Historisch Archief 1877-1940
H-, 1514
DE AMSTERDAMMER
A°. 1906.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Pit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder redactie -van. J". IDZE IC O O.
* uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDOEF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.05
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/i
Mt Umd it Terkrrjgbur Kio*k 10 Boulevard d« Capocine» tegenover bet Gr»nd Café, te Parjji.
Zondag l Juli.
Advertentien van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel , 0.40
Annonce» uit Duitochland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
KUDOLÏMOSSB U Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel U 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VEERE IN VAN NABIJ: De
verdediger in strafzaken, door F. B. Enthoven,
met naschrift van mr. M. A. van Booven en
de Eedactie. Militaria, door Soldenier.
Schooltoezicht, door S. Brieven uit
NieuwNederland, door A. E. M. S. te Laer.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Huis
arbeid, I, door mr. H. S. Veldman. FEUIL
LETON : De oogen van Hieronymus, I. Naar
het Duitscb, van L. Andrö. KUNST EN
LETTEEEN: St. Lucas-tentoonstelling, door
W. Steenhoff. J. Voerman, door W.
SteenhoiL Stadsmenschen, door Frans Hullemau,
beoordeeld door Peter Spaan. Sophocles'
Antigone, metrisch vertaald door dr. J. L.
Chaillet, beoordeeld door J. H. Moll.
INGEZONDEN. VOOR DAMES: 'n
Kostwinning voor dames, II, (slot), door S. Kalff.
Het sweating"-systeem, door M. E. E.-M
ALLERLEI, door Caprice. Muzikale Bij
drage No. I. Bruidsdan e, door Cath. van
Rennes. Penteekening van H. G.
Ibels. Nog een paar belangrijke pun
ten, in zake de nacht wacht-voorstelling
opgehelderd? door K. Bes. Inrichting tot
opleiding van officieren, (Ingez.), door een
oud-officier UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Tammany-Hall, door Annie de
Graaff. Helpt ze aan n prettigen dag,
door E. Heimans. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. D AMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
De verdediger in strafzaken.
Mijnheer de Redacteur!
Minder het opstel van mr. Van Booven
over de taak van den verdediger in straf
zaken, dan wel het naschrift der Kedactie
geven mij aanleiding tot de navolgende
opmerkingen.
Uit het door mr. Van Booven geschrevene,
?waarin omtrent de taak van den verdediger
eene meening wordt verkondigd, die schrijver
. dezes en met hem vele zijner confrères niet
kunnen deelen, trekt gij de door u tot regel
geproclameerde conclusie, dat de advocatie
niet de waarheid, maar het belang der
cliënten zoekt.
Gij voegt daaraan toe. De openlijke
erkenning in woord en daad, dat men
een beroep vervult, waarbij men niet
waar behoeft te zijn en allicht tot grooter
voorspoed kan geraken, naarmate men de
waarheid minder hulde biedt, heeft dan
ook gemaakt, dat de advocatie bij 't
publiek in 't algemeen naar moreelen
maatstaf genieten uiterst laag staat aan
geschreven."
Waaraan ontleent gij, mijnheer de Redac
teur, de stelling, dat de advocaat een beroep
vervult, waarbij hij niet waar behoeft te
zijn, eene stelling even onwaar als
beleed'igend voor de advocatie!
Ik geloof, dat gij uit de woorden van
mr. Yan Booven eene conclusie getrokken
hebt, welke door dezen nooit zoude worden
onderschreven.
' Een advocaat behoort slechts die feiten
te bepleiten van welker waarheid hij ten
volle overtuigd is. Hij is de dienaar van
de waarheid en nimmer de dienaar van zijn
cliënt en, vat hij zijn taak juist op, dan
zoekt hij het belang van zijn cliënt uit
sluitend in de waarheid.
Het door mr. Van Booven aangehaalde
citaat van Trarieux : L'avocat est l'iime de
son cliënt", als ook zijn gezegde, dat de
advocaat eenzijdig de belangen van den
beklaagde moet verdedigen, is werkelijk
niet de heerschende meening onder juristen.
Ook is het niet de taak van den advocaat
den rechter aan het twijfelen te brengen,
gelijk mr. Van Booven gelieft te stellen.
Integendeel. De advocaat zorge, dat ten
opzichte van zijn cliënt de wet in elk op
zicht worde in acht genomen. Hij zie toe,
dat de beklaagde nimmer anders dan over
eenkomstig de wet worde behandeld en, zoo
hij meent, dat het door de wet vereischte
bewijs niet is geleverd, dan zij in de eerste
plaats hierop zijne verdediging gebaseerd.
Geen advocaat kan en mag meegaan met
de door zijn cliënt ter verdediging aange
voerde feiten, indien hij niet zelve ten
volle overtuigd is van de waarheid dier
feiten.
Indien hij de overtuiging heeft, dat
zijn cliënt het ten laste gelegde feit
wel gepleegd heeft, dan zal ook de raads
man uitsluitend moeten nagaan of het wettig
bewijs geleverd is, of overeenkomstig de wet
op de dagvaarding veroordeeling mag volgen
en moet hij, zoo dit z. i. niet het geval is,
op grond van niet geleverd wettig bewijs,
zoowel ten opzichte van den dader als van
het ten laste gelegde strafbare feit, vrij
spraak of ontslag van rechtsvervolging
pleiten.
Boyendien rust op den verdediger de
verplichting de persoonlijkheid van den
dader, de omstandigheden, waaronder het
feit gepleegd is en de invloeden, welke tot
het plegen van het feit geleid hebben, te
onderzoeken, ten einde na te gaan of hierin
factoren te vinden zijn, welke op de beoor
deeling van het feit door den rechter een
voor den beklaagde gunstigen invloed
zouden kunnen uitoefenen.
Het is werkelijk niet de taak van den
verdediger zijne medewerking te verleenen
ten einde straffeloosheid van misdadigers te
verkrijgen, wel echter om te zorgen, dat
geen onschuldige veroordeeld worde en toe
te zien, dat de rechter dengene, die een
strafbaar feit gepleegd heeft, niet anders
veroordeele dan overeenkomstig de wet.
Nooit en nimmer is het zijn taak om
tegen zijne overtuiging, in strijd met wat
hij waarheid acht, elk middel te gebruiken
ten bate van zijnen cliënt.
In het opstel van mr. Van Booven zijn
de woorden, dat de raadsman den rechter
aan het twijfelen moet brengen en dat het
de taak van den verdediger is, eenzijdig
datgene voor te brengen, wat zijn cliënt
kan verlichten, wel buitengewoon onge
lukkig gekozen. Hebt gij uit deze woorden
uwe conclusie getrokken, mijnheer de Redac
teur, dan geloof ik, dat gij aan die woorden
eene uitlegging gegeven hebt nimmer door
mr. Van Booven bedoeld.
Zoo gij u de moeite getroost hadt slechts
eenigzins inlichtingen in te winnen bij advo
caten omtrent hunne opvatting van de taak
van den verdediger in strafzaken, waart gij
allicht tot de conclusie gekomen, dat de
meening van mr. Van Boven niet de mee
ning is van de balie en dat zeer velen
geheel anders over de taak van den ver
dediger denken; dan hadt gij allicht ook
ingezien, dat de door u verkondigde stel
ling, dat het een 'regel is geworden, dat de
advocatie niet de waarheid maar het belang
der cliënten zoekt, eene fictie is in uw eigen
brein, eene verklaring geheel onwaar en
ongemotiveerd.
Gij vergeet, evenals het publiek dat dik
wijls doet, dat onze wet niet alleen het over
tuigend, maar het wettig en overtuigend
bewijs verlangt en dat de beoordeeling, in
hoeverre het wettig bewijs geleverd is, voor
leeken uiterst moeilijk is.
Bovendien weet het publiek meestal niet
te onderscheiden tusschen vrijspraak en
ontslag van rechtsvervolging op juridische
of feitelijke gronden; het vergeet dikwijls,
dat het de plicht is van den raadsman ook
de juridische gronden, die tot straffeloos
heid kunnen leiden, toe te lichten en meent
gewoonlijk, dat een raadsman, die voor een
beklaagde vrijspraak pleit, dat doet om a
tout prix een schuldige aan de armen
deiwrekende justitia te ontrukken.
Het moge een enkele maal voorkomen,
dat een raadsman zijne taak anders opvat
dan het meerendeel zijner confrères zoude
wenschen, anders dan wenschelijk is in het
belang der advocatie, maar dun wordt een
dergelijk optreden even sterk door de
advocaten veroordeeld als door u.
Doch deze gevallen zijn uitzonderingen
en treden daardoor juist meer speciaal op
den voorgrond.
Zij geven u echter geenzins het recht te
generaliseeren, gelijk gij doet. Het is ook
thans nog de opvatting van de advocaten
in het algemeen, dat zij in de allereerste
plaats de waarheid moeten dienen en slechts
die feiten ter verdediging hunner cliënten
mogen aanvoeren van welker waarheid zij
overtuigd zijn.
't Is hier niet de plaats te debatteeren
over de taak van den verdediger in straf
zaken.
Mijne bedoeling is slechts er op te wijzen,
dat de meening van mr. Van Booven door
zeer vele zijner confrères niet gedeeld
wordt en dat de in het naschrift
deiRedactie verkondigde stelling onwaar, on
gemotiveerd en in hooge mate misplaatst is.
U dankzeggend voor de verleende plaats
ruimte,
Hoogachtend,
F. B. KNTHOVEX.
?,- ?.?
*
De heer Enthoven had korter van betoog
en meer afdoende kunnen zijn.
De vraag is niot hoe de' een of andere
advocaat over zijn confrères denkt, maar of
het waar is, dat het stelsel van rechtspraak
tot dusverre geldend, drie partijen wil: de
rechter als jury, do o. aanklager als
zwartmaker, en de verdediger als blankwasscher.
Dezen feitelijken toestand te ontkennen zal
wel niemand ondernemen.
Op de consequentie van dit stelsel bobben
wij in ons naschrift op Mr. v. Boovens'
artikel gewezen, en voor den verdediger KAX
zij niet anders zijn, dan dat het belang van
den cliënt voor hem no. n, en de waar
heid no. twee zal wezen; hoc anders zou
hij onder dit, stelsel een verdediger zijn
tegenover een aanklager? Zoo is het dan
ook een feit, dat de verdediger nooit (of
bestaan er uitzonderingen':) mot bezwa
rende omstandigheden of handelingen voor
zijn cliënt voor den dag komt, wat hij toch
zeker niot zou mogen nalaten, indien het
hem om de waarheid en om de juistheid
der rechtspraak ware te doen. Bedenkt men
nu hierbij, dat dit ambt bekleed wordt door
een soort van oratorische artisten" gedron
gen op zelfschitterintr uit te zijn zullen zij
zich naam en bestaan verwerven-; voor wie
het winnen van zaken alles is, wien zou
men het dan euvel kunnen duiden, indien
hij meende, dat de duivel zelf dit bedrijf
had uitgevonden; iets wat wij ons echter
niot gaarne zouden vermeten, daar de
heilige Justitia zelve er zoo nauw bij be
trokken is.
Dat tengevolge hiervan de advocatie bij
het publiek in 't algemeen, naar moreelen
maatstaf' gemeten, uiterst laag staat aan
geschreven ziedaar alweder een moeilijk
te loochenen geval. Allerminst door ons
uitgedacht.
Stel, gelijk het o.i. bij de rechtspraak be
hoorde te zijn, dat voor alle partijen die
daaraan medearbeiden de stelregel gold:
niet de dient maar de waarheid bovenal,
zoodat het advocaten-koor als een corps van
de zuiverste en strengste priesters der waar
heid bekend stond hoe zou men niet
reeds lang tot de kenschetsende uitspraak
zijn gekomen: waarheidlievend als... een
advocaat. Maar wie heeft daar ooit van
gehoord? De geijkte termen, als men van
de bijzondere eigenschappen der advocaten
spreekt, zijn: welbespraakt, gevat, slim, listig,
handig, chicaneur als ... een advocaat.
En dat het publiek in de advocatie niet
zulk een edele kaste kent, tot welke zij als
tot een model kan opzien, in de verheffing
der waarheidsliefde, in de tronw aan het
hoogste beginsel, dat de conditip sine qua
non is van allo hoogere zedelijkheid, wij
betreurden dit in ons naschrift onder Mr. v.
Boovens artikel aangezien de invloed van
de advocatie op den staat en de maatschappij
bijzonder groot is. Heeft het niet vaak den
schijn, alsof in toenemende mate, en niet
het minst bij de aanwakkerende politieke
lusten, de zeden der advocatie, die van
een overgroot deel des volks zullen worden
of reeds geworden zijn ? Eerst de cliënt,
eerst het belang, eerst de partij, en dan de
waarheid; zie er de pers, waaruit nog
heel wat meer te leeren valt, dan waarvoor
zij zich aanmeldt, maar eens op na !
De heer Enthoyen, heeft de beteekenis
van onze opmerkingen niet eens gevoeld.
Hij wil met een algemeeue verzekering
uitmaken, dat het stelsel, waarin de ver
dediger is opgenomen, hem niet belemmert of
belet, de waarheidslieyende man te zijn, door
ons hierboven aangeduid. Zoo schrijft hij, het
is ook thans nog de opvatting van de advoca
ten in het algemeen, dat zij in de allereerste
plaats de waarheid moeten dienen en slechts
die feiten ter verdediging hunner cliënten
mogen aanvoeren van welker waarheid zij
overtuigd zijn". Alsof dit de vraag was.
Dat het stelsel hen, al kan het voorkomen,
niet in den regel er toe brengt, om leugen
achtig bedenksels en onderstellingen voor
feiten uit te geven, wordt gaarne erkend,
maar dit sluit niet in zich, dat de advocaat
ook de waarheid zal spreken, welke ten
nadeele van zijn cliënt is, waardoor hij op
houdt verdediger te zijn, en dit laatste
vordert toch het betrachten van de waar
heid ''ioi>e/ial'\ Evenzoo moet men zich
over een Jurist" verwonderen, die verzekert
aangaande zijn hedendaagsühe collega's :
hij is de dienaar der waarheid en nimmer
de dienaar van zijn cliënt, en vat hij zijn
taak juist op, dan zoekt hij het belang van
zijn cliënt uitsluitend in de waarheid"
wat toch eigenlijk zou willen /eggen, dat
de verdediger menigmaal opzettelijk er toe
medewerkt om zijn cliënt een zwaarder
straf te doen verkrijgen, dan hem anders
zou zijn opgelegd. Van deze juiste opvat
ting der taak door den hedendaagsche ver
dediger, volgens den heer Enthoven,
hebben wij tot dusver weinig gemerkt.
Onze bewering is, dat liet plaatsen van
een blankwasseher tegenover een
zwartmaker, het stellen van een rerdeiligei; die
niet tevens aanklager mag en moet zijn,
gelijk thans het algemeen gebruik is
do oorzaak is van het ontstaan van een
stand, die niet tot leus kan voeren: de
waarheid bovenal"; en onze overtuiging
is, dat men op den duur, in 't belang van
de advocatie zelve, en ook in 't belang
van de verheffing der nationale moraliteit,
zal dienen te komen tot een radicale her
vorming van het stelsel van rechtspraak,
niet die van het bedrijf der advocatie als
onderdeel daarvan.
Zoolang we hierop nog moeten wachten
en dat kan zeer lang zijn blijve het
den heer Enthoven gegeven als verdediger.'
zijn cliënten, naar den vollen eisch der
waarheid, te beschuldigen en van schuld te
ontlasten, opdat er waarlijk recht worde
gedaan.
Wij ontvingen, na dit reeds geschreven
te hebben, het volgend stukje van mr. Van
Booven.
Geachte Redactie!
Mijn hoop wat meer waardeering te voor
schijn te roepen van de door mij voorgestane
opvatting van de taak van den verdediger in
straf'.aken is, ten opzichte van uwe liedactie
tenminste, niet in vervulling gegaan.
Ik zal nu niet repliceeren op de ontboe
zeming aan het eind vau uw naschrift,
eensdeels niet omdat u mij toeschijnt van
uitzondering regel te maken, anderdeels
omdat de advocatie mijn verdediging niet
van noode heeft; maar wel wil ik protesteeren
en dit wel zeer nadrukkelijk tegen
uwe voorstelling, dat de advocatie niet de
waarheid zoekt.
Ik stelde mij tot taak te schetsen de taak
van den verdediger in strafzaken, naar geldend
recht, en formuleerde het vraagpunt aldus:
Heeft de verdediger met den rechter mede
te zoeken naar de waarheid; moet hij ge
lijkelijk op licht en donker, op bezwarende
en verlichtende omstandigheden bij den be
klaagde wijzen, of is zijn taak eene andere
dan die des rechters; heeft hij zijn eigen
roeping, zijn eigen, aparte functie te ver
vullen, en van de daad en de persoon van
zijn cliënt de schaduwzijde te laten rusten,
de lichtzijde alleen naar voren te brengen?"
Wanneer de verdediger in strafzaken zich
niet vermeet een zaak in haar ganschen
omvang te beschouwen, doch slechts van
eenen kant ik gebruikte expres het woord
nzijdig, en niet partijdig dan is dit alleen,
dan behoort dit althans alleen te lijn, omdat
hij meent daardoor te meer de waarheid te
dienen. Het ware zeer zeker de ideaaltoe
stand, indien ieder mensch een zaak van
alle zijden bezien kon, maar en ik ver
wacht hierin van u geen tegenspraak dit
is slechts weinigen gegeven.
Om den rechter nu een veelzijdigen blik
op ieder aan zijn oordeel onderworpen.geval
te geven, wordt de taak gesplitst, de een
het O. M. beziet hem van de eene zijde,
die van de gemeenschap, de ander de
advocaat beziet hem van de andere zijde,
die van den beklaagde. Geen van beiden
beslissen, maar beiden lichten den rechter
voor, beiden vervullen zoo hunne natuur
lijke functie, zonder nochtans, gelijk het in
uw naschrift heet, kunstmatig zwart en wit
te maken. Geschiedt het bij het beoordeelen
van belanhrijke b.v. wetenschappelijke
questies niet dikwijls zóó beschouwing uit
onderscheiden gezichtspunt ? juist ter wille
van een volledige, veelzijdige appreciatie.
Dat daarbij O. M. en advocaat niet altijd
gelijk staan in krachten, het is niet zulk een
groot bezwaar, de rechter immers beslist en
zal bij ijne beoordeeling met die door hem
toch zeker in de eerste plaats opgemerkte
ongelijkheid van krachten rekening houden.
Moet ik uit het cursiveeren van de woorden
in het publiek" opmaken dat door u geene
openbaarheid der rechtspraak gewenscht
wordt, dan geloof ik dat ook weer een mo
gelijk zeer klein nadeel u er toe brengt het
enorme voordeel der publiciteit, ik noem
slechts controle op en vertrouwen in de
rechtspraak weg te werpen.
De wetgever behoede daarvoor ons nog lang!
Het zij echter nogmaals herhaald, de ad
vocaat, zijne taak opvattend gelijk hier werd
verdedigd, hoeft niet in het minst de waar
heid te kort te doen. De grens zijner n
zijdigheid, dien het hem niet vrijstaat ooit
te overschrijden, vorme steeds zijne eerlijk
heid. Ik meende dat dit uit de strekking
vau het gansche opstel voldoende bleek.
Heeft die opvatting eene slechte uitwerking
op het publiek ik spreek alleen van straf
zaken dan komt dit voor een klein deel
doordat er enkele advocaten zijn die de een
zijdigheid uitbreiden ook buiten geoorloofde
grenzen, voor het grootste deel omdat het
publiek die opvatting niet begrijpt; men
wijte slechten invloed, indien zij bestaat, echter
niet aan het stelsel zelve.
U dankend voor de plaatsruimte,
Hoogachtend
Mr. M. A. VAN BOOVEN.
Amsterdam, 2üJuni 1906.
Wij hebben hier slechts weinig aan toe
te voegen. Protesten, zelfs nadrukkelijke
tegen overtuiging en feiten, baten niet veel.
Het door mr. v. B. verheerlijkte stelsel
brengt uu eenmaal mee, dat de verdediger
eenzijdig" het goede van zijn cliënt ver
meldt, en het kwade verzwijgt, dat hem
bekend is naar mr. v. B. zegt omdat
hij (cerdediger) daardoor meent te meer de
waarheid te dienen-'!
Hier is dus een verzwijgen van (de)
waarheid als plicht opgelegd, en bij zulk
een regel van handelen, gevoegd bij de
door ons in herinnering gebrachte eigen
schappen van den menschadvocaat, moet
een neiging ontstaan, in strijd met het be
ginsel : de icaarlteid bot'ennl. Zoo spreken
wij in 't algemeen, al wordt het bestaan van
uitzonderingen niet ontkend. Met de
dispeeten der Wetenschap, die geenszins het per
soonlijke, de toepassing van een aangenomen
zedelijk beginsel het recht betreffen,
kan men hier zich niet helpen.
Hoeveel er voor een cliënt gelegen is aan
do hulp van een buitengewoon kranig advo
caat, behoeven wij wel niet in het licht te
stellen; de rechters die .,rekening houden"
komen nog al eens onder suggestie.
Aan een rechtspraak zonder openbaarheid,
denken wij niet. lied.
Militaria.
Met voldoening lazen wij vóór eenige
weken het bericht, dat de Minister van
Oorlog niet voornemens is, de open ge
vallen functies van plaatselijk comman
dant te 's-Gravenhage en te Breda aan
te vullen,
Met de waarneming dezer betrekkingen
zijn belast" de commandanten der z.g.n.
depótbataljons".
Dit is zeer goed gezien. Die bataljons
commandanten toch behooren ook al tot
de rubriek personen in het leger, die
waarlijk met hun vrijen tijd geen raad
moeten weten en het is daarom niet
meer dan billijk, hen voor hun waarlijk
niet gering traktement tenminste lef* te
laten uitvoeren.
Overigens zullen zij ook al niet zwaar
gebukt gaan onder den last van het
plaatselijk commandantschap. Een enkel
morgenuurtje onder een sigaartje op het
bureel doorgebracht, eenige
handteekeuingen gezet, rnet zwaarwichtigen blik
het rapport van de garnizoenswacht door
gekeken waarbij onder meer tot hun
kennis kan. komen, dat bij het overnemen
der wacht een raampen zoek was, een
kolenschop defect, een ruitje in de lan
taarn stuk en een drink water-kannetje
gebarsten, ziedaar de quintessens van
hunne dagtaak.
Nu zou dat waarnemen van de functie
van. plaatselijk commandant door hoofd
officieren van het korps vrij onschuldig
zijn, indien het geen aanleiding gaf tot
waarlijk bespottelijke toestanden.
Volgens het Reglement op den
garnizoensdienst" toch, is in alle
garnizoeusaangelegenheden de plaatselijke comman
dant gerechtigd tot het geven van de
desbetreffende bevelen. Onder meer gelast
hij de samenstelling van
garnizoensinformatiën, aanbestedingen, groote parades
enz. En nu doet zich het dwaze geval
voor, dat een hoofdofficier van het korps
orders geeft aan den boven hem gestelden
korpscommandant, waardoor hij zelfs in
vloed kan oefenen op door dezen vast
gestelde diensten. Zoolang de plaatselijke
commandant behoorde tot een apart dienst
vak legde men zich bij dien toestand
neer, al was het dan ook hoofdschud
dend. Men was nu eenmaal aan het denk
beeld gewoon geraakt, die autoriteit met
waarlijk dictatoriale macht bekleed te zien
en een nimbus van heilig ontzag om
zweefde alles wat van het plaatsbureau
uitging. Doch, zooals de toestand thans
is, zal een ieder moeten toestemmen, dat
het niet dwazer kan! Wij vertrouwen
echter, dat dit door den Minister ook wel
zal worden ingezien en dat deze regeling
slechts een overgangstoestand vormt,
leidende naar algeheele opheffing van de
plaatselijke commando's. Het wordt waar
lijk hoog tijd, dat die militaire antiqui
teiten worden opgeruimd. Tevens kan dan
het beroemde Reglement op den
garnizoensdienst Anno 1815 verhuizen naai
de plaats waar het behoort: het museum,
Daar kan het nageslacht zich verlus
tigen in de tallooze ongerijmdheden waar
toe het aanleiding gaf in een tijd, toen
militaire vormendienst en ? gewichtig
doenerij hoogtij vierden.
* *
*
Tot de rubriek personen, die de be
schikking hebben over zér veel vrijen
tijd behoort ook het meerendeel onzer
generaals. En nu wij lazen dat de Minister
voornemens is, do pluim in het leger af
te schaften, voegen wij daaraan toe: Och,
Excellentie, kijk eens goed rond en schaf
af de hooggepluimde generaalssteken, die
het hoofd dekken van zoovele, o zoo
dure opperofficieren die daar tronen op
hunne bureelstoeleu, vroeger heuscb. nie^
vermoed hebbende, dat in de hoogsto
militaire betrekking over zooveel vrije
tijd kon worden beschikt. Daar hebben
wij in de eerste plaats de betrekking
van Generaal-Majoor Inspecteur van het
Militair Onderwijs, welke functie nota
bene al eens opgeheven is geweest. Aan
hem zijn toegevoegd een kapitein als
adjudant" en een werkzame" luitenant.
Aan een generaal" moeten steeds toe
voegsels" zijn, dat kan nu eenmaal niet
anders, al dienden zij slechts alleen tot
vermeerdering van 's mans glorie.
De betrekking van i nspecteur van het
Militair Onderwijs behoorde tot voor kort
tot de rubriek liefdadigheidsbetrekkingen,
welke men bij bevordering opdroeg aan
al- of niet verdienstelijke kolonels of
vriendjes, met wie men consideratie wilde
gebruiken en wien men, na eenige jaren
te hebben doorgebracht in het genot van
een malsch traktement, het generaals
pensioen wilde verzekeren. Thans wordt
die betrekking vervuld door een onzer
bekwaamste opperofficieren, iemand van
buitengewone werkkracht, die zich waar
lijk wel gegeneerd moet gevoelen, ge
plaatst als men hem heeft in zulk een
sinecure!
Ook onder onze stellingcommando's
zijn dergelijke baantjes aan te wijzen,
welker bestendiging te meer drukt op
het oorlogsbudget, omdat de cnder hen
werkzame officieren en verder
schrijverspersoneel onvermijdelijk kosten ver
oorzaken en dit bovendien aan den eigen
lijken troependienst wordt onttrokken.
Het zou de moeite loonen, indien men
eens kon nagaan, hoeveel het getal uren
bedraagt, dat op die hooge bureelen dage
lijks wordt gewerkt. Wij maken eene
uitzondering voor de weken, voorafgaande
aan eene oefening van eenig gewicht,
zooals gedurende de voorbereidingsperiode
voor manoeuvres kan voorkomen. Doch
het is zér hooge uitzondering, als de
generaal des middags zich op zijn kantoor
vertoont. Dit geldt evenzeer voor de
bureelen onzer divisie-commandanten. Ge
middeld wordt de zaak om twee uur in
den namiddag gesloten en te klokke vier
kan men de heeren ontdaan van de
teekenen hunner waardigheid de soci
teit zien binnenstappen.
Dus, Excellentie, indien gij de pluimen
wilt afschaffen, eilieve, begin dan, met
uwe blikken te richten naar de aller
mooiste dito's. Heusch, zij zijn te duur,
om hun voortbestaan nutteloos te be
stendigen.
* *
*
Dezer dagen kwam ons een werkje in
handen: De MiliHecjids, een onmisbaar