De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 8 juli pagina 2

8 juli 1906 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l DE A M S T K R D A M M K II WEEKBLAD T O O R N E D E R L A N D. No. 1515 Iets oYer rechterlgke tusscheukomst r In rechts- en ook ia handelskringen en vooral in den middenstand :woH[t meermale^ geklaagd^ dat in kankmzaken (dat zijn in-'t^ algeineen ziken-ben«den ? 200, die aan den kantonrechter ter beslissing ,.worden opgedragen) de procedurele om slachtig is en gedeeltelijk als gevolg daar van de kosten naar verhouding van het bedrag der hoofdsom, te hoog zijn. Gesteld een eenvoudig en betrekkelijk gunstig ge rat; dat vaak voorkomt, waarin een debiteur na de beteekening^an het'tegen hem ge wezen verstekvonnis betaalt, dan heeft deze behalve hoofdsom en wettelijke rente, voor kosten te voldoen r Dagvaarding. . . . plm. ? 4 > Gnffiekosten. . . . 3 ,- Gr.o$se vonnis. ... . 4 Beteekening met bevel , 6 plm. ? 17 behalve d ? registratie der minuut van het ?vonnis, welke ingeval van koop en verkoop 2 pCt. over do hoofdsom bedraagt, met .dien verstande, dat men bijv. over eene vordering van ? 40.00' aan registratie-recht betanlt ? l, dat is dus 2 pCt. van / 50 enz. Bij de zooeven aangehaalde veryolgingskosten is van de veronderstelling uitgegaan, ' dat de hoofdsom meer dan f 25 bedraagt. 1 Beneden de ? 25 zijn de griffiekosten in een verstek zaak plm. ? 1. De overige kosten Wijven echter gelijk. Zooals gezegd is hier een Tieel eenvoudig geval gekozen. Indien een eischer tenge volge van de gevoerde tegenspraak zijne ' -vordering door middel van getuigen of vau een eed moet bewijzen, hetgeen tengevolge van het dwaze onsplitsbaar aveu niet zelden, ? voorkomt, zijn de gerechtskosten aanzienlijk h'ooger, vaak het dubbele van de zooeven ? genoemde koeten. De uitdrukking, welke men zoo vaak boort, dat de genoemde kosten, hard geld" " aijn voor den debiteur, die in veel gevallen ' «ker niet uit weelde zich laat dagvaarden, ' is dan ook allerminst te hard gekozen. Maar pok indien de vordering en de gevallen ?kosten bij den debiteur niet verhaalbaar 'blijken en dus de: kosten ten laste van den " crediteur komen, mag van hard geld'' gcsproken worden, daar toch de crediteur dan ' niet alleen geon betaling van zijne vordering "krijgt, maar bovendien nog de kosten heeft te belalen, waarbij er nog aan herinnerd ' mag worden, dat het salaris voor de behan' deling dor zaak door den gemachtigde in ? kantonzaken in elk geval ten laste van de ? jtóJrtij zelve blijft. De bovengenoemde berekening van kosten, waarbij ik 't zal ??laten, om niet door vele cijfers verveling ' bij de lezers te wekken, toont reeds aan, [ dat vervolgingen voor kleine bedragen, ?' waar men in zulke gevallen doorgaans '- tegenover een financieel zeer zwakken ' debiteur staat, bijna steeds gewaagd mogen heeten en dus afgeraden dienen te worden. Het is dan ook niet te verwonderen, dat vele firma's, hoewel noode, want vele klein.tjes maken n groote, kleine vorderingen ? niet uit handen geven om geen goed geld naar kwaad geld te moeten werpen. Het is daarom noodig voor de vervolging van kleine zaken zeer eenvoudige regelen en formaliteiten te stellen, welke weinig of geen druk op het bedrag der hoofdsom 'tengevolge hebben. (Over de vereenvoudi ging der kanton procedure schreef ik in dit weekblad van 24 Januari l'KH.) Wel zegt' - artikel 43 der wet op de rechterlijke orga nisatie, dat in alle geschillen, welke voor t dading of compromis vatbaar zijn en in, welke partijen zich voor een kantonrechter -te hunner keuze, doch binnen het arrpn? disgement aanmelden en zijne beslissing ? inroepen, deze van derzelver geschil zal ?- moeten kennis nemen, welke ook den aard ?van het geschil en de waarde van het be? twisto voorwerp zij, DocV van deze bevoegd heid wordt nagenoeg nooit gebruik gemaakt. ; Het is de vaste gewoonte, dat de debiteur ?die zijne verplichtingen tegenover dencre? diteur niet kan of wil nakomen, wacht tot dat hij bij deurwaardersexploit voor den ? echter geroepen wordt. . Dat niettemin ondanks de bestaande voorschriften de kantonrechter thans reeds wel iets kan doen om te trachten processen te voorkomen, bewijst de rechter in het eerste kanton van het arrondissement Am. sterdam, die meermalen zijn misnoegen te .kennen geeft, wanneer-geringe vorderingen langs den gewonen weg van rechten voor hem aanhangig worden gemaakt. Hij gaf dan ook onlangs op de openbare civiele terechtzitting aan de aanwezige practizijns ? in overweging in zulke gevallen niet dade. lijk tot het maken van kosten over Ie gaan, maar buitenrechten zijne tusschenkomst in te roepen, opdat hij gelegenhei i zoude hebben om te trachten partijen tot een .vergelijk te brengen. . Voor kleine zaken is eene rechterlijke ,tusschenkomst op deze wijze juist zoo noo dig, o. a. omdat, wanneer die vorderingen bij dagvaarding aangebracht zijn, het geschil ten slotte vaak alleen loopt over de vraag welke partij de kosten betalen moet, zoodat .dus mei de dagvaarding een struikelblok .voor minnelijke schikking is opgeworpen. .Zouden geen kosten gemaakt zijn, dan had den partijen in veel gevallen tot elkander gebracht kunnen worden. - In afwachting van de hoog noodige her.ziening van het burgerlijk procesrecht, waarbij de procedure vereenvoudigd en de zegel- en registratie-rechten, die een zaak -ook duur helpen maken, afgeschaft, althans aanzienlijk verlaagd dienen te worden, lijkt rraij de voorgestelde maatregel van genoemden ,kantonrechter, die daarmede toont vrede rechter te willen zijn, zeer aanbevelens waardig toe en volkomen passende in het :kader van den tegenwoordigen tijd. Mogen .vele -kantonrechters dit goede voorbeeld ?volgen en daarmede toonen, dat zij er wel zijn om de wetten toe te passen, maar naar inoderne opvatting nog, veel aieer om toe? '-passing der wetten te voorkomen, door te 'trachten partijen met elkander te verzoenen! - Ik stel mij de hierbedoelde, laat ik zeggen rechfcerlijketusschenkomst buiten rechtealdus . voor: dat de eischende partij zich met hare zaak tct den bevoegden kantonrechter .wendt; dat de rechter daarop een tijd be paalt, waarop partijen voor hem in_raaikanier (dus niet op de openbare zitting) verschijnen zullen en hij, wanneer partijen voor hem zijn gekomen, tracht haar tot elkander te brengen. De oproeping voor de tegenpartij kan geschieden per gewoon briefje door den kantonrechter geteekend. In den geest van het bovenaansehaalde artikel 43 der wet op de rechterlijke or ganisatie valt deze tusschrnkomst dus niet, vermits daar gesproken wordt van partijen, die zich tot den rechter wenden. Dit neemt echter niet weg, dat eene eischende partij de toepassing van dit artikel bevorderen kan door te trachten de tegenpartij te bewegen om gezamenlijk de kantonrechterlijke tusschenkomst in te roepen, vooral op die plaatsen waar de kantonrechter bezwaren mocht hebben om ten verzoeke van eene eischende partij de tegenpartij op te roepen tot minnelijke regeling van het geschil. Men trachte dus dan de tegenpartij over te halen om te handelen in den geest van gemeld artike!43. De kantonrechter is dan in elk geval indien partijen voor hem ver schijnen, verplicht van de zij 't buiten den fewonen weg voor hem aangebrachte zaak ennis te nemen. GERARD G. LEXSET.I.VK. llllllltlMIIIHIMUJIIIItHMIIIItHllllllttmilMllmlmilllllllllttttlMtlltH Sociale, Hoisarbeil, II. (Slot). Gebrek aan tijd is dm da ODrzai't, dat geen onderzoek is gedaan ; gebrek aan tijd is dus de reden dat de Regeering' in de eerste plaats en verder allen, die belang stellen in den omvang van de huisindustrie, verstoken blijven van voldoende betrouw bare gegevens en dat in den tijd, dat overal een beweging ontstaat om de huisindustrie meer dan tot nu toe wettelijk te regelen. Wordt het dan geen hoog tijd, dat er wél tijd wordt gemaakt, desnoods door tijdelijk het getal ambtenaren aan de inspectie ver bonden, uit te breiden ? Het wil mij toch beter voorkomen dat de inspecteurs, de mannen "der praktische ervaring, deze enquête doen houden dan dat er een afzon derlijke staatscommissie wordt benoemd. Niet alleen hierom dat zoo'n staatscommissie maar al te vaak een kapstok is waaraan het geheele vraagstuk wordt opgehangen, maar ook om deze reden dat de inspecteurs veel vlugger w«rfcen dan een commissie, die overal in den lande moet rondgaan om de toestanden in loco op te nemen en de bij de huisindustrie betrokken personen te hporen. Het is te hopon dat de Regeering dit inziet, dat zij begrijpt dat het meer dan tijd is om zich grondig met het ingewik kelde en netelige vraagstuk van de huis industrie te bemoeien. Wanneer binnen niet al te langen tijd een wijziging van de Arbeidswet aan de orde wordt gesteld, komt de huisindustrie daarbij op den voorgrond en wat zal er dan van een volledige regeling terecht komen, indien de noodige gegevens, zoo niet totaal dan toch ook voor een groot deel ontbreken ? De inspecteur in de eerste inspectie dan wijst vooral op het kantworken als huisin dustrie. De vroeger bloeiende kantscholen in 's Gravenhage zijn verdwenen deels door het gebruik van machinaal vervaardigde kant, deels door het in onbruik geraken van de Zuid-Hollandsche en Utrechtsche mutsen. Thans wordt deze industrie meestal door ouden van dagen als huisarbeid uit geoefend. Kinderexploitatie is gelukkig daarbij uitgesloten. De loonen zijn zeer ge ring. Wordt het werk toch rnet uitsluiting van andere bezigheden beoefend, dan kan per week gerekend wordt nog niet op f240, immers in mindering komen nog de kosten van het garen, van de aanschaffing van een kantkussen en van de voor het werk noodige klossen. In Noord-Brabant worden dekens als huisarbeid vervaardigd. Ook hier weer lage loonen. Want bij een werktijd van 12 a 13 uren wordt ten hoogst f 0.90' als dagloon verdiend. Daar evenwel de vracht voor de grondstoffen voor rekening van den wever komen, wordt het weekloon gereduceerd tot plm. ?490. Per uur wordt dan ongeveer 6 M cent verdiend! Het garenspoelen brengt ongeveer 2X et. per uur als verdienste op! Aan dit werk nemen ook kinderen deel. De inspecteur in de 2<le inspectie deelt ons mede hetgeen hij is te weten gekomen omtrent het erwtenlezen als huisindustrie. Dit onderzoek en dit deel ik met ge noegen mede is zeer omvangrijk geweest. Niet minder dan 10 bladzijden van zijn ver slag heeft hjj daaraan gewijd. Yooial kinderen namen aan dit erwten lezen deel, hetgeen o. a. blijkt uit het feit, dat van de 550 leerlingen eener kostelooze school 207 te huis vóór, tusschen en na schooltijd dezen arbeid verrichten. Het erwtenlezen vindt veelal plaats om de geringe verdiensten uit anderen hoofde wat te vermeerderen en daarbij wordt dan gerekend op de vlugge kindervingers. In Goes worden de kinderen van af 6 uur 's morgens, wellicht in enkele gevallen nog vroeger, tot schooltijd toe, daarna tus schen de schooluren en vervolgens van schooltijd tot 8 a 10 uur veeltijds aan het werk gehouden. Een denkbeeld van wat bij dezen arbeid zoo wel wordt gepraesteerd, leveren de onderstaande bij huisbezoek ver kregen gegevens, welke,' wat de laatste kolom betreft, volgens den inspecteur nog wel te laag zijn. a o fH » ?u . a a ^A N "3 "o o^ SS 03 s-3 03 o H 8 10 7 10 0 6 5 7 6 12 8 8 , 1 S " a ,« _& S U ?f-H "o* b. U v h-1 3 2 2 4 3 3 2 3 4 3 {j S "S » ?o a 8-a S q ~ CC d a D a t: * * n » -j O3 "^ 4 4 3 6 4 3 4 3 4 5 4 4 : 6 5 1 5 9 ()« (5X 0 7 .7. n o &? 0) T3 .5 -J * £ £^ sc C J3 CS t> a 03 <! v.m. 8 n. m. D " n Q » j» - 8 -10 - ~X !l 'J^ ,) ,, I 9 lw » - 9 i, .- 9X » 9 i M ^ oi : "O ^ ! 0.-5 . '"u t, . «J J. S : H^ _ M "3 a cS ?aj 7?8 G?7 <s 2 7 6 5-8 4 ti 12 15 12 0?8 AI naar gelang der qualiteit wondt met het lezen van een HL. erwten 60 h 85 ets. verdiend, waarvan dan ah onmiddellijke bedrijskosten 5 cents per HL. voor wagenbuur afgaan. Voor boonen, welke ook nu en dan ter uitzoeking worden gegeven, ont vangt men 25 a 50 cen^s per HL." De inspecteur eindigt het verslag omtrent zijn onderzoek aldus, waarin m. i. een vol komen veroordeelin^ van de wijze waarop het erwtenlezen plaats heeft, ligt opgesloten en waarin de wetgever zónder eenigen twijfel aanleiding moet vinden oin regelend op te treden : Do invloed vanden besproken huisarbeid op het kind als zooilanig laat zich bezwaar lijk: in cijfers uitdrukken. Reeds van uit het standpunt van den onderwijzer, die het kind dat toch schoolkind behoort te zijn ziet misbruiken, is het erwtenlezen weieens efne ramp" genoemd. Bedenkt men bovendien hoeveel licha melijk nadeel voor het opgroeiend geslacht het gevolg kan zijn van de met erwtenlezen pppaard gaande verhouding van slaap en frissche lucht en van dezen, op zichzelf beschouwd, aan oogen en zenuwen schadenden arbeid, zoo komt mij bovenstaande uitspraak van opvoedkundige zijde niet overdreven voor. In elk geval is het voor de bij het er^tenlezen betrokken kinderen zeer zeker eene ramp, en, alhoewel gevallen van gezellig om den disch vereenigd zijn en aan moeding door een onder de erwten verstopt geldstuk e. d. wel hier en daar zullen voorkomen, zoo is dwang en nog eens dwang het eonige middel om de van nature zoo beweeglijke jeugd aan de erwtentafel en aan dit voor hem zoo weinig aantrekkelijk werk te houden. Ook de oud era zien vaak zeer goed in, dat het voor de kinderen eene kwelling was, en noemden het soms eene tuchthuisstraf voor de kinderen." Het erwtenlezen was en bleef vopr hen evenwel de eenige uitweg, wanneer ze niet wilden beJelen of stelen." Terecht eindigt de inspecteur zijn verslag met de verklaring, dat de toestand ernstig genoeg n om een uitkomst in deze dringend te wensehen. Ook de inspecteur in de 8ste inspectie heeft zich met een onderzoek naar het erw tenlezen bezighouden en ook hij vermeldt de schandelijke kinderexploitatie, die de loonon heeft neergedrukt. Volgens hom oefent deze arbeid een verJerfelijken invloed uit op het huiselijk leven: daar er geen vastgestekl uur van begin en einde van het werk is, blijft het huiselijk werk ligien, de kinderen verwaarloozen en moeten laat opblijven om mede te helpen. Buren deelden mede, dat in een gezin een kind van 8 jaren 's avonds tot 10 uur moest meehelpen en gedwongen werd tot zingen, daar het auders onder het werk in slaap viel." Ook deze inspecteur dringt met kracht aan op het nemen van wettelijke maatregelen. De inspecteur -in de 61e inspectie vestigt na eerst eens even te hebben stil gestaau bij de fabricatie van dassen, waarin de toe standen gelukkig niet zoo slecht zijn, de aandacht op het vlechten van matten voor stoelen en de textiel-industrie. Bij het mattenvlechten kan dooreen vlijtigen werk man hoogstens ? 1.9;) per week worden verdiend. Ook hier bestaat de kinder exploitatie. De treurigste toestanden komen echter voor bij de textiel-iudustrie, waar de bron van alle ellende is het lage loon van het gezinshoofd. De kinderen worden al spoedig met een deel van de zorgen belast. De volgende schets geeft een beeld van den toestand waarin een dergelijk gezin ver keert. De noodzakelijkheid van die ontij dige zorgen (ui. van het kind) brengt mede de verwaarloozing van hunne'opvoeding ; de ouders zien het dikwijls in, dat zij hun kinderen hetzelfde moeilijk leven opleggen. dat zij doormaken, maar de paar guldens per week, die de kinderen al spoedig in brengen, kunnen irf de huishouding niet gemist worden. E venzoo goed als de ouders voelen, dat zij tot hot levensgeluk vanhnn kroost weinig bijbrengen, evenzeer weten de kinderen, dat hunne verdienste onmis baar is. Zij zien dat hunne ouders op een leeftijd van 30 tot 40 jaren reeds van hen afhankelijk zijn; de ouders missen elk overwicht en de kinderen beginnen reeds op 14-jarigen leeftijd van hunne ouders te vervreemden, staan nog slechts norsch van hun loon af en nemen een toon aan, die het duidelijk bewijs is van de onjuiste verhouding tusschen ouders en kinderen. De eischen, gesteld aan voedingen woning, hebben een peil bereikt, dat niet lager kan dalen... ? deze arbeiders kunnen zich blijk baar uit den kring van ongunstige orastanheden niet opheffen en hunne eenige aflei ding is de kroeg, waar zij blijkbaar een oogenblik van vergetelheid vinden van hun kommervol bestaan." De inspecteur in de 7de inspectie maakt melding van het biezenwatten, het zakkenplakken, de schoenmakerij. Vele bijzonder heden worden hieromtrent niet medegedeeld. De loonen, die de mattenvlechters verdienen, zijn weer uiters gering. Zie daar de oogst uit de verslagen der inspecteurs. Uit do gegeven mededeelingen blijkt duidelijk, dat de huisindustrie is een bedrijfsvorm, verderfelijk voor het geheele gezin. En dan hebben de inspecteurs zich nog niet uitgelaten over dat stelsel van huisindustrie, dat gewoonlijk sireetivg s*/stem wordt genoemd en waarbij zich tus schen den arbeider en den verkooper van zijne produkten dringt een ander persoon (Sweater, Forcher, Factor), die de uitbui ting op de spits drijft. De ellendigste toe standen komen juist bij dit stelsel voor. Het wordt hoog tijd, dat hot volle licht schijnen gaat over de toestanden, die in de groote steden vooral worden aangetroffen in duis tere krotten. Reeds heeft eenige jaren ge leden het Amsterdamsche Kiadsrapport over de kleedinijindustrie eenig licht ver breid. Dit licht is evenwel niet voldoende en het ligt. op den weg der rcijeering te zorgen dat afdoende gegevens worden ver zameld om met kennis van zaken straks te kunnen beginnen een wettelijke regeling der huisindustrie. Op dit oogenblik is er een onderzoek ingesteld door eenige Kamers .van Arbeid naar den omvang van de huisindustrie in de tabaksindustrie. Deze arbeid verdient alle waardeering, daar hij woer een steentje bijbrengt. Er is nog zooveel oj> dit gebied te doen. Kampen. Mr. H. S. VKI.DMAX. .Tra Harald de Skalde, door VAX ELRIXO, Amsterdam, van Holkema & Warendorf, 1906. Het naar ik meen rste O3rspr nkelijke werk van den heer van Klringr, dat den wèl-luidenden naain draagt Harald de Skafde, had voor on'.e litteratuur van mér dnn gewone betekenis kunnen zijn, indien d^ voortreflelyliheid der behandeling niet omgekeerd evenredig ware aan de belansrijkheld van het onderwerp: het ver schijnen alleen reeds, van een drama in blank vers, in de grootte van een gebeel boekdeel en van <io hand eens modernen auteurs, ver heugde ons uitermate, en de wetenschap, dat de jonge dichter, blijkens de-door hem be zorgde uitgaven van Vondei's Lyriek en eerve bloemlezing van Bilderdijk, de oude denkers grondig had bes'uleerd, deed ons reikhalzend uitzien naar eene kennismaking roet dit dra matische werk in een blij voorgevoe' als zo*le dit uiterlyk fraaie boek ook innerlijk van groote belangrijkheid voor onze nieuwe let teren zijn. Ons zweef Ie zoo iets voor oogen als van een nieuwen zomer, met zoo niet een nieuw dan toch een vol geluid... Immers, het is ontegenzeggelijk voelbaar allentwegen, dat onze moderne litteratuur wacht op groot werk, dat in zicb vereenizt het groot =ch ontwerpen der ouden en het fijne, gevoelige uitbeelden der modernen; de klein-kunst onter dapen hoezér ook voldoening schenkend aan onze stemming-viagende zielen doet ons, niet tegenstaande haar diep gevoeU- en verbeeldingsleven, liet gemis niet verge'en aan de sobere fantasie, de erco'e lijnt n, de stout heid der conceptie, do gecompliceerdheid der karakters en situaties in de unUersee!-iien«chelijke werken van vroeger. Is om maar n voorbeeld te noemen Bilderdijk al niet daürom alleen dichter, wijl hij de ontwr.rpi'r was van De ondergang der Eerste Ware'd" en geeft de harmonische opzet van dit epos allén reeds geen getuigenis van dieperen, rijkeren gemoedstoestand, die men tevergeefs zal zoeken bij verscheidene der thans als dichters te boek i-taande litteratoren, die zweren bij woord- of stemmingskunst ailén? Uit kracht zijner moderne kunstbegrippen en zijner naar buren af gebleken studie der vroegere litteraturen verwachtten wij bij de aankondiging van Harald de Skalie in den heer van lring te kunnen begroeten den b enger van een nieuw element in de mo derne litteratuur; het spijt ons te moeten zeggen, dat oase verpachting niet is vervuld. Het onderwerp, door den heer van lring voor zijn drama gekozen, was voor de be reiking van het door ons voorgestelde doe), zér geschikt gewtest; met de gegevens, in .Harald de Skalde verwerkt, ware het moge lijk geweest een drama samen te stellen van krachtige, sobere structuur, een tragedie met groote gevoelens, de dram a-v o rra aanwendend tot inkleeding van een karakter studie van ?den mensch; geen trjl-d'r-handeling ha<l beter gelegenheid verschaft om grootsche figuren en zuiver-krachtige karakterei ten too ? neele te voeren, dan de tijd, waarin dlttooneelstuk ons verplaatst, n 1. het overgangstijdperk van het heidendom tolhetchris!eniom;gróóter gebeurtenis, in het uiterlijk als innerlijk leven der volken, is wellicht moei'ijk denkbaar en alhoewel het onchristelijk optreden der zen ding" waardoor de scbi ij ver meende tra giek te brengen door den tijdelij ken ondergang van het christendom" geenszins behoefde te worden voorbijgegaan met vergoelijkend stilzwijgen, had tevens eene tij nero aanduiding van het zuivere wezen van het jonge chris tendom het geheel met vrediger glans kunnen óver-lichten, waardoor de gansche omgeving van veel inniger tragie'j ware geworden; zoude dan daarop ook niet van toepassing zijn geseest, des heeren van lring eigene woorden : ,,he' duister miakt het licht lichter, het leelijke het schoon schooner, daarom zij het veroorloofd te werken met zwart en wit?" Van de sterk dramatische gegevens, die alleen de tijd der handeling als vanzelf aangaf, heeft de auteur in zijn flaraU niet gemaakt wat er van te maken was : men voelt er niet iu de geweldige bewegingen, het schokken der gemoederen door de groote godsdienstonwenteling; de slryd tussclien heidendom en christendom is een bijzaak, 'n toevallige gebeurtenis, door gén der personen \Volfert wellicht uitgezonderd doirléffd; wel duidt de schrijver en dat zelfs niet eens krachtig genoeg de nieuwe leer des jonden Gods, d en Baldur uit liet Zuiden" aan als oorzaak eener verdte dheid onder het volk, een verdeeldheid echter van zoo weinig oorzakelijke kracht, dat zij even goed gevolg hadden kunnen zijn van eene per soonlijke twist tmschen twee geliefde volks mannen. En hoezeer toegevend, dat de eerste apostelen der nieuwe leer niet die hoogheid fan karakter en vroomheid van leven zul len gehad hebben als naen van velen dier zalig- en heilig verk!aarden thans liefst zoude denken blijft het optreden van een eervergeten schurk als Gizurde Chri-tenpriester," die naast ontelbaar vele slechte eigenschappen zelfs geen enkele goede hoedanigheid mocht bezitten, als representant van het toenmalig christendom, een fout in het drama, daar geen enkele noodzakelijkheid aanwezig was om voor de rol, die Gizur speelt, het tradilioneele verraders type, juist den Christen priester den uitverkorene te doen zijn en daardoor alleen al aan het algemeen-menschelijk Ware, dat de groote kracht was van het oude drama, geweld wordt aangedaan. Die strijd van heiden- en christendom had als een diepe ontroering door geheel dit stuk gevoeld moeten worden en daar dit niet het geval is, daar geen der handelende personen blijk geeft van mede te leven de geweldige beroering der volksgemoederen, komt ook geen der personen ons vóór passend in de lijst van den tijd ; dit had de. groote tragiek kunnen zijn van dit drama: de strijd om Wodan of Christus als een schadnw-donkere wolk heen over de lichtere gebeurtenissen en verwikkelingen van het drama zelve. Doch ook deze gebeurtenissen en geschie denissen" ga?en den dichter aanleiding te over om dramatisch dieper en geweldiger werk f e leveren dan thans voor ons ligt; de tof lag maar voor het grijpen; Widubald, Jlarald en Blidi om van andere neven figuren niet te .spreken hadden karakters kunnen zijn van groote menschelijkheid; het hadden figuren kunnen worden, boog en zuiver blijvend in, onze herinnering als dragers van ecbt-menschelyke hartstochten en gevoelens; helaas, ook hier schoten de krachten van den auteur te kort; wij voelen wél, vaag, den goeden wil, een streven in de juiste richting, maar gén der karakters, noch ten goede ndch ten kwade, dat aangrijpend wordt; zelfs de liefdesverhouding van Harald tot Blidi, hoezeer ook bedoeld als grootste bekoring" laat oiis door gemis aan zuiverheid der door deze gevoelens veroorzaak t e daden en woorden, volkomen koel en mist het aandoenlyk-eenvoudige, dat in andere tragedies zelfs ia die van zér betwistbare waarde al heel spoedig en met weinig-diepe dramatische hulpmiddelen ons weet te ontroeren. Inder daad ligt er over het gehéle drama f en zekere onsympathieke koelheid: tijpe vanverstandswerk is el J warm gevo.l ten eeuenmale af wezig; liet drama is van a tot z bedacht, het is niet geworden, niet gegroeid; het is in elkaar gezet met angstige nauwkeurigheid; de gang der gebeurtenissen i-i voet voor voet voorge schreven, terwy'l desniettegenstaande om der wille Jer gecompliceerdheid aan de waar schijnlijkheid geweld wordt aangedaan; met argumenten als: zegt de volksmond niet: een klein geschil baart dikwijls een groote ramp?' kin men zulks niet goed praten. Voor ons, ino lemen, ligt nu eenmaal het belangrijke niet in toevallige uiterlijke wisse lingen van het lot en volkomen zijn wij hot -met den heer van lring eens, waar deze beweert, dat niet alle tragiek ligt in moord en doodsteek trouwens Maeterlinck hcefc het reeds zooveel duidelijker gezegd doelt de heer van lring had moeten be ienken dat ook kundige intrigues en bloedeiooze samentreffingen en oplossingen, ontknoopingen en verwarringen alleen ddn tot hun recht komen als zij logische gevolgen zyn al is het dan ook in lirect en met zér ver verwyderde, haast niet na te speuren oor zaken van mensch ly'ke gevoelens en harts tochten ; in Harald de Skalde is juist het omgekeerde het geval; om der wille vaneen nabyzijnde ontknooping, als voorbereiling van een nieuwe fase, wordt willekeurig iu een karakter een plotselinge ommekeer ge legd, wordt een persxm dadea te doen of woorden te spreken gegeven, die onmogelijk uit het karakter dier persoon zelve bunnen oor sprong konden nemen. Zoo is de figuur van Harald zelve jammer genoeg een samen raapsel geworden van de meest heterogene bestanddeelen: n zuiver doorgevoerde karaktertrek vindt men in hem tevergeefs; aan geen enkele der dramatis personae heeft men houvast; groote woorden, brallende ver vloekingen ? en men voelt den mensch, dia ze uit, zoo zacht als een lammetje, te midden der ernst van dj meest verheven oogenblikken; hoe goed ook blijkbaar bedoeld, werkt een dergelijk vilsch ge?oel zóó storend, dat men onwillekeurig glimlachend een ver gelijking maakt met klein-duimpje in de zeven-mijls-laarzen. Harald, zich voorstellend den volke als: Harald, de Skalde, Storm heoft gebaard, toen de branding bralde, Wiegelied was mij het blauergeruisch, Spreken leerde my 't windjjedruisch. Met woesten drang Klinkt nu mijn zang Tredend ontembaar in ijzeren gang. Harald, die verder beweert vrouwen, op zwakheid vergramde" te vermijden, maar wel" let op dit, wei' als tegenstelling van het verjüijden der vrouwen den bliksem, door woede ontvlamde", den donder, die dreunt door de dolle lucht" benevens de wolken, in donlcergepantserde vlucht" te minnen", die verder de orkaan zoekt", niets dan stoutheid en kracht wil kennen", wiens leven enkel storm wil", ? Harald. dus, een man d;e juist het tegenovergestelde van das E*vig-\Veibliche'' beweert te zoeken, wordt geen halve bladzijde n il deze be wering, alleen a vue gloeiend verliefd en weet denzelfden avond zijn geliefde bij een avontuurlijke ontmoeting onder de Wodan;eik een complimentje te maken, dat geen hoüfsch vleier hem verbeteren zou: Voorwaar, Ik hoorde nooit zooveel betooveiends In een stem vereenigd en die stem Geschonken aan de meest bekoorlijke Der wezens". Zoo gaat het 't gansche stuk door; op het laatst gaat men gelooven, dat alles mooglijk woidt; de meest voelbare en dik-opliggende onwaarschijnlijkheden accepteert men ten slotte mat gelatenheid. Wolfert, de wapen meester van vorst Widubald, gelooft in de onschuld van Harald alleen op diens eerlijk gezicht": doch ieder, Die ooit 't gelaat kan onderscheiden van Een eerlijk man zal zich in Harald niet Bedriegen. Zelfs zoo eerlijk schynt Harald er uitgezien te hebben, dat Wolfert op stel en sprong durft beweren: Is ons De toedracht niet bekend, de waarheid is Dat Harald eerlijk blijft." Heeft Wolfert het volste recht Widubald te gispen wijl brj Harald vonnisdc zonder verhoor, wij van onzen kant achten het ge looven van Wolfert in Harald alleen op diens eerlijk voorkomen al een even bedenkelijk verschijnsel. Wil een drama wezen de wedergave van juist-zuivere en algemeenen menschelijke ge voelens, zoo zij in de allereerste plaats hecht en waar de opzet, het fondament waarop het gebouw eenmaal niet alleen zal verrijzen, maar dat geheel de zwaarte der massale structuur ook moet dragen. En niettegenstaande de zér geleerde en met zeker prestige gedoceerde opmerkingen over het tooneelstuk Harald de Skalde," welke de schrijver meende te moeten geven aan het einde van zyn boek, blijft het drama zelve een niet-geslaagde proeve van drama tische scheppingskracht des heeren van lring en bewijst het voor de zooveelste male, dat er een hemelsbreed verschil is tusschen weten en kunnen. De auteur moge zijn werk nederig, beschouwen als slechts een streven naar wijder sferen" het spijt ons daaraan toe te moeten voegen, dat het o. i. een streven is, dat ons vooralsnog, weinig verder brengt. 't Ware mooglijk geweest de zwakke pun ten in dit drama te versterken eu aldus vele innerlijke fouten nog aan een niet al te scherpziend oog te onttrekken, indien de auteur de eave gehad hadde in zijn stijl, in zijn dialogen, in zijn woordkunst een bizon

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl