De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 1 juli pagina 3

1 juli 1906 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1514 DE A M STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gebruikt wordt om een geacht borRerschoolleeraar grappigi^k mee aan te duiden. Aan gezien het kind in mijn verbaal dingen zegt, gelijk kinderen doen, welke dien leeraar onaangenaam kunnen treffen, wil ik bier verklaren dat door mij, dan schrijver, niets spottends jegens dien leeraar ie bedoeld." Men voelt dit als iets, betreffende een bepaalde plaats en een bepaalden tijd op zichzelf, en valt daardoor in een begrensd en on-artistiek milieu, dat weliswaar niet als onzuiver bestanddeel, maar toch als uitwen dige emet op-valt. Dat men in enkele kringen meende, dat door .den schryver wel degelijk <ie handelingen eens leeraars werden bespot", was «en domheid, want daarmede geeft men blijk, slechts het verhaal, en niet de kunst te hebben gezien, en de schrijver had, door koele negeering van dergelijke onoordeel kundige aanmerkingen, getoond zelf als artiest buiten het op zichzelf tij lelijke en plaatselijke te staan, wat ook weliswaar weer een bijzaak ia, maar niettemin hindert bjj den aanvang van een boek. In de tweede plaats brengt da schrijver ons in de sfeer van het zuiver tijdelijke aan het slot van zy'n schets, door daar de ordinaire sensatie op te wekken van een voorbijgaand krantenbericht, als een plotseling ineenzakken na de mooi opgedreven spanning in het voorafgaande. Men leze: Benige dagen later kwam in de dagbladen het nieuwsbericht voor, dat in het Spaarne, drijvende was gevonden het lijk van een jongen man, die later bleek te zyn A. V, den bediende van een effectenkanto ar, on langs spoorloos verdwenen." Dit slot wekt een ordinaire sensatie, omdat men plotseling den persoon zijner gespannen belangstelling hei kent als een uit de velen,. niet meer als algemeene uiting van menschzijn, maar eenvoudig als een gebeuren uit het zich herhalende, en is geneigd dan een kopje thee te vragen, een sigaret aan te steken en tevreden- over te gaan tot andere dagenjksche bezigheden. De fout i», dat de schrijver hier zjjn gestelde taak van ken schetsing vergeet, en zich tevreden stelt met een bericht, of liever een bericht van een bericht. En een bericht door den schry'ver gegeven zonder meer is voorbijgaand, van blstorischen aard en in stry'd met het zuiver artistieke. Er stonden na de beschrijving van den steeds meer in het nauw gedreveu haussier bij diens on iergang twee wegen open: de daad niet te geven en als bij uitstek modern effect den lezer op het hoogtepunt mefistofelisch in een hevigen dissonant ach ter te laten meer genialiteit en meer hooggaande golving van temperament zou slechts zoo'n slot ala noodzakelijk kunnen doen voelen , of de daad te geven, maar dan ook in den trant van het voorgaande, blijvend beschrijven en zielkundig ontledend tot den slotzin. In de derde plaats worden wij in een sfeer van vergankelijkheid gebracht: Ie. Op de bladzijden 97 en 98: Heeft u Marx gelezen?" vroeg Anton. Ik lees alles. En wie kent Marx nou niet? Elk beschaafd man kent natuurlijk Marx." Dan ben ik al zeer onbeschaafd, want ik heb Marx niet gelezen:" Da's een gebrek in je opvoeding." Ik heb van Quack gelezen: de Socialisten." ,,'k Geloof dat je zit te liegen." Hoe kunt u dat nou zoo grof tegenspreken." n zoo verder. Omdat de namen van deze schrijvers een opvallend speciale belangstelling genieten juist in dezen tijd, v>elt men dit gesprek als passend in onzen 1yd en niet daarboven verheven, wat een bloote redeneering wel zon kunnen zyn geweest. De oogen van Hieronymus. Naar het DuMsch, van L. AXDRO. I. Te Weenen leefde eens vele jaren geleden een man, Hieronymus geheeten. Op de Kohlmarkt had hij etn winkel waarin hij oude boeien verkocht, maar de allermooiste en alleroudste hield hij liefst voor zichzelf en *B avonds konden de buren hern meermalen bjj het schijnsel van een dof lampje daarin verdiept zien. Ofschoon hij nooit een over bodig woord met hen wisselde, -mochten de menschen hem wel lijden, want hij was ernstig en vreedzaam en had steeds een geopende hand. Zoo leefie deze man, wiens natuur hem bestemde om eenzaam en kalm den reci-ten weg, dien het nood ot voor hem had afgebakend, te bewandelen en die toch achteihaald werd door het zonderlinge, vreeselijke lot, waarvan ik vertellen wil. Het b«gon op den avond waarop de anti quaar terugkwam van het aan den Donau gelegen kasteel vau een aanzienlijk heer, aan ?wien hij een prachtigen bijbel had verkocht, »et veel fraaie miniaturen, door kunstvaar dige monnikshanden geschilderd. Bij de muren van de stad werd hij overvallen door een landlooper, die hem zijn geborduurde beurs ontstal en hem met een knuppel een slag op het hoofd toebracht, zoodat hij op den grond viel en voer dood bleef liggen. Kerst den volgenden morgen werd hij door voerlieden gevonden, die hem naar de stad brachten, waar onmiddellijk groote verbolgenheid heerschte over de brutale m sdaad. Het geluk e evenwel de rechterlijke overheid evenmin, den brutalen roover in handen te krijgen, als het den geneesheeren scheen te gelukken Hieronymus in het leven terug te roepen. Er verliepen verschillende dagen eer hij voor het eerst de oogen weer opsloeg. Toen echter deed ds arts, die zich over hem heenboog een zonderlinge ontdekking: in den oogappel van Hieronymus za^ bij een beeld; eerst dacht hij dat hij er zelf misschien in weerspiege' d werd, zooal* dat wel voorkomt, maar al spoedig bemerkte hij duidelijk, of schoon het beeld ontzettend klein en nietig was, dat het de beeltenis weergaf van een anderen man met een zwarten knevel en een onregelmatig rood litteeken boven de slaap. Toen begreep hij dat door een zonderling toeval wellicht het beeld van den moordenaar in het oog van Hieronymus bewaard kon zijn gebleven en hij snelde oogenblikkelijk naar de heeren van het gerecht om hun zijne ont dekking med> te dtelen. En de hterenkwa2e. Op bladzijde 99, waar van den kapitalist Pierpout Morgan sprake is, om dezellde reden. 3e. Op bladzijde SO, waar moppen worden verteld, die, omdat het moppen zijn, te op vallend zijn genomen uit het dagelijksch leven om' in harmonie te zyn met de sfeer van kunst. Voor het overige is dit boek, zooals ik reeds zeide, in vele opzichten een voortref felijk boek. Het ts vlot en los geschreven,in de jeugdig fris-che brutaliteit van zeggen zit een aangename heftigheid, en, wat het voor naamste is en een zeker niet gering te schatten eigenschap, er ia een mooie en spannende stijging, maar... leidende tot niets. Op het hoogtepunt is het werk mislukt, omdat door de inmenging van het op zichzelf tydelijke het organisch verband van dit kunstwerk werd ondermijnd en ten slotte gebroken. Leiden. PETEK SPAAN. Sophoclet' Anligone, metrisch vertaald door dr. J. L. CHAILLET. A. Versluijs, Amsterdam 1906. Welken inlruk Sophocles' dramas, al zyn ze ruiin 20UO jaar oud, nog op moderne menschen kunnen maken, is gebleken bij de eenige jaien geleden door Utrechtsche s'udenten georganiseerde opvoering vaa Koning Oedipus. Toen was er geen onder de talrijke toeschouwers, die zich niet be wogen TO ontroerd voelde door des dichters schildering van het gemoedsleven van zijn held in zijne tragische lotgevallen, Dat de opvoering van ^ulk een stuk, en vooral eene in elk. opzicht zoo uitstekende als die te Utrecht, grooter indruk maken zal dan de lezing, is duidelijk, maar toch schijnen er lezers genoeg gevonden te worden, om het telkens opnieuw uit ge ven vanSophocles' tragedies in Ntdurland^ch guwaid te wettigen, en speciaal van de Antigone, het stuk dat Hegel van al het heerlijke d -r oude en nieuwe wereld het voortreffelijkste en meest bevre digende kuiiFtwerk" noemde. In 18(58 gaf prof. Van Oosterzee eene over zetting der Anligone, met eene zeer lezens waardige inleiding voorzien; 22 jaar later vertaalde prof. v. Herwerden dat drama tn nu heeft dr. Chaillet geboeid door de onver gankelijke schoonheid van Sophocles' trage dies", zich tot dezelfde taak aan gegord, eene taak des te verdienstelijker naar mate zij moeilijker is. Want vertalen is altyd eene kunst, maar vooral waar het klassieke dich ters geldt, van wier werk wij in tijd, zeden en meeningen zoover gescheiden zijn. Aller eerst moet de vertaler het met zich zelf eens zijn over de vraag, of hij eene vertaling geven wil, die eene begrijpelijke en coulante lectuur oplevert, dan wel of, zelfs ten koste der duidelijkheid, het oorspronkelijke zoo getrouw mogelijk moet worden teruggegeven. Dr. Chaillet heelt blijkbaar het laatste gekozen en ontgaat dan ook niet overal de daaraan verbonden bezwaren; zou b.v. uit vs. 883 : Gij weet gewis, dat, zoo men klacht en droef geween mocht uiten voor den dood, men nimmer eindigde? welke vertaling zeer letterlijk is een hedendaagsche lezer terstond begrijpen, dat bedoeld wordt, volgens Opzoomer : Als 't vrijatoni, door geklag en rouwmisbaar den dood te ontgaan,'t gej ammer nam geen eind? Aan den anderen kant wordt, in vs. 104, de zou door den dichter aangesproken met: o o.)g dsa gillen daga." Dit wordt weer gegeven door Ohaillet: o gouden dagvorstin" door Opzoomer: schitterend vorst der gul den dagen"; door v. Herwerden: gulden dagoog". De eerste vertaling is den modernen ?MMHIMimMHIIMINIMmitltlimitmMMMtltnilMIHHIIMIHimUI men en zagen allen het beeld in den oogappel van het slachtoffer eu zij zouden hun dienaars en handlangers uit, eu nog dienzelfden avond, werd in een kroeg een man gegrepen met een zwarten knevel en een onregelmatig iitteeken boven de slaap, die halfdronken bij het dobbel-pel het eene goudstuk na het andere, dat hij uit een geborduurde beurs haalde, op de tafel wierp. Toen zag hij dat zijn ontkennen niet haatte, bekende hij al spoedig en men maakte korte metten met hem. Op het uur echter waarop de beul zijn taak aan hem volvoerde, verdween zijn beeld uit de oogen van Hieronymus. De antiquaar herstelde langzaam en had juist voor het eerst zijn ziekbed verlaten, toen een nieuwe moordaanslag de stad in onrust bracht. Isabella Borgomera, eene schoone Italiaansche courtisane, de geliefde van een jongen aartshertog en van verschei dene an>lere voorname heeren, was door een onb kende hand vergiftigd. Van haar sieraden en kostbaarheden werd echter niets vermist en de stern des volkg beschuldigde een der voorname jonge lieden,, die zich voortdurend in haar gezelschap bevonden, van de misdaad en verlangde, dat men hen allen in verze kerde bewaring zou nemtn, totdat rnen den schuldig > gevonden had. Hieronymus stond voor het eerst weer voor zijn winkel en sprak met een zijnpr buren; toen zei deze, die al sinds lang zijn gelaat met nieuwsgierige blikken had gadegeslagen, eensklaps: Zeg eens, meester .Hieronymus, welk een zonderling beeld hebt gij toch in uw oog?' Hieronymus verbleekte en snelde zijn winkel in, waar een ge.-lepen metalen plaat Irng, die hem tot spie iel diende, maar hij kon aan zijn oog niets bizonders ontdekken. Ik zie niets," zeide hij toen hij weder buiten kwam, maar de buurman hield vol dat hij duidelijk in het oog van Hieronymus de gestalte zag van een bevallige jonkvrouw met rossige haarvleebten. Daarop kwamen ook de vrouw van den buurman en nog andere bew* ners van de straat, en allen zagen hetzelfde en verbaasden zich o ;er het zon derlinge wonder. Met bliksemsnelheid verbreidde zich het gerucht daarvan door de stad en allen kwa men om in de oogen van den ongelukkigen Hieronymus te kijken. Eensklaps riep iemand die in de woning der courtisare geweest was : Dat is immers Barbarina." Barbarina was du vertrouwde kamenier van Bergomera, die bitterlijk had geweend bij de lijkbaar van baar meesterts, en op wie zelfs nooit een schaduw van verdtnking had gerus . Men begon nu do gangen van Barbarina op te sporen wat weldra gelukte en spoedig was de waarhe d bekend^ dat Barbarino eigenlijk de zuster der courtisane was en hij deze als kamenier diende, en hoe de moeder, die lezer niet vreemd, maar de laatste is de eenige juiste. In 't algemeen is dr. Chaillet er in geslaagd eene zeer leesbare, hier en daar dichterlijke vertaling te leveren. Niet dit er geen opvat tingen in voorkomen, die tot verschil van meeiiing aanleiding zouden kunnen geven; b.v. van vs. 114: gelijk een aad'laar, schel van kreet met wieken, witter nog dan sneeuw, hoog boven 'c land in 't luchtruim zweeft schijnt de overzetting van prof. v. Herwerden juister, die de woorden witter nog dan sneeuw'' niet op den adelaar toepast, maar op de blanke schilden des vijands en vertaalt: zoo wit als SEeeuw dekt het schild, als den vogel zijn wieken, hun borst. Zoo geeft in vs. 52 om misdaan plotseling ontdekt" het gecursiveerde woord de bedoeling des dichters minder juist weer. In Sophocles' woord autophooroon", waardoor aangeduid wordt dat Oedipus zelf zijne gruwelijke, of schoon onwillekeurige, misdaden ontdekte, niet plotseling maar juist door langzame ont hulling, ligt Oedipus' gaasche tragiek. Maar deze opmerkingen dotn niets af aan de waardeering van dr. Chaillet's verdien stelijk werk, dat vele belangstellende lezers moge vinden. J. H. MOLL. IMIIIMMIimiHIflIMIIIIIIIIMIIIIMMIIHI v De heer Albert Ter?ej en andere dicbten, Wees ik in mijn Over Navolging en Over eenkomst in de Literatuur op blz 51 en vgg. op verschillende treffende overeenkomsten tusschen allerlei Engelsche dichters, vooral Shelley en Keats, met gedichten uit 's heeren Albert Verwey's l'enephone-bundel, in welk geval niet de Eugelsche dichters den heer V. geplunderd hadden, onlangs vond ik weer eenige passages van een paar Engelsche dich ters, die de heer V. hoogstwaarschijnlijk heeft gekend voordat hij zijn Christus- sonnetten ver vaardigde. Ik zal die Christus-sonnetten, die bij hun eerste verschijning nogal ingeslagen" hebben, met 'c 06^ op de plaatsruimte en omdat alle belangstellenden ze wel zullen kennen, niet aanhalen, maar liever meedeelen, waaruit m. i. de heer V. ze geslagen en ge haald heeft. In Shelley's Promelheus Unbountl verschijnt tegen 't eind van de eerste acte Christus aan Pro;netheus, waarop b )vengenoemde uitroept: Eernit the angnish of that lighted stare; Close those wan lips; let that thora wounddd [brow Stream not with blood ; it mingles with thy [tears ! Fix, fix those tortured orbs in peace and death, So ihy sick throes shake not that crucifix, So those pale ngers play iiot with thy gore. Zoo lees ik bij Oscar Wilde in Humanilad str. 69 vgg.: And in the dumb reproach of that sad gaze ... O smitten mouth ! O forehead crowned with [thorn ! O chalice of all common miseries ! Thou. for our sakes that loved thee not hast [horne An agony of endless centuries... Nay, nar, we are hut cruciücd, and though The bloody sweatfallsfromour browslikerain, Loosentlienails weshallcomedown l know, Staunch the red wounds \ve shall be who'.e [again. . . Op Verwey-Wilde ga ik niet zeker, maar vertoornd was over de ijdele verwaandheid der deerne, er haar toe gebracht had, ten wit po(d-r door den morrend ank harer zuster te roeren. Barbarina moest haar rossig hoofd onder den bijl van den beul laten vallen en terzelfder tijd verdween haar beel tenis uit de oogen vau Hieronymus. Zoo werd Let dan ruchtbaar, welke zon derlinge en vreeselijke gave Hieronymus bezat. en. to->n er na verloop van tijd ander maal een gruwelijke moordaanslag gepleegd weid, begaven de heeren van het gerecht zich onverwijld tot, hem vóór zij nog andere stappen hadden gedaan o n den moordenaar te ontdekken. Hieronyiuns echter hield de oogen naar den grond gericht en verklaarde ze, nooit meer te willen opslaan. Hij -/.ou niet willen medewerken tot al dat, bloedvergieten al mochten ook die terechtstellingen in naam der Wet plaats hebben. Gij wilt niet meester," zeide eindelijk een der heeren woedend, welnu dan klagen wij u aan van hekserij en zwarte kuost en de Spaansche laarzen van den beul zullen u wel helpen om uw oogen op te slaan !" Maar het volk, dat voor het huis van Hieronymus saamgeschoold was. begon luid te morren. Hieronymus was een brave, milddadige man en een heksenmeester zon men wel niet alle dagen in den Stephanusdom bij de vroegmis zien. De rechter beval echter hem de boeien aan te doen en rit j) hem toe : uw gave is werk van dea duivel!' Toen vergat llieronymns zich eensklaps, sloeg de oogen naar den hemel en riep: ..Neen, ZLO waar helpt mij God:" Het was slechts een kort oogenblik maar toch voldoende om de scherpe oogen van den rechter te doen zien, %\at hij wilde zien. Hij beval den man los te laten en baande zich een weg door de morrende menigte. Den misdadiger echter vond hij en diens beeltenis bleef zoo lang in de oogen van Hieronymus totdat hij onder de bijl was doodgebloed. Hieronymus echter werd van dien tijd af nog stiller en terughoudender dan vroeger. Hij keek niemand meer (link in het gelaat, uit vrees voor wat men wellicht in zijn blik zou kunr.en lezen. Hij zelf zag echter nooit iets in zijn oogen. Op zekeren nacht werd er aan zijn deur geklopt en toen Hieronymus deze opendeed, kwam een piepjong kereltje naar binnen stormen en viel hem te voet. Hij had in een vechtpartij een ander student doodt-oglagen, nu wilde hij vluchten en niemand nou hem wel ooit verraden, indien Hieronymus het niet deed. Terwille van zijn ouders en zijn onschuldige zusters smeekte hij hem barmhartig te/ijn. Hiero nymus gaf hem op droeven toon ten ant woord: Ach, kon ik u toch helpen!' Maar toen hij zich over hem heenloop om hem op te richten, ontwaardde Je studeut met ik zou er op durven z^weren dat de Christussonnetten zijn geïnspireerd op de passage van Shelley. In zijn Pereephrme-bvmdel is de heer Verwey trouwens niet veel meer dan een nagalm van Shelley en Keats. Nog een andere overeenkomst is opvallend. Bij Verwey leest men in/n Memoriam Palrii: Gy gingt met uw kleine voetjes voorbij In den nacht, in den somberen nacht, toen Hij Als een dooi man lag in zijn huis; Eu pij hebt de schoone gedachten herdacht, Die hy dacht en droomde in den nacht in den [nacht, En als bloemen vlocht om zijn kruis. Is de laatste regel wat kruis met rozen-" achtig, 't heele fragment kan vergeleken worden met Von Platens : Wie rafft' ich mich auf, in der Nacht, in der [Nacht Und fühlte mich fürder gezogen; ? Die Gasae verliess ich, vom Wachter bewacht, Durchwandelte sachtin der Nacht in der Nacht Das Thor nut den Gothischen Bogen. 1) De heer Verwey heeft blijkbaar gedacht Je preuds mon bien oüje Ie trouve". en dat is dan waarschijnlijk zijn eenige overeenkomst m Molière. En zoo handelde iemand die in zy'n Inleiding tot de nieuwere NeJ. Dichtkunst twee en twintig bladzijden voor zijn eigen gedichten in beslag neemt, een negende deel van een boekje waarin twintig dichters worden behandeld". De heer Verwey denkt blijk baar Nur die Lunipen sind bescheiden l" In dit verband ken ik nog een versje: Bescheidenheit ist eine Zier, Doch weiter kommt man ohne ihr. Den H a a g, 3 Juni 1906. EDWARD B. KOSTER. 1) Mij medegedeeld door den heer A. T. A. Heijting. Rembrandtfeesten. De firma Heystee, Smit & Co. te Amsterdam verspreidt, ter herinnering aan de Kembrandtfeesteu in 11)06 een keurig uitgevoerd album, waarin reproducties van werken van oude en moderne meesters, die zij ten getale van 00, op geglazuurde gebakken tegels in den handel brengt. Deze uitgave verschijnt in vier talen. NIEUWE UITGAVEN. Bouwkundig rtkciiboek voor ambachtslieden. Verzameling van 540 vraagstukken, ontleend aan de praktijd der bouwambachten, door G. A. SCHOI.TKX, met een aanhangsel bevattende do verklaring van eenige technische uitdruk kingen, 3e druk. De plant, Leesboek over den bouw en de veilichtingen van hetplantenlichaam, door S. P. HUIZIXOA, 4e druV, met 87 af beeldingen. Vadcrlandsche geschiedenis loor i et lager onderwijs, met tal van vragen en opgaven tot verwerking der leerstof, door T. PLUIM, met vele af heeidingen, 6e druk.?De bouw, int leven en c/e veipti'giiig can het menschelijk licliaam, door prof. dr. C. E. BOCK, voor Nederland beweikt door dr. C. P. TE u Kun,E, 3e, verbeterde en vermeerderde druk met 48 afbeeldingen. Groningen, P. Noordhoü". Jiüderd^k als dénier en dichter, door dr. H. BAVIXCK. Kampen, J. H. Kok. iht de Gis, door C. P. BHAXDT VAN DOORXE. Amsterdam, II. J. W. Hecht. K ie. DE HAAN, De G'oudsclie ziekenfonds-kwes tie. Gouda, J. T. Swartsenbuig. Wat etn armbezoeker welen moet. Zes voor drachten gehouden voor het Genootschap Liefdadigheid naar Vermogen" te Amster dam in lUoö/U. Ue groote godsdiensten" III en IV: De G-iiekuchc godsdienst en D; Babylonisctie gods dienst, door WII.LIAM Loi-Tus HARE, vertaald door Cm;. J. -CIIUVKR. Amsterdam, Schellens ea Giltaij. De betfikenis ran de jongste verkiezingen in Hiigelun/J, door J. STOIFEL. Amste'dam, S. L. van Loov. Reclames. " iHinmuiiiiiuimiii iiiiiiimiiiiiit schiik zijn eigen beeltenis in den oogappel van den ander. Doch, terwijl hij nu een baret op had, fladderden in het afbeeldsel zijn haren los in den wind, zooals zij het tijdens den manslag gedaan hadden. Met een gil van ont/.etting snel Ie hij weg. Den volgenden dag haalde men zijn lijk uit den Donau op. Hieronymus zelf werd echter hoe langer hoe meer menschentchuw. Wel was het waar dat de afs-chuwe'ijke moordaanslagen in de stad hoe langer hoe zeldzamer werden, nu men wist dat de moordenaar niet meer kon ontkomen. Herhaaldilijk stond men Hieronymu-i zelf naar liet leven, maar een geheiminnige mac it bewerkte, dat hij telkens weder outsi/apte aan de gevaren van dolk en vergif. Toen zag het gespuis, dat in een groote stad altijd te vinden is, dat het hier niet meer de rechte plaats was voor hun euveldaden. De rust en veiligheid keerde overal terus, en de eenige die zich ontevreden gevoelde was de beul. wiens ambt zoo weinig winst gevend begon te worden, dat hij zich genood zaakt zag een handel in oud ijzer te beginnen. Op zekeren dag verscheen bij Hieronymus in den winkel een jong meisje, dat een goed boek over tooverij en heksenkunsten verlangde. Ei, meiske/' gaf de meester haar ten ant woord, ,.wat wil je met dat boek beginnen ?" Het meisje \vilde hem echter geen verklaring daarvan geven en bleef op haar verzoek aan dringen, op wat geld kwam het niet aan. Meiske," zei Hieronymus op ernstige toon, zie je daar dien bijbel met koperen beslag? Die is het tiendubbele waard van watje niij biedt, maar toch ben ik bereid je dien voor een kleinigheid af te staan, want het past aan je jeugd, gesticht te worden door vrome leeringen en niet heksenkunsten en tooverij te bestudeereri." Wel meester," gaf het meisje brutaalweg ten antwoord, hoe kunt ge toch zoo iets zeggen ? De heele stad weet toch dat gij meer kunt dan brood eten!" Wie mij van zwarte kunst beticht is een lasteraar!" riep Hieromynus. Wie ben je, meiske, datje het waagt zóó tot mij te spreken." Ik heet Concettina", gaf de kleine suihbig ten antwoord, wil je mij nu mijn boekje geven of niet V" Daarop wierp Hieronymus toornig het boek op de tafel en riep : wat. gaat het heil van je ziel mij eigenlijk aan? Je zult zelve weldra inzien wat deze onnooze e tooverkunsten beteekenen. En je geld mag je behouden." Meester Hieronymus was dit voorval al w eder vergeten, toen de zwartoogige Concet tina op zekeren dag weder in zijn winkel verscheen. Ik breng u het boek terug, meester," zeide zij, ge hebt gelijk, al die heksengeschiedenisseu zijn mij tot niets nut ge weest." Zie je wel," gaf Hieronymus verCailler furtSTE ZwiTSERSCH OLFDE i-i UIKER. Echt Victoriawatei OBERLAHNSTEÏI» Echt Victoriawatei OBLRltHNSTEIN VRAAGT UWEN LlVERANCiEB: Slelio" Cigarettes. Mocca (,'roen) Abbas (paarfch) Hamit, XamidiéenEdim met, goud mondstuk . . . Balkan (rosa) Kef (rood) kurk Sultana (wit) aoud mondstuk Khedive (Wauw) Extrafine (oranji) .... Fleur d'Orient Grand Vizir Impériales Pri-'s. l 'et Verkrijgbaar in doosjes van lf'-20-2>f O g'uks en hoosrer. ' Dames Sigaretten Prij*. ; Harem l et. Hanera 1/4 . Uitsluitend Handwerk met en zan der mondstuk door Turken verva«fd;.a l. ; Nooit heeft een Sigaret OL> /,oo «n^lle wijze naam gemaakt en de nuii^t van het hrioi-e publiek veroveid als de STELIO. Dat f-ucces is te danken aan <le vo >rtrdf'e'ijke eigenschappen eu geheim der hoog fijne Mélange. De fijnste en meest aromatische soorten echte Turksche Tabalc worden door de filiale te mirna ge kweekt en zoover nood'g, deels aange kocht. Indien n dezer merken bij Uw leveranciers niet voorradig is ver-.o*ke 7,ich te vervoegen voor gratis rrv nsh M naar de Vorstenlanden, Zoi.tsteeg 9/IT, Amsterdam, waar deeuuipletc collectie steeds voorhanden i». De verkoopprijzen j.ijn door del'irectie vastgesteld en staan onder controle. BOUWT te o/d. VELUWI. Inlicht, b/d. Vereeniging Ka n'oren voor Vaste Goederen in Nederland te Nunspeet. ?MMIIIIHMMHmmillHMIIHHHHHMtHIIMIIIIIIIIIIIMMMtlilllllMmnHKlIH heugd ten antwoord. Ga liever iederen mor gen in de kerk van Maria Sti< gen of m d-n Stefanusdorn tot de Heiliga M.iagd bidden, dan zu'len je wengchen vervuid worden." Ach, wanneer ik daar maar zeker van was," zuchtte Concettina, ik heb zulk een treurig lot." En op Hierocymus vragen ver telde zij, hoe zij en haar moeder met harer vader uit Italiëhierheen waren gekomen. De man wilde in dienst van den keizer gaan, maar haar moeder werd ziek en ontevreden en het leven hier beviel den losbandigen kerel niet, zoodat hij op zekeren dag vionw en kind verliet en weg trok om nooit terug te keeren. Van toen af moe-t' oncettina n,et fijn borduurwerk op keurslijfjes en stroovlecliten, voor haar moeder en zich zelf den kost verdienen; de oude vrouw was al sinds jaren bedlegerig en kon niet sterven en zij kwelde het meisje doodelijk. Nooit mocht zij een woord met .iemand spreken, zelfs rno^ht zij niet eens naar de bron gaan op den tijd dat andere meisjes daar stonden te praten. Zij was nog nooit op reis geweest en zou toch gaarne ook eens onder een lindeboom gedanst hebben in de Meiaaaand. En, wanneer zij een enkele maai te laat thuis kwam, we;d zij bont en blauw geslagen met den stok, die altijd naast het bed van hare nueiler stond. Wel hrd zij meermalen getracht den stok te verstoppen. maar de oude vrouw was dan steeds in zulk een gehuil en rnoord^eschreeuw lossrebarstm. dat de haastig toegesnelde buren meenden, dat zij hasr te lijf ging. Ach, het was een treurig bestaan en wel zou er eenige too\ erkui:->t voor noodig zijn geweest, om het dragelijk te maken. Hieronymus, die haar oplettend had aan gehoord, oordeelde echter. Meiske, menig maal komt het ons voor, alsof veel dingen tot ons ongeluk zijn, die ons i it-uemin heil aanbrengen. Ook ik heb met kommer en morrend mijn nederig lot aanvaard ten (iiige, nu het getal misdaden zooveel mindt r n geworden, zie ik wel waarom de Heiland mi| deze gave verleende. Geduld moe! je hebber., meiske, je bent immers nog zoo heerlijk jon^r, alles zal nog wel terecht komen." Ja, als ik zoo vroom was als gij,"antwoordde Concettina. Eensklaps ging Hieronymus nat*r achter en haalde een rozenkrans, met een ou l zilveren kransje van edel VenetiaaiiPch wei,x voor den dag, deed Concettina er de handt :i om vouwen en zeide: Dit geef ik je, opd..c je zult leeren bidden." Ach, wat zijt ge goed, meester," sprak Concettina, terwijl zij de zwarte oogen naar hem opsloeg, mij dunkt dat ik beter zon worden, wanneer ik maar dikwijls met u mocht eprekeu." (SIÖTrolgt),

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl