Historisch Archief 1877-1940
1515
BE AMSTERDAMMER
1906.
WEEEBLAD VOOR NEDEEL1ID
O :n. d. e r redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
van. J". 3DE IC Q O.
Uitgevers: VAK HOLEEMA & WABENDORF, Heerengraoht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.05
Voor Iridiéper jaar » » mail . 10.
AJxonderüjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
ttt U*d ii TcrkrygWr Kiotk 10 Boolevud dei CapneiuM tegenover tot Grand Café, te ParQi.
Zondag 8 Juli.
Advertenliën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .....? 0.25
Reclames per regel » 0.40
Annoncet uit DaiUchland, Ooitenrijk en ZwiUerland worden uitsluitend aangenomen door de firma
BUDOU MOSSB te KenJea en dooi allo filialen dezer firma, De prijs per regel U 35 Pfennig.
INHOUD:
, VAN VEERE EN, VAN N.ABIJ : Duiteche
vriend«lykheden. Eten Staats-enquête naar
de «ïjjiÏBg : der -Ongevallenwet?, door H.
Spiekman: Iets over rechteïlgke
tusschenkopïff door Gerard G. Lenselink.?SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Huisarbeid, II,(slot),
dóór'mr. H. S. Veldman.?FEUILLETON:
, .De oogen van Hieron.ymus, JI. (slot). Naar
?Eet" Daitsch, ran L. Andrd. KUNST EN
LETTEREN: Harald de Skalde, door Van
Elriug, beoordeeld door' W. Graadt van
Eoggen. VOOR DAMES: Grondwetsher
ziening naar vrouwenwensch, (Ingez.), door
Jul. Keizer. ALLERLEI, door Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
Oud-Amsterdam, I, door A. W. Weissman,
met afb. Rembrandt-uitgaven, door W.
'; S. De Dam en zyn toegangen", (Inge:.),
, door Van Rgsse, T. Sanders en Redactie.
Penteekening van H. G. Ibels. Teekening
van de maand Juni, door Kris Kras Kzri.
? ? Radiumstoel, door dr. R. Veenstra.
INANCIEELB EN OECONOMISCHE
KRONIEK, door D. Stigter.
Vacantie-kinderfeest, door F. Kruyt-Hogerzeil. SCHETS
JES : De keerzijde der medaille, door Ar t hu r
Benède. INGEZONDEN.
DA.MRUBRIEK. SCHAAKSPEL. AD
VERTENTIEN.
Duitsche vriendelpheden.
? Na' een korte wijle van stilte, komt
uit Duitschland weer een lieve stem, met
het doel om de aansluiting van Nederland
aan Duitschland aan de orde te blijven
stellen. ' -:
Ditmaal is het het Berliner Tageblatt,
dat zijn Berlijners en natuurlijk ook
ons moet vertellen, dat de kwestie
der economische toenadering tusschen
Nederland en Duitschland, in den laatsten
tijd op den voorgrond ia gebracht. In
den laatsten tijd!" och, heere ja, anders
zou Int Berlijnsche blad er thans niet
.aan defcken! En nu die kwestie toch
zoo <gJ den voorgrond is gebracht,
(door wie?) acht het het zijn plicht er
voor te zorgen, dat ze niet weer op den
achtergrond geraakt. Ze mocht eens
worden vergeten!
? En dan krijgen we de verzekering, dat
Duitschland volstrekt niet den naam
verdient van iets wat eens anderen is
te begeeren en ook, dat hier te lande
zweifellos die sympathien weiter kreise
durchaus einem engeren zusammengehen
mit dem Deutschen Reiche zuneigen,"
Welke kringen dat zijn? Eennadere
inlichting wordt niet gegeven.
Maar van onze neiging tot toenade
ring in 't algemeen bij een der groote
mogendheden is de schrijver in het B. T.
overtuigd en van het ontstaan dier
neiging ontvangen de Duitschers de
volgende verklaring:
Seit dem Abschlusz des
russiseh-japantscben Krieges macht sich in den
Niederlanden eine Strömnng bemerkbar, die auf
den Zusamrnenschlusz mit einem anderen
.Staate hinzielt. Man glaubt durch das
ostasiaüsche England, wie durch Japan, den
kostbaren Kolonialbesitz, die
SundaI n sein, gefahrdet und verhehlt sich
nicht die Gefahr, die entsteht, wenn Japan
eines Tagea die Lust anwandeln sollte, die
Hand auf das tropische Inselreich zu legen,
das seit einiger Zeit eine verstiirkte
Einwandërung aus Japan und China zu ertragen ha t.
Holland ist nicht in der Lage, seine Koloniën
' zu schützen! Das ist das Resultat der Er
rterungen, die in jüngster Zeit in
derniederlündischen Presse gepflogen werden, Auch
der weitere Ausbau der Seewehr würde wohl
kaum zu einer Flotte führen, die der
gegnerischen auch nur annübernd gewachsen ware.
Aus diegen Erwagungen nun ist, so sehr anch
der Durchschnitts-Niederlitnder der Veibr
derung mit einer anderen Nation abgeneigt ist,
die Strömung herausgeboren, mit einer an
deren Macht einen Zusammenschlusz zu
suchén."
Nu zou men willen vragen, wat verleidt
het Berl. Tagebl. er toe zijn lezers zoo
voor te jokkerj?
Nooit hebben wij Nederlanders wet
het oog op ons koloniaal bezit ons zoo
veilig gevoeld, als na den
BussischJapansöfcen oorlog, het sluiten van hét
Engelgjjh-Japansch Verbond, en van de
EnaftlMji-Fransche entente.
Dat een klein Europeesch land zijn
koloniën niet met goed gevolg verdedigen
kan tegen een der groote mogendheden,
wisten wij reeds lang; de vraag is maar
wie zal het ons ontstelen?
En nu is voorloopig in de
internationale politiek is allen voorloopig
het groote gevaar bezworen, dat Duitsch
land, van koloniën-honger verteerd, zijn
handen niet zal willen thuis houden.
Voorloopig" alweer: Duitschland werd
onschadelijk gemaakt.
Dat men hier in Nederland vreest, dat
Engeland onze koloniën zou trachten te
vermeesteren het is eenvoudig een
leugen. En indien men, met het oog op
de machtsverhoudingen, hier een daad ter
beveiliging van ons koloniaal bezitmeende
te moeten verrichten, zou deze zeker
eene zijn van toenadering tot Frank
rijk en Engeland. Niemand denkt
daaraan doch eenvoudig-, omdat
men weet, dat Duitschland thans in
zijn fel begeeren, machteloos is. Men
fevoelt dit in Duitschland even goed als
ier, en het Berl. Tageblatt is almede
daarvan niet onkundig. Immers, terwijl
het redeneeringen houdt, waarvan de
conclusie zou moeten luiden: gij behoort
u dus om uw koloniaal bezit bij Duitsch
land te voegen, eindigt het dit deel van
zijn praatje met de verrassende woorden:
Ebensowenig kann zurzeit von einem
politischen zusammenschlusz zwischen
Deutschland und Holland die Rede Sein."
Nietwaar, met welk idiotisme zou men
niet behept moeten zijn, om voorbij te
zien, dat een openlijke politieke toenade
ring van Nederland tot Duitschland, op
dit moment, n om Duitschlands koloni
nhonger n om zijn dorst naar uitbreiding
van economisch militair en maritiem
vermogen, tot verwikkelingen zou leiden,
voor ons land en onzen nabuur inhooge
mate gevaarlijk?
Van daar nu ook 's mans lieve stem.
Neen, hij denkt zurzeit" niet aan een"
politieke toenadering, d w. z. aan een
opname van Nederland in Duitschland.
Hij wil met onze vrij heidslief de en
vooroprdeelen rekening houden... hij trekt
zijn schoenen uit en nadert ons op
kousen. Geen politieke combinatie...
ma^reconomischevriendschappelijkheden.
Conferenties van Hollandsche consuls
met den Nederlaudschen gezant daar
bij; voor Duitschland betere spoor
wegverbindingen met Nederlandsche en
Belgische havens, en dan komt de zoo
lang reeds door de Duitsche politieke
strebers betootte hoofdzaak:
Eine der wichtigsten Fragen is die eines
Postabkommens zwischen beiden
Landern. Wenn wir recht unterrichtet sind, liegt
bei den Regierungen beider Nachbarstaaten
ein Entwurf, der demnachst zur Beratung
kommen dürfte oder auch vielleicht bereits
gelangt ist. Es dürfte nichts vorliegen,
das einem rebereinkommen entgegenstehen
könnte."
De Post-Unie, een der heerlijke mid
delen om ons tot langzame inlijving voor
te bereiden, waarvan de Frankfurter in
een onbewaakt oogenblik de politieke
beteekenis heeft erkend, en welke het Berl.
Tagebl. nu, zoo onnoozel weg, doet voor
komen, als een postregeling, waar niemand
iets tegen kan hebben!
Misschien moeten wij de bijzondere
beteekenis van dit krantenartikel wel
zoeken, in het bericht dat aangaande die
post-unie, bij de regeeringen der beide
Staten een ontwerp gereed ligt." Het
is bekend, dat Pop, reeds in den beginne
van zijn post-bestaan, met dit
onvaderlandsch werk zijn brein vermoeide. Maar
indien de Nederlandsche of de Duitsche
regeering mocht meenen, aan deze poging
eenige kans op slagen te kunnen
verleenen, door haar zoo zoetelijk aan te
kondigen, durven wij haar verzekeren
buiten den waard te hebben gerekend,
d. w. z. buiten het Nederlandsche Volk.
Dat het sluiten van zulk een Unie
onder de huidige politieke verhoudingen
als eene tegenover Engeland en Frank
rijk vijandige daad zou worden opgevat,
kan zelfs een kind begrijpen, en dat te
meer nu juist van Duitsche zijde op deze
regeling voor Nederland zoo onophoude
lijk wordt aangedrongen. Voor een
postunie of regeling met Duitschland, Frank
rijk en Engeland is alles te zeggen;
voor eene met Duitschland allén mogen
enkele baatzuchtigen gestemd zijn, ons
volk in zijn geheel stelt zijn onafhankelijk
heid te hoog om een begin van aftakeling
te dulden. Dit toch, wat zou het anders
zijn dan een eerste officieele stap om den
weg der neutraliteit te verlaten, die ons
is voorgeschreven. Zoo valt het dan ook
niet te gelooven, dat ons tegenwoordig
Kabinet zóó ver de eer en toekomst van
zijn land zou hebben vergeten.
Maar de vriendelijke man, heeft bij
zijn economische studiën ook de
wederzijdsche bezoeken van Krefeldsche en
Venloosche huzaren betrokken als eine
freundschaftliche Annaherung beider
Staaten", en om die toenadering is het
hem dermate te doen, dat hij den invoer
van Nederlandsch vee wel zou willen
aanbevelen. Waarom niet? Groedkooper
vleesch en een post-unie met Nederland
op den koop toe, welken Duitscher, die
geen Agrariër is, brengt dit niet in den
zevenden hemel!
Wij hebben zoo menigmaal gewaar
schuwd tegen de pogingen
vanDuitschlatid, althans van Duitschers, om ons
naar zich toe te lokken, dat het haast
overbodig kan heeten hiermee voort
te gaan.
Herhaaldelijk stelden wij in het licht,
dat de politiek van Duitschland geen
andere kan zijn, dan te trachten zich
van ons meester te maken, liefst langs
geleidelijken weg, wijl die van geweld
voorloopig is afgesloten.
Afgezien van enkele
detail-onjuistheden, vinden wij in het artikel van
Ellis Barker. in de Nineteenth Centitry,
geheel onze meening omtrent
Dnitschlands handelingen en bedoelingen weer,
door ons den lezers voorgehouden. Maar
ook de verzekering-:
Alle Europeesche mogendheden, die er
belang bij hebben Duitschland op het vaste
land niet almachtig te zien, en Engeland,
dat voortdurend bedreigd zou zijn, wanneer
Nederland Duitsch was geworden, zouden
zoo'n verovering niet lydelyk aanzien. De
kans zou voor Duitschland schoener zijn,
wanneer er tusschen andere Europeesche
mogendheden een oorlog aan den gang was
en 't zoo ongestoord zijn slag kon slaan.
Intusschen beproeft het, Nederland in zijn
macht te krijgen door peconomischen druk.
Gaandeweg zal het trachten niet Nederland
tot. een oeconomische regeling te komen, dan
tot een tolverbond, een spoorwegunie, een
gemeenschappelijk muntstelsel enz. En Ne
derland zou bijna ongemerkt Duitsch worden."
Welnu, tegen wat* te eenigertijd het
noodlot brengt, tegen een latere
wijzifing der Europeesche
machtsverhouingen en dier gevolgen, kunnen wij niet
waken. Maar het heden legt ons den
plicht op te doen wat wij vermogen om
ons niet gaandeweg te laten inpakken.
Daarom verzetten wij ons zoo dikwijls
tegen vriendelijkheden, die niet getuigden
van gelijke neutraljteitiegeno ver Duitsch
land en andere mogendheden. Wij her
inneren hier slechts aan de
telegraafconcessie aan de Zh//fecili-Nederlandsche
maatschappij, in Indië; en aan de uit
sluitend Duitsche hofrelaties.
Dat de Nederlanders, in den politieleen
zin van het woord, te zeer
Duitschgezind zijn, is geenszins onze meening;
wel echter dat zij te weinig waakzaam
heid betoonen, tegen de min of meer
bedekte pogingen, om gaandeweg hen te
verduitschen. Met het oog op dezen toe
stand zagen wij gaarne, vooral door onze
volksvertegenwoordiging, een krachtiger
houding aangenomen bij elke gelegen
heid, als er van ónze buitenlandsche be
trekkingen sprake is.
Zoo zouden wij, waar nu de
interpelleerende heer v. Weideren Rengers, zich
zoo bijzonder ongerust maakte over de
desertie van Venloosche huzaren, veel
liever hebben gezien, dat hij een vraag
tot de regeering had gericht, over de
wenschelijkheid der treurige vertooning,
van een bezoek van Nederlandsche mili
taire autoriteiten aan Ivrefeld, toen keizer
Wilhelm daar met zijn -zoogenaamde
danshuzaren kwam; toch zeker voor
ons land in de eerste plaats een duidelijke
bedreiging.
Welk licht viel op ons volk bij dit
lafhartig kruipen ?
Voorts had hij, toch tot den Minister
het woord richtende, beleefdelijk inlich
tingen kunnen verzoeken omtrent het lo
geeren van den duitschen artillerie-majoor
Rose op het Loo. Een hofbericht door
de bladen onder de plaatselijke nieuwtjes
vermeld, maar een feit dat, wijl. der
gelijke bezoeken aan Hoven bijzonder
zeldzaam zijn, misschien een gewichtige
reden kan vinden in den toestand van het
wapen der artillerie hier te lande.
Of om zich van het militair terrein
te verwijderen hoe zou hij meer nog
dan nu, zijn volk een dienst hebben
bewezen, als hij een afdoende tegenspraak
had weten te verkrijgen, van de ge
ruchten aangaande het oogluikend toelaten
van Duitschlands zoeken om een
kolenstation te stichten op Poeloe Laoet...
of ergens elders in onzen Oost.
Zeker, wij weten, dat de ligging van
Duitschland, ons met zijn volk het aller
eerst in aanraking brengt en dat het
voortreffelijk is met deze Unsere
Nachbarn" in vriendschappelijke betrekkingen
te leven; maar als zelfstandig, onafhanke
lijk volk willen wij niet naar den buurman
gedrongen worden en verzetten ons
tegen elke poging, die men doet, om een
toestand te scheppen, alsof voor ons
Engeland en Frankrijk, even goede en
niet minder onmisbare vrienden, in het
geheel niet bestonden.
Een Staats-enquête naar de wer
king der Ongevallenwet?
Sedert voor het eerst in het Verslag der
Rijksverzekeringsbank over 1903 ernstig
gewezen werd op de eigenaardige invloeden,
die de Ongevallenwet dreigt uit te oefenen
pp sommige groepen van direct betrokkenen,
is het aantal klachten van de meest ver
schillende zijden voortdurend toegenomen.
Twee groepen van direct betrokkenen
waren daarbij onmiddellijk bedoeld en zijn
genoemd.
De eerste groep is die der geneesheeren.
Het verwijt tegen hen is, dat velen hunner
de Ongevallenwet beschouwen als een
buitenkansje; -de Rijksverzekeringsbank als
een instelling, die het wel betalen kan"
en van welke wat to-plukken nu wel niet
volkomen geoorloofd, maar toch evenmin
een ernstig vergrijp is te achten. - '
Do aanval op de doktoren werd het meest
openlijk gedaan op de ten vorigen jare ge
houden Algemeene Vergadering der Maat
schappij van Nijverheid, waar jhr. Van de
Poll, de president der Maatschappij,
sprejkende over de Ongevallenwet, o. m.' zeide:
Volgens vele ag-nten der Rij ksverzeke
ringsbank zijn verreweg de meeste onge
vallen van onbeduidenden aard en zijn het
dikwerf de behandelende medici, die een
schandilijk misbruik maken van hun
ongevallen-patiënten ten bate van eigen
beurs. Op meer dan n plaats verliezen
de doctoren, die hunne ongevallen-patiënten
rationeel behandelen, dieipatiëiren ten"
bate van eerstgenoemde collega's. Mocht
deze zaak eens grondig worden onderzcchtj.
dan zou zeker duidelijk bhjken, dat meer
malen de getroffen werklieden het 8lac_ht-;
offer zijn van winstbejag van de zijde van
den medicus." ?
De Nod. Maatschappij tot Bevordering der
Geneeskunde, die in Juli 1905 vergaderde,
protesteerde daartegen weliswaar, maar kon
toch niet anders doen dan tot een onderzoek
besluiten, waarvan de resultaten nader
moesten blijken. Thans zijn de resultaten
van dat onderzoek verschenen, en gedeel
telijk is jhr. Van de Poll daardoor in 't
gelijk gesteld door het rapport der afd.
Den Haag, waarin de commissie van onder
zoek antwoordt op de vraag: hoe is de
houding der medici tegenover de Onge
vallenwet:
Het voor onze Maatschappij meest be
langrijke punt is wel dit: hoe is de houding
der medici tegenover de Ongevallenwet?
Het doet de commissie leed te moeten
constateeren, dat hierop niet volmondig
kan worden geantwoord: de houding der
geneesheeren is correct; er valt niets op
aan te merken, zy is zooals men van
menEchen van han maatschappelrjken stand en
ontwikkeling mag en moet verwachten.
Dat tegen de medische ethiek by de practijk
der Ongevallenwet wordt gezondigd, staat
wel vast; in welke mate is moeilijk na te
gaan. Gebleken is echter de buitengewone
belangstelling, welke sommige collega's voor
ongevallen-patiënten koesteren, zich uitende
in herhaalde verbandwisselingen en angst
vallige zorg voor de nabehandeling I Is het
ook niet opvallend, dat het enthousiasme
voor massage bij sommigen sedert de invoe
ring der Ongevallenwet tot een voorheen
ongekende hoogte is gestegen?"
f a den bovenstaanden aanval op de genees
heeren zijn er nog meerdere gekomen.
In de vergadering der Eerste Kamer van
30 Jan. 1906, wees de heer Regout op de
mededeeling in het Verslag der Bank,
waarin melding wordt gemaakt van het
geval, dat een geneesheer een valsche ver
klaring gaf om een patiënt plezier te
doen", en drong de heer Stork er in de
vergadering van 8 Febr. op aan, dat de
Ongevallenwet aldus zou worden gewijzigd,
dat zij niet voor sommige doctoren een
melkkoetje blijve.
Het Bestuur der Centrale
WerkgeversRisico-Bank heeft reeds eenige malen, meer
of minder openlijk, van misbruik" van de
zijde der doctoren gewag gemaakt.
Maar_het meest beteekende in dit geding
de uitvoerige en gemotiveerde aanval in het
Verslag ' der Rijksverzekeringsbank over
1904," waar deze aangelegenheid met de
volgende formeele beschuldiging werd in
geleid :
In verband hiermede staat veider de
ervarng, dat bij een betrekkelijk groot
aantal medici, waar zij welwillend aan de
getroffenen hunne medewerking verleenen,
het dienen van. hun eigen belangen maar
al te zeer op den voorgrond staat."
Deze krasse beschuldiging werd «p zeer
parlementairen toon gemotiveerd daor.een
verhaal over sommige" dokters, die zich
als bijzonder welwillend" reeds naam heb
ben verworven, en de gevallen aldus
saftmDat getroffenen dikwijls te veelvuldig
werden bezocht; dat het aantal
verrichtingen, in rekening_gebracht, ontegenzeg
gelijk te groot was; dat menige handgreep,
gemakkelijk engewoonljjkdoorhuisgenodten
verricht; thans do'or'den geneeskundige als
iets waarlijk ernstigs werd gedeclareerd;
dat getroffenen te lang behandeld werden;
dat letsels erger werden voorgesteld dan
zij inderdaad bleken te zijn, met het doel
om onder allerlei weidsche namen verban
den en. dergelijke in rekening te kunnen
brengen; dat groot jyfcréTlteB werd opge
geven voor eenvoud)ge.zaken; dat vervoer
middelen ten behoeve van e«n getroffene
werden in rekening gebracht, die pok voor
andere zieken werden gebruikt; rytuigen
werden gedeclareerd, waar de medicus
slechts te voet of per rijwiel den getroffene
bezocht, dit alles en nog veel meer waren
? volgens het bestuur feiten, die meermalen,
gewoonljk echter by dezelfde artsen, wer
den geconstateerd.'
Ziedaar dus kort saaragevat de beschul
digingen tegen de geneesheeren een groep
personen dio in de eerste plaats, ook in het
algemeen belang in eere hersteld moeten
worden; wier woord geloofd moet kunnen
worden, niet slechts wijl ze voor de Raden
van Beroep onder eede staan, maar omdat
de leeken-rechter in die Raden veelal op
hun verklaringen recht moet spreken!
Het onderzoek, thans naar deze aangele
genheid ingesteld door de Mij. ter bev. v. d.
Geneeskunde, laat ik onbesproken. Niet,
omdat het niet zeer vél waarde zou hebben,
maar omdat het mij niet afdoende voorkomt.
1 " ?' # 3t
De andere groep van de
direct-betrokkenen, over wie de klachten gaan, zijn de
werklieden. "Wat die klachten zijn, is reeds
vroeger uitvoerig in dit blad meegedeeld
en is bovendien ook wel algemeen bekend.
Het komt hierop neor:,l. de werklieden
worden onverschilliger, vandaar veel
meerongevallen; 2. kleine letsels, die vroeger
nauwelijks aanleiding gaven om te verletten,
worden nu oorzaak, van langdurig verzuim;
3. de simulatie en de aggravatio nemen
sterk toe: de bekende jacht op rente; 4. de
aggravatie doet de energie verslappen,oefent
een demoraliseerenden invloed uit enz. enz.
Ik behoef al die klachten niet te herhalen.
* *
Nu wordt er aan de zijde der werkgevers,
door middel van de
\Verkgevers-IUsicoBank, sterk propaganda gemaakt voor wij
ziging der Ongevallenwet in dien zin, dat
'kleinere ongevallen niet meer komen voor
de Ongevallenwet, maar voor de ziekte
verzekering. Dit pogen wordt gesteund
vooral in de Eerste Kamer, en de Minister
zegde reeds wijziging in dien geest toe.
* *
*
De vorige week nu hield de Maatschappij
van Nijverheid wederom hare jaarverga
dering, te Haarlem. Daar hield de president,
Jhr. Van de Poll wederom een beschouwing
over deze zaak, en zeide o.m. dat, vóór de
volgende sociale wetten in behandeling
komen, op afdoende wijze dient te worden
nagegaan, welke invloed door deze wet
zoowel moreel als materieel wordt
feoefend op het groote deel van on ze natie,
at in de nijverheid zijn bestaan vindt".
Tengevolge van de wijze waarop deze
wet georganiseerd is, ligt het voor de hand,
dat eene afdoende naspeuring der fouten
die in de wet zelve, in de daarop betrek
kelijke maatregelen van bestuut en in d«
practijk der wet schuilen, enkel zouden
kunnen worden bereikt door het instellen
eener parlementaire enqutte dienaangaande.
Daardoor, rnaar ook daardoor allén,
zoude men in het bezit kunnen komen van
de Doodige gegevens tot het ontzeilen in
de toekomst van de klippen, waarop thans
herhaaldelijk is gestrand."
Ik weet niet, welk deel der natie door
Jhr. Van de Poll bedoeld is; of hij daar
onder ook de%erklieden gerangschikt wil
zien. Maar wél meen ik, dat, met het oog
op de werklieden juist, dit idee steun verdient.
Want tot nu toe zijn de klachten allén
gekomen of van de Werkgevers-risico-bank,
of van de Rijksverzekeringsbank, dio beiden,
de eerste uit zeer begrijpelijke oorzaken, en
de tweede om zeer natuurlijke redenen, de
zaken niet licht gunstiger voor de arbeiders
zullen voorstellen dan ze zijn.
Ik durf althans gerust beweren, dat de
Bureaux voor Arbeidersrecht minstens
evenveel gevallen kunnen bijbrengen, dat
er tal van arbeiders al reeds langen' tijd
half invaliede rondloopen, nog niet de helft
van hun vroeger loon kunnen verdienen,
en gebrek lijden, niettegenstaande de ge
neesheeren hen genezen hebben verklaard,
en alle rente hun is afgenomen; talrijker
nog de gevallen, waarin de geneesheeren
de getroffenen in staat achten, half-werk
te kunnen doen, en hun dus halve uitkeering
wordt verstrekt, niettegenstaande ze nergens
voor halve" werkers worden aangenomen.
. Talrijk ook de gevallen, dat zenuwlijden
is bevorderd juist dóór het te vroeg afne
men of verminderen der uitkeering, op
advies der geneesheeren, waardoor de ge
troffene, 'nog niet hersteld, in moeilijke,
martelende broodzorgen gestort werd.
-Ik wil maar zeggen, en daarin ben ik
het met jhr. Van de Poll volkomen eens
dat, wanneer de Minister in de Ka m er geen
andere inlichtingen krijgt, zoowel omtrent
de geneesheeren als omtrent de werklieden,
dan de mi, verstrekte, beide dan zeer on
volledig zouden blijven ingelicht.
De werklieden, die met hun Bureau's
voor Arbeidersrecht toonen, zich ernstig met
deze *aak te bemoeien, waar óók practisch
kennis wordt opgedaan hebben in dezen
óók wat te zoggen, en zelfs veel te zeggen!
-- Daarom juich ik het denkbeeld eéhér
enquête ten zeerste toe, omdat daarbij ook
de inlichtingen uit arbeiderskringen onge
twijfeld tot hun recht zouden komen. '
Uit dit oogpunt, d.i. uit een oogpunt van
recht, dient m.i. dit denkbeeld aller "steun
en zou de taak der Kamer heel wat ge
makkelijker worden gemaakt.
H. SPIBKMAN.