Historisch Archief 1877-1940
'. 1513
DE AMSTERDAMMER
A°. 1906.
WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O n. d. e r redactie van. J". IDE IK! O O.
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengraoht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.U5
Voor Indiëper jaar » mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/i
Dit b]«d ii verkrijgbaar Kiotk 10 Boulevard d«i Capucines tegenover het Grand Café, te Parjja,
Zondag 2|1 Juni.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . .... f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitscnland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
BUDOLF MOSSE U Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Ffennig,
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De oud
liberalen en het algemeen kiesrecht. Het
schooltoezicht, II, (slot), door S. Gp hoop
van zegen", door B. Wie draagt do ver
antwoordelijkheid in legerzaken. FEUIL
LETON: In de rechtzaal. Naar het Zweedsch,
van' Selma Lagerlöf. KUNST EN LET
TEREN : Holland. Eerste gedichten van Jan
Walch, II, (slot), beoordeeld door Henri H.
van Calker. Serenata, door I. M.
INGEZONDEN. VOOR DAMES:'n
Kostwinning voor dames, I, door S. Kalfl'.
Een boekje voor huishoudscholen, beoor
deeld door Schreuder. ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUB, door E.
Heimans. Het Vredeepaleis, met af b.,
door J. H. W. Leliman. Penteekening van
H. G. Ibels. Het Amerikaansche gevaar,
doof Carel L. Dake. Een werk dat onder
steuning verdient, door J. H. Gunning Wz.
^Nieuwe Oud-Hollandsche Rijnwijnglazen, met
af b. Dierenbescherming in Denemarken'
m(slot), door Vrouwke. FINANCIEELE
EN11 OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. DAMRUBRIEK.
.SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
iiiuiiiiiiiiiJiiiiimiimiiiiiiii
mmtmiitimiiuiiiiiimmiiiimiiMimiH
De oud-liberalen en het
algemeen kiesrecht
Uitlandig, moesten wij den volgenden
uitval van de N.Eott. Ct. van 7 Juni aan
ons adres een paar weken onbeantwoord
laten.
Dat de liberalen, oud- of vrij-liberalen,
hoe men ze noemen wil, kunnen dwalen
in de opvatting van het algemeen belang,
zal wel door geen hunner worden tegen
gesproken; maar na hetgeen wij onlangs
mededeelden van een bestrijding in het
weekblad De Amsterdammer, die wij om
haren aard onbeantwoord lieten, willen
we wel erkennen met eenig genoegen
kennis te hebben genomen van de uit
drukkelijke verklaring van den heer
Treub, dat hij allerminst twijfelt aan de
eerlijkheid der overtuiging van de oud
liberalen". Van hem verwachtten wij
niet anders. Eigenlijk moest een derge
lijke verklaring overbodig zijn; maar waar
medestrijders tegen de oud-liberalen"
hun toevoegden, dat het geloof aan hun
oprechtheid en goede trouw hun moeilijk,
al te moeilijk" viel, daar bestond er
inderdaad aanleiding toe."
? "Waarlijk, de houding van de N. B. zoo
plechtig en waardig, als van den brave,
wien het het hart goed doet, nu eens een
wèlbezonnen woordje te vernemen, ver
dient eenige toelichting een toelichting,
die zij zelf haar lezers voortdurend
onthoudt.
Het feit is, dat wij geschreven hebben,
naar aanleiding van deze woorden van
de N. R. Ct.: Neen, het verschil
(tusschen oud-liberalen en vrijzinnig-demo
craten), dat hier bestaat, is niet dat de
arbeidende klasse niet zou mogen mee
spreken, maar of het in hef. algemeen
behtnq is aan enige klasse door liet kies
recht zooveel invloed te geren, dat haar
stem overheerschend wordt";?en daarop
in onze beide artikelen haar goede trouw
hebben ontzegd. In het eerste o. m. als
volgt:
Het is toch opmerkelijk, dat vooral
de oud-liberalen zoo bang zijn, door het
kiesrecht zooveel invloed aan eenige
klasse te geven, dat haar stem
overheerschend wordt. Tot dusverre is dit
van 1848 steeds zoo geweest. De
bezittenden waren de baas en zijn dat nog
zoo goed als onbeperkt in de Tweede
n Eerste Kamer. Zij hebben geen ander
plan en doel dan om dezen toestand door
uitsluiting van het tweederde deel der
arbeiders van het kiesrecht te bestendigen,
eöb«3frjjl zij zich daarvoor beijveren,
worflea &jj opeens zoo helderziend om to
beseffen dat het niet goed is, dat eenige
klasse door haar stem overheerschend
wordt! Foei, wat een nonsens! Waar men
een tegenstelling heeft van twee klassen,
zal er toch steeds n van beide door haar
«tem overheerschend moeten zijn. En waar
op komt nu deze zorg voor het algemeen
belang op neer ? Op niets anders dan er
voor ra zorgen, dat wél eeniee" klasse,
maar juist de kleinste van de twee de
grootste overheerschen zal!"
En in het tweede artikel, na do
mededeeling van de N. IL C1, dat zij ons
niet zou antwoorden wijl wij haar aan
onoprechtheid schuldig achtten:
Ze gevoelt zich niet uitgelokt" tot
een afzonderlijk verweer. We kunnen
het begrijpen.
Wie ter wereld zou zich uitgelokt
kunnen gevoelen deze conclusie te ver
dedigen: Wij oud-liberalen meenen, dat
het niet in het alyemeai lelan;/ is, umi
KF.X1GE klasse door hef. kiesrecht zour.eel
inr/oed te geren, dut haar stem
orerlieerschetid WORDT." 1)
Zooals die woorden daar'staan, kninieii
zij niet anders zijn dan ... de taal van
den vos, die de passie predikt, d. i.
huichelarij.
De schrijver, die ze nogal als conclusie
van een betoog gaf, moest weten, dat
hij onwaarheid sprak. Wie immers zou
kunnen tegenspreken, dat langer dan
een halve eeuw, zeer zeker een u/e klasse
nl. die der bezïtteuilen, door haar stem,
heeft overheerscht en nog overheerscht.
Alzoo: zij die overheerscht en op niets
anders hoopt, dan te kunnen blij ren
overheerschen... zegt dat zij niet wil, dat
iemand wie ook overheerscher
it'ordt.
Welzeker, X. Kot?., wij begrijpen dat
ge u niet uitgelokt" gevoelt op onze
aantijging" te antwoorden. Al kwam
de heele oud-liberale faculteit en die
vertoont nogal iets u helpen, gij
wringt u uit de engte, waarin gij u
hebt vastgewerkt, niet weder los.
Hoe was 't mogelijk, dat gij X. Eott.
zulk een mal figuur moest slaan ?
't Was niet alleen mogelijk, maar het
is alleszins verklaarbaar; want wie staat
in een scheever positie dan een oud
liberaal,, die het algemeen kiesrecht op
ethisch-principieele gronden bestrijden
wil ? Dat gij zonder bovennatuurlijke
openbaring wei recht zoudt hebben
om den arbeider uit te sluiten; dat het
algemeen kiesrecht elders gebleken zou
zijn in strijd met.het algemeen belang
te zijn; dat in ons conservatief land de
krachtige drang van het algemeen kies
recht voor de sociale wetgeving wel ge
mist kan worden... probeer het maar
eens iets te leveren wat op een over
tuigend pleidooi gelijkt! Gij kunt het
niet, en als gij dan komt met een ver
klaring als hier boven: dat gij niet wilt
dat eenige partij overheerschend trordf,
terwijl gij zelf aan niets anders denkt,
dan te blijcen overheerschen, een ver
klaring dus zoo onhistorisch, zoo onwaar,
en zoo u zelf den schoonsten schijn ge
vend zoudt ge dan willen, dat wij u
als een ter goeder trouw redeneerend
politicus den weg vrij lieten en meenen
uzelf te kunnen redden, door onze be
risping uwer jammerlijke houding een
aantijging te noemen?"
Na deze herinnering komen wij terug
tot de X. 11. Ct. in hare sierlijke houding,
sprekende tot den heer Treub: wat hebt
gij daar wél aangedaan, met te verkla
ren, dat gij allerminst twijfelt aan de
eerlijkheid der overtuiging van de oud
liberalen en dus ook allerminst aan de
mijne 't Moest niet noodig zijn zoo
iets uitdrukkelijk te verzekeren, het
spreekt immers zoo van zelf. Maar nu
die Amsterdammer... .
Wat ons betreft, wij stemmen in met
Treubs vertrouwen. Wij echter voegen
er aanstonds aan toe : wij hebben aller
minst reden om te twijfelen ook aan de
eerlijkheid der overtuiging van de vrij
zinnig-democraten, van de unie-liberalen,
van de katholieken, van de
anti-revolutionairen, in n woord geen reden tot
twijfelen aan de eerlijkheid der overtui
ging van eenige partijgroep in de
wereld Ah, het is zoo troostrijk
voor heel de politieke wereld een bui
ging te kunnen maken, en we begrijpen
hoe de ziel van de X. B. Ct. gestreeld
moet zijn, nu zij ook ons ziet deelnemen
aan dit hartverheffend schouwspel.
Maar na deze plichtpleging, die geheel
overbodig zou zijn, mogen wij met in
stemming van alle politici, vaststellen,
dat er geen gebied bestaat, waarop meer
strijd bestaat tusschen de eerlijkheid
der overtuiging" en de eerlijkheid
der betoogvoering", dan op dat der staat
kunde. En juist over die betoogvoering
hadden wij het.
Dat de X. E. Ct. tot in de diepste
diepte van haar wezen oud-liberaal is,
wij hebben nimmer eenigen twijfel daar
aan geopperd. Zij is een
model-exem
1) Wij onderstreepten.'
plaar ia zuiverheid* van conservatief
denken en gevoelen, voor zoover dat in
een land als het onze voor een groot
liberaal dagblad begaanbaar is. Maar
hieruit volgt allermiryjyti, dat zij haar stand
punt verdedigende eren eerlijk zal zijn
als aan haar voorrechten gehecht. Eer het
tegendeel, want alle conservatisme tegen
over den vooruitgang van denkbeelden
geplaatst en tot zich t3 handhaven geroe
pen, heeft de" neiging zich te ver
weren met de principes uit het kamp
der tegenpartij, eenvoudig omdat het
conservatisme uit zichzelf geen principes
bezit. In dezen toestand kon dan ook de
X. R. Ct., het niet af zonder tegenover
het algemeen kiesrecht te stellen het
a/geniei'ii belaity, ofschoon steeds het
partijof klasse-belang haar richtsnoer is ge
weest, en om nu een schijn van
liefde voor dat «ltjei>tee>t-be\a.ng te doen
uitkomen, verbindt zij het in haar rede
neering aan de volstrekt onzinnige ver
klaring, dat zij (die zelf tot dusver van
een overheerschend kiesrecht der bezit
tende klasse geprofiteerd heeft) niet inag
dulden, dat eenirje klasse door het kies
recht overheerschend iror//f.
Moet men misschien ook eerbied hebben
voor de eerlijkheid der overtuiging van
zulk een HI:TOO<; ? Een eerbied, die nog
te behouden zou zijn, indien er van een
vergissing sprake mocht wezen ; maar wie
durft zeggen, dat de X. ItoH. zelve niet
wist, toen door haar het woord algemeen
belang in dit verband werd gegeven, dat
tot dusver de klasse der bezittenden door
het kiesrecht steeds overheerscht heeft?
Bij zulk een onware, met alle feiten in
strijd verkeerende redeneering niet aan
goede trouw te denken is ieders recht,
en dit uittespreken indien hij zulk een
overtuiging bezit, ieders i/licht; een
plicht heel wat moeilijker te vervullen,
dan de buiging te maken, dien wij hier
boven, in navolging van den heer Treub,
tot stichting van de N. R. hebben ver
toond.
Het groote gevaar voor een volk, het
zoo algemeen erkend demoraliseerend
karakter van de politiek, is geenszins
gelegen in de veelheid der overtuigingen,
in het fel tegenover elkander staan der
partijen. Neen. Het streven naar waar
heid brengt den onvrede, en de waarheid
is derving van het genot der ruste waard.
Maar de oneerlijkheid in den
geesteskamp, waardoor men, met wat ons lief
heet te zijn, handelt als met het inferi
eure, zoodat wij de leugen te hulp
roepen om het te verdedigen... zij ver
vult den staat en de maatschappij met
zooveel kwaads.
Het Schooltoezicht.
11. (Slof).
Vervallen is dus de reden, die men
honderd jaren geleden had om mannen
van hoogeren stand, vol liefde voor de
volksveredeling, met het schoolbezoek
te belasten.
Rest nog de zorg voor de examens
en het zitting nemen in de
examencommissiën.
Tusschen de examens en de opleiding
daarvoor, en tusschen deze en het lager
onderwijs bestaat een innig verband.
Om maar een voorbeeld te noemen:
Eischt het examen veel feitenkennis,
veel weten en weetjes, dan zal men bij
de opleiding de kweekelingen, bijna zonder
verademing, dwingen tot het opstapelen
van allerlei kundigheden, tot het opne
men van de uitkomsten van het weten
schappelijk onderzoek, in plaats van hen
te gewennen aan het zoeken zelf, en de
opleiding zal jonge onderwijzers afleveren
met een betrekkelijk groote mate van
eruditie, maar die als boekwormen de
frischheid van geest en scherpzinnigheid
van oordeel missen, welke de lagere
school vóór alles noodig heeft. En na
tuurlijk zullen zij bij hun onderwijs
trachten hun leerlingen vooral dat bij
te brengen, wat hun vier jaar lang als
het eenig noodige heeft voor den geest
gestaan. Het ijveren van de Vereeniging
voor Vereenvoudiging van examens zal
zulke onderwijzers tevergeefs trachten
terug te houden van overlading.
Hebben de examens zulk een
pverheerschenden invloed op de opleiding
en daardoor op het onderwijs, dan zou
men verwachten, dat de verbetering der
examens een voorwerp van voortdurende
zorg der schoolpers zou zijn.
Er is ook een tijd geweest bij de
opfleuring van ons lager onderwijs na
de wet van 1857 dat die belangstel
ling zich in menig artikel uitte. Maar
tegenwoordig is het bijna het zwijgen
der woestijn, vermoedelijk wijl niemand
de rol toelacht van de "stem eens roe
penden te zijn. Nog ben enkelen keer
mag de critiek zich doen hooren, b.v.
over een allerdwaaste opgave voor het
schriftelijk examen of over de buitenis
sigheid van een examinator, die de
etymologie van aardrijkskundige namen
als een belangrijk examendeel op den
voorgrond stelt. Maar dan geschiedt dat
meestal niet op den toon eener ernstige
bestrijding; men deelt het mee als een
grap, die van het eene blad naar het
andere gaat, en waarover men zich
vroolijk maakt. Ernstig geschreven arti
kelen over examens worden steeds
schaarscher.
Men zie achter die schijnbare onver
schilligheid slechts teleurgestelde belang
stelling en 't gevoel van machteloosheid,
dat zich verbergt achter een lach.
Toch zou men voorbarig oordeelen,
als men nu het schooltoezicht beschul
digde van lauwheid, van hooghartige
onaandoenlijkheid voor de critiek. Het
is waar, de toestand blijft zooals die was:
examinatoren, die bij de opleiders met
een zwarte kool geteekend staan om hun
prikkelbaarheid, hinderlijke pedantheid;
die de candidaten van de wijs brengen door
zeurige puntjes-op-de-i-zetterij of door het
op den voorgrond stellen van eigen meenin
gen inplaats van den candidaat te volgen ;
examinatoren zelfs, die hun gebrek aan
ernst toonen door schriftelijke opgaven,
waarvan ieder bij de eerste lezing het
ongeschikte ziet, al die examinatoren
blijven meestal gehandhaafd;
de rijksnorinaalscholon blijven even
gebrekkig, al toonen ook, zooals ik onlangs
las, de bijzondere normaal- of kweek
scholen door twee a driemaal zooveel
lesuren voor sommige examen vakken uit
te trekken, hoe onvoldoende het aantal
lesuren aan de Rijksnormaalscholen. is
om de leerlingen te doen beantwoorden
aan de zooals in hetzelfde artikel
stond in het zuiden steeds hooger
wordende eischen der examens;
het verouderde examenprogram blijft
steeds op verandering wachten, enz.
De oorzaak hiervan zoeke men niet
in lauwheid van het schooltoezicht of
van het Departement van Binnenlandsche
Zaken; zij zal wel liggen in onvastheid
van oordeel, in 't gebrek aan moed en
inzicht, om uit de verschillende meeningen
de juiste te kiezen. Van den
tegenwoordigen Minister van Oorlog durven
sommigen geen ferm doelmatig ingrijpen,
geen gezonde hervorming hopen, wijl
hij voor alles theoreticus is; hoe zullen
dan de leden van het Schooltoezicht, die
niet eens theoreticus zijn, hoe zullen dan
de ambtenaren van het Departement,
geleid door zulk een voorlichting, de hand
aan den ploeg durven slaan ?
Hoe zou een inspecteur of districts
schoolopziener zich wagen aan het
beoordeelen van de doelmatigheid eener
examenopgave ? Hoe zou hij... Doch
fenoeg; ook hierbij is onmisbaar de
juisteid en vastheid van oordeel, welke
alleen verkregen worden door voort
durende waarneming der practijk.
Over de dwaasheid, dat een rechtsge
leerde, wiskunstenaar, latinist of hellenist
als bijzitter mede moet oordeelen over
een examen in opvoedkunde of eenig
ander vak, waarvan hij nooit studie
maakte, daarover behoef ik niet veel
woorden te verliezen. Verscheiden school
opzieners zijn daarbij niet veel meer dan
figurant, hoe bekwaam zij overigens op
hun eigenlijk gebied zijn.
Dus ook voor de werkzaamheid van
het schooltoezicht bij de examens zijn
mannen, gevormd in de practijk, en niet
de leden van hoogere kringen, noodig.
Het ware dus te wenschen, dat de
regeering haar zorg voor het lager on
derwijs toonde door een hervorming
van beneden tot boven. Lang genoeg is
het lager onderwijs een cheval de bataille
voor politici geweest, laat nu eens het
ware belang van het onderwijs en niet
partijbelang de eenige drijfveer zijn.
Het lager onderwijs worde volkomen
mondig verklaard: alleen uit mannen
van het lager onderwijs kieze men
voortaan de leden van het schooltoezicht:
Een hoofd van een school van erkende
bekwaamheid worde arrondissements
schoolopziener in zijn omgeving, even
als een pastoor deken is over eenige
omliggende parochiën.
Dit is de eerste en eenige verande
ring, die noodig is. Want de districts
schoolopziener, benoemd uit de arron
dissementsschoolopzieners, is dan ook
voortaan van zelf een oud-schoolman,
en de inspecteur eveneens. Op die wijze
verkrijgen wij binnen een afzienbaren
tijd een deskundig schooltoezicht.
Of wel: men schafte het
arrondissements-sehoolopzienerschap af, vorme
kleinere schooldistricten en benoeme
bekwame practici. Ook de uitvoering
van de leerplichtwet kan er niet anders
dan bij winnen, wanneer die in handen
wordt gelegd van mannen, over wier
tijd de Staat ten volle kan beschikken.
Werden dan aan het Departement
van Binnenl. Zaken eenige deskundigen
geplaatst, dan hadden "wij een school
toezicht dat, vertrouwd met de practijk,
een krachtigen invloed ten goede zou
kunnen uitoefenen.
Voor verhooging ven uitgaven behoeft
men niet te vreezen. Integendeel mag
bezuiniging verwacht worden. Bij de
tegenwoordige regeling keert het Depar
tement wel eens uitgaven goed, waarvoor
de naam verspilling niet ongepast schijnt.
Ten bewijze daarvoor neem ik het
volgende verkort uit De Telegraaf over:
In Den Haag zetelt dit jaar een com
missie voor de onderwijzersexamens,
samengesteld uit schoolopzieners van
buiten Den Haag. Drie schoolopzieners
uit die stad hebben zitting in de com
missie te Rotterdam en te Haarlem.
Zoo zit ook een Rotterdammer te Haarlem,
een Haarlemmer in Utrecht, enz.
In de zuidelijke inspectie zien wij het
zelfde : In Den Bosch zit een school
opziener uit Breda, te Breda een uit
Arnhem, te Arnhem een uit Maastricht enz.
Door die regeling worden stellig t wee
duizend gulden meer aan reis- en ver
blijfkosten uitgegeven dan wanneer de
schoolopzieners zitting hadden gekregen
in de examen-commissie van hun woon
plaats. Van eenigen heilzamen invloed
op den gang der examens kan het niet
zijn, dus die uitgaven hebben volstrekt
geen nut behalve voor de beurs der
betrokken schoolopzieners. Het verraadt
een totaal gemis aan inzicht in de practijk
der examens dat het Departement den
Minister zulk een voordracht heeft voor
gelegd.
Doch er is meer en erger:
Een acht- of tiental examinatoren uit
Rotterdam treedt op bij de examens in
Den Haag en een even groot aantal uit
Den Haag bij die in Rotterdam. Exami
natoren uit Breda gaan naar Den Bosch
en Maastricht, van daar weer anderen
naar Breda of Den Bosch, enz.
Dat eischt weer eenige reis- en verblijf
kosten meer dan wanneer die heeren
examineerden in hun woonplaats.
Bovendien worden zij gedurende weken
geheel onttrokken aan hun school, waar
mede zij ande.rs toch altijd eenige voeling
konden houden.
Het ergste is echter, dat het gevaar
voor onverdiende afwijzing daardoor wordt
vergroot. De leerlingen der gymnasia
worden geëxamineerd door hun eigen
leeraren, die der H. B. School door een
commissie van eigen leeraren of leeraren
uit de provincie, dus van menschen.
tusschen wie verstandelijke aanraking
bestaat. Bij beide examens is dus gezorgd,
dat zij zich bewegen in de richting en
blijven binnen de grenzen der studie van
de examinandi. Voor zonen uit de kleinere
burgerij, die onderwijzer willen worden,
is niet zoo gezorgd. En toch is een
afwijzing voor hen op zijn minst even
pijnlijk! Zij worden geëxamineerd door
geheel vreemde heeren, ten overstaan
van een niet-deskundige Commissie, die
tengevolge van het bovengeschetste
chuiif/ez-croisez der schoolopzieners hun
ook geheel vreemd is!
Benoemde de commissie deskundigen
uit het examen-district, dan zou zij in den
loop der jaren door het raadplegen der
opleiders de mindergeschikte kunnen
elémineeren en een stel examinatoren
krijgen, waarvoor zij, zoowel als de op
leiders, de candidaten met vertrouwen
kondeji doen verschijnen. En de
leerof examenstof zou binnen engere grenzen
worden gebracht tot groot voordeel voor
de gezonde ontwikkeling van het oordeel,
dat nu te vaak verduisterd of in zijn
groei belemmerd wordt door opvulling
van het geheugen.
Nu zal men inzien hoe verkeerd het
is de deskundigen van buiten te nemen.
Natuurlijk wordt het gevaar dat met de
richting der studie van den candidaat
geen rekening gehoudeu wordt, grooter
naargelang de examinator meer uit de
verte komt en meer onbekend is met de
opvatting van het program, die gevolgd
werd bij de opleiding.
Bestond het schooltoezicht uit mannen,
door en door vertrouwd met de practijk
der opleiding, dan zou het voorzeker
niet zulk een verkeerden maatregel
nemen; zetelden aan het Departement
van Binnen!. Zaken deskundigen, dan
zou het stellig zich verzetten tegen de
te vermijden uitgaven van eenige dui
zenden aan reis- en verblijfkosten voor
een regeling, die het gevaar voor onver
diende afwijzing van menigen candidaat
aanmerkelijk vergroot.
J