Historisch Archief 1877-1940
No. 1514
DE A M STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
gebruikt wordt om een geacht
borRerschoolleeraar grappigi^k mee aan te duiden. Aan
gezien het kind in mijn verbaal dingen zegt,
gelijk kinderen doen, welke dien leeraar
onaangenaam kunnen treffen, wil ik bier
verklaren dat door mij, dan schrijver, niets
spottends jegens dien leeraar ie bedoeld."
Men voelt dit als iets, betreffende een
bepaalde plaats en een bepaalden tijd op
zichzelf, en valt daardoor in een begrensd en
on-artistiek milieu, dat weliswaar niet als
onzuiver bestanddeel, maar toch als uitwen
dige emet op-valt. Dat men in enkele kringen
meende, dat door .den schryver wel degelijk
<ie handelingen eens leeraars werden bespot",
was «en domheid, want daarmede geeft men
blijk, slechts het verhaal, en niet de kunst
te hebben gezien, en de schrijver had, door
koele negeering van dergelijke onoordeel
kundige aanmerkingen, getoond zelf als artiest
buiten het op zichzelf tij lelijke en plaatselijke
te staan, wat ook weliswaar weer een bijzaak
ia, maar niettemin hindert bjj den aanvang
van een boek.
In de tweede plaats brengt da schrijver
ons in de sfeer van het zuiver tijdelijke aan
het slot van zy'n schets, door daar de ordinaire
sensatie op te wekken van een voorbijgaand
krantenbericht, als een plotseling
ineenzakken na de mooi opgedreven spanning in het
voorafgaande.
Men leze:
Benige dagen later kwam in de dagbladen
het nieuwsbericht voor, dat in het Spaarne,
drijvende was gevonden het lijk van een
jongen man, die later bleek te zyn A. V,
den bediende van een effectenkanto ar, on
langs spoorloos verdwenen."
Dit slot wekt een ordinaire sensatie, omdat
men plotseling den persoon zijner gespannen
belangstelling hei kent als een uit de velen,.
niet meer als algemeene uiting van
menschzijn, maar eenvoudig als een gebeuren uit
het zich herhalende, en is geneigd dan een
kopje thee te vragen, een sigaret aan te
steken en tevreden- over te gaan tot andere
dagenjksche bezigheden. De fout i», dat de
schrijver hier zjjn gestelde taak van ken
schetsing vergeet, en zich tevreden stelt met
een bericht, of liever een bericht van een
bericht. En een bericht door den schry'ver
gegeven zonder meer is voorbijgaand, van
blstorischen aard en in stry'd met het zuiver
artistieke. Er stonden na de beschrijving van
den steeds meer in het nauw gedreveu
haussier bij diens on iergang twee wegen
open: de daad niet te geven en als bij uitstek
modern effect den lezer op het hoogtepunt
mefistofelisch in een hevigen dissonant ach
ter te laten meer genialiteit en meer
hooggaande golving van temperament zou
slechts zoo'n slot ala noodzakelijk kunnen
doen voelen , of de daad te geven, maar
dan ook in den trant van het voorgaande,
blijvend beschrijven en zielkundig ontledend
tot den slotzin.
In de derde plaats worden wij in een sfeer
van vergankelijkheid gebracht:
Ie. Op de bladzijden 97 en 98:
Heeft u Marx gelezen?" vroeg Anton.
Ik lees alles. En wie kent Marx nou niet?
Elk beschaafd man kent natuurlijk Marx."
Dan ben ik al zeer onbeschaafd, want ik
heb Marx niet gelezen:"
Da's een gebrek in je opvoeding."
Ik heb van Quack gelezen: de Socialisten."
,,'k Geloof dat je zit te liegen."
Hoe kunt u dat nou zoo grof tegenspreken."
n zoo verder.
Omdat de namen van deze schrijvers een
opvallend speciale belangstelling genieten
juist in dezen tijd, v>elt men dit gesprek als
passend in onzen 1yd en niet daarboven
verheven, wat een bloote redeneering wel
zon kunnen zyn geweest.
De oogen van Hieronymus.
Naar het DuMsch, van L. AXDRO.
I.
Te Weenen leefde eens vele jaren geleden
een man, Hieronymus geheeten. Op de
Kohlmarkt had hij etn winkel waarin hij oude
boeien verkocht, maar de allermooiste en
alleroudste hield hij liefst voor zichzelf en
*B avonds konden de buren hern meermalen
bjj het schijnsel van een dof lampje daarin
verdiept zien. Ofschoon hij nooit een over
bodig woord met hen wisselde, -mochten de
menschen hem wel lijden, want hij was
ernstig en vreedzaam en had steeds een
geopende hand. Zoo leefie deze man, wiens
natuur hem bestemde om eenzaam en kalm
den reci-ten weg, dien het nood ot voor hem
had afgebakend, te bewandelen en die toch
achteihaald werd door het zonderlinge,
vreeselijke lot, waarvan ik vertellen wil.
Het b«gon op den avond waarop de anti
quaar terugkwam van het aan den Donau
gelegen kasteel vau een aanzienlijk heer, aan
?wien hij een prachtigen bijbel had verkocht,
»et veel fraaie miniaturen, door kunstvaar
dige monnikshanden geschilderd. Bij de
muren van de stad werd hij overvallen door
een landlooper, die hem zijn geborduurde
beurs ontstal en hem met een knuppel een
slag op het hoofd toebracht, zoodat hij op
den grond viel en voer dood bleef liggen.
Kerst den volgenden morgen werd hij door
voerlieden gevonden, die hem naar de stad
brachten, waar onmiddellijk groote
verbolgenheid heerschte over de brutale m sdaad.
Het geluk e evenwel de rechterlijke overheid
evenmin, den brutalen roover in handen te
krijgen, als het den geneesheeren scheen te
gelukken Hieronymus in het leven terug te
roepen. Er verliepen verschillende dagen eer
hij voor het eerst de oogen weer opsloeg.
Toen echter deed ds arts, die zich over hem
heenboog een zonderlinge ontdekking: in den
oogappel van Hieronymus za^ bij een beeld;
eerst dacht hij dat hij er zelf misschien in
weerspiege' d werd, zooal* dat wel voorkomt,
maar al spoedig bemerkte hij duidelijk, of
schoon het beeld ontzettend klein en nietig
was, dat het de beeltenis weergaf van een
anderen man met een zwarten knevel en een
onregelmatig rood litteeken boven de slaap.
Toen begreep hij dat door een zonderling
toeval wellicht het beeld van den moordenaar
in het oog van Hieronymus bewaard kon zijn
gebleven en hij snelde oogenblikkelijk naar
de heeren van het gerecht om hun zijne ont
dekking med> te dtelen. En de
hterenkwa2e. Op bladzijde 99, waar van den kapitalist
Pierpout Morgan sprake is, om dezellde
reden.
3e. Op bladzijde SO, waar moppen worden
verteld, die, omdat het moppen zijn, te op
vallend zijn genomen uit het dagelijksch
leven om' in harmonie te zyn met de sfeer
van kunst.
Voor het overige is dit boek, zooals ik
reeds zeide, in vele opzichten een voortref
felijk boek. Het ts vlot en los geschreven,in
de jeugdig fris-che brutaliteit van zeggen zit
een aangename heftigheid, en, wat het voor
naamste is en een zeker niet gering te
schatten eigenschap, er ia een mooie en
spannende stijging, maar... leidende tot
niets. Op het hoogtepunt is het werk mislukt,
omdat door de inmenging van het op zichzelf
tydelijke het organisch verband van dit
kunstwerk werd ondermijnd en ten slotte
gebroken.
Leiden. PETEK SPAAN.
Sophoclet' Anligone, metrisch vertaald
door dr. J. L. CHAILLET. A. Versluijs,
Amsterdam 1906.
Welken inlruk Sophocles' dramas, al zyn
ze ruiin 20UO jaar oud, nog op moderne
menschen kunnen maken, is gebleken bij
de eenige jaien geleden door Utrechtsche
s'udenten georganiseerde opvoering vaa
Koning Oedipus. Toen was er geen onder
de talrijke toeschouwers, die zich niet be
wogen TO ontroerd voelde door des dichters
schildering van het gemoedsleven van zijn
held in zijne tragische lotgevallen,
Dat de opvoering van ^ulk een stuk, en
vooral eene in elk. opzicht zoo uitstekende
als die te Utrecht, grooter indruk maken
zal dan de lezing, is duidelijk, maar toch
schijnen er lezers genoeg gevonden te worden,
om het telkens opnieuw uit ge ven vanSophocles'
tragedies in Ntdurland^ch guwaid te wettigen,
en speciaal van de Antigone, het stuk dat
Hegel van al het heerlijke d -r oude en nieuwe
wereld het voortreffelijkste en meest bevre
digende kuiiFtwerk" noemde.
In 18(58 gaf prof. Van Oosterzee eene over
zetting der Anligone, met eene zeer lezens
waardige inleiding voorzien; 22 jaar later
vertaalde prof. v. Herwerden dat drama tn
nu heeft dr. Chaillet geboeid door de onver
gankelijke schoonheid van Sophocles' trage
dies", zich tot dezelfde taak aan gegord, eene
taak des te verdienstelijker naar mate zij
moeilijker is. Want vertalen is altyd eene
kunst, maar vooral waar het klassieke dich
ters geldt, van wier werk wij in tijd, zeden
en meeningen zoover gescheiden zijn. Aller
eerst moet de vertaler het met zich zelf eens
zijn over de vraag, of hij eene vertaling geven
wil, die eene begrijpelijke en coulante lectuur
oplevert, dan wel of, zelfs ten koste der
duidelijkheid, het oorspronkelijke zoo getrouw
mogelijk moet worden teruggegeven.
Dr. Chaillet heelt blijkbaar het laatste
gekozen en ontgaat dan ook niet overal de
daaraan verbonden bezwaren; zou b.v. uit
vs. 883 :
Gij weet gewis, dat, zoo men klacht en droef
geween
mocht uiten voor den dood, men nimmer
eindigde?
welke vertaling zeer letterlijk is een
hedendaagsche lezer terstond begrijpen, dat
bedoeld wordt, volgens Opzoomer :
Als 't vrijatoni, door geklag en rouwmisbaar
den dood te ontgaan,'t gej ammer nam geen eind?
Aan den anderen kant wordt, in vs. 104,
de zou door den dichter aangesproken met:
o o.)g dsa gillen daga." Dit wordt weer
gegeven door Ohaillet: o gouden dagvorstin"
door Opzoomer: schitterend vorst der gul
den dagen"; door v. Herwerden: gulden
dagoog". De eerste vertaling is den modernen
?MMHIMimMHIIMINIMmitltlimitmMMMtltnilMIHHIIMIHimUI
men en zagen allen het beeld in den oogappel
van het slachtoffer eu zij zouden hun dienaars
en handlangers uit, eu nog dienzelfden avond,
werd in een kroeg een man gegrepen met
een zwarten knevel en een onregelmatig
iitteeken boven de slaap, die halfdronken bij
het dobbel-pel het eene goudstuk na het
andere, dat hij uit een geborduurde beurs
haalde, op de tafel wierp. Toen zag hij dat
zijn ontkennen niet haatte, bekende hij al
spoedig en men maakte korte metten met
hem. Op het uur echter waarop de beul zijn
taak aan hem volvoerde, verdween zijn beeld
uit de oogen van Hieronymus.
De antiquaar herstelde langzaam en had
juist voor het eerst zijn ziekbed verlaten,
toen een nieuwe moordaanslag de stad in
onrust bracht. Isabella Borgomera, eene
schoone Italiaansche courtisane, de geliefde
van een jongen aartshertog en van verschei
dene an>lere voorname heeren, was door een
onb kende hand vergiftigd. Van haar sieraden
en kostbaarheden werd echter niets vermist
en de stern des volkg beschuldigde een der
voorname jonge lieden,, die zich voortdurend
in haar gezelschap bevonden, van de misdaad
en verlangde, dat men hen allen in verze
kerde bewaring zou nemtn, totdat rnen den
schuldig > gevonden had.
Hieronymus stond voor het eerst weer voor
zijn winkel en sprak met een zijnpr buren;
toen zei deze, die al sinds lang zijn gelaat
met nieuwsgierige blikken had gadegeslagen,
eensklaps: Zeg eens, meester .Hieronymus,
welk een zonderling beeld hebt gij toch in uw
oog?' Hieronymus verbleekte en snelde zijn
winkel in, waar een ge.-lepen metalen plaat
Irng, die hem tot spie iel diende, maar hij
kon aan zijn oog niets bizonders ontdekken.
Ik zie niets," zeide hij toen hij weder buiten
kwam, maar de buurman hield vol dat hij
duidelijk in het oog van Hieronymus de
gestalte zag van een bevallige jonkvrouw
met rossige haarvleebten. Daarop kwamen
ook de vrouw van den buurman en nog
andere bew* ners van de straat, en allen zagen
hetzelfde en verbaasden zich o ;er het zon
derlinge wonder.
Met bliksemsnelheid verbreidde zich het
gerucht daarvan door de stad en allen kwa
men om in de oogen van den ongelukkigen
Hieronymus te kijken. Eensklaps riep iemand
die in de woning der courtisare geweest
was : Dat is immers Barbarina." Barbarina
was du vertrouwde kamenier van Bergomera,
die bitterlijk had geweend bij de lijkbaar van
baar meesterts, en op wie zelfs nooit een
schaduw van verdtnking had gerus . Men
begon nu do gangen van Barbarina op te
sporen wat weldra gelukte en spoedig was
de waarhe d bekend^ dat Barbarino eigenlijk
de zuster der courtisane was en hij deze als
kamenier diende, en hoe de moeder, die
lezer niet vreemd, maar de laatste is de
eenige juiste.
In 't algemeen is dr. Chaillet er in geslaagd
eene zeer leesbare, hier en daar dichterlijke
vertaling te leveren. Niet dit er geen opvat
tingen in voorkomen, die tot verschil van
meeiiing aanleiding zouden kunnen geven;
b.v. van vs. 114:
gelijk een aad'laar, schel van kreet
met wieken, witter nog dan sneeuw,
hoog boven 'c land in 't luchtruim zweeft
schijnt de overzetting van prof. v. Herwerden
juister, die de woorden witter nog dan
sneeuw'' niet op den adelaar toepast, maar
op de blanke schilden des vijands en vertaalt:
zoo wit als SEeeuw
dekt het schild, als den vogel zijn wieken,
hun borst.
Zoo geeft in vs. 52 om misdaan plotseling
ontdekt" het gecursiveerde woord de bedoeling
des dichters minder juist weer. In Sophocles'
woord autophooroon", waardoor aangeduid
wordt dat Oedipus zelf zijne gruwelijke, of
schoon onwillekeurige, misdaden ontdekte,
niet plotseling maar juist door langzame ont
hulling, ligt Oedipus' gaasche tragiek.
Maar deze opmerkingen dotn niets af aan
de waardeering van dr. Chaillet's verdien
stelijk werk, dat vele belangstellende lezers
moge vinden.
J. H. MOLL.
IMIIIMMIimiHIflIMIIIIIIIIMIIIIMMIIHI
v
De heer Albert Ter?ej en andere dicbten,
Wees ik in mijn Over Navolging en Over
eenkomst in de Literatuur op blz 51 en vgg.
op verschillende treffende overeenkomsten
tusschen allerlei Engelsche dichters, vooral
Shelley en Keats, met gedichten uit 's heeren
Albert Verwey's l'enephone-bundel, in welk
geval niet de Eugelsche dichters den heer
V. geplunderd hadden, onlangs vond ik weer
eenige passages van een paar Engelsche dich
ters, die de heer V. hoogstwaarschijnlijk heeft
gekend voordat hij zijn Christus- sonnetten ver
vaardigde. Ik zal die Christus-sonnetten, die
bij hun eerste verschijning nogal ingeslagen"
hebben, met 'c 06^ op de plaatsruimte en
omdat alle belangstellenden ze wel zullen
kennen, niet aanhalen, maar liever meedeelen,
waaruit m. i. de heer V. ze geslagen en ge
haald heeft.
In Shelley's Promelheus Unbountl verschijnt
tegen 't eind van de eerste acte Christus
aan Pro;netheus, waarop b )vengenoemde
uitroept:
Eernit the angnish of that lighted stare;
Close those wan lips; let that thora wounddd
[brow
Stream not with blood ; it mingles with thy
[tears !
Fix, fix those tortured orbs in peace and death,
So ihy sick throes shake not that crucifix,
So those pale ngers play iiot with thy gore.
Zoo lees ik bij Oscar Wilde in Humanilad
str. 69 vgg.:
And in the dumb reproach of that sad gaze ...
O smitten mouth ! O forehead crowned with
[thorn !
O chalice of all common miseries !
Thou. for our sakes that loved thee not hast
[horne
An agony of endless centuries...
Nay, nar, we are hut cruciücd, and though
The bloody sweatfallsfromour browslikerain,
Loosentlienails weshallcomedown l know,
Staunch the red wounds \ve shall be who'.e
[again. . .
Op Verwey-Wilde ga ik niet zeker, maar
vertoornd was over de ijdele verwaandheid
der deerne, er haar toe gebracht had, ten
wit po(d-r door den morrend ank harer
zuster te roeren. Barbarina moest haar rossig
hoofd onder den bijl van den beul laten
vallen en terzelfder tijd verdween haar beel
tenis uit de oogen vau Hieronymus.
Zoo werd Let dan ruchtbaar, welke zon
derlinge en vreeselijke gave Hieronymus
bezat. en. to->n er na verloop van tijd ander
maal een gruwelijke moordaanslag gepleegd
weid, begaven de heeren van het gerecht
zich onverwijld tot, hem vóór zij nog andere
stappen hadden gedaan o n den moordenaar
te ontdekken. Hieronyiuns echter hield de
oogen naar den grond gericht en verklaarde
ze, nooit meer te willen opslaan. Hij -/.ou niet
willen medewerken tot al dat, bloedvergieten
al mochten ook die terechtstellingen in naam
der Wet plaats hebben.
Gij wilt niet meester," zeide eindelijk een
der heeren woedend, welnu dan klagen wij
u aan van hekserij en zwarte kuost en de
Spaansche laarzen van den beul zullen u wel
helpen om uw oogen op te slaan !" Maar het
volk, dat voor het huis van Hieronymus
saamgeschoold was. begon luid te morren.
Hieronymus was een brave, milddadige man
en een heksenmeester zon men wel niet alle
dagen in den Stephanusdom bij de vroegmis
zien. De rechter beval echter hem de boeien
aan te doen en rit j) hem toe : uw gave is
werk van dea duivel!' Toen vergat
llieronymns zich eensklaps, sloeg de oogen naar
den hemel en riep: ..Neen, ZLO waar helpt
mij God:" Het was slechts een kort oogenblik
maar toch voldoende om de scherpe oogen
van den rechter te doen zien, %\at hij wilde
zien. Hij beval den man los te laten en baande
zich een weg door de morrende menigte.
Den misdadiger echter vond hij en diens
beeltenis bleef zoo lang in de oogen van
Hieronymus totdat hij onder de bijl was
doodgebloed.
Hieronymus echter werd van dien tijd af
nog stiller en terughoudender dan vroeger.
Hij keek niemand meer (link in het gelaat,
uit vrees voor wat men wellicht in zijn blik
zou kunr.en lezen. Hij zelf zag echter nooit
iets in zijn oogen. Op zekeren nacht werd
er aan zijn deur geklopt en toen Hieronymus
deze opendeed, kwam een piepjong kereltje
naar binnen stormen en viel hem te voet.
Hij had in een vechtpartij een ander student
doodt-oglagen, nu wilde hij vluchten en
niemand nou hem wel ooit verraden, indien
Hieronymus het niet deed. Terwille
van zijn ouders en zijn onschuldige zusters
smeekte hij hem barmhartig te/ijn. Hiero
nymus gaf hem op droeven toon ten ant
woord: Ach, kon ik u toch helpen!' Maar
toen hij zich over hem heenloop om hem
op te richten, ontwaardde Je studeut met
ik zou er op durven z^weren dat de
Christussonnetten zijn geïnspireerd op de passage
van Shelley. In zijn Pereephrme-bvmdel is de
heer Verwey trouwens niet veel meer dan
een nagalm van Shelley en Keats.
Nog een andere overeenkomst is opvallend.
Bij Verwey leest men in/n Memoriam Palrii:
Gy gingt met uw kleine voetjes voorbij
In den nacht, in den somberen nacht, toen Hij
Als een dooi man lag in zijn huis;
Eu pij hebt de schoone gedachten herdacht,
Die hy dacht en droomde in den nacht in den
[nacht,
En als bloemen vlocht om zijn kruis.
Is de laatste regel wat kruis met rozen-"
achtig, 't heele fragment kan vergeleken
worden met Von Platens :
Wie rafft' ich mich auf, in der Nacht, in der
[Nacht
Und fühlte mich fürder gezogen; ?
Die Gasae verliess ich, vom Wachter bewacht,
Durchwandelte sachtin der Nacht in der Nacht
Das Thor nut den Gothischen Bogen. 1)
De heer Verwey heeft blijkbaar gedacht Je
preuds mon bien oüje Ie trouve". en dat is
dan waarschijnlijk zijn eenige overeenkomst
m Molière. En zoo handelde iemand die in
zy'n Inleiding tot de nieuwere NeJ. Dichtkunst
twee en twintig bladzijden voor zijn eigen
gedichten in beslag neemt, een negende deel
van een boekje waarin twintig dichters worden
behandeld". De heer Verwey denkt blijk
baar Nur die Lunipen sind bescheiden l"
In dit verband ken ik nog een versje:
Bescheidenheit ist eine Zier,
Doch weiter kommt man ohne ihr.
Den H a a g, 3 Juni 1906.
EDWARD B. KOSTER.
1) Mij medegedeeld door den heer A. T.
A. Heijting.
Rembrandtfeesten.
De firma Heystee, Smit & Co. te Amsterdam
verspreidt, ter herinnering aan de
Kembrandtfeesteu in 11)06 een keurig uitgevoerd album,
waarin reproducties van werken van oude en
moderne meesters, die zij ten getale van 00, op
geglazuurde gebakken tegels in den handel
brengt. Deze uitgave verschijnt in vier talen.
NIEUWE UITGAVEN.
Bouwkundig rtkciiboek voor ambachtslieden.
Verzameling van 540 vraagstukken, ontleend
aan de praktijd der bouwambachten, door G.
A. SCHOI.TKX, met een aanhangsel bevattende
do verklaring van eenige technische uitdruk
kingen, 3e druk. De plant, Leesboek over
den bouw en de veilichtingen van
hetplantenlichaam, door S. P. HUIZIXOA, 4e druV, met 87
af beeldingen. Vadcrlandsche geschiedenis
loor i et lager onderwijs, met tal van vragen en
opgaven tot verwerking der leerstof, door T.
PLUIM, met vele af heeidingen, 6e druk.?De
bouw, int leven en c/e veipti'giiig can het
menschelijk licliaam, door prof. dr. C. E. BOCK, voor
Nederland beweikt door dr. C. P. TE u Kun,E,
3e, verbeterde en vermeerderde druk met 48
afbeeldingen. Groningen, P. Noordhoü".
Jiüderd^k als dénier en dichter, door dr. H.
BAVIXCK. Kampen, J. H. Kok.
iht de Gis, door C. P. BHAXDT VAN DOORXE.
Amsterdam, II. J. W. Hecht.
K ie. DE HAAN, De G'oudsclie ziekenfonds-kwes
tie. Gouda, J. T. Swartsenbuig.
Wat etn armbezoeker welen moet. Zes voor
drachten gehouden voor het Genootschap
Liefdadigheid naar Vermogen" te Amster
dam in lUoö/U.
Ue groote godsdiensten" III en IV: De
G-iiekuchc godsdienst en D; Babylonisctie gods
dienst, door WII.LIAM Loi-Tus HARE, vertaald
door Cm;. J. -CIIUVKR. Amsterdam, Schellens
ea Giltaij.
De betfikenis ran de jongste verkiezingen in
Hiigelun/J, door J. STOIFEL. Amste'dam, S. L.
van Loov.
Reclames.
"
iHinmuiiiiiuimiii
iiiiiiimiiiiiit
schiik zijn eigen beeltenis in den oogappel
van den ander. Doch, terwijl hij nu een
baret op had, fladderden in het afbeeldsel
zijn haren los in den wind, zooals zij het
tijdens den manslag gedaan hadden. Met
een gil van ont/.etting snel Ie hij weg. Den
volgenden dag haalde men zijn lijk uit den
Donau op.
Hieronymus zelf werd echter hoe langer
hoe meer menschentchuw. Wel was het
waar dat de afs-chuwe'ijke moordaanslagen in
de stad hoe langer hoe zeldzamer werden, nu
men wist dat de moordenaar niet meer kon
ontkomen. Herhaaldilijk stond men
Hieronymu-i zelf naar liet leven, maar een
geheiminnige mac it bewerkte, dat hij telkens weder
outsi/apte aan de gevaren van dolk en vergif.
Toen zag het gespuis, dat in een groote stad
altijd te vinden is, dat het hier niet meer
de rechte plaats was voor hun euveldaden.
De rust en veiligheid keerde overal terus,
en de eenige die zich ontevreden gevoelde
was de beul. wiens ambt zoo weinig winst
gevend begon te worden, dat hij zich genood
zaakt zag een handel in oud ijzer te beginnen.
Op zekeren dag verscheen bij Hieronymus
in den winkel een jong meisje, dat een
goed boek over tooverij en heksenkunsten
verlangde.
Ei, meiske/' gaf de meester haar ten ant
woord, ,.wat wil je met dat boek beginnen ?"
Het meisje \vilde hem echter geen verklaring
daarvan geven en bleef op haar verzoek aan
dringen, op wat geld kwam het niet aan.
Meiske," zei Hieronymus op ernstige toon,
zie je daar dien bijbel met koperen beslag?
Die is het tiendubbele waard van watje niij
biedt, maar toch ben ik bereid je dien voor
een kleinigheid af te staan, want het past
aan je jeugd, gesticht te worden door vrome
leeringen en niet heksenkunsten en tooverij
te bestudeereri." Wel meester," gaf het
meisje brutaalweg ten antwoord, hoe kunt
ge toch zoo iets zeggen ? De heele stad weet
toch dat gij meer kunt dan brood eten!"
Wie mij van zwarte kunst beticht is een
lasteraar!" riep Hieromynus. Wie ben je,
meiske, datje het waagt zóó tot mij te spreken."
Ik heet Concettina", gaf de kleine suihbig
ten antwoord, wil je mij nu mijn boekje
geven of niet V" Daarop wierp Hieronymus
toornig het boek op de tafel en riep : wat.
gaat het heil van je ziel mij eigenlijk aan?
Je zult zelve weldra inzien wat deze onnooze e
tooverkunsten beteekenen. En je geld mag
je behouden."
Meester Hieronymus was dit voorval al
w eder vergeten, toen de zwartoogige Concet
tina op zekeren dag weder in zijn winkel
verscheen. Ik breng u het boek terug,
meester," zeide zij, ge hebt gelijk, al die
heksengeschiedenisseu zijn mij tot niets nut ge
weest." Zie je wel," gaf Hieronymus
verCailler
furtSTE ZwiTSERSCH
OLFDE
i-i UIKER.
Echt Victoriawatei
OBERLAHNSTEÏI»
Echt Victoriawatei
OBLRltHNSTEIN
VRAAGT UWEN LlVERANCiEB:
Slelio" Cigarettes.
Mocca (,'roen)
Abbas (paarfch)
Hamit, XamidiéenEdim
met, goud mondstuk . . .
Balkan (rosa)
Kef (rood) kurk
Sultana (wit) aoud mondstuk
Khedive (Wauw)
Extrafine (oranji) ....
Fleur d'Orient
Grand Vizir
Impériales
Pri-'s.
l 'et
Verkrijgbaar in doosjes van lf'-20-2>f O
g'uks en hoosrer. '
Dames Sigaretten Prij*. ;
Harem l et.
Hanera 1/4 .
Uitsluitend Handwerk met en zan
der mondstuk door Turken verva«fd;.a l. ;
Nooit heeft een Sigaret OL> /,oo «n^lle
wijze naam gemaakt en de nuii^t van
het hrioi-e publiek veroveid als de
STELIO.
Dat f-ucces is te danken aan <le vo
>rtrdf'e'ijke eigenschappen eu geheim
der hoog fijne Mélange.
De fijnste en meest aromatische
soorten echte Turksche Tabalc
worden door de filiale te mirna ge
kweekt en zoover nood'g, deels aange
kocht.
Indien n dezer merken bij Uw
leveranciers niet voorradig is ver-.o*ke
7,ich te vervoegen voor gratis rrv nsh M
naar de Vorstenlanden, Zoi.tsteeg
9/IT, Amsterdam, waar deeuuipletc
collectie steeds voorhanden i».
De verkoopprijzen j.ijn door del'irectie
vastgesteld en staan onder controle.
BOUWT
te
o/d.
VELUWI.
Inlicht, b/d. Vereeniging Ka n'oren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.
?MMIIIIHMMHmmillHMIIHHHHHMtHIIMIIIIIIIIIIIMMMtlilllllMmnHKlIH
heugd ten antwoord. Ga liever iederen mor
gen in de kerk van Maria Sti< gen of m d-n
Stefanusdorn tot de Heiliga M.iagd bidden,
dan zu'len je wengchen vervuid worden."
Ach, wanneer ik daar maar zeker van
was," zuchtte Concettina, ik heb zulk een
treurig lot." En op Hierocymus vragen ver
telde zij, hoe zij en haar moeder met harer
vader uit Italiëhierheen waren gekomen.
De man wilde in dienst van den keizer gaan,
maar haar moeder werd ziek en ontevreden
en het leven hier beviel den losbandigen
kerel niet, zoodat hij op zekeren dag vionw
en kind verliet en weg trok om nooit terug
te keeren. Van toen af moe-t' oncettina n,et
fijn borduurwerk op keurslijfjes en
stroovlecliten, voor haar moeder en zich zelf den kost
verdienen; de oude vrouw was al sinds jaren
bedlegerig en kon niet sterven en zij kwelde
het meisje doodelijk.
Nooit mocht zij een woord met .iemand
spreken, zelfs rno^ht zij niet eens naar de
bron gaan op den tijd dat andere meisjes
daar stonden te praten. Zij was nog nooit
op reis geweest en zou toch gaarne ook eens
onder een lindeboom gedanst hebben in de
Meiaaaand. En, wanneer zij een enkele maai
te laat thuis kwam, we;d zij bont en blauw
geslagen met den stok, die altijd naast het
bed van hare nueiler stond. Wel hrd zij
meermalen getracht den stok te verstoppen.
maar de oude vrouw was dan steeds in zulk
een gehuil en rnoord^eschreeuw lossrebarstm.
dat de haastig toegesnelde buren meenden, dat
zij hasr te lijf ging. Ach, het was een treurig
bestaan en wel zou er eenige too\ erkui:->t
voor noodig zijn geweest, om het dragelijk
te maken.
Hieronymus, die haar oplettend had aan
gehoord, oordeelde echter. Meiske, menig
maal komt het ons voor, alsof veel dingen
tot ons ongeluk zijn, die ons i it-uemin heil
aanbrengen. Ook ik heb met kommer en
morrend mijn nederig lot aanvaard ten (iiige,
nu het getal misdaden zooveel mindt r n
geworden, zie ik wel waarom de Heiland mi|
deze gave verleende. Geduld moe! je hebber.,
meiske, je bent immers nog zoo heerlijk jon^r,
alles zal nog wel terecht komen."
Ja, als ik zoo vroom was als gij,"antwoordde
Concettina. Eensklaps ging Hieronymus nat*r
achter en haalde een rozenkrans, met een ou l
zilveren kransje van edel VenetiaaiiPch wei,x
voor den dag, deed Concettina er de handt :i
om vouwen en zeide: Dit geef ik je, opd..c
je zult leeren bidden."
Ach, wat zijt ge goed, meester," sprak
Concettina, terwijl zij de zwarte oogen naar
hem opsloeg, mij dunkt dat ik beter zon
worden, wanneer ik maar dikwijls met u
mocht eprekeu."
(SIÖTrolgt),