De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1906 8 juli pagina 7

8 juli 1906 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1515 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR «NEDERL-AND. l'/7 'l M, 'A A vott wat m. i. al te ver is om er den plein-vorm aan te kannen geven. Om, by de oplossing van bet Dam-vraag stuk, rekening te houden met een verbreeding vto de Damstraat, acht ik bepaald overbodig. Een verbreeding van de veel nauwere Hoog straten ia wat anders, maar de Dam straat heeft een voor Amsterdam fatsoenlijke breedte. Het is er wel druk, maar de opstop ping zit 'm by den Vy'gendam. EerdeDamstrut voor verbreeding in aanmerking komt, mag er toch eerst wel eens aan een dozijn smallere niet-minder-drukke straten gedacht worden. Neen, die verbreeding zal lang op zich laten wachten! Niettegenstaande zy'n duidelyk uitgesproken opinie, dat het verkeer den Dam te machtig wordt en men das op verruiming moet be dacht z}jn," velt de heer Sanders over mijn Damplan toch een hard oordeel. HU acht het aanbevelenswaardig voor een nieuwe stad in Amerika of Afrika, maar niet voor Amsterdam. De Dam zou dan geen ?Dam meer zy'n"; integendeel! Zoo'n ruim, by'na-rond, regelmat g, modern-bebouwd plein zou voor Amsterdam niet anders kunnen zijn dan volkomen banaal, in strijd met alle traditiën en aesthetisch in het scherpst con?flict met alle aansluitende deelen der stad." Met zoo'n rammeling kan Van Rysse het voorloopig stellen, zou men zoo oppervlakkig zeggen. Maar laat ons nu eens zien of mijn plan zoo'n critiek verdient. Berstens, is myn Damplein van 125 by 125 Meter voor Amsterdam volstrekt niet te ruim. Het oppervlak is zelfs maar betrek kelijk weinig meer dan dat van het bestaande pl«in, (vergelijk de plannen I en II in mijn brochure) maar dat bestaande gerekte opper vlak, zou men kunnen zeggen, is onder bete ren vorm, meer bij elkaar gebracht, waardoor beide het verkeer en het Paleis in veel betere conditie komen. Het schrikbeeld eenmoderngroót-Atnerikaansch plein in het hart van Amsterdam" is dus hier misplaatst. Voorts is mijn Damplein niet by'na rond", want men zon met meer recht kunnen zeggen dat het byna vierkant" is. Het is echter noch het een noch het ander. En wat de grief over het regelmatige" betreft; dit zegt men alleen by een oppervlakkige beschou wing der rooilijnen. Als men zich echter even de werkelijkheid voorstelt, n.l. de bouw blokken zeer verschillend in stand en massa en de straten in breedte en in situatie zeer uiteenloopend, dan moet men zeker toegeven, dat hier van regelmaat en symmetrie toch eigenlijk geen sprake kan zijn. En eindelyk, of mijn Damplein rondom bebouwd zal worden met moderne huizen en winkels uit een zelfde tijdvak" ? Ja, dit zou geen noodzakelijk gevolg zyn van mijn voorstel, maar zal afhangen van het Ge meentebestuur. Als tenminste daarvoor .geen stokje gestoken wordt, dan staat (let wel) elk ander plan daaraan evengoed bloot als het mijne. Om dit toch-altijd-dreigend gevaar te voorkomen, heb ik met mijn plan juist aangestuurd op onteigening van alle aan den Dam gelegen perceelen, ten einde de Gemeente zich op een of andere wijze voldoende controle op den wederopbouw zou kunnen verzekeren. In zulk geval zou de Dam, inplaats van een banaal plein", een artistiek geheel kunnen worden, niet in strg'd, maar in volkomen overeenstemming met de historie en de aansluitende deelen der stad. Het schijnt de aandacht van den heer Sanders ontsnapt te zijn; maar ik heb in die richting toch zoo duidelyk my'n gedachten geuit, (zie bladzij 9, laatste alinea van myn brochure) dat müvan andere zyde zelfs het verwijt werd thuis gestuurd, als zou ik van den Dam een Oud-Hollandsch marktplein" willen maken. Deze critiek'verloopt echter weer in een ander uiterste. Mijn bedoeling was, dat op den Dam, waar behalve het Paleis en de Nieuwe Kerk niets van dien aard te vinden is, eenige copiën van in die omgeving passende oude bouwwersen zouden geplaatst worden, geschikt evenwel vóór en ingericht óp de behoeften des tijds, teneinde van den Dam te maken, wat het eigenlijk moet zijn, een aantrekkelijk, speciaal-Amsterdamsch, historisch centrum. Wat toch door Brussel gedaan is met haar Groote Markt, is immers nog niet zoo dwaas gebleken. Bovendien vind ik, mits maar niet tot in het kleingeestige of onpractische door gevoerd, het op die wijze vereeuwigen van verdwenen monumenten, vrijwat doelmatiger, dan het opzetten er van in den tuin achter het Kgksmuseum, verscholen tusschen het dicht gebladert." Ja maar", zegt de heer Sanders, als het plan van Rysse wordt uitgevoerd, dan is de Dam geen Dam" meer!" Dit valt niét tegen te spreken. Maar mag ik er mijn geachten Opponent op attent maken, dat van Zijn eigen plan precies het zelfde geldt. Of denkt Hij dan in ernst, wanneer volgens zy'n plan de Groote Club is achteruit gezet, de bierkneip c.s. naast het portaal der Nieuwe Kerk is verdwenen, het commandantshuis is opgeruimd, de oude gevels aan den Vygendam van N^es tot Eokin zyn vervangen door nieuwe bebouwing op achter-uit-gebrachte rooilijn, de Vischsteeg ia verbreed en bij de ingang aan beide zijden vernieuwd, en het oude-beurs-terrein is bezet met een nieuw openbaar gebouw, dat dan de Dam toch nog de Dam zal gebleven zyn? Dit zou moeilijk zijn vol te houden. Neen, die er op staat dat de Dam de Dam zal blijven moet voorstellen er niets aan te doen. Maar wie met den heer heer Sanders terecht aandringt op verbetering van den onhoudbaren chaos", moet wel weten, dat de Dam dan geen Dam kan blijven, welk plan er ook gevolgd moge worden Maar bovendien riekt dat argument wel een beetje sterk naar deft conservatieven hoek. Waa het een kreet voor het behoud van een of meer bouwwerken van historischeof van kunst-waarde, dan zou men daarmee zeker rekening moeten houden. Doch hiervan is nu juist geen spoor te ontdekken. Ik wil niets afdingen op de architectonische waarde van eenige in de latere jaren ver nieuwde gebouwen. Maar niemand zal toch beweren dat b.v. de magazijnen van Hajenius en Kattenburg, de kantoren van v. Gend en Loos en het caféde Bisschop typen zijn, die den Dam tot een echt historisch plein maken. Neen, van dien aard presteert de Dam niets, behalve en dan nog maar zeer betrekkelijk het Commandantshuis en het bekende Vijgendam-poortje. Doch die twee zullen moeten vallen, als een nood zakelijk ofler aan het steeds toenemend ver keer De overige oude gebouwen hebben als zoodanig niet de minste waarde. Alleen schuilt in die gebouwen het groote gevaar, dat ze morgen of op een anderen dag moeten plaats maken voor een paar moderne glazen kasten, zooals de Hoofdstad er helaas al ver scheidene kan aanwijzen. Het Dam-vraagstuk bestaat eigenlijk uit twee onderdeelen; t. w. verruiming van een viertal toegangen" en verbetering van het plein zelf." Omtrent het eerstgenoemde bestaat en tusschen mijn plan en dat van den heer Sanders byna volkomen overeenstemming; omtrent het andere deel van het vraagstuk loopen onze voorstellen nogal belangrijk uiteen. De heer Sanders wil n.l. het Damplein in hoofdzaak onveranderd laten. Dit nu is naar mijn bescheiden meening een onvolle dige, Amsterdam onwaardige, oplossing van het Dam-vraagstuk. Uit dien hoofde en in verband daarmede zy'n er tegen dat plan m. i. drie ernstige bezwaren in te brengen: a. De Dam blijft te smal voor een behoorlijk overzicht van het Raadhuis en te bekrompen om te kunnen voldoen aan de eischen van het toenemend verkeer. 6. De Dam blijft zyn onrustigen, onpractischen, gerekten vorm behouden, scheef voor het Paleis gelegen en ontsierd door den nu nog sterker inspringenden hoek van Hajenius. c. Het oude-beurs-terrein is te klein en wegens zijn py'penlaad-vorm ongeschikt voor een Post- en Telegraaf kantoor, als voor de Hoofdstad noodig is. Dit drietal zou met eenige van minder belang kunnen vermeerderd worden, doch zoolang de hoofdzaak nog in geding is, mag daarvoor thans geen ruimte gevraagd worden. Over het in de tweede plaats door den heer Sanders besproken en door de Redactie gunstig beoordeelde plan kan iknukoitzijn, aangezien veel, van wat ik reeds te berde bracht, ook daarop Van toepassing is. Als men de Redactie zoo volgt bij haar betoog over een wel kleiner maar intiemer Damplein", karakteristiek- Amsterdamsen", waarop het Paleis-Raad huis juist het best tot zijn recht komt'1 enz. dan raakt men onwillekeurig onder de bekoring. Wanneer het Paleis de helft kleiner was en het verkeer zoowat als voor vijftig jaar, dan zou er m. i. voor deze gedachte dan ook wel veel te zeggen zijn. Wy staan echter de heer Sanders zelf wijst er in dit verband terecht op voor den onafwysbarön eisen van het verkeer. Afgedacht dus van de aesthetische kwestie den vorm van het Damplein" en den wel stand van het Paleis" waarover de smaken blijkbaar nog al verschillen moet mende werkelijkheid onder deoogen zien; enbeschouw ik het idealiseeren over een klein maar intiem Damplein van geen practisch nut. Ofschoon zy er misschien wel iets anders mede bedoelde, kan ik mij toch met de drie slot-tirades van de Redactie zeer goed vereeni gen ; eerstens red den Dam I" ten tweede blijf de zaak meester!" en ten derde laten Burgerij en Gemeente-bestuur krachtig samen werken om den Dam thans te maken tot een plein, dat en het oude en het tegenwoordige Amsterdam niet onwaardig zal zijn!" VAN RIJSSE. Het Damplan door den heer Van Ry'sse besproken in zyn brochure: Dam, Damrak en Centraal-Station, ontwerp tot verbetering van het entree der stad Amsterdam" is, zooals reeds uit dezen titel bly'kt, een onderdeel van een veel grooter plan, dat voornamelijk beoogt demping van het nog overgebleven deel van het Damrak, en van een groot deel van het water ten zuiden van het Midden-Stations eiland om zoodoende te komen tot regula riseering (van het Stationsplein en tot aan winning van een bouwterrein dat, volgens den schry'ver ? 4.500.000 kan opbrengen, welke millioenen dan moeten dienen om het Damplein met bijbehoorende werken, zooals de Heer v. B. zich die voorstelt, uit te voeren. My'ne meening over dit plan in zyn ge heel heb ik in mijn. artikel v*an 8 April duidelijk genoeg uitgesproken, zoodat ik nu kan volstaan met de herinnering, dat het mij toeschijnt in strijd te zyn met de be langen der stad en dat ik in deze meen de publieke opinie aan mijne zijde te hebben. Kans op uitvoering dezer plannen' in hun geheel bestaat dan ook niet, als ik wel zie. Mij' dunkt .de heer Van Rysse had nu, wanneer het hem ernst is met zyn Damplan, moeten aantoonen, waar hij de millioenen van daan denkt te halen, zoo zijne overige plannen niet doorgaan. De berooide stede lijke schatkist zal bry toch' wel daarvoor niet durven aanspreken. ? De heer Van Rijsse meent, dat by zijn Damplein een góéd aesthetisch geheel te bereiken zou zijn, wanneer op den volgens zijn denkbeeld, geheel vernieuwden Dam, waarop het Paleis en de Nieuwe Kerk alleen aan vroegere toestanden zouden doen herin neren eenige copie'én van in de omgeving passende oude bouwwerken werden opgericht, ge schikt vóór en ingericht op de behoeften des tijd». Ik geloof, dat dit eene illusie is, die ons in werkelijkheid bedrogen zou doen uitkomen. Copiëen, als door hem bedoeld, uit hun kader gerukt en elders geplaatst, nog al inge richt naar de behoeften des tijd», zijn anachro nismen van de minst wensehelijke soort. Een plein met goede gebouwen kan niet op eenmaal te voorschijn worden geroepen, het moet groeien, anders wordt het op zy'n zachtst gesproken banaal. Een schoon effect als b.v. de markt te Brussel maakt, is zoo nooit te bereiken. Daar toch bestonden de oude gebouwen en heeft men het bestaande alleen op gelukkige wy's gerestaureerd. De historische lyn is daar dus niet verlaten. By de hoognoodige verbetering van den Dam moet men dit ook zoo min mogelijk doen. Men beperke zich daarom tot het strikt noodzakelijke om de bestaande misstanden op te heffen en om tevens aan de eischen van het verkeer te voldoen. Want ook met dit laatste moet te Am sterdam rekening gehouden worden. Ook in dit opzicht verkeert de markt te Brussel in geheel andere verhoudingen dan de Dam hier. Daar heeft men te doen met een markt en als zoodanig een levendig centrum, dat echter ter zijde ligt van het groote moderne verkeer van rijtuigen en trams. En van dit laatste, niet minder dan van voetgangers, is de Dam nog altijd het middelpunt en zal dit nog wel in afzienbaren tijd blijven. Op zulk een plein oude gebouwen van elders te wilden doen herleven, en dan nog wel ingericht 'volgens de moderne eischen, zou niet anders dan tot misstanden kunnen leiden. Hierom is, mijns inziens, het Damp an van den heer v. R. even onaanneembaar als de andere deelen van zijn plan en moet ik daarom handhaven al hetgeen ik daarover in mijn vorig artikel heb geschreden. Maar het gevaar is niet groot, dat wij ooit een Damplein zullen krijgen, zooals de heer Van Ry'sse zich dat droomt. De gezonde aeathetiache zin, die zich ge lukkig meer en meer ontwikkelt zal ons daarvoor wel behoeden, zelfs al lagen de millioenen op tafel. Maar ook die ontbreken en zullen zelfs blyven ontbreken tenzy de heer Van Ry'sae met een nieuw en beter plan voor den dag mocht komen. Voor het oogenblik kunnen wy' dus gerust. zyn. Het verheugt mij, dat de heer v. Ry'sse myne denkbeelden deelt omtrent denoodige verbetering en verruiming der toegangen tot den Dam. Groote bezwaren heeft hij daarentegen tegen het grondplan van den Dam zooals ik en velen met mij, dat wenschen te behouden. Hy' vindt het, in hoofdzaak, te smal en te onrustig. Dit is eene zuiver subjectieve opvatting. Dat de Dam thans onrustig is, zal niemand betwisten, maar dat het bestaande grond vlak een goede oplossing ZQU in den weg staan, ik geloof, dat de heer v. Ry'sse hier weder vry wel alleen staat. Of het oude beursterrein al dan niet ge schikt is voor een Post- of Telegraaf kantoor is dunkt mij iets waarover de Ry'ks-ambtenaren en niet wy te oordeelen hebben. Ik vertrouw, dat de heer v. Rysse ten slotte ook hierin met mij accoord zal gaan, dat de eventueele opbrengst van bet oude beursterrein voor geen ander doel gebruikt mag worden dan voor verbetering van den tegenwoordigen allerjammerlijksten toestand. Aan te toonen, dat die opbrengst voldoende is tot afdoende verbetering, zonder daarbij groote offers van de stedelijke schatkist te vragen, was het hoofddoel van my'n schrijven. Amersfoort, 3 Juli 1906. T. SANDERS. Wy' meenen hieraan alleen te moeten toe voegen, dat Amsterdam een der stilste steden is van hare grootte; het verkeer hier al bij zonder weinig eischen stelt, maar juist dat verkeer telkens weeraan dienst moet doen als motief om de oude stad te bederven. De verbreeding van den Vy'gendam zal zeker eenmaal komen, maar voor het overige kun nen de plannenmakers het verkeer" veilig laten rusten. Bij het openblijven van de beursvlakte, ter ontlasting van den Dam van de te vele trams, en het behoud van een flinke straat v n Vijgendam naar de Beurs, eindigende in de Beursstraat, zal alles wel zijn weg vinden. Red. Radiumstoel. De wereld heeft dezer dagen 'n nieuwe coup de thé&tre beleefd. Minister Briand is een vooruitstrevend man. Hij heeft in twee penhalen Antoine tot directeur van het Odéon en madame veuve Curie tot professor aan de Sorbonne gemaakt. Twee krabbels die met kleur getrokken werden.... En zoo zit op de radium- en reclame-stoel in Parijs nu 'n stille meegewerkte vrouw, n jonge moeder. Het ware misschien beter geweest, wanneer de heer Aristide Briand deze daad van piëteit en rooden moed in z'n manchetmouwen had gehouden. Weliswaar heeft de wereld bereids het spectakel beleefd, dat een vrouw zich den prof'alaar mocht HET joN&,&EHUWtiE-KOMN«Pft«fL-VAN-SPANJE BELEEFT- tEM ^^^ EMOTIE VOLLEN ? VEKEERP MET- I+ET BE"Z OEK.-ÏAN ? EEN- CHINEE.SCH ?POCH -OOK-CfliOS-JULI l/S CflEiAR-C<ÊRMftNI6LlS JlRuSUS B*e<M<*T TC-UTRECHT- Wft&ENRE NNÊ/M ? HOOPEN ?ÉN- Lftf»T-TEK-Z.'JNEK'EeRE- |N -PEN-CIRCUS -iNMOORWeG,EM ? VERVULD -WORDT- fEN INDRUKWEKKENDE j*f>Ru'j K-SCWE ? SINT «"4 ? IN -FRflNKKij K- WERDEN- DE ? diE MOEPe REM- WEER.' - EENS-8««Nt>eNJ>E VOOR ? L'AFF A IR E Sf ITEN-<i'ir\/e<. ? fl«N ? JOPEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl