiden; hij wilde genieten van een prent om haar kunstgehalte; onder zijn veeljarig beheer zocht hij niut zoozeer naar uit breiding van het kabinet door zeldzame, dan wel naar werkelijke verrijking door kunstwaardige prenten. Ik heb hem meermalen zijn wrevel hooren uiten over het aanwinnen" van oude schil derijen en prenten om het onnoozele feit, dat zij beteekenis hadden van documenteelen of historischen aard" en zijn gezonde neiging in het verzamelen van kunstwerken,kwam dan wel duidelijk te voorschijn. Dat de geest drift voor kunstwerken zich bij dezen man op tamelijk eenzijdige wijze geuit heeft, kan zijn verklaring vinden in de omstandig heid van het uitgebreide en veelvertakte terrein, dat hij zich met hart en ziel ter ontginning had uitverkoren. Hij is daarop misschien half toevalliger wijze beland. Vanaf den kinderstoel, vertelde hij me, werd de liefhebberij bij hem aangekweekt, daar hij reeds toen met prenten zat te spelen. Hij is opgegroeid in een millieu waar kunstbemoeiingen een belangrijk aandeel van het leven uitmaakten. Zijn grootvader, zijn vader waren beiden graveurs aan de Utrechtsche Munt, en zijn vader bovendien een ijverig verzamelaar van hollandsche schilderijen, waaronder zelfs belangrijke werken van Frans Hals en van Goyen voor kwamen. Zoo verzeilden dan waarschijnlijk prenten van Luyken en anderen in de handen van den kleinen Philip en was de kinderstoel de eerste school voor zijn later zich zoo onge meen uitbreidende prentenkennis. Maar dat deze kinderlijke belangstelling in plaatjes, die niets ongewoons heeft, zich zoo kon vast zetten in een aandrift om er een neel leven mee te vullen en tot onvermoeide studie te bezielen, wijst wel op een edeler factor tot zijn buitengewone ontwikkeling, daa een verstokt specialiseeren of het ijveren naar dorre kennis. Het werk dat steeds geldt als het authentiek getuigenis van Van der Kellen's beteekenis als prentkenner, is Le peintre-graveur", een aanvulling op het bekende werk van Bartsch. Het eerste deel, waartoe Boland nauwgezette copieën naar de behandelde meesters leverde, is reeds verschenen in 1866. Den arbeid zette hij voort, maar hij bleef onuitgegeven in zijn tallooze aanteekeningen verscholen en daar mede heeft hij der kunsthistorie wel een zeer gezochte bron onthouden. Maar hij was voor zijn werk bijzonder veeleischend, was altijd zwaartillend over de deugdelijk heid en juistheid van de uitkomst zijner onderzoekingen. Hierin zal wel de groote oorzaak moeten gevonden worden, dat h\j tot het uitgeven van het tweede deel niet is overgegaan. Buiten dit echter zijn er belanrijke werken uit gekomen, waarin hij indirect de voorname hand heeft gehad, als het groote boek over de broeders Luyken door P. van Eeghen, Historische Atlas van Fr. Muller, J. v. d. Velde door Franken, beschrijvende cata logus voor gegraveerde portretten van Nederlanders door v. Someren; terwijl hij ook medewerkte aan Meyers Künstler Lexicon. Nog bewerkte hij den catalogus Verz. de Ridder, terwijl voor eenige jaren van hem zelf in 't licht kwam een boek over 't belangrijke ornamentale graveerwerk van Le Blond. Van der Keilen had een geringen dunk van alle kunsthistorische be zigheid, maar pok een zeer nederige van zijn eigen bedrijf; dit bewees hij ook door er zoo af keerig van te zijn de bloemetjes van zijn buitengewone kennis buiten te zetten. Dit teekent wel zijn figuur vaneen menschelijken kant. Maar de aspiratie's uit zijn ingegenomenheid met Hollandsche en Vlaamsche producten van graveerkunst die zijn leven nebben opgefleurd, waren ondoofbaar. Toen hij op hoogen leeftijd van het directeur schap in ruste ging, bleef altijd zijn rijke bibliotheek voor hem het aangenaamste hoekje van de wereld. Zijn verzameling prenten was hij sinds het aanvaarden van het beheer over het Prentenkabinet kwijt; maar tusschen zijn boekenkasten slofte hij nog gaarne rond, altijd in geestdrift wan neer belangstelling naar deze of gene prenten bij hem gaande was gemaakt. Op vijf-en-zeventigjarigen leeftijd gestor ven, is hij te voren niet geestelijk ingedut. De levensenergie was niet te knakken, hoewel het lichaam verlammend geslagen werd. W. STEENHOEF. Hij heeft gezien wat hij van te voren kon verwachten. Deze tentoonstelling brengt geene openbaring, of het moest deze zijn, dat de geheele vredes-paleisprijsvraag met al zijn geweldigen omhaal, uit artistiek oogpunt beschouwd feitelijk Ie Prijs. L. M. Cordonnier. De tentoonstelling der ingekomen ont werpen immers kan slechts aan matig gestelde verwachtingen beantwoorden. Allen die meer gehoopt hadden, zijn bedrogen uitgekomen. Wie, met eenige kennis van hedendaagsche bouwkunst begaafd, na uren aaneen door de teekeningen te hebben gedoold, weer in de frissche lucht tot bedaren komt, zal Eaust kunnen nazeggen: Da steh' ich nun, ich armer Thor! Und bin so klug als wie zuvor. eene groote mislukking zal blijken. De met het oog op eene ontplooiing der architectuur uitermate ongelukkig gekozen plaats, brengt het hare daartoe bij. Bij de plaatskeuze is zondereenigen idealistisehen zin te werk gegaan en de beste architectuur wordt lamgeslagen op een terrein ter zijde van den Scheveningsehen weg, zonder eenige perspectief, met een voorgevel op het Noord-Oosten en over eenige jaren rondom door specu latiebouw omgeven. Er is bij dit gebouw 3e Prijs. F. Wendt. niet het minste gedacht aan den samen hang, die om het grootste ett'ekt te bebereiken met de zuinigste middelen, noodig is tusschen een bouwwerk met zijne ligging en omgeving. Een monumentaal geheel kan, ook met het meest monumen tale ontwerp, niet ontstaan op een onge schikt terrein. Onwillekeurig komt ter tentoonstelling Voltaire's kritiek op zeker tooneelwerk in gedachte: het goede er van is niet nieuw, en het nieuwe niet goed" en deze wekt op om ook op de vredespaleis-prijsvraag-ontwerpen een in alle kortheid der mate afdoend vonnis te vellen, natuurlijk met voorbehoud van enkele uitzonde ringen. De keurraad", die blijkens het rap port meerdere harer uitspraken met slechts ne stem meerderheid, nam, heeft eene konklusie opgesteld, wier onbeduidend heid en slapheid het duidelijkst bewijs is van de moeilijkheid om alle leden tot eene gemeenschappelijke verklaring te brengen. Thomas Edward Collcutt, het Engelsche Jurylid, heeft het niet onder stoelen en banken gestoken, dat hij aller minst met de meerderheid instemt en het is zeker geen te stoute onderstelling dat ook dr. Cuypers sympathie niet voor de bekroonde ontwerpen was. Evenals bij de befaamde Amsterdamsche beurs-prijsvraag is becijferd hoe lang, of liever hoe kort, door de jury aan elke teekening is beoordeeld. Het resultaat was een al zeer kort tijdsbestek, nau welijks voldoende om na een enkelen oogopslag het hoofd te wenden naar een volgend slachtoffer. De KamiKT doumnt heeft den indruk van de uitspraak samengevat in een entrefiletje van dezen inhoud : De prijsvraag voor het Vredespaleis heeft de jury een snelheidswedstrijd doen houden, waarbij alle totnutoe ge maakte tijden voor het nazien van bouw kundige teekeningen en ontwerpen ge slagen zijn. Het was een internationale prijsvraag, een internationale jury en ook het record is internationaal gewor den. Alleen de instemming welke de be kroning van Cordonnier's ontwerp heeft gevonden die is niet inter- en zelfs niet nationaal. Ja, men kan zeggen dat de instemming totaal ontbreekt. De jury en Cordonnier schijnen tevreden, maar, mag men Engelsche bladen gelooven, dan zou zelfs de jury het niet heelornaal zijn. Kri als nu ten slotte Cordonnier's ontwerp niet zal worden uitgevoerd, blijft ook hij niet meer over!" K n liet jury-rapport stelt voor liet laatste de mogelijkheid wijd open ! Laat de hoedanigheid te wenschen over. eerbied waardiger hoeveelheid bouw kundige arbeid is zelden bijeengebracht. 21G ontwerpen kwamen in. Matijr re kenende kan men stellen dat gemiddeld door elk deelnemer f oOOO onkosten aan teekenloonen etc. zijn gemaakt, daarbij geene rekening houdende met de waarde die de tijd voor de groote buitenlandsche bouwmeesters heeft. Telt men daarbij op de belooningen aan een twintigtal uitgenoodigde mededingers, het bedrag der prijzen benevens de kosten van uitschrijviug en beoordeeling, dan komt men-tot de slotsom dat ongetwijfeld een klein miljoen gemoeid is met het bijeenbrengen van de tentoonstelling. De ge/.amentlijke bouwmeesters hebben een zwaar otter gebracht.' In verband met do, van de eene zijde even zwaar onderlijnde, als van de andere pertinent ontkende onbillijkheid eener honoreering van enkele uitgenoodigde medewerkers, verdient het opmerking dat de weinige uitverkorenen vier prijzen behaalden, de 200 vrije mededingers te samen slechts een tweetal. ? Eene ongeëvenaard meesterschap van voorstelling wordt door talrijke ontwer pen tentoongespreid. Degelijkheid spreekt uit de zware kloeke lijnen van vele ontwerpen van kennelijk Duitsche of Engelsche afkomst. Koket" kan de karakteriseering luiden van de opvatting meerdere miljoenen, zal toch wel nooit de bedoeling zijn geweest. Die graphische meesterschap waarop zooeven gewezen is, mag nu voor het oog zeer streelend zijn, zij heeft geene diepe beteekenis. Evenmin als spijzen, bij wier bereiding de tongkittelende sauce-kunst op den voorgrond treedt, den gebruiker het best plegen te bekomen, evenmin is de smakelijkste" teekening steeds gezonde bouwkundige kost te achten. Bij de perspektieven vooral pleegt aan de fantazie soms de vrije loop te worden 2e l'rijs. A. Marcel. der sterk vertegenwoordigde Eransche school. De enkele onnoozele hals, die in de onschuld zijns harten zich strikt hield aan de conditie die het prijsvraag programma stelde voor de behandeling der teekeningen, maakt geen schitterend figuur. Er is gekleurd, gewasschen en "?eaqnarelleerd dat het een aard heeft, in strijd met het program. ()ok overigens heeft dit slechts weinigen geïmponeerd. Had de Jury rekening gehouden met de aangeduide bouw som, dan had zeker gewis !),"> pCt. der ontwerpen reeds bij eerste schifting in gelaten. De noord-oostelijk gelegen voor gevel immers zal in de werkelijkheid nooit de geteekende licht- en schaduw-effekteii vertoonen, wier vroolijk spel menig ontwerp zoo verlokkelijk doet schijnen. Dat 't gebouw voor Holland en voor een Vredespaleis bestemd was, scheen aan !*0 pCt. der inzenders eene om standigheid van bijkomende beteekenis. De karakteruitbeelding is dan ook zeer gering. De meeste ontwerpen kunnen aan hunne vervaardigers nog wel eens ongewijzigd dienen voor een station of eene boekerij of een museum. De verscheidenheid van opvatting is 4e Prijs. O. \Vagner. het zand moeten bijten. Bij de geheim zinnigheid door het ('arncgie-bostuur betracht, is het intusschen mogelijk dat zij, die omtrent de bouwsom nadere in lichtingen vroegen, in een apartje de geruststellende verzekering ontvingen dat het er zoo nauw niet op aan kwam. Maar dat schering en inslag zouden zijn gebouwen van vier, vijf en nog groot. Men der serieust bewerkte ontwerpen is eene achter-i n dische pagode uit Annam of Cambodja, ter hoogte van pi.m. l )>f> M.; er is een ultra-modern ontwerp dat echter ook een oostersch caravanserail kon wezen: er is een ontwerp met een daktuin waarin lanen van 4 Al. hooge boomen ; er is een opvallend ontwerp van een Milaneesch

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl