Historisch Archief 1877-1940
No. 1513
DE AMSTERDAMMER \VEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dit»
H-t\.lbfJ>
5t Trν ApW UK dtt&vrs de
' J&vrit, fo &ü* comtficiue entte
Ce G&/iiU£ Twdif$ f c '(fyfof Aytnt
?lllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIMIIIIlllllMlllllllllllllllMMIIIHIIII
perial Institute), die veeleer dan
Cordonnier's wufte quasi 16e-eeuwsche bouw
kunst zich zou hebben aangesloten bij
het milieu.
"^Aandachtige beschouwing en
verge'Ujking van dit ontwerp met de bekroonde
ontwerpen, maakte het mij steeds onbe
grijpelijker, hoe bij de eindkeuze GrolPs
?ontwerp, dat bovendien eene meesterlijke
graphische behandeling vertoont, kon af
vallen, bijv. tegenover eene croute" als
"Wendt's derden of Schwechten's zesden
5rijs. Ik acht dit ontwerp zelfs, o. a.
oor zijne stemmiger vormen, minstens
gelykwaarcKg met het eerst-bekroonde
projekt, en superieur boven de klassieke
typen onder de bekroonden, terwijl het
zich bovendien, financieel beschouwd,
veeleer dan een dezer voor verwezen
lijking zou leenen.
Ik wil hier op Groll's ontwerp, dat
mij een der beste van de ingezpndene
ontwerpen toeschijnt, in het bijzonder
ook daarom de aandacht vestigen, wijl
het tot het laatst de eer der
Nederlandsche bouwkundigen ophield (de anderen,
waren reeds veel eerder afgevallen) en
in engeren zin ook die der Delftsche
?opleiding, welke door de autoriteiten bij
hunne willekeurige en voor ieder inge
wijde onbegrijpelijke inyitaties volkomen
over het hoofd was gezien.
J. H. "W. LELIMAN.
Bouwkundig Ingenieur.
Het Ameritasctie gemr.
(Ingezonden^.
Ter gelegenheid van het Rembrandt jubi
leum zal de My. Irti et Amicitiae" een zeer
belangrijke tentoonstelling houden en wel
van werken van onze groote moderne mees
ters. Israëls, Maris, Mauve, Bosboom,
Weis«enbruch e. a. Deze kunstenaars hebben
Nederland verrijkt met een serie meester
werken van den eersten rang, en het tijds
verloop te rekenen van 1870 tot heden tot
een van de schitterendste kunstperioden
onzer geschiedenis gemaakt.
Het is daarom een zeer goede gedachte
van het bestuur van Arti geweest om den'
bewonderaar van Rembrandt en in het alge
meen van de onde Hollandsche kunst te
toonen dat, wat de schilderkunst aangaat, het
Nederland van den tegenwoordigen tyd nog
onverbasterd is.
Dat dit zoo is, is waarlijk merkwaardig.
Op alle gebied worden wij door de mach
tige natiën, die zich in de wereld vormen,
overvleugeld en zelfs de andere kleine landen,
hoe ook mét ons bedreigd om by de toekom
stige volkenstrijd door de machtigen te wor
den beroofd van eigen nationaal bestaan, too
nen in alle opzichten meer energie dan wij.
Doch onze moderne schilderschool schit
tert op den eersten rang.
Die schittering is opgemerkt.
Niet in de eerste plaats door ons eigen volk.
Natuurlijk niet.
Dat klopt met de oude spreuk van den
profeet, die in eigen land niet geëerd wordt.
Maar het eerst vonden onze kunstenaars
waardeering in den vreemde.
In Schotland en Engeland. Daarna in
Amerika en Duitschland. En toen in Holland
zelve.
17 jaren geleden hoorde ik een bekend en
geleerd Nederlandsch museumdirecteur van
Jozef Israëls zeegen dat diens stijgende roem
een brutale opschroeverij was.
Dit gevoelen werd toenmaals door velen
in den lande gedeeld.
Xoen de Bulgaren van Cermak hier voor,
ik meen / 10,000, gekocht werden en de clou
van de stedelijke tentoonstelling waren, liep
men zonder attentie een heerlijke schilderij
van Israëls (vrouw in zonnig laantje) voorbij.
Deze schilderij werd naar Engeland verkocht.
Doch tegen 1895 eerst was men ook hier tot
het besef van 's kunstenaars grootheid ge
komen, vierde men met veel jubel en aan
spraken zijn 70sten jaardag en zag ik hem
de hand drukken door personen die nog geen
jaar te voren verklaarden in Calame den
idealen schilder te hebben gevonden!
Wy leeren dus reeds lang van de vreemde
lingen onze groote kunstenaars kennen.
Die appreciatie der vreemdelingen van
onze schilderkunst is vleiend en doet ons
Nederlanders goed.
Op onze boter, marine, handel, rijkdom,
kunnen wy niet meer prat gaan.
Maar als we in Newyork of Chicago of
Montreal zeggen dat wy medeburgers zy'n
van Israëls, Maris, Mauve, dan bemerken we
dat we ons niet hoeven te schamen dat we
Dutchmen zijn.
Holland art is booming", schreef onlangs
een Amerikaansch kunsthandelaar aan een
Nederlandschen dito.
Ja daar heb ja 't. >
Holland art is booming.
Het onvermijdelijk gevolg van de appreciatie
is geweest de begeerte om te bezitten.
De Amerikanen zijn ryk en nu willen ze
onze kunst hebben.
Daar is het gevaar.
Het grootste en schoonste wat ons land
voortbrengt, het eeniggte wat voor ons de
moeite waard is om zelf te houden, willen
ze ons ontnemen.
Men leze toch vooral de uitmuntende arti
kelen die van Deyssel in den laatsten tijd
over Rembrandt schreef. Maar met
geconcentreerden aandacht. Dan zal men misschien
de overtuiging krijgen dat kunst" het hoogste
is wat door een volk wordt voortgebracht,
dat kunst de gequintessenceerde liefde, adel,
deugd en wijsheid der natie is.
Die kunst zijn nu de Amerikanen bezig uit
Nederland weg te koopen.
Daarom geven ze ons in de plaats dollars
waarvoor we naderhand dan weer sporen in
Amerika laten aanleggen!
Deze toestand is een nationale ramp.
Het beste, het edelste wat ons land voort
brengt, zijn kunst, gaat voor ons verloren.
Italiëbewaart zijn oude kunst door een wet.
Dat kunnen wij natuurlijk niet doen.
De geest van Draco moet niet vaardig over
ons worden.
Maar wij kunnen veel doen om het gevaar
te keeren.
Een eeresaluut zij hier gebracht aan die
vaderlandslievende mannen die hunne prach
tige kunstcollecties aan land of gemeente
afstaan.
Dan kunnen ze, veilig, ons en onze nako
melingen, in rustige museumzalen, toespreken,
aangrijpen, ontroeren.
Dan kunnen de vreemdelingen tot ons
komen om te genieten van de heerlijkheid
onzer kunst.
Maar als onze meesterwerken niet op deze
wijze worden veilig gesteld, verdwijnen ze
onvermijdelijk en voor altijd uit ons land.
Want de Amerikaan is begeerig en
ontzaggelijk van geldmacht.
Kort geleden bracht een schilderij van
Mauve te New-York in publieke veiling
? 108,000 op.
Op alle belangrijke kunstveilingen in ons
land is de Amerikaan kooper. Onze nog le
vende groote schilders werken allen bijna
uitsluitend voor Amerika. Ze zijn allen be
vriend met 3 of 4 Amerikaansche kunst
handelaars, die een of twee maal 's jaar ons
land komen bezoeken en medenemen het
beste wat voortgebracht wordt.
De jongeren hunkeren naar een Ameri
kaansch bezoek.
Nooit is het werken voor den handel zoo
druk geweest als tegenwoordig. Nog jonge
schilders maken vijftien, twintig, dertig dui
zend gulden 's jaarlijks.
En al het werk gaatjnaar Amerik, direkt
of indirekt.
Daar is het kwaad weer.
Eersten bevordert dat nerveus haastige
schilderijen maken de degelijke studie, de
gestadige daarop gebaseerde ontwikkeling
van den kunstenaar natuurlijk niet.
In de tweede plaats lyden wij het onherstel
baar verlies der vele goede schilderyen, die
heden gemaakt worden.
Het ideaal onzer jonge kunstenaars is door
een kunsthandelaar met Amerikaansche rela
ties (en die hebben ze allen) opgemerkt te
worden en gekocht.
Daar ze meestal onvermogend zijn en soms
wrange tijden hebben moeten doormaken, kan
men hen dat niet euvel duiden, evenmin den
kunsthandelaars dat ze hun commercieel
belang zoeken.
Op tentoonstellingen wordt zeer weinig
verkocht.
Dus dan wordt er op het laatst maar
geoefend in het binnenhuisvak, of aldoor
molentjes geschilderd, of schapen op de
heide, veel schapen.
En meestal schiet de kunst er bij in.
Men moet toch leven niet waar?
En nu doet zich de vraag voor: is er tegen
dat zoogenaamde Amerikaansche gevaar iets
te doen ?
Ik geloof van wel.
In de eerste plaats het legateeren van
collecties aan land of gemeente. Daardoor
behouden wij wat we nog hebben.
En dan moet er veel meer belangstelling
komen voor het werken der jonge kunstenaars.
Als die belangstelling er is komt ook de
kennis, het oordeel des onderscheids, gekweekt
door eigen zien.
Daarna de begeerte om te bezitten en kunst
in eigen huis te genieten,
Daardoor kan de jonge kunstenaar leven
en vrij blijven in de kwazévan zijn onder
werp, waardoor hjj «iïiv eigenaardig talent
niet behoeft te fórcdjyètr-^p nolens volens
naar Laren of Völen4ani moet gaan.
Het schoone i* overal,.
En zal overai'doördfiögoed onderlegden
Nederlandschen schilder Jezocht en.gevonden
worden, als hij niet door gebrek aan belang
stelling bij eigen landgenooten naar het patent
binnenhuis gejaagd wordt.
(Waarmede ik van een mooi geschilderd
binnenhuis geen kwaad wil spreken).
Ik herhaal het, grootere belangstelling van
het Nederlandsche publiek in onze kunst en
de kunstenaars, zal het Amerikaansche gevaar
met goed gevolg kunnen bestrijden.
Maar dan moet er eerst nog iets anders
gebeuren.
Dan moeten de officieele critici van toon
veranderen.
Die toon is ophemelend voor zeer enkele
kunstenaars en minachtend voor de groote
massa.
Bepaald minachtend.
En ziet. Het maken van een middelmatig
meubelschilderijtje is moeielyker en vereischt
oneindig meer talent en studig, dan noodig
zijn voor het schrijven van het gemiddelde
critiekartikel I
Dit is nu wel een waarheid als een koe
zoo groot, doch ze moet toch even gerele
veerd worden.
En wanneer nu de critici, die het oor van
het publiek hebben, by elk stuk dat ze schrij
ven, het grootste gedeelte der deelnemers eener
expositie in het openbaar beleedigen dan geloof
ik dat ze, misschien met goede bedoeling, zon
der opzet, het Nederlandsch publiek het gros
zijner kunstenaars leeren minachten hetgeen m.
i. niet bevorderlijk is voor de algemeene kunst
ontwikkeling en de levenslust en deenergie
van de groote meerderheid der artisten knauwt,
terwy'l, aangezien de onfeilbaarheid der critiek
niet vaststaat hettoch nog te betwijfelen valt
of de beoordeelaars altyd gely'k hebben.
Ik wensch van harte er in geslaagd te zijn
de aandacht op hetgeen ik hier besprak te
hebben gevestigd en dat men in overweging
moge nemen de middelen die ik aangaf om
het perykel te keeren, steeds te waken en te
zorgen voor de glorie van Nederland, zijn
schilderkunst.
CARBL L. DAKB.
Een werk flat omlerstenniag Yerflient. jl
De Amsterdamsche Bond voor Lichame
lijke Opvoeding (goedgekeurd bij Koninklijk
Besluit van 30 Mei 1903, St. Cl. no. 147) is
geen onbekende meer. Niemand kan zeggen,
dat hij overbodig werk doet en niemand zal
willen beweren, dat hy zyn werk niet goed
doet. Iedereen kan dit beoordeelen, want
hij timmert aan den weg" ; de door hem
georganiseerde openluchtspelen op het terrein
achter het voormalige Buitengasthuis aan de
Constanty'n Huijgensstraat hebben terecht
altijd veel bekyk. Green Amsterdammer zal
het dan ook misprijzen, dat het gemeente
bestuur dit terrein, waarop wij zoo gaarne
het Rijks-Ethnografiseb. Museum zouden zien
verrijzen, den Bond ter beschikking heeft
gesteld en -dat de Raad dit jaar het subsidie
van ?1500 op ? 2500 bracht. En ieder Am
sterdammer ziet met zekere fierheid dat
Amsterdamsch" voor zijn naam prijken;
want al behoorde het e"en Nationale Bond
te zijn, en zal het dat ook nmaal stellig
worden : waar het gansche land nog zoo be
droevend achterlijk is op het gebied van de
lichameüj ie opvoeding, daar doet 't een
Amsterdamsch hart goed, dat Amsterdam
althans weder het goede voorbeeld geeft.
Van Amsterdam beginne de victorie l
Doet de Bond alzoo echt nationaal werk,
hij verricht ook sociaal werk, dat minder
aan den weg timmert, maar daarom niet
minder toejuiching en ondersteuning ver
dient. Ieder die eenigermate met de toestan
den onzer moderne groote steden, en met
die te Amsterdam in het bijzonder, vertrouwd
is, weet, dat er misschien geen sociaal vraag
stuk zoo kwellen!, zoo nijpend is, als dat
der opvoeding der groote stadsjeugd. Immers,
wanneer men het voor het kiezen had, zou
niemand 't in zijn hoofd krijgen, als
opvoedingsplaats voor een kind een groote stad
uit te zoeken, en allerminst de armewijken
van zulk een stad. En nu kunnen de rijken
en de half-rijkon op allerlei manieren hun
kinderen tegen die nadeelige invloeden be
schermen en hun in allerlei vorm een tegen
wicht geven tegen de onvermijdelijke
nadeelen van het groote-stadsleven, maar de armen,
voor wie die nadeelen wegens hun armoede
toch al tien- en honderdvoudig vergroot zijn,
kunnen dat niet. En daarom moet niemand
zeggen: Er wordt tegenwoordig voor de
arme kinderen al zoo veel gedaan", bedoe
lende te veel. Ik zal niet zeggen dat ik alles
goedkeur, wat er gedaan wordt; er loopt my
wel eens wat te veel sentimentaliteit onder
en er wordt ook op dat altaar wel eens
onheilig vuur gebrand; maar al is niet alles
wat gedaan wordt doelmatig eu verstandig,
ta veel wordt er zeker niet gedaan, ja, nog
lang niet genoeg, en het is slechts een reden
te meer, om krachtig te steunen wat wél
verstandig en wél doelmatig is.
Zoolang de kinderen op school opgeborgen
zyn, zijn zij welverzorgd. Maar men geve zich
toch wel rekenschap, dat dit niet meer dan
vijf uren per dag is. Vroeger kwamen er
door de avondschool voor sommigen nog een
4-tal uurtjes per week bij, thans houdt de
herhalingsschool een ietwat oudere categorie
een achttal uren per week, maar dat zijn
winter-avonduren, en de dag telt, drie vierden
van het jaar, nog hè. l wat uurtjes meer.
Waar blijft dat arme kind gedurende dien
tijd ? Wy weten het allen; grootendeels op
straat; en wij weten ook wel allen, wat dit
beduidt.
En toch heeft dit op straat zyn althans
twee voordeelen, het kind is in de open lucht
en kan zich naar de behoefte van zyn leeftijd
bewegen, twee voordeelen, die zelfs onze
ook in deze richting zoo veel verbeterde
scholen hem nimmer in voldoende mate
kunnen verschaffen; en wanneer die straat
1) Gaarne voldoen wy aan het tot ons
gericht verzoek van de subsommissie der
Bijzondere Commissie, Amsterd. Bond voor
Lichamelijke opvoeding, dit artikel te plaat
sen ; allicht zal het veler sympathie en mede
werking voor een goed doel helpen winnen.
RED.
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllirillllllllMllllllllllltMIIIIIIIIIIIIIIIIIttlllllllllHIMIIIIIMIIIIIIIIIHIIIMiniHIIIIIIIMIHinillll
Nieuwe Oud-Holl. Rynwjjnglazen.
Het niet-achten en in onbruik raken der
deugdelijke oud Hollandsche
Rynwijnglazen heeft de firma G. en A. Maller te
Amsterdam er toe geleid dit oude glas
werk, zooals het voorkomt op oud-Holl.
schilderyen, of bewaard wordt in vitrines
dan ook maar een plantsoen, of zelfs een
open plein met verhoogd middengedeelte is,
dan is de ramp nog zoo groot niet, alhoewel
ook dan toch altyd nog iets ontbreekt, dat
het kind van dien leeftijd zoo noodig heeft :
verstandige leiding.
Wie dit ontkent, kent de kinderen niet.
Zeker, om te kunnen genieten, moeten de
kinderen vrij Kiin: de school bindt ze al
genoeg, huisgezin en maatschappij leggen
hun al beperkingen genoeg op, laten ten
minste hun spelen vrij zyn! Theoretisch vol
komen juist, maar de kinderlijke natuur laat
het niet toe; aan zichzelf o vergelaten bederft
het kind zijn eigen genot, omdat het zyn
vrijheid niet weet te gebruiken. Het
gemeenschapsspel is een behoefte en een na
tuurlijke uiting der kinderlijke natuur,
maar het kind is niet inventief genoeg
om altyd zelf goede spelen te bedenken.
en de overgeleverde deugen ook niet alle;
het mist organisatie-talent en hindert
daardoor zijn makkers en zichzelf, daar
gelaten nog dat het voor volwassenen een
last en schadepost wordt. Daarom is het
kind zelf dankbaar voor leiding by zijn spel,
n.l. voor paedagogisch-verstandige leiding,
dat is zulk eene, die zich bepaalt tot aan
vullen en corrigeeren van de gebreken der
kindernatuur zelf. Waar de kinderlijke
phantasie te kort schiet, moet zy worden aange
vuld, waar de kinderlyke levendigheid in
woestheid zou ontaarden, moet dat worden
voorkomen, maar overigens moet het kind
zóó spelen als het in volle vrijheid spelen zou.
Wie onzen gedachtengang tot dusverre
gevolgd is, heeft de conclusie al zien aan
komen: er behoort overal voor het arme
schoolkind gelegenheid te zijn om buiten
schooltijd in de open lucht te spelen, en wel
liefst onder paedagogisch-verstandige leiding.
Het is geen geheim, dat onze steden daar
niet op gebouwd zyn, en dat wij in de mid
delen om daarin te voorzien nog treurig
achterlijk zijn, met name by Duitschland
vergeleken. In de meeste plaatsen van ons
land moet met het eerste begin nog be
gonnen worden.
In Amsterdam echter is men ten minste
begonnen. Reeds voor de Bond voor L. O.
optrad, bestonden hier speeltuinen, die
echter n om hun gering aantal n om
hun inrichting niet voldoende waren, maar
die althans in de goede richting wezen. Het
bekende Ons Huis" in de Rozenstraat be
steedde een legaat van haar stichter, den
philanthroop P. W. Jansen, om een paar
belendende huizen aan te koopen, af te breken
en daarvoor een speelplaats in te richten,
die den geheelen dag open is en daarom
vooral gebruikt wordt door kinderen beneden
den schoolplichtigen leeftijd. De Bond echter
is bijna onmiddellijk na zyn oprichting be
gonnen met het organiseeren van cursussen
voor speelleiders en gaat daarmede voort'
en reeds dit jaar kon hy aan ons gemeente
bestuur mededeelen, dat hy bereid en in
staat was om de speelleiding van een groot
aantal schoolkinderen op zich te nemen,
wanneer dat bestuur daarbij een handje wilde
helpen door het beschikbaar stellen van speel
plaatsen by openbare scholen.
Dit laatste verzoek werd met de gewone
welwillendheid toegestaan. 18 scholen, in
verschillende gedeelten der stad gelegen,
werden beschikbaar gesteld; men koos daar
voor die uit, die een eenigszins ruime
speelplaats bezitten, die rechtstreeks van
de straat toegankelijk is. Hiervan heeft de
Commissie uit den Bond er voorloopig niet
meer dan drie in gebruik genomen, deels
omdat zij niet alle speelplaatsen voor haar
doel geschikt vond, deels om de kosten, en
deels ook omdat zij niet lydt aan de boven
gegispte sentimentaliteit en daarom oordeelt,
dat de buurten, die gelegen zijn bij een ge
schikt plein of plantsoen, voorloopig kunnen
wachten. Zy aanvaardde dus alleen school
nr. 79 aan de Kattenburgerkade, school nr. 81
in de Valkenburgerstraat (achter de
Jodenbreestraat) en school Lr. J, in de
Wittenstraat (buiten de Haarlemmerpoort).
Hier nu zyn schoolspeelplaatsen ingericht,
die de vy'f eerste dagen der week van 5 tot
7 en des Zaterdags van 2?5 uur open zijn.
(De Woensdagmiddag is sinds de afschaffing
van den avondschooltyd niet meer vrij). 5
maal 2 plus 3 is 13 uur, dat is geen kleinig
heid I En dan hoe heerlijk, dat die speel
plaatsen eiken dag toegankelijk zij n l Men
denke zich eens even in wat dit zeggen wil.
En ook, wat het kosten moet! Want dat
het zonder kosten niet gaat, spreekt van zelf.
Allerlei speeltuig moest worden aangeschaft,
als kruiwagens, schoppen, tollen, hoepels,
ballen enz., maar dat was het ergste niet
Men wil immers spelïeidinj» f Welnu bet spreekt
van zelf, dat men die op zoo groote schaal
en bestendig niet kosteloos verkrijgen kon,
al wist men ook vooruit, dat men niet
tevergeefs een beroep zou doen op de
belimilllllMHIIMIIHHIIIIIItll
in het Rijksmuseum, in vorm en kleur
getrouwelijk na te bootsen. Verschillende
soorten oud-Hollandsche Rynwijnglazen
heeft zij nauwkeurig doen namaken, en
dezen den naam gegeven naar schilders,
als: de Jan-Steen-beker, de Frans-Hals
beker, enz. De kleur is mosgroen.
Ter gelegenheid der Rembrandtfeesten
heeft dezelfde firma de verzameling ver
rijkt met een Rembrandtbeker", een
trouwe nabootsing van den beker, dien
Rembrandt op het schilderij aanwezig
in het Museum te Dresden waar hy zit
met Saskia op zyn knie, triomfantelijk in
de hoogte houdt.
Rembrandtbeker, hoog 35 cM.
Nieuwe Oud-Hollandsche Rijnwijnglazen. De Jan-Steen-beker, de Frans-Hals-beker, enz.